Martin Gardner

Vier weken na dato ontdekte ik dat Martin Gardner eind mei was overleden. De man is 94 geworden, dus heel onverwacht was het niet.

Gardner heeft prachtige annotaties gemaakt bij Alice in Wonderland, Through the Looking-Glass en The Hunting of the Snark. In zijn voetnoten traceerde hij de oorspronkelijke kinderliedjes die Lewis Carroll had verhaspeld, zocht-ie de schaakpartij uit die in Through the Looking-Glass wordt gespeeld en wees hij op filosofische kwesties die in de boeken verwerkt zaten. Aan de vraag wat er nu eigenlijk op moleculair niveau gebeurt als je in spiegelland terechtkomt, wijdde hij een paginalange voetnoot en uiteindelijk besloot-ie maar een heel boek aan the kwestie te wijden (The Ambidextrous Universe: Mirror Asymmetry and Time-Reversed Worlds. Dat is pas toewijding.

Gardner hield daarnaast, net als Carroll zelf, van wiskundige puzzels en schreef daar geestige columns over. En hij was een geducht skepticus,die met groot plezier kwakdenkers fileerde. Saluut, Martin Gardner, u was een held.

Max & de deur

Dit weekend heb ik uitgebreid in de tuin gewerkt. Het had er nogal gewoekerd, en vorig jaar heb ik er geen klap aan gedaan – wat jammer is want het is een klein maar heerlijk tuintje.

Na de snoeipartij van afgelopen maandag is er weer een boel licht & lucht in de tuin gekomen: de massieve klonten groene heesters die zowat al het zonlicht tegenhielden, heb ik fors uitgedund en dat oogde meteen al stukken ruimer. Ook was er een veld geraniums, ooit begonnen met drie luttele plantjes die inmiddels zowat vijf vierkante meter hadden opgeslokt. De drie aardbeiplantjes die pal daarvoor stonden, waren hard op weg hetzelfde te doen en hadden het vijvertje inmiddels half uit zicht gehaald. En dan waren er nog de argeloos geplante anemoontjes van twee jaar geleden die aan een opmars waren begonnen.

Kortom: na het uitdunnen en inperken had ik flink wat kale plekken in de tuin, de twee platgetreden paden die de steigerbouwers, schilders, timmerlui, gevelschoonspuiters en andere werklui de afgelopen weken in de tuin hebben gemaakt, nog daargelaten. Zodat ik zaterdag spul heb gekocht voor een deel van de veilige (want werkmansvoetenvrije) kale plaatsen in de tuin.

De woekerende aardbeiplanten zijn allemaal voorzichtig uitgegraven en in potten gezet. Tip: zet aardbeiplanten nooit in de volle grond want a) de insecten, waaronder vooral pissebedden, zien de rijpe vruchten zo geheid eerder dan jijzelf en vreten de boel aan en b) indien ze eens een aardbei overslaan zie jij die zelf ook niet want dan zit-ie verscholen onder het loof. Zodat ik nu drie hangpotten en vijf om de afvoerbuis langs de gevel vastgesnoerde potten vol aardbeienplanten heb, benevens twaalf gewone potten die aan bezoekende en te bezoeken vrienden kunnen worden wegggegeven, en ik dit jaar goede hoop heb dat mijn eigen oogst niet door de lokale bevolking maar door mijzelf kan worden opgegeten.

Hieronder een beeld van de tuin. Het deel zo tegenover de keukendeur – het uitstulpende deel, zal ik maar zeggen, hoewel dat heftiger toont dan het is omdat daar ook die twaalf op bezoek wachtende aardbeipotten staan – wil ik nog aanpakken, maar daarmee wacht ik beter tot de werklui weg zijn. Het plan is om wat nu richting keukendeur oprukt, te verplaatsen naar de kaalgetrapte plaatsen.

Enfin: ik heb me erg vermaakt. Mijn handen zitten vol schrammen, mijn nagels zijn ontoonbaar geworden en de tuin is er geweldig op vooruitgegaan. Max heeft me het grootste deel van de tijd vergezeld. Aangelijnd, dat wel, want dat boomavontuur van afgelopen maandag wou ik liever niet meteen herhalen.

Natuurlijk moet ik haar dan om de vijf minuten bevrijden omdat ze zichzelf heeft vastgewandeld en haar lijntje tussen stoelpoten of planten in een knoop is geraakt, maar dat geeft niks. Ik ben alleen maar blij dat ze zo de tuin in alle veligheid kan verkennen. En soms zit ze een kwartier of een uur lang op een tuinstoel of tussen wat hoge planten in alle rust de boel te observeren: de tuin is réuzeleuk, vindt Max. Overal hoekjes en geuren en geluiden en dingen om te zien en te ruiken.

Michael was de afgelopen dagen vaak in de buurt en kwam geregeld even kijken. Ze besnuffelen elkaar bij zo’n ontmoeting nu steeds uitgebreid, en Max komt minder hard op Michael afgestormd als-ie zich vertoont, wat Michael geloof ik erg waardeert. Soms heft-ie zijn poot in een waarschuwend gebaar – ‘Gedraag je, kleintje! Jij bent per slot van rekening de nieuweling, niet ik!’ – en Max loopt dan braaf een paar stapjes achteruit. Heel goed: afstand bewaren getuigt van respect.

Michael heeft op zijn beurt minder de drang het hele huis te inspecteren zodra hij binnen is. Vandaag sprong hij voor het eerst op de keukenstoel voor een dutje zonder eerst symbolisch het bakje met Max d’r brokjes half leeg te eten en zonder al haar kattenbakken af te gaan. Hoera, vooruitgang! En Max wou weliswaar prompt naar binnen toen Michael in de keuken zat, maar ging hem niet uitdagen door op zijn stoel te springen of zich anderszins obstinaat in zijn blikveld te wringen. Michael gedroeg zich prompt minder getergd en ging als vanouds lui liggen slapen. (Zojuist kwam Michael weer binnen en schoot ditmaal wel subiet naar Max d’r eten en begon te schransen, maar het begin is er.) Het gaat wel lukken met die twee. Vriendjes zullen ze waarschijnlijk nooit worden, maar elkaar gedogen is mooi zat.

Toen Max vanmiddag de keuken in liep omdat Michael daar zat, maakte ik haar lijntje los en deed de keukendeur achter ze dicht. Michael vertrok na een kwartiertje weer. Aangezien er binnen nu geen attractie meer was en Max gewoonlijk wil zijn waar ik ben, ik buiten was en alleen de keukendeur ons scheidde, deed ze het enige dat haar restte: slim zijn en een list verzinnen. ‘Uhm, wacht ‘s…’ moet ze gedacht hebben, ‘Gaat die grote zwarte niet aldoor zélf naar buiten, zonder Spainks tussenkomst, en zonder dat de hele deur open hoeft? Doet-ie dat niet dáár, via die plek die weliswaar zicht biedt op buiten maar toch dicht lijkt, want als je je neus er tegenaan houdt voel je weerstand? En ook voel ik juist daar, alléén daar, iets van wind en ruik ik daar van alles dat ik buiten ook ruik. Uhm, indeed. Die plek, daar is iets mee. ‘

Max begon het kattenluikje systematisch te bewerken: dáár lag de oplossing, dáár moest ze doorheen. Maar hoe werkte dat ding in hemelsnaam? Zo ging-ie niet open, en zó ook al niet… Ze mauwde even machteloos maar bleef het proberen. Gelukkig – en: hoezo gelukkig, natuurlijk – had ik mijn camera in de buurt liggen. (Ik heb geloof ik nog nooit zoveel foto’s en filmpjes gemaakt als nu met Max. Behalve misschien toen Tweety afgelopen oktober plotseling zo onherroepelijk ziek werd. Hem heb ik die laatste week eindeloos vastgelegd, deels voor de herinnering, maar vooral om mezelf later te kunnen bewijzen dat het heus, werkelijk waar, nee Spaink je deed er echt goed aan, noodzakelijk was hem een spuitje te laten geven.)

Op dit filmpje is te zien hoe Max eerst vruchteloos probeert het luik met haar nageltjes naar zich toe te trekken – ja hallo, de deur zelf gaat toch ook zo open? Dat heeft ze inmiddels vaak genoeg gezien! – en dan snapt dat het luikje ook naar de andere kant open kan. Ze duwt met haar kop, het luikje wijkt, en ze stapt erdoorheen. Eenmaal buiten lijkt ze eventjes verbaasd: is dit heus hetzelfde buiten als anders, wanneer Spaink de deur open doet? En is dit nou echt hoe het werkt? Daardoorheen en dan kun je van binnen naar buiten? Wanneer ik haar laat zien dat het luikje ook omgekeerd werkt – vanuit de tuin kun je op deze manier echt erewoord waar ook gerust weer naar binnen – lijkt ze oprecht geïnteresseerd.

‘s Avonds zaten we beiden binnen. Tochtdeur naar de keuken open, voor het eerst geen obstakel voor het kattenluikje (ik zet daar steeds iets voor als de tochtdeur open is, om te voorkomen dat Max ongeëscorteerd naar buiten gaat). Max had geen enkele belangstelling voor het kattenluikje. Later die avond, toen andere Karin hier was en we samen even in de tuin rondkeken, deed ik de keukendeur achter ons dicht. Binnen een paar minuten probeerde Max via het kattenluikje in de tuin te komen, en dat lukte haar opnieuw. Well done! (En ook: prettig te weten dat het kattenluikje (nu nog) vooral interessant is als zij binnen is en ik buiten ben.)

Wat betreft die ekster die het op Michael had voorzien: terwijl ik met andere Karin zat te praten – we zaten in de woonkamer, aan de straatkant van het huis – hoorde ik ineens buiten weer een ekster kijven. Toen ik naar het raam liep, zag ik een ekster neerstrijken op een van de auto’s die voor het pand staan geparkeerd. ‘Wat raar,’ dacht ik, ‘het stikt hier al jaren van de eksters maar ik heb er nog nooit eentje op een auto zien zitten.’

Nieuwsgierig schoof ik de vitrage opzij en nam de straat in ogenschouw. Verdomd. Zes meter verderop liep Michael. De ekster vloog weg van de auto en ging laag in een boom zitten, een paar meter van Michael af. Die ekster maakt kennelijk nog stééds jacht op hem. Tenminste: ik neem aan dat het dezelfde ekster is, maar zelfs als het een andere ekster is, is het opmerkelijk. Kennelijk is Michael het mikpunt geworden van de woede of de pesterijen van een of meer eksters hier. Ik heb geen idee waarom. Michael vermoedelijk ook niet, en ik hoop van harte dat-ie er niet al te veel onder lijdt.

Reünie

Een paar weken geleden hoorde ik dat er een reünie was van mijn middelbare school, de Van der Waals Scholengemeenschap. Ik viel net buiten de jaargangen voor wie de reünie was bedoeld, maar na een paar mailtjes van hele (ha Marcelle) en halve (dag Rik) bekenden, heb ik me toch opgegeven.

Vanmiddag troffen we elkaar ergens bij een uitspanning langs de Provincialeweg, wat op zich al een trip down memory lane was: die route fietste ik indertijd geregeld van huis (Weesp) naar school (Amsterdam Oost). Het was raar, het was leuk, zoals bij reünies hoort: allerlei mensen wiens gezicht je vaag bekend voorkwam en mensen wier naam je bekend voorkwam – alleen zelden beiden tegelijk. En als je je ogen half dicht deed en door je wimpers tuurde, herkende je ineens een stuk meer. Of soms, als iemand lachte, wist je ineens als bij toverslag: ‘Oh ja JIJ!’

Soms keek ik even om me heen. Allemaal vijftigers, me bijna allemaal onbekend; met sommigen had ik een paar jaar school gedeeld. De mensen met wie het erg beroerd is gelopen waren er vanzelf niet – wie al te ziek is, in de goot is beland, of dood, komt vanzelf niet op een reünie – dus het beeld was vast erg vertekend. Maar toch dacht ik: die school, die was bepaald zo slecht nog niet.

Pandora

Een paar weken geleden heb ik James Camerons Avatar in 3D gezien, een ambivalente ervaring. Technisch was de film ronduit verbluffend. Ik had soms de neiging de zaadjes van de wijsheidsboom die ronddwarrelden, van mijn broek te vegen, het leek soms werkelijk alsof je alleen maar je hand hoefde uit te strekken om er een te pakken. Camerons verbeelding van Pandora was al even imposant. De landschappen waren prachtig, hij had een verbluffende flora en fauna ontwikkeld, en het idee dat je met je staart met andere wezens kon interfacen was mooi gejat (Existenz) en een stapje hoger en dus beter uitgewerkt.

Het verhaal was helaas erg flut. Venijn, intellect en ironie ontbraken in de plot, zodat er weinig anders overbleef dan Alien in Disneybewerking. Het was allemaal akelig zoetsappig, ondanks teveel hevige vechtscènes, en met een platte moraal: mensen maken alles uit winstbejag kapot, en de slachtoffers van die praktijken kunnen zich alleen verdedigen als andere – betere – mensen ze helpen want zelf zijn ze te naïef om ooit effectief te kunnen wezen. Kolonialisme in een modern jasje. Daarnaast stoorde ik me aan het platte seksisme dat soms de kop opstak. Meneer de hoofdpersoon had nog maar net geleerd hoe-die een draak kon berijden of hij riep meteen vol overmoed tegen zijn doorgewinterd drakentemmende liefje ‘Follow me!’ toen-ie een rondje wou vliegen. En ze volgde hem voetstoots, dat ook nog.

Kom nou toch. En dat van de meneer die Alien en Terminator heeft bedacht? Zo zonde om jarenlang te werken aan de techniek en de vormgeving en dan het verhaal te laten verslonzen.

Maar die wereld, die was werkelijk imposant. Mijn vader zag de film gisteren op DVD en belde me na afloop op, helemaal onder de indruk – en hij had nog niet eens de 3D-versie gezien. Wat een wereld, wat een pracht, wat geweldig bedacht! Hij stotterde zowat van verbazing, zozeer was-ie onder de indruk. Inmiddels heb ik diverse verhalen gelezen over mensen die half depressief uit de bioscoop komen: dat Pandora, och wat mooi – die wereld is zo prachtig dat ze ineens permanent teleurgesteld raken over onze wereld, en acute heimwee ontwikkelen naar iets dat niet bestaat.

Avatar zag ik met Moz, met wie ik afgelopen week ben wezen duiken. Ik vond die wereld daar op het 3D-scherm ook prachtig maar moest steeds Moz aanstoten: ‘Oh wow, die planten daar – die gaan we straks zien! Die planten daar die zich intrekken als je in de buurt komt? Die bestaan echt! Oh en dat daar, dat is net…’

Twee weken voordat we naar Egypte zouden gaan, deden we een opfrisduik. Daarbij wordt getest of je al je al onderwatervaardigheden nog beheerst. Na afloop spraken we wat met de instructeur en hoe het kwam weet ik niet meer, maar het gesprek belandde op Avatar. Ik zei dat ik vermoedde dat er een duiker in het ontwikkelteam heeft gezeten: zoveel van het Pandorese landschap leek op wat ik eerder in de Rode Zee had gezien. ‘Uhm,’ zei de duikinstructeur, ‘het ligt net anders. Cameron is zelf een duiker.’

Toen snapte ik het ineens: Pandora ligt onder onze allereigenste zeespiegel en iedereen die na het zien van Avatar weemoedig verlangt naar al dat schoons, moet gewoon op duikles. Pandora is allang hier, Pandora is niet dáár, vele zonnestelsels verderop. En ja, we moeten ons best doen om Pandora te behouden want intussen maken we met visserij, industrie, toerisme en winstbejag ons allereigenste Pandora kapot.

Onder en boven

Zo, ik ben weer thuis. Met Moz was ik een week naar Egypte: duiken in de Rode Zee. Het was prachtig, ook al durfde ik de eerste keer ineens niet: de gids had aangekondigd dat we 25 meter diep zouden gaan en ook al onderhandelde ik dat subiet terug tot 20, ik voelde me niet meer op mijn gemak. (Ik had nog maar één keer dieper gedoken dan 18 meter: vorig jaar, toen ik mijn Advanced deed en daarvoor 30 meter diep moest. Dat had ik eng gevonden.) Ik brak de duik al na een paar minuten af, ik heb geleerd niet te duiken als ik me niet kan ontspannen. De gids deed later apart een duik met me en daarna was mijn angst weg, ik heb de week erna herhaaldelijk met gemak 23 meter diep gedoken.

Het was prachtig…. Een blauwgevlekte rog (gespot door Moz), pyjama slakjes, schorpioenvissen, koraalduivels, een paar octopussen (eentje gespot door mij), steenvissen, een cleaning station, prachtige koralen en groeisels. Ik heb twee dikke boeken over de lokale flora & fauna gekocht om mezelf meer vertrouwd te maken met wat er te vinden is: dan zie je later namelijk ook meer.

Na donderdag gingen alle gesprekken in het hotel nog maar over twee dingen: over onder en over boven. ‘Onder’ was uiteraard het onderwaterleven: wie ging er duiken, waar gingen we duiken, wat zouden we kunnen zien, wat hadden we gezien, hoe lang dook je al, waar was je geweest? ‘Boven’ ging over het luchtruim. Hoe stond het met die aswolk, is jullie luchthaven dicht, wanneer zou je weggaan, gaat je vlucht door?

Er konden mensen niet komen, er konden mensen niet weg, en allemaal belde we driftig met reisorganisaties. De geruchten vlogen in het rond. Nog een uitbarsting – nee, toch niet. We zaten nog zeker een week vast – nee, toch niet. Op zondag vond het opperhoo0fd van de KLM dat de boel gerust weer open kon en maandag zei Eulings dat-ie dat ook vond, maar pas dinsdagochtend om een uur of elf hoorden Moz en ik dat we die avond inderdaad op het vliegveld werden verwacht – wat volgens het oude plan was. Vervolgens hebben we daar nog uren vertraging gehad en vertrok onze vlucht van 20:15 pas om 2:20, maar who cares: we waren een van de eerste vluchten die rechtstreeks naar Schiphol gingen, anderen waren tot aan Barcelona gebracht en moesten vandaaruit met bus of trein naar Nederland.

Michael jammerde me tegemoet toen ik thuis kwam – liegbeest, hij is heus heel goed verzorgd door andere Karin, waarvoor veel dank! – en straks ga ik mijn duikpak uitspoelen, een was draaien en mijn blog bijlezen.

Maar eerst ga ik nog even fijn door mijn twee nieuwe rifgidsen bladeren en weer kijken naar de onvoorstelbare onderwaterse flora en fauna. En de cd bekijken die duikgids Mo voor me heeft gebrand met foto’s van onze tochten onder de zeespiegel. En mijmeren over als ik straks een onderwatercamera heb en weer kan duiken.

Test 1, 2, 3…

Mijn columns post ik ook op Facebook; ik ben een manier aan het zoeken om alle stukken en blogjes die ik hier neerzet, automatisch naar Facebook door te sturen. Dat is nogal wat gepuzzel en vooralsnog lukt het me van geen kant, maar op termijn komt het vast voor elkaar :)

Daarnaast wilde ik graag meer sociale tools aan mijn site toevoegen. Vandaar dat je sinds vandaag in het grijze blok dat onder elk artikel staat, een ‘Share this’ logootje plus link aantreft. Via de opties die verschijnen als je je muis boven die link houdt, kun je vanaf nu mijn stukjes rechtstreeks doorsturen naar Facebook, Twitter, Stumble Upon, LinkedIn, Del.icio.us en wat al niet.

En ooit wil ik nog ‘s een heel simpel webshopje aan mijn site toevoegen. Daar komen te zijner tijd digitale versies van uitverkochte boeken te staan, zodat je voor een klein bedrag (een paar euro ofzo) dat boek als e-book kunt kopen. En nee, daar komt geen DRM op: je kunt het dan op elke e-reader of computer lezen, zonder gedoe en gedonder.

Afbeelding: ‘The social media campaign’, door Laurel Papworth (laurelpapworth.com) en Gary Hayes (personalizemedia.com); Creative Commons (via Flickr).

Opgeruimd

Moz vertelde me vorige week dat het in Japan de gewoonte is aan het eind van het jaar algehele grote schoonmaak te houden. Het huis wordt van onder tot boven geveegd, geboend en gewassen; achterstallig werk wordt ingehaald en afgerond; relaties worden aangetrokken, bijgewerkt of netjes beëindigd. Alles zodat je met minder ballast het nieuwe jaar in kan.

Het zal toeval wezen, maar dat is precies wat ik de afgelopen vakantie heb gedaan. Relaties wat opgewreven, eindelijk het een en ander geschreven dat al ver over tijd was, en het huis danig opgeruimd. Vooral dat laatste was vruchtbaar werk. In de loop der tijd vormen zich altijd opstapelingen: een halve meter oude kranten hier, een stapel tijdschriften daar, planken her en der die overvol raken, steeds meer potjes en doosjes en flesjes op de schappen in de badkamer, kasten waar je niks meer uit kunt halen zonder dat de rest naar beneden tuimelt, onder tafel, bank of bed weggeschoven dozen – dat werk.

Vooral in de keuken, slaapkamer en badkamer heb ik prettig huisgehouden, maar ook de vloer in de woonkamer is aangenaam leeg geworden. In totaal belandden er circa tachtig kilo kranten en tijdschriften bij het oud papier en zes vuilniszakken plus een paar dozen vol troep bij de vuilnis. (Troep is spul waarvan je jarenlang denkt: ‘Dat ga ik nog eens… later…’ maar inmiddels is het teveel jaar verder en is later nog steeds geen spat dichterbij.) Verder heb ik voor het eerst sinds 2004 de linoleumvloer weer ‘s in de was gezet, dat hoort eigenlijk elk half jaar maar ja, da’s ook zo’n laterklus. Het linoleum glanst nu en de kleur lijkt warempel een tint dieper, ik kijk er met innige tevredenheid naar. Het voelt zelfs zachter aan mijn voeten. Toch maar vaker doen voortaan :)

Onder de wapenfeiten:

  • Eindelijk die honderd ofzo oude 3,5 inch schijfjes weggedonderd – ik wou al jarenlang kijken of er wellicht oude teksten op stonden die ik nooit had overgezet. Daartoe had ik ook een oude laptop bewaard, eentje die nog schijfjes aankon. Mijn papieren archief is echter compleet, dus áls er nou ‘s iets is dat ik niet in de computer heb kan ik het beter scannen, bedacht ik: dat kost bij elkaar minder tijd dan honderd schijfjes met elk tientallen bestanden doorlopen. Hopla, de deur uit.
  • De warboel van kettinkjes, haarspelden, tandenstokers, oorbellen, schoenveters, mouwophouders en veiligheidsspelden die in allerlei doosjes en laden huisde, uitgezocht en gesorteerd. Ik ben thans in het trotse bezit van keurig gepaarde, in kartonnen strips gestoken oorbellen die netjes in een mooi maar eerder leegstaand doosje gevleid liggen. Kettinkjes draag ik nooit maar ze weggooien vond ik toch jammer, dus die liggen nu in een ander, inmiddels leger doosje ontward te wezen.
  • De overjaarse en overbodige medicijnen weggeflikkerd. Wat moet ik nog met emla-zalf, waarmee je je huid kunt verdoven voordat er een chemo-infuus wordt ingeprikt? Of met vier jaar oude oogdruppels? De rest heb ik gesorteerd (ik wist niet dat ik zoveel ibuprofen had) en in een doos gezet, zodat je de handel in één keer van de bovenste plank in de badkamerkast kunt halen zonder gevaar voor in kettingreactie omvallende doosjes of op de grond in gruzels uiteenspattende flesjes.
  • Alle flacons en potjes en flessen in de badkamer doorlopen. Hoe ik aan drie flessen mondwater kom weet ik heus niet (ik gebruikte het verplicht tijdens de chemo maar verder nooit), en wie het ooit nog in z’n hoofd haalt me zeep of bodylotion cadeau te doen, krijgt op z’n volgende verjaardag als wraak de helft van mijn resterende voorraad.
  • Make-up uitgezocht. Ergens lag een zakje oude lippenstiften (het resultaat van een vorige schoonmaakaanval een jaar of acht geleden, maar ja, als ze eenmaal in een zak onderin de kast liggen gebruik je ze helemáál niet meer). Alles bekeken en op kleur gesorteerd, en netjes rechtop in twee plastic bakjes gezet: eentje met rood en dieprood, eentje met bruin en paarsig. Ingeving van de avond was om een miniscuul papiertje met de kleur in kwestie te besmeuren en dat papiertje bovenop de lippenstift te plakken. Nu kan ik zo’n doosje uit de kast halen en in één keer zien welke kleur ik wil. (‘Dat klinkt licht autistisch,’ plaagde mijn vriendin C. ‘Ja,’ zei ik, ‘en ik vond het heerlijk om te doen.’ Ik was trots op mijn ingeving. Het voelde alsof ik zelf een Libelle-tip had bedacht.) Verder heb ik me innig voorgenomen de eerste jaren geen lippenstift meer te kopen en het spul vaker te gebruiken, zodat de voorraad eindelijk ‘s slinkt.

Allemaal heel bevredigend. Clutter clogs the mind, al was het maar met allerlei dagelijkse ergernisjes, onnodige extra handelingen en vagelijk op het gemoed drukkende ooit-nog-te-doen lijstjes. Bovendien is dit rustiger aan de ogen, en zijn de zichtlijnen in huis nu langer.

En oh ja, ik heb eindelijk flink en fijn gewerkt aan The Next Ten Years deel 5, ‘t is nu bijna af :) De teksten gaan hopelijk dit weekend naar de redactie en naar de overige auteurs. Met mazzel komt het boekje in maart uit. Nu nog de boekhouding over 2008 en 2009 afmaken, en dan ben ik 2010 heel opgeruimd begonnen.

Boom erbij

Vanavond heb ik (eindelijk) weer een flinke hoeveelheid oud spul onder de hoede van mijn blog geschoven. Er moet veel meer onder de blog worden geschoven: onder meer alle Scientology pagina’s, inclusief het roemruchte Fishman Affidavit. Ze staan er wel maar zijn niet via de blogpagina’s gelinkt en raken daardoor wat uit het zicht.

Een oude subsite die nog bij mijn vorige provider stond (http://familie.spaink.net), heb ik nu geïmporteerd en bijgewerkt. Wat erop staat? De stamboom van de familie Spaink. Jet Spaink, een verre nicht – we zijn verwanten in de dertiende graad, heeft ze ooit nauwkeurig uitgerekend – heeft in 2003 flink wat tijd gestoken in het uitzoeken van die stamboom.

Door haar staat nu vast wat we altijd al vermoedden: alle Spainken in Nederland, inclusief de Abbink Spainken, zijn familie van elkaar. We stammen af van twee broers uit Jever (noord-oost Duitsland) die rond 1800 naar Amsterdam trokken. We tellen marskramers, een burgemeester, een poelier, een psychiater, een dirigent-saxofonist van het orkest van de Holland-Amerikalijn, een horlogemaker, een ijzerhandelaar (op de voorgevel van zijn winkel hing een bord met daarop ‘Spaink heeft het!’), een gerenommeerd bioloog onder de voorouders. En er zitten twee schrijvers in de boom: want Laurens Abbink Spaink is ook familie – al heb ik nog niet uitgerekend in welke graad hij en ik verwant zijn.

Feestmaal :)

Van de week laten bezorgen: 12 flessen witte wijn, 8 flessen rode wijn, 8 flessen spa, 8 pakken sap, 4 flessen rivella, 12 flesjes crodino.

Vrijdag & zaterdag ingeslagen: 2 ons truffelpaté, 2 kuipjes filet american, 2 pakjes gorgonzola, 2 pakjes brie, 1 kuipje humus, toastjes en stokbrood, 2 pakjes bladerdeeg, 30 eieren, 4 kuipjes sour cream, 3 preien, 1 kilo verse spinazie, 2 pakjes rauwe ham, 2 pakjes feta, 1 doos cashewnoten, 500 gram champignons, 700 gram geraspte oude kaas, 2 potjes bieten, 4 zoete appels, 2 blikjes haricot verts, 2 blikjes kidney beans, 2 blikjes witte bonen, 1.25 kilo krieltjes, 3 bakjes mascarpone, 2 pakken roomboterspeculaas, 1 fles kaneellikeur, 2 dozen chocoladeflikken, 2 dozen bonbons.

Neerzetten (dwars door de kamer; het past nét, weet ik uit ervaring): grote en kleine tuintafel bij de eettafel aanschuiven; daaromheen: veertien eettafel-, tuin- en andere stoelen; daarop: tafellakens, servies, glazen, bestek, servetten, kaarsen.

Verwacht resultaat: hapjes vooraf, 1 quiche lorraine van bijna 3 liter, 1 quiche feta/spinazie/cashew van 3 bijna liter, 2 schalen bietensalade, 2 schalen drie gezusters salade, 2 schalen geroosterde aardappeltjes, 1 schaal vernederlandste tiramisu, koffie met chocolade.

.. en vooral: moge dit alles resulteren in heel veel gezelligheid, geanimeerde gesprekken, mooie verhalen en ontroerende momenten. Als het goed is zijn we net begonnen: een groot diner voor dertien of veertien mensen, ter gelegenheid van mijn 52e verjaardag. Eigenlijk is die pas daags erna maar de ervaring leert dat dit soort diners makkelijk kunnen doorgaan tot vier uur ‘s nachts, en dan is zondagavond niet zo handig :)

Regelen

‘t Is nu vrijdagavond, bijna elf uur. Ik heb vandaag Heel Veel Boodschappen gedaan en vanavond twee enorm grote quiches klaargemaakt, ze zijn prachtig goudgeel geworden. Nu: nagels lakken en bijkomen.

Morgen: stokbrood kopen, tuintafels en -stoelen uit de buitenberging halen, twee salades klaarmaken en het dessert in elkaar draaien; afwassen, de woonkamer opruimen (kranten weg, bureau leeg, nou ja: beetje leger), tafels neerzetten; aardappels voorbereiden, douchen, omkleden (nee nog geen idee, ik weet alleen welke schoenen ik aantrek), tafels dekken, drank klaarzetten, muziekje op, aardappels in de oven zetten, bijkomen.

Vanaf morgen circa 19:00, deur vaak opendoen, bijna al mijn vrienden zien (helaas niet allemaal: een paar kunnen niet en eentje zit in Canada), feestje vieren, met z’n allen toosten en eten en lachen en aanraken en praten en blij zijn.

(Plaatje: Dali Swirl klok van Gadget Garden.)