Onze advocaten vragen uitstel
a.r.s., February 13, 1996


Vorige week bezocht Mr. Pors, Planet Internets advocaat, Nauta Dutilh met zijn collega Mr. van Manen. Ze wilden het bewijsmateriaal voor de vermeende auteursrechtschending inzien en de notarisverklaring waar in de dagvaarding naar verwezen werd, bestuderen.

Het enige dat de twee advocaten te zien kregen, was een vergelijking tussen de OT's enerzijds en een download van mijn homepage bij XS4all anderzijds. Een vergelijking tussen de OT's en mijn homepage bij Planet Internet bleek helemaal niet te bestaan. Pors werd nogal boos - deze afspraak diende immers om zich te verdiepen in een mogelijke auteursrechtschending die bij Planet Internet plaatsvond. Met wat ik bij XS4all doe, heeft hij noch Planet Internet uiteraard ook maar iets uit te staan.

Bovendien bleek dat de notarisverklaring waarvan steeds sprake was, nog helemaal niet bestond; en dat terwijl Nauta Dutilh het al wekenlang deed voorkomen alsof zij die daadwerkelijk in haar bezit had. (Zie bijvoorbeeld de dagvaardig en de voorlopge dagvaarding.)

Pors voert aan dat hij deze verklaring nodig heeft teneinde overleg te kunnen voeren met de abonnees van Planet Internet die het Fisman Affidavit op hun homepage hebben. Uiteraard weigert hij te handelen slechts op grond van Nauta Dutilhs claim.

Derhalve vroegen Pors en Bakker Schut de president van de rechtbank op 6 februari 1996 het kort geding uit te stellen, en het pas dan te agenderen wanneer Nauta Dutilh de betreffende notarisverklaring eindelijk overlegd zou hebben.

Hier zijn hun brieven.



1. Mr. Pors (Planet Internet) aan Nauta Dutilh
    (na daar ten kantore te zijn geweest)

Van: Mr Pors
Aan: Mr Hermans, Mr Morel
Conc: Planet Internet / RTC cs
Datum: 6 februari 1996

Bijgaand zend ik U een copie van de brief zoals ik die heden aan de President zond. Mr Van Manen en ik voelen ons door U nogal misleid.

Hoewel U in Uw brief van 17 januari 1996 inderdaad niet expliciet hebt toegezegd dat wij bij U de bewijsstukken waarop U Uw vordering denkt te baseren kunnen inzien, was door de bij die brief gevoegde concept- dagvaarding de indruk wel degelijk gewekt dat die bewijsstukken voorhanden zouden zijn. In mijn fax van 1 februari 1996, in reactie waarop de afspraak voor een bezoek op 6 februari 1996 is gemaakt, heb ik bovendien expliciet gevraagd om copieën van bewijsstukken. Minst genomen had U mij er tevoren op kunnen wijzen, dat U deels niet over die bewijsstukken beschikt, deels niet bereid zou zijn die mij op 6 februari 1996 ter hand te stellen. Thans heeft mijn cliënte kosten moeten maken, terwijl zij door Uw toedoen nog steeds niet beschikt over de informatie die zij nodig heeft om een beslissing te nemen. Mij dunkt dat in dit bijzondere geval het kort gedinq niet zou moeten plaatsvinden voordat wij tijdig in de gelegenheid zijn gesteld om naar het in de dagvaarding aangekondigde bewijs te kijken.

Mij is hedenochtend gebleken dat tot op heden kennelijk geen proces-verbaal van constatering is opgemaakt van datgene wat zich thans door tussenkomst van mijn cliënte, Planet Internet, op het Internet zou bevinden. Wel heb ik een proces-verbaal van constatering van 6 november 1995 met betrekking tot XS4ALL gezien, maar daarvan wenste Mr Morel ons geen copie ter beschikking te stellen. Een notariële verklaring heb ik niet gezien en volgens Mr Morel was die er ook helemaal nog niet. Ik heb dus niet kunnen constateren van welke passages van documenten waarmee mijn cliënte iets te maken heeft, de notaris zou hebben vastgesteld dat die letterlijk overeenstemmen met auteursrechtelijk beschermde werken van Uw cliënten. Nu de discussie al loopt sinds september 1995, acht ik onbegrijpelijk dat U in februari 1996 nog niet in staat bent mij de gewenste helderheid te verschaffen, die mijn cliënte nodig heeft om een beslissing te nemen. Daarbij komt dat U, middels de concept-dagvaarding en de uitgebrachte dagvaarding, zeer bewust wel de indruk gewekt hebt dat die helderheid er thans zou zijn.

Vandaar mijn voorstel aan de President om de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden en pas een datum te bepalen nadat de bewijsmiddelen die U denkt te gaan gebruiken door Planet Internet bekeken en beoordeeld zijn.


Met vriendelijke groet,
W.E. Pors


2. Brief Mr. Pors (Planet Internet) aan het hof

Van: Mr. Pors
Aan: Pres. rechtbank Den Haag, dhr. van Delden
Inzake: Planet Internet / Religious Technology Centre et.al.
Datum: 6 februari 1996

Boven kort aangeduide zaak zal door U in kort geding worden behandeld ter zitting van maandag 26 februari 1995 om 10.00 uur. Thans zijn door Religious Technology Centre c.c. drieëntwintig gedaagden gedagvaard.

Eerder is ook een kort geding aanhangig gemaakt door twee van de drie eisers - waaronder de beweerdelijk auteursrechthebbende, Church of Spiritual Technology - tegen enkele gedaagden die ook thans gedagvaard zijn, te weten Dataweb B.V., Stichting XS4ALL, Stichting de Digitale Stad, Cistron Internet Services B.V. en Karin Spaink. Dat kort geding zou plaatsvinden op donderdag 14 december 1995, maar is op het allerlaatste moment ingetrokken. Zoals U weet, was Planet Internet echter ook door Religious Technology c.c. aangesproken op beweerdelijke auteursrechtinbreuk, en wel reeds in september 1995. Om die reden zond ik U op 8 december 1995 op voorhand een incidentele conclusie tot voeging.

Op 11 december 1995 zond de advocaat van Religious Technology Centre c.s., Mr R. Hermans, U een fax, waarin hij aankondigde dat hij niet in staat was het bewijs van zijn bij dagvaarding ingenomen stellingen te leveren. Reden daarvoor was dat, zoals Mr Hermans U schreef, de notaris ten aanzien van een aantal in de dagvaarding genoemde werken geen letterlijke overeenstemming kon vaststellen. Mr Hermans vroeg om een pro forma datum in de tweede helft van december, om zich dan uit te kunnen laten over eventuele voortzetting van het kort geding. Gedaagden en requirante tot voeging (Planet Internet) zijn daarmee echter niet accoord gegaan, waarna Mr Hermans het kort geding heeft ingetrokken.

Daarna bleef het enige tijd stil. Op 17 januari 1996 meldde Mr Hermans mij echter dat zijn cliënten hem verzocht hadden een nieuwe kort geding procedure aanhangig te maken. Mr Hermans zond mij daarbij een concept kort geding dagvaarding toe, die naar ik aanneem ook aan U toegezonden is om een datum te vraqen. Paragraaf 19 van die concept-dagvaarding is identiek aan paragraaf 19 van de dagvaarding zoals deze uiteindelijk is uitgebracht. Daarin is te lezen dat een notaris gevraagd is een vergelijking te maken tussen de beweerdelijk originele en de beweerdelijk inbreuk makende documenten. De notaris heeft op gemaskeerde copieën aangegeven welke gedeelten letterlijk terug zouden zijn te vinden. Daarbij is gebleken - aldus de dagvaarding - dat aanzienlijke delen van de werken OT II en OT III zijn overgenomen. Aangekondigd wordt dat de door de notaris genaakte vergelijking als produktie in het geding zal worden gebracht.

Nu het eerste kort geding, blijkens de fax van Mr Hermans van 11 december 1995, nu juist is ingetrokken omdat het eisers op dit punt aan bewijs ontbrak, terwijl in de concept-dagvaarding en later ook in de uitgebrachte dagvaarding expliciet te lezen is dat dit bewijs op het moment van opstellen van die dagvaarding, dan wel in ieder geval op het moment van uitbrengen van de definitieve versie van die dagvaarding, wel voorhanden was, kan en mocht Planet Internet er van uit gaan dat deze bewijsmiddelen op dat moment voor Planet Internet en ondergetekende ter beschikking zouden zijn.

Dit geldt eens te meer, nu Mr Hermans mij had aangeboden bij hem op kantoor stukken in te komen zien rn eventuele twijfel aan de inbreuk weg te nemen.

Nadat Mr Hermans dit had aangeboden, maar voordat een afspraak daarover gemaakt is, is de kort geding dagvaarding uitgebracht. Vervolgens heb ik Mr Hernans laten weten inderdaad graag van de gelegenheid gebruik te maken om bij hem op kantoor de stukken te komen inzien, waarbij ik ook schriftelijk gemeld heb dan graag copieën te ontvangen van de stukken die hij wel aan ons ter beschikking kon stellen, waaronder in ieder geval de notariële verklaring met bijlagen en de gemaskeerde versie van de originelen van Religious Technology Centre c.s.

Hedenochtend 6 februari 1996 zijn mijn kantoorgenoot Mr van Manen en ik bij Mr Hermans op kantoor geweest, waar wij ontvangen werden door onder meer zijn kantoorgenote Mr Morel. Helaas bleek ons toen dat de notariële verklaring niet voorhanden was, niet in copie aan ons meegegeven kon worden en zelfs nog niet opgesteld was. Dit is des te merkwaardiger, nu toch gezien de voorgeschiedenis aangenomen mocht worden dat pas opnieuw gedagvaard zou worden nadat het bewijs wel rond zou zijn. Men had zelfs niet de moeite genomen Mr van Manen en mij er van tevoren op te wijzen dat niet, zoals door mij schriftelijk gevraagd, copieën beschikbaar zouden zijn.

Evenmin beschikte men over een exemplaar van de Fishman Affidavit, zoals die door mevrouw Spaink via Planet Internet op het Internet zou zijn geplaatst. Mij werd slechts een proces-verbaal van constatering van het downloaden van een exemplaar van de Fishman Affìdavit bij een andere access provider getoond, welk proces-verbaal gedateerd was 6 november 1995 (dus ruim voor het eerste kort geding).

Gezien de bijzondere omstandigheden van deze zaak, zou het onacceptabel zijn indien eisers slechts enkele dagen voor de zitting met hun produkties zouden komen. Planet Internet wil namelijk graag in de gelegenheid gesteld worden om te beslissen of het daadwerkelijk tot een kort geding moet komen, dan wel of er eventueel doorslaggevende redenen zijn om vrijwillig aan de eisen van Religious Technology Centre c.s. te voldoen. Nu Planet Internet nog steeds niet beschikt over het bewijsmateriaal waarvan in de dagvaarding gesteld is dat het voorhanden is, kan Planet Internet die beslissing thans nog niet nemen.

Daarbij is bovendien van belang dat Planet Internet niet meer is dan een access provider, en dehalve ook ten opzichte van haar abonnees een standpunt zal moeten bepalen. Om dat te kunnen doen, heeft Planet Internet uiteraard niet voldoende aan de enkele stellingen van Religious Technology Centre c.s., maar heeft Planet Internet bewijsmateriaal nodig, zoals dat in kort geding zal worden gebruikt, waarmee zij eventueel haar abonnees kan confronteren.

Nu kennelijk wederom Religious Technology Centre c.s. het bewijs niet rond hebben en Planet Internet toch graag de gelegenheid wil hebben om te beslissen of zij verweer zal voeren in kort geding, dan wel wellicht vrijwillig aan het gevorderde zal voldoen, verzoek ik u dit kort geding voor onbepaalde tijd aan te houden, onder de voorwaarde dat slechts een datum voor de behandeling zal worden bepaald nadat eiseressen het materiaal waarop zij zich in kort geding zullen beroepen aan gedaagden, althans tenminste aan Planet Internet, ter beschikking zullen hebben gesteld.

Copie dezes zend ik aan Mr Hermans, advocaat van eiseressen.


Hoogachtend,
W.E. Pors


3. Brief Bakker Schut aan het hof

Van: Mr. Bakker Schut
Aan: de Edelachtbare heer van Delden, pres. rechtbank Den Haag
Inzake: XS4all cs v. RTC et.al.
Datum: 7 februari 1996

Edelachtbare Heer,

In bovenstaande zaak zijn thans drieëntwintig gedaagden gedagvaard voor een kort geding, dat door U op maandag 26 februari 1996 om 10.00 uur zal worden hehandeld.

In deze zaak zal ik wederom optreden voor de gedaagden Stichting XS4All, DataWeb BV, Stichting De Digitale Stad, Cistron Internet Services BV, en Karin Spaink, die al eerder voor een kort geding op 14 december j.l. waren gedagvaard, welke dagvaarding op het laatste moment is ingetrokken. Voorts treed ik in ieder geval nog op voor de thans mede-gedaagden Internet Access Eindhoven BV, Euronet Internet Inc., Spirit Interactieve Diensten BV io, en Metropolis Internet BV. lk heb begrepen dat zich binnenkort nog een aantal gedaagden bij mij zal melden.

Gaarne ondersteun ik hierbij het verzoek dat Mr. W.E. Pors aan U heeft gedaan bij brief van 6 februari jl, namens de gedaagde Planet Internet BV.

Daarbij moge ik nog het volgende aantekenen.

Het is voor alle partijen vanzelfsprekend van groot belang, niet in het minst ook voor Uzelve, dat niet opnieuw onnodige tijd en energie wordt gestoken in de voorbereiding van een kort geding. Zoals het er nu uitziet, kan de behandeling van het kort geding slechts op een chaos uitlopen, met name ook gezien de constateringen van Mr. W.E. Pors. Ikzelf heb nog geen gelegenheid gehad om mij ten kantore van Mr. Hermans te vervoegen in verhand met het voor de hand liggende probleem om op een zo korte termijn met een dergelijk groot aantal cliënten tot overeenstemmende onderlinge afspraken te komen. Vanzelfsprekend is dit laatste ook in het belang van eisers.

Overigens blijkt (mij) uit de brief van Mr. W.E. Pors aan U, dat ik voorshands niet rouwig behoef te zijn over dat nog niet tot stand gekomen bezoek aan het kantoor van Mr. Hermans.

Evenmin als Mr. Pors kan ik momenteel mijn cliënten adviseren of het deze keer wél daadwerkelijk tot een kort geding moet komen, danwel of wellicht toch een andere weg begaanbaar is.

Gezien de omstandigheid dat eisers reeds sinds de zomer van 1995 de gelegenheid hebben gehad, deze echter tot heden niet hebben geëffectueerd, om ons tot dat advies in staat te stellen, komt het mij voor - mede gezien de voorgeschiedenis van dit kort geding - dat inwilliging van het door Mr. Pors geformuleerde voorstel alleen al uit proces-economische overwegingen is geindiceerd.

Copie dezes zend ik aan Mr. Hermans.


Hoogachtend,

P.H. Bakker Schut
c.c. Mr. R. Hermans

top