Stuk

Ergens afgelopen nacht klapte mijn website eruit. De oorzaak: de server was helemaal dood, vermoedelijk is de voeding doorgebrand. Da’s een probleem dat niet op afstand valt op te lossen: er moet dan iemand naar het datacentrum.

‘t Was een ongelukkige samenloop van omstandigheden, want mijn hosting provider was juist de dag ervoor op vakantie gegaan. Mischa had ‘t goed geregeld: Fenrir stond paraat in het geval van calamiteiten. Maar ongelukken komen nooit alleeen, en dus bleek Fenrir ziek. Niettemin is-ie een paar uur later alsnog naar het datacentrum getogen, heeft daar de hardware vervangen en de websites overgezet naar de nieuwe server, terwijl Mischa vanaf zijn vakantieadres een oogje in het zeil hield. Alles doet het nu weer. Dank, Fenrir en Mischa!

En ik werd subiet gemist (nou ja, mijn site dan). In de loop van de ochtend en middag waarschuwden maar liefst vijf mensen me dat ze de website en het forum niet konden bereiken. Ik heb trouwe bezoekers, naar blijkt :)

Voorspellingen

Eerder vroeg Het Parool haar columnisten eind december om hun voorspelling voor het komende jaar te geven. Dat doet de krant al een tijdje niet meer, maar zulke lijstjes blijven leuk om te maken. (Of anders wel om ze later nog eens terug te lezen…)

Aanvullingen zijn van harte welkom! Schieten voor open doel mag deze keer, dus da’s altijd prijs.

  • De regering komt met domme plannen voor internet. Nu is dat op zich geen nieuws, maar ditmaal zijn de plannen zo knullig dat Bits of Freedom besluit het bij een publiekelijke lachbui te houden. Dat werkt zo aanstekelijk dat het ook parlement de slappe lach krijgt en de plannen schielijk worden gedumpt.
  • De NS koopt nieuwe treinen, waarmee – oh, heel onverwacht hoor! – nieuwe problemen blijken te zijn.
  • Geert Wilders verandert van haarkleur, hij stapt van schreeuwend blond over naar driedelig grijs. Dit om gedistingeerder te lijken.
  • Femke Halsema schrijft een boek over haar leven als politica. Ze onthult daarin een flirt met Rutte en handtastelijkheden van een niet bij naam genoemde CDA’er.
  • Het kabinet Rutte valt kort voor het zomerreces.
  • Beatrix kondigt haar aftreden aan. (Elizabeth daarentegen blijft.)
  • Jomanda blijkt kanker te hebben. Ze wijt dat aan ‘het negativisme’ om haar heen.
  • De blauwvintonijn sterft uit.
  • ACTA wordt niet aangenomen.
  • Powerdressing voor vrouwen komt weer in: jasjes, bloesjes en colberts krijgen fikse schoudervullingen.
  • Er gaan drie Eurolanden failliet, en twee pensioenfondsen vallen om.
  • Een psycholoog legt uit dat we door de crisis onze verwachtingen temperen, en dat we zodoende op de keper beschouwd allemaal gelukkiger zijn geworden.
  • Het wordt een prachtige zomer.
  • Mijn vader wordt tachtig.
  • Het bioscoopbezoek stijgt als nooit tevoren, maar Brein blijft klagen dat downloaders de industrie vernielen. Update: Het aantal verkochte bioscoopkaartjes in Nederland blijkt te zijn gestegen van ruim 27 miljoen in 2009 naar 28 miljoen in 2010.
  • Ik voltooi mijn boek over Hack-Tic, XS4all en de geschiedenis van het publieke internet in Nederland af (en, niet onbelangrijk, ik ben er tevreden over).
  • Ik word verliefd, ik weet alleen nog niet op wie :)

Knetterende katten

Sinds de winter is ingevallen knetteren mijn katten dat het een aard heeft. Als ik ze aanhaal, raakt hun vacht statisch geladen: we krijgen daarna alletwee korte, venijnige tikjes. Ik probeer hun oortjes of neus zo min mogelijk aan te raken, want daar een schokje krijgen lijkt me pijnlijk voor ze. Maar dat lukt niet altijd. En het helpt als ik één hand op hun lijfje houd terwijl ik ze met de andere streel, want dan bouwt die spanning zich niet op. Maar ook dat lukt vaak niet.

Het is weliswaar grappig om te zien hoe Max d’r haren overeind gaan staan als ik met mijn hand in de buurt kom, maar toch… Heeft iemand tips om te voorkomen dat aaien een straf wordt? Hoe zorg ik dat mijn katten niet knetteren?

Update: De lucht in huis bleek te droog te zijn. De tip was bakjes water op de radiator te zetten, maar dat hielp niet veel. De beste en snelste oplossing: leg een kletsnatte handdoek over de radiator. In een paar uur tijd verdamp je dan al snel een liter water. Problem solved! Al binnen een paar uur knetterden de katten niet meer, en ook ik vind de lucht in huis ineens een stuk prettiger ‘aanvoelen’.

Priemjaar

Mijn leeftijd onthoud ik bij benadering, ik moet ‘m altijd even narekenen. Is het getal dat ik in mijn hoofd heb nou hoe oud ik het afgelopen jaar was, hoe oud ik net ben geworden of hoe oud ik volgend jaar zal zijn?

Ooit heb ik een paar dagen oprecht gemeend dat ik die week veertig zou worden en me toen afgevraagd wat ik daarvan vond. Veertig is toch wel een grens – tenminste, dat zei iedereen. Gold dat ook voor mij? Nee, eigenlijk niet. Het voelde niks anders dan 37 of 38 worden ofzo. Daags voor de bewuste verjaardag realiseerde ik me dat ik helemaal geen 40 zou worden, maar 39. Dus toen 40 zich een jaar later écht aandiende vond ik daar niks speciaals meer aan. Veertig worden had ik immers al eens gedaan :)

*rekent* *geboren in 1957* *weet het nu zeker*

Vandaag word ik 53. Da’s een priemgetal, dus dit wordt vast een goed jaar. (Op oneven getallen heb ik het nooit bijzonder begrepen maar voor priemgetallen heb ik een onevenredig groot zwak.)

Dit jaar doe ik er niks aan. Maandagen lenen zich slecht voor feestjes, en gisteren was ik nogal ziek, dus dat ik voor vandaag niks had gepland komt goed uit. Maar wat meer is: ik heb mijn vrienden het afgelopen jaar nogal verwaarloosd en dan voelt het raar ze nu ineens uit te nodigen. Meer alsof ik ze vraag omdat ik met ze wil pronken dan omdat ze me lief zijn. Dus vanavond ga ik het afgezegde etentje van gisteren inhalen en neem ik een goede fles wijn mee. En ik neem me voor om komend jaar heus meer tijd te wijden aan al wie me lief is…

… enzo

Als ik hier weining nieuwe berichten neerzet, is dat meestal een teken dat het even niet wil. Zo ook nu: de najaarsdepressie slaat heftig toe. Elke avond denk ik: ‘Mórgen, morgen ga ik dit, morgen doe ik dat… Heus!’ maar als ik de volgende ochtend opsta – altijd te laat, ik slaap geroutineerd een gat in de dag – ontbreekt me elke fut. Pas ‘s avonds (of beter: ‘s nachts) leef ik op, zodat ik laat maar altoos vol goede moed en mooie plannen naar bed ga, plannen en moed die de volgende ochtend onvindbaar zijn. Waarna ik mezelf op mijn kop geef en de mantel uitveeg. Wat allemaal niet helpt: meer dan een exercitie in zelfdestructie is dat gescheld op mezelf niet. Inmiddels ben ik daar toch heus een professional in, dus zijn zulke oefeningen volstrekt overbodig. Ook dat besef echter helpt weinig.

Dat ik al een jaar antidepressiva slik mocht niet baten tegen de inval van de herfstblues, al had ik daar eigenlijk wel op gerekend. Integendeel: dit jaar hakte ‘ie er onverwachter en harder in dan gewoonlijk. Zodat ik mijn eerder eigenhandig verlaagde pillendosis nu zonder last of ruggespraak tijdelijk heb opgehoogd, want met elke week dat dit langer duurt krijg ik een grotere hekel aan mezelf, en spiraal ik verder naar beneden. Enfin, dat ik nu wél wat schrijf is een goed teken :)

Waar het door komt? God mag het weten. Behalve de toenemende donkerte en kou – oftewel dat het gewoon herfst wordt – kan ik alleen verzinnen dat ik heimwee heb naar de zomer, de zomer die ik uittrok om niks anders te doen dan schrijven. Ik vond het heerlijk en ik mis het: een periode waarin ik lekker niks hoefde, waarin ik alles en iedereen met een geweldig excuus buitensloot en me volledig op mijn boek concentreerde. ‘Dan moet je dat weer doen,’ zult u zeggen, maar ik moet ook andere dingen doen: er liggen lezingen, stukken en ander werk te wachten. Ik had bedacht: drie weken op, drie weken af, maar aangezien ik gedurende die drie weken óp niks presteer want depressief, komt er van die drie weken áf ook niks terecht. Enfin, ik ruzie fijn door met mezelf. Dat gaat vast ook wel weer over. Ik ben in zulke zelfgevechten inmiddels een doorgewinterd professional, immers.

Het was overigens niet alleen malaise de afgelopen weken. Marjolein Houweling, iemand die ik hoog heb, publiceerde begin september een nieuw boek, Andermans ogen. Het boek gaat over vrouwen die eigenlijk jongens zijn, over voetbal, over politiek, over de Bijlmer, over kunst en over de liefde die je altijd een neuslengte voor blijft. Buiten dat ‘Andermans ogen’ leest als een trein is het boek om een andere reden interessant. Houweling – die een paar jaar geleden ontdekte dat haar vaste uitgever was opgekocht door een akelig concern – zat niet bij de pakken neer en probeert nu een nieuwe vorm van uitgeven te ontwikkelen. Ze heeft haar boek in eigen beheer gepubliceerd en tegelijkertijd een geweldige deal gesloten met boekenclub ECI, die voor de distributie zorgt. Ze loopt zo weliswaar meer risico, maar als het boek enigszins loopt krijgt ze veel meer revenuen dan auteurs anders krijgen.

Da’s op zich al genoeg om blij van te worden. Auteurs die hun zaken in eigen hand nemen zijn dun gezaaid. Verder is het een hoogst onderhoudend en slim boek. Koopt dus allen! Dat kan via Marjoleins website (die u doorstuurt naar ECI), of via geselecteerde boekhandels zoals Xantippe of Vrolijk.

Wat de verschijning van ‘Andermans ogen’ voor mij extra bijzonder maakte, is dat Marjolein mij had uitgekozen als ontvanger van het eerste exemplaar. En terwijl ik daar klaar stond met bloemen en een korte uitleg waarom zij zo leuk is – ze mixt dagelijks leven en theorie over sekse & gender onnadrukkelijk prettig of laat ze soms slim botsen, haar boeken zijn spannend maar halen tegelijkertijd standaardnoties over mannelijk of vrouwelijk omver, het scala aan mensen dat haar boeken bevolkt is lavend divers, en wat bijzonder toch dat iemand die zichzelf als authentiek Rotterdams verklaart, zo’n welsprekende lofzang op de Bijlmer in haar verhalen verwerkt – werd ik onverwacht onthaald op een publieke lofrede op mijzelf. Ik moest erg blozen maar ik vond het ook waarachtig lief. En ook: als ik haar romans zo onderhoudend vind en zij mij weer zo waardeert, komt mijn lof op haar als een boemerang terug. Mevrouw Houweling, u deugt, uw uitgeef- en distributie-experiment is dapper en ik wens u toegenegen lezers plus hoge verkoopcijfers.

Een ander hoogtepunt: Einstürzende Neubauten. Ik volg ze al bijna twintig jaa Vorige week waren ze in Amsterdam, waar ze de aftrap gaven voor hun 30th Anniversay Tour. Blixa Bargeld is onderwijl (helaas) dikkig geworden maar zijn stem is nog steeds een wonder, Alexander Hacke plukt zijn bas alsof-ie met de haren van zijn echtgenote Danielle de Picciotti speelt, Jochen Arbeit staat strak in het pak te wachten tot-ie die ene goed getimede klap op een metalen buis kan geven, N.U. Unruh slaat op alles, en achter zijn zelfgebakken drumstel vergeet Rudolf Moser dat-ie vooral mooi wil wezen.

Het was geweldig – vooral de eerste avond. Tijdens deze tour proberen ze overal twee avonden achtereen te spelen, de eerste keer als Neubauten & friends, waarbij een bont gezelschap de gelederen versterkt, en de tweede avond als een, nou ja, relatief normaal concert. (Iedereen die Neubauten ooit heeft zien spelen, weet dat hun opvatting van ‘normaal’ nogal afwijkend is. Welke band gebruikt een luchtdrukcompressor, een vliegtuigpropellor, een metalen gootje met kiezelstenen, een isolatiedeken of een dozijn bijeengebonden lege blikken olijfolie als instrument?)

Op de eerste avond speelde Neubauten een half uur of drie kwartier, waarbij de nadruk lag op stukken die ze nooit eerder live hadden gedaan: Seele brennt, of Sand. Het ging ze verdomd goed af. Daarna deed Blixa een performance met zijn stemmachine: een zelfgebouwd apparaat dat aan zijn microfoon is verbonden, met drie pedalen die hem in staat stellen de afgelopen 32 seconden opnieuw af te spelen, daaroverheen te spreken en ook dat op te nemen, of een laag weg te laten vallen. Met alleen zijn stem en de ter plekke gebouwde loops schept hij binnen een minuut een soundscape, dat hij vervolgens behandelt als was het de muziek van een achtergrondband. Hij deed onder meer (een korte versie van) ‘Sonnensystem’, waarin hij met zijn stem het zonnestelsel verklankt. ‘Jupiter… Mars… Venus……. Mercur!’ Tot slot speelden Alexander Hacke en Danielle de Picciotto een paar nummers van hun nieuwe album ‘Hitman’s Heel’. Alles voelde fris, het klonk geweldig, en je had werkelijk het idee dat je te gast was op een avondje van vrienden die samen muziek maakten.

De tweede avond – het formele concert – was tamelijk rampzalig. De grote zaal van de Melkweg (‘The Maxx’) heeft sowieso een erbarmelijk geluid. Ik heb A Perfect Circle daar gehoor, en Angels of Light. Beide keren klonk het raar plat. Zo ook nu. Ik houd het op de afmetingen van de zaal: lang, smal, en met een laag plafond. De muziek kan in die ruimte niet wervelen, niet goed weerklanken, zich niet ontplooien. (De hoofdzaal van Paradiso is even lang maar hoger; en de de oude zaal in de Melkweg is even laag maar korter en smaller; daar deugen de proporties wel.) Maar ‘t was ook dat ze zelf moesten wennen. Jochen’s gitaar was amper te horen, het keyboard van Ash klonk te schril, en gedurende het eerste halve uur klonk het alsof ze allemaal wat out of sync waren: de onderlinge elementen wilden maar niet binden. Later klonk het iets beter maar ‘t was het slechtste concert dat ik ooit van Neubauten heb meegemaakt. Maar ‘t was het allereerste optreden van de tournee, dat zal ook uitmaken.

Niettemin werd ik er blij van: Neubauten weer horen, lunchen met Blixa (Japans, uiteraard), bijpraten met Alex, Jochen en Andrew, en bovenal: alle cd’s kopen die ik nog niet had. (Dat worden er helaas steeds minder, zodat ik altijd opgelucht ben als een bandlid weer een periode van extreme werkdrift heeft.) En: Blixa heeft zijn hartelijke medewerking toegezegd aan een project waaraan ik (met twee anderen mensen) volgend jaar aan hoop te werken werken. Iedereen die we erbij halen, is meteen aangestoken. Ze raken subiet dolenthousiast en komen zelf met allerlei goede ideeën. Nu alleen nog geld vinden…

Met Max gaat het goed. Toen de bobbel onder het litteken op haar buik – het gevolg van een sterilisatie – groter werd en zelfs ging uitpuilen, ben ik toch maar met ‘r naar de dierenarts gegaan. Gebeurt wel vaker zei die, waarschijnlijk een onderhuidse maar steriele ontsteking. Ik moest beloven terug te komen als het erger werd (duh, alsof daar een belofte voor nodig was), maar dat werd het gelukkig niet.

Michael heb ik al drie dagen niet gezien. Japie wel, die komt tegenwoordig overdag altijd buurten en wil ook bijna elke avond wel een paar uur binnen, hoewel-ie het niet leuk vindt dat ik dan de de keukendeur achter hem dicht doe. Op sommige avonden springt Max – dominant als ze is – hem permanent op de rug, op andere avonden laten ze elkaar begaan: na lang over en weer loeren draaien ze zich dan alletwee ostentatief om. ‘Ik kijk niet naar je. Ik maal niet om je. Hoor je wel? Zie je wel dat ik niet op je let?’ Het laatste nieuws is overigens dat de buurvrouw – Japies baasje – terugkomt. Daar zal japie blij mee zijn want hij is overduidelijk eenzaam, en hunkert naar contact.

Na de operatie wou Max even niet eten, maar nu vreet ze weer alles: van pasta tot plastic. (Vanavond kon ik met moeite een plastic knijper redden die ze had gevonden en doormidden had gebeten. Ze wou hem duidelijk soldaat maken. Bij deze een filmpje van Max die zich te buiten gaat aan de rozen uit een duur boeket dat ik na een lezing kreeg. Eet smakelijk, Max!

Beneden

Het eerste dat ik over ze las was dat ze hadden gesmeekt om rookwaar. In plaats daarvan kregen ze miniatuurbijbels, gedoneerd door een lokale priester. Nutteloze, ongevraagde en opdringerige troost, een misplaatst gebaar dat meer weg heeft van een reclamestunt en zodoende niet eens voor hen maar voor de buitenwereld is bedoeld – daarom nog eens zo onsmakelijk.

Pas toen me daagde dat de ingesloten mijnwerkers op nog zeker drie, mogelijk vier maanden opsluiting in een benauwend kleine en daarenboven warme ruimte moesten rekenen, kon ik me een boel voorstellen bij het rookverbod. Ik schreef al: ik wist van niks. Ik heb bijna twee maanden in afzondering geleefd, hard werkend aan een nieuw boek, en de kranten waren aan me voorbijgegaan.

Drieëndertig man, ingesloten op zevenhonderd meter diepte, zeven kilometer van de ingang vandaan. Toen ik voor het eerst over ze las zaten ze er al ruim drie weken. Het was daar beneden tweeëndertig graden en ze hadden zeventien dagen overleefd op een karig rantsoen van blikjes tonijn, houdbare melk en koekjes, een voorraad die bedoeld was voor twee of drie dagen. Er was inmiddels een dunne gang geboord waardoor ze water, eten en een videocamera aangeleverd hadden gekregen – en die miniatuurbijbels.

NASA en een klein legertje psychologen waren ingezet om te bedenken hoe die mannen daar beneden het best geholpen konden worden om de drie of vier maanden door te komen die ze nog moesten wachten. Die ze ingekluisterd, op elkaars lip, moesten zien door te komen.

Hoe doe je dat in hemelsnaam: overleven in die warmte, in die drukte, in die kleine ruimte, in gezamenlijke opsluiting? Met drinken, eten en bijbels, met pover contact met de buitenwereld, maar zonder de mogelijkheid je ook maar een moment terug te trekken? Wetend dat je dit nog maanden moet volhouden?

Ik zou gek worden – nee niet meteen, ik zou denkelijk eerst gaan regelen en proberen te organiseren, om de boel leefbaar te houden en conflicten te voorkomen. Afspraken trachten te maken over stiltetijden, over haalbare gewoontes, over wat vermeden moest worden. Alles doen om te voorkomen dat anderen gek werden en als dat onvermijdelijk toch gebeurde, het uiterste doen om banen te vinden waarin dat alsnog kon worden geleid. En ik zou hoe dan ook zelf óók uiteindelijk en onverbiddelijk stapelgek worden. Tot krijsens toe.

Wie erover nadenkt, krijgt ogenblikkelijk visioenen van Lord of the Flies voor de geest en denkt aan ontspoorde machtstrijd. Maar die vergelijking snijdt geen hout: dat boek ging om onervaren jongens, kinderen nog, die bovendien wisten dat ze nooit weg konden zodat voor hen geen buitenwereld meer bestond. Hun hier en nu was hun alles. Deze volwassen mannen – deze kompels, een stoer maar ouderwets woord dat plots overal uit de kast is gegrabbeld – houden zichzelf en elkaar waarschijnlijk juist in leven door de blik op die onzichtbare, verre buitenwereld te houden en voorbij te gaan aan hun hier en nu.

Het allerergste, het alleronleefbaarste, zijn vermoedelijk juist de kleine dingen: het alomvattende leed delft altijd het onderspit oog in oog met de gruwelijke alledaagsheid van diepe ellende. De stank van elkaars uitwerpselen. Dat gesnurk van Miguel. Het staalharde optimisme van Felipe. Het gemiep van Auguste. The devil is in the details en daar veranderen bijbels, groot of klein, niets aan. Maar ik zou bijna voor ze gaan bidden.

Update

Mijn hosting provider heeft WordPress zojuist voor me ge-update. (Dank, Mischa!) Zoiets gaat nooit helemaal vlekkeloos. In die overgang is het menu aan de rechterkant zodoende enigszins gehavend geraakt, er zijn wat handigheidjes en overzichten weg die ik handmatig aan ‘t terugzetten ben. Dat betekent ook dat dingen er soms eventjes mal kunnen uitzien – schrik niet, dat is hopelijk snel voorbij.

Mocht je onderwijl ergens iets tegenkoment dat niet naar behoren werkt, of iets dat anders reageert dan voorheen: schroom niet me te waarschuwen.

Schrijfster, schrijvend

De laatste weken staan hier minder nieuwe stukken dan normaal; dat zal ook de komende weken het geval zijn. Dat betekent niet dat ik niet schrijf. Integendeel: ik ben aan een nieuw boek begonnen. De maanden juli en augustus heb ik uitgetrokken om daar een flink begin mee te maken, en eind van dit jaar hoop ik de eerste versie af te hebben. IJs & weder enzo verschijnt het boek dan in mei of juni volgend jaar.

Ik werk aan een boek over de geschiedenis van Hack-Tic en XS4all, en dus over het ontstaan van het publieke internet in Nederland. Het boek zal waarschijnlijk de periode 1986 – 2000 bestrijken. Ik weet nog niet precies waar het ophoudt, maar ik vertrouw erop dat ik daar tijdens het schrijven wel achterkom.

In 2006 ben ik begonnen met de research voor het boek. Ik heb inmiddels tientallen mensen geïnterviewd, veel oude tijdschrijften en boeken gespeld, en alles in een wiki gestopt zodat ik het verzamelde materiaal makkelijk en op verschillende manieren kan benaderen. En nu ben ik dan eindelijk aan het schrijven. Het is een enorme klus, en ook vreselijk leuk. Tijdens het schrijven ontdek ik steeds weer allerlei dingen die nog beter uitgezocht dienen te worden, maar ook merk ik dat ik de grote lijnen inmiddels in mijn hoofd heb. Maar uitzoeken en daar precies in zijn is erg belangrijk. Als ik een boek schrijf met daarin mijn eigen ideeën mag ik gerust ‘s kort door de bocht zijn, maar nu is ‘t de bedoeling dat ik andermans ideeën en activiteiten beschrijf, en dan moet dat accuraat zijn. Check, check & double check.

Het schrijven gaat gelukkig voorspoedig: inmiddels heb zo’n 8000 woorden staan, en ze staan goed – als een huis, al zeg ik het zelf. Het gaat echter een dik boek worden, ik schat ruim 300 pagina’s, dus ik heb nog wel wat te gaan… Ik denk dat ik uiteindelijk op 80.000 woorden uitkom (ter vergelijking: Vallende vrouw heeft 44.000 woorden). Uiteraard wordt het boek rijk geïllustreerd: niks is zo leuk als een contemporaine geschiedenis met veel plaatjes :)

Tienduizend!

Al een paar dagen kijk ik met een schuin oog naar een getalletje ergens rechtsonder op mijn website. Inmiddels is het moment daar: er zijn nu tienduizend reacties op mijn stukjes geplaatst. Wow! (De 10.000e bijdrage was overigens deze, van Tartarus.)

Ik ben in mei 2004 begonnen met een blog, toen nog bij XS4all. Sindsdien werd het makkelijker om te reageren op mijn stukjes; op mijn officiële website kon je commentaar alleen kwijt in het gastenboek. Maar hoewel het vooruitgang was, ideaal was de nieuwe situatie niet. De software die XS4all gebruikte was nogal beperkt, en bovendien moest ik nu mijn stukjes op twee plaatsten neerzetten, te weten op mijn website en op dat blog.

In mei 2008 vroeg ik daarom Paul Wouters, die mijn website indertijd beheerde (tegenwoordig doet Mischa Peters het), of-ie WordPress voor me wou installeren. Na een tijdje rommelen en puzzelen met de lay-out was ik eindelijk tevreden, en toen begon de grote klus: alles verhuizen.

Het kostte me een paar maanden om zowel bijna (*) alle artikelen van mijn oude website naar WordPress over te zetten, als ook alle blogjes en alle reacties die inmiddels op mijn blog stonden. Vooral dat laatste was nogal een klus want er stonden toen al zo’n drieduizend reacties, die ik stuk voor stuk met de hand heb geïmporteerd. Maar ik had daarvoor een goede reden: ‘ik had het mezelf makkelijk kunnen maken door alleen mijn eigen berichten te verhuizen. Maar dat wou ik niet: een blog leeft juist ook bij gratie van de reacties, en die niet meenemen voelde alsof ik mijn lezers zou wegsnijden.’ In augustus 2008 was alles klaar en vanaf dat moment had ik alles onder één dak: blog en website waren geïntegreerd en alles stond fijn overzichtelijk op www.spaink.net.

[* Nog steeds is niet alles overgezet. De oude Fishman pagina’s – oftewel de teksten waarover Scientology mij en XS4all in 1995 een proces aandeed dat bijna tien jaar zou duren, en waarvan wij (godlof) alle stadia wonnen – staan er nog steeds in de oude vorm, evenals alle andere Scientology pagina’s; de overzichten van mijn boeken en van de bundels waarin werk van me staat, zijn nog niet overgezet, evenmin als mijn cv (dat trouwens flink verouderd is). En her en der missen ook nog wat stukken. Komt allemaal nog wel. Ooit. Een keer. Heus. Denk ik.]

Een artikel over zelfmoord op de site trok na verloop van tijd zoveel reacties dat zich er zich bijkans een community rondom die ene pagina vormde. Enerzijds vond ik het prettig te weten dat mensen dat een veilige plek vonden om openlijk over zelfmoord te schrijven, anderzijds was die drukke discussie ook een last: reacties op andere stukken sneeuwden daardoor onder, wat die andere discussies nogal belemmerde. Reden waarom ik in juli 2009 besloot om mijn website uit te breiden met een forum. Software gezocht & gevonden, code & lay-out aangepast: klaar. In juli 2009 ging het zelfmoord-forum van start.

Iedereen moest even wennen aan die nieuwe vorm, maar ook het forum draait nu als een tierelier. Er zijn inmiddels 81 leden en in nog geen jaar tijd hebben die maar liefst bijna zevenduizend berichten gepost en zijn er ruim 200 draden. (En dan te bedenken dat een deel van de leden zelf nooit schrijft, en dat sommige forumleden hun berichten gewoonlijk na een week ofzo wissen…)

Inmiddels telt de site zelf ruim duizend stukken. (Weer wow: ik heb dus meer dan duizend artikelen geschreven. Niet slecht, Spaink, niet slecht.) En er zijn nu dus tienduizend reacties op mijn stukjes…! Ik vind dat een fikse mijlpaal, temeer daar bijna al die reacties betrekking hebben op pakweg de helft van die duizend stukken. De eerste 500 stukken dateren immers uit een periode dat er geen optie was om te reageren. Voorts: hoewel er veel vaste reageerders zijn – voor sommige mensen is mijn website een vaste pleisterplek geworden – hebben er meer dan duizend verschillende mensen een reactie geschreven. Ook dat vind ik een heleboel, en evenzeer iets om bij stil te staan.

Wat betreft het bezoek aan de site: ook die cijfers stemmen vrolijk. Sinds augustus 2008 zijn hier bijna een half miljoen bezoekers geweest, en als je de zoekmachines meetelt zelfs dik een miljoen. (Raar toch dat zoekmachines evenveel verkeer genereren als menselijke bezoekers? Vindbaar zijn & blijven kost kennelijk een boel overhead.) In september 2008 had ik gemiddeld 250 bezoekers per dag, inmiddels zijn dat er zo’n 1400, met geregeld uitschieters naar 1800.

Heerlijk, zo’n levendige website. Ik dank jullie allemaal van harte voor het steeds maar weer langskomen, voor het lezen, en vooral: voor het reageren! :)

De vier ruiters

Via mijn mentorschap bij DasArts in 2007 heb ik Nir Nadler leren kennen. Zijn werk overdonderde me nogal. Aan het eind van het blok dat ik daar samen met Titus Muizelaar gaf, deed Nir samen met zijn vrouw Chaja Hertog een performance die nog lang op mijn netvlies stond gebrand. Het was met afstand het mooiste dat ik bij DasArts had gezien, nee, het was een van de mooiste dingen die ik ooit had gezien. Simpel, krachtig, gelaagd, spannend, onthutsend – en ontroerend.

In een klein en schaars verlicht kamertje lag Nir in een donker kostuum op een kleine verhoging die niet veel breder of langer was dan hijzelf. Twintig centimeter boven hem zweefde Chaja. (Nou ja, zweefde… Ze hing in een onzichtbaar perspex en leren frame dat met sterke draden aan het plafond was bevestigd, maar daar zag je allemaal niks van dus het leek of ze zweefde.) Chaja’s haar viel half over Nirs gezicht, haar rode rok hing langs haar benen naar beneden. Zo lagen ze daar, volkomen onbeweeglijk in elkaars ogen starend: heel dicht bij elkaar maar met een niet te overbruggen afstand tussen hen beiden. Mind the gap heette de performance.

Chaja’s werk had ik tot nu toe alleen als documentatie gezien. Maar de video van Instrumen vond ik – alweer – prachtig. Voor die installatie heeft ze voor drie musici instrumenten ontworpen die vervloeiden met hun lichaam: instrumenten die je moet aantrekken om ze te kunnen bespelen, instrumenten die je omgeven, instrumenten die nieuwe ledematen werden. Vervolgens zijn die drie musici gefilmd en daar maakte Chaja een groot videodrieluik van.

Vandaag zag ik voor het eerst een werk van Chaja live. Nir had me er al over verteld: het maken ervan had nogal wat voeten in aarde gehad. Chaja heeft vier paarden gefilmd, die op een lopende band stonden. Bij de afdeling Dierengeneeskunde in Utrecht hebben ze een speciale lopende band voor paarden en andere grote dieren: voor onderzoek en voor therapie enzo. Uiteindelijk kon ze daar niet terecht en moest ze op het laatste moment uitwijken naar een onderzoekscentrum in Duitsland (en dus ook nieuwe paarden vinden). De dieren staan op de lopende band, die langzaam in beweging wordt gezet, zodat ze gaan lopen; ondertussen werden ze frontaal gefilmd.

Vandaag zag ik het vierluik dat ze daarvan heeft gemaakt: The Four Riders of the Apocalypse. Vier grote panelen, op elk paneel een paard. Een wit paard met franje aan zijn benen, lange haren die bij elke stap prachtig golven; een zwarte Arabier met zulke ranke poten, oh nee benen, dat je je afvraagt hoe ze zijn gewicht kunnen dragen; een grijs paard, rank en iets kleiner dan de rest; en een bruin paard, een echt werkmanspaard, zo’n gedrongen Belgisch-bierpaard, met korte, brede benen.

De video’s zijn zo gesneden dat de paarden bijna synchroon lijken te bewegen. je ziet ze vlak voor je staan en soms ongeduldig met een hoef schrapen. Hun hoeven glimmen. Dan komt de lopende band in beweging. Hun borstkas deint: linkerbeen, rechterbeen, linkerbeen. De video zit ze zo dicht op de huid dat je alle spieren ziet bewegen en de aderen ziet zwellen. Langzaam neemt het tempo toe – het kleinere grijze paard lijkt de toon aan te geven – en even gaan de twee middelste paarden in galop; dan zakt het tempo weer. Oren. Ogen. grote zwarte ogen. De mond van de paarden, met lange ruige haren, nat geworden neusgaten, weer die ogen van zacht fluweel, en die kleine fiere oren die zowat een halve cirkel draaien terwijl de paarden de geluiden om hen heen trachten te volgen. En dan weer die borstkassen en die gestaag op je af stappende benen.

Het is fascinerend. Dat trage, langzame, bijna machinale deinen van die borstkassen; links rechts links rechts. De dunne benen, het buigzame gewricht net boven de hoef: het buigt naar voren, het buigt naar achteren, en het houdt het hele paard overeind. De vier hoeven die allemaal even kort in de lucht zijn als het grijze paard in galop gaat. En al die tijd bouwt de spanning zich bij de toeschouwers op, je verwacht steeds maar dat ze losbarsten in een genadeloze galop, dat ze vooruit zullen stormen en vlokken schuimend speeksel langs hun flanken zullen jagen en ons omver zullen lopen, en dat gebeurt steeds nét niet. Na een minuut of acht begint de video van voor af aan, de spanning net op een wat hoger niveau. Een bolero voor vier paarden.

D’r was iemand die tegen Chaja zei dat dit abosluut museumwaardig was. Ik was het helemaal met hem eens, zeker toen ik van Nir hoorde dat de videopanelen – die nu naar schatting 75cm x 150cm waren – eigenlijk groter waren bedoeld en dat ze makkelijk 2,5m x 5m zouden kunnen zijn. Dat zou ik graag zien: die vier paarden, meer dan levensgroot, die onrustig dralen en stappen en malen en lopen en draven, en die eindeloos op je af komen.

The Four Riders of the Apocalypse was Chaja’s afstudeerwerk voor de Academie voor de Beeldende Kunst in Den Haag. , het werk is daar nog tot 3 juli te zien te zien.

[Vorig jaar zomer hadden ze een gezamenlijke tentoonstelling in Israël, en tot mijn eer en genoegen vroegen Chaja en Nir me toen om een artikel voor de catalogus te schrijven.]