Als ik hier weining nieuwe berichten neerzet, is dat meestal een teken dat het even niet wil. Zo ook nu: de najaarsdepressie slaat heftig toe. Elke avond denk ik: ‘Mórgen, morgen ga ik dit, morgen doe ik dat… Heus!’ maar als ik de volgende ochtend opsta – altijd te laat, ik slaap geroutineerd een gat in de dag – ontbreekt me elke fut. Pas ‘s avonds (of beter: ‘s nachts) leef ik op, zodat ik laat maar altoos vol goede moed en mooie plannen naar bed ga, plannen en moed die de volgende ochtend onvindbaar zijn. Waarna ik mezelf op mijn kop geef en de mantel uitveeg. Wat allemaal niet helpt: meer dan een exercitie in zelfdestructie is dat gescheld op mezelf niet. Inmiddels ben ik daar toch heus een professional in, dus zijn zulke oefeningen volstrekt overbodig. Ook dat besef echter helpt weinig.
Dat ik al een jaar antidepressiva slik mocht niet baten tegen de inval van de herfstblues, al had ik daar eigenlijk wel op gerekend. Integendeel: dit jaar hakte ‘ie er onverwachter en harder in dan gewoonlijk. Zodat ik mijn eerder eigenhandig verlaagde pillendosis nu zonder last of ruggespraak tijdelijk heb opgehoogd, want met elke week dat dit langer duurt krijg ik een grotere hekel aan mezelf, en spiraal ik verder naar beneden. Enfin, dat ik nu wél wat schrijf is een goed teken :)
Waar het door komt? God mag het weten. Behalve de toenemende donkerte en kou – oftewel dat het gewoon herfst wordt – kan ik alleen verzinnen dat ik heimwee heb naar de zomer, de zomer die ik uittrok om niks anders te doen dan schrijven. Ik vond het heerlijk en ik mis het: een periode waarin ik lekker niks hoefde, waarin ik alles en iedereen met een geweldig excuus buitensloot en me volledig op mijn boek concentreerde. ‘Dan moet je dat weer doen,’ zult u zeggen, maar ik moet ook andere dingen doen: er liggen lezingen, stukken en ander werk te wachten. Ik had bedacht: drie weken op, drie weken af, maar aangezien ik gedurende die drie weken óp niks presteer want depressief, komt er van die drie weken áf ook niks terecht. Enfin, ik ruzie fijn door met mezelf. Dat gaat vast ook wel weer over. Ik ben in zulke zelfgevechten inmiddels een doorgewinterd professional, immers.
Het was overigens niet alleen malaise de afgelopen weken. Marjolein Houweling, iemand die ik hoog heb, publiceerde begin september een nieuw boek, Andermans ogen. Het boek gaat over vrouwen die eigenlijk jongens zijn, over voetbal, over politiek, over de Bijlmer, over kunst en over de liefde die je altijd een neuslengte voor blijft. Buiten dat ‘Andermans ogen’ leest als een trein is het boek om een andere reden interessant. Houweling – die een paar jaar geleden ontdekte dat haar vaste uitgever was opgekocht door een akelig concern – zat niet bij de pakken neer en probeert nu een nieuwe vorm van uitgeven te ontwikkelen. Ze heeft haar boek in eigen beheer gepubliceerd en tegelijkertijd een geweldige deal gesloten met boekenclub ECI, die voor de distributie zorgt. Ze loopt zo weliswaar meer risico, maar als het boek enigszins loopt krijgt ze veel meer revenuen dan auteurs anders krijgen.
Da’s op zich al genoeg om blij van te worden. Auteurs die hun zaken in eigen hand nemen zijn dun gezaaid. Verder is het een hoogst onderhoudend en slim boek. Koopt dus allen! Dat kan via Marjoleins website (die u doorstuurt naar ECI), of via geselecteerde boekhandels zoals Xantippe of Vrolijk.
Wat de verschijning van ‘Andermans ogen’ voor mij extra bijzonder maakte, is dat Marjolein mij had uitgekozen als ontvanger van het eerste exemplaar. En terwijl ik daar klaar stond met bloemen en een korte uitleg waarom zij zo leuk is – ze mixt dagelijks leven en theorie over sekse & gender onnadrukkelijk prettig of laat ze soms slim botsen, haar boeken zijn spannend maar halen tegelijkertijd standaardnoties over mannelijk of vrouwelijk omver, het scala aan mensen dat haar boeken bevolkt is lavend divers, en wat bijzonder toch dat iemand die zichzelf als authentiek Rotterdams verklaart, zo’n welsprekende lofzang op de Bijlmer in haar verhalen verwerkt – werd ik onverwacht onthaald op een publieke lofrede op mijzelf. Ik moest erg blozen maar ik vond het ook waarachtig lief. En ook: als ik haar romans zo onderhoudend vind en zij mij weer zo waardeert, komt mijn lof op haar als een boemerang terug. Mevrouw Houweling, u deugt, uw uitgeef- en distributie-experiment is dapper en ik wens u toegenegen lezers plus hoge verkoopcijfers.
Een ander hoogtepunt: Einstürzende Neubauten. Ik volg ze al bijna twintig jaa Vorige week waren ze in Amsterdam, waar ze de aftrap gaven voor hun 30th Anniversay Tour. Blixa Bargeld is onderwijl (helaas) dikkig geworden maar zijn stem is nog steeds een wonder, Alexander Hacke plukt zijn bas alsof-ie met de haren van zijn echtgenote Danielle de Picciotti speelt, Jochen Arbeit staat strak in het pak te wachten tot-ie die ene goed getimede klap op een metalen buis kan geven, N.U. Unruh slaat op alles, en achter zijn zelfgebakken drumstel vergeet Rudolf Moser dat-ie vooral mooi wil wezen.
Het was geweldig – vooral de eerste avond. Tijdens deze tour proberen ze overal twee avonden achtereen te spelen, de eerste keer als Neubauten & friends, waarbij een bont gezelschap de gelederen versterkt, en de tweede avond als een, nou ja, relatief normaal concert. (Iedereen die Neubauten ooit heeft zien spelen, weet dat hun opvatting van ‘normaal’ nogal afwijkend is. Welke band gebruikt een luchtdrukcompressor, een vliegtuigpropellor, een metalen gootje met kiezelstenen, een isolatiedeken of een dozijn bijeengebonden lege blikken olijfolie als instrument?)
Op de eerste avond speelde Neubauten een half uur of drie kwartier, waarbij de nadruk lag op stukken die ze nooit eerder live hadden gedaan: Seele brennt, of Sand. Het ging ze verdomd goed af. Daarna deed Blixa een performance met zijn stemmachine: een zelfgebouwd apparaat dat aan zijn microfoon is verbonden, met drie pedalen die hem in staat stellen de afgelopen 32 seconden opnieuw af te spelen, daaroverheen te spreken en ook dat op te nemen, of een laag weg te laten vallen. Met alleen zijn stem en de ter plekke gebouwde loops schept hij binnen een minuut een soundscape, dat hij vervolgens behandelt als was het de muziek van een achtergrondband. Hij deed onder meer (een korte versie van) ‘Sonnensystem’, waarin hij met zijn stem het zonnestelsel verklankt. ‘Jupiter… Mars… Venus……. Mercur!’ Tot slot speelden Alexander Hacke en Danielle de Picciotto een paar nummers van hun nieuwe album ‘Hitman’s Heel’. Alles voelde fris, het klonk geweldig, en je had werkelijk het idee dat je te gast was op een avondje van vrienden die samen muziek maakten.
De tweede avond – het formele concert – was tamelijk rampzalig. De grote zaal van de Melkweg (‘The Maxx’) heeft sowieso een erbarmelijk geluid. Ik heb A Perfect Circle daar gehoor, en Angels of Light. Beide keren klonk het raar plat. Zo ook nu. Ik houd het op de afmetingen van de zaal: lang, smal, en met een laag plafond. De muziek kan in die ruimte niet wervelen, niet goed weerklanken, zich niet ontplooien. (De hoofdzaal van Paradiso is even lang maar hoger; en de de oude zaal in de Melkweg is even laag maar korter en smaller; daar deugen de proporties wel.) Maar ‘t was ook dat ze zelf moesten wennen. Jochen’s gitaar was amper te horen, het keyboard van Ash klonk te schril, en gedurende het eerste halve uur klonk het alsof ze allemaal wat out of sync waren: de onderlinge elementen wilden maar niet binden. Later klonk het iets beter maar ‘t was het slechtste concert dat ik ooit van Neubauten heb meegemaakt. Maar ‘t was het allereerste optreden van de tournee, dat zal ook uitmaken.
Niettemin werd ik er blij van: Neubauten weer horen, lunchen met Blixa (Japans, uiteraard), bijpraten met Alex, Jochen en Andrew, en bovenal: alle cd’s kopen die ik nog niet had. (Dat worden er helaas steeds minder, zodat ik altijd opgelucht ben als een bandlid weer een periode van extreme werkdrift heeft.) En: Blixa heeft zijn hartelijke medewerking toegezegd aan een project waaraan ik (met twee anderen mensen) volgend jaar aan hoop te werken werken. Iedereen die we erbij halen, is meteen aangestoken. Ze raken subiet dolenthousiast en komen zelf met allerlei goede ideeën. Nu alleen nog geld vinden…
Met Max gaat het goed. Toen de bobbel onder het litteken op haar buik – het gevolg van een sterilisatie – groter werd en zelfs ging uitpuilen, ben ik toch maar met ‘r naar de dierenarts gegaan. Gebeurt wel vaker zei die, waarschijnlijk een onderhuidse maar steriele ontsteking. Ik moest beloven terug te komen als het erger werd (duh, alsof daar een belofte voor nodig was), maar dat werd het gelukkig niet.
Michael heb ik al drie dagen niet gezien. Japie wel, die komt tegenwoordig overdag altijd buurten en wil ook bijna elke avond wel een paar uur binnen, hoewel-ie het niet leuk vindt dat ik dan de de keukendeur achter hem dicht doe. Op sommige avonden springt Max – dominant als ze is – hem permanent op de rug, op andere avonden laten ze elkaar begaan: na lang over en weer loeren draaien ze zich dan alletwee ostentatief om. ‘Ik kijk niet naar je. Ik maal niet om je. Hoor je wel? Zie je wel dat ik niet op je let?’ Het laatste nieuws is overigens dat de buurvrouw – Japies baasje – terugkomt. Daar zal japie blij mee zijn want hij is overduidelijk eenzaam, en hunkert naar contact.
Na de operatie wou Max even niet eten, maar nu vreet ze weer alles: van pasta tot plastic. (Vanavond kon ik met moeite een plastic knijper redden die ze had gevonden en doormidden had gebeten. Ze wou hem duidelijk soldaat maken. Bij deze een filmpje van Max die zich te buiten gaat aan de rozen uit een duur boeket dat ik na een lezing kreeg. Eet smakelijk, Max!