Dit weekend heb ik uitgebreid in de tuin gewerkt. Het had er nogal gewoekerd, en vorig jaar heb ik er geen klap aan gedaan – wat jammer is want het is een klein maar heerlijk tuintje.
Na de snoeipartij van afgelopen maandag is er weer een boel licht & lucht in de tuin gekomen: de massieve klonten groene heesters die zowat al het zonlicht tegenhielden, heb ik fors uitgedund en dat oogde meteen al stukken ruimer. Ook was er een veld geraniums, ooit begonnen met drie luttele plantjes die inmiddels zowat vijf vierkante meter hadden opgeslokt. De drie aardbeiplantjes die pal daarvoor stonden, waren hard op weg hetzelfde te doen en hadden het vijvertje inmiddels half uit zicht gehaald. En dan waren er nog de argeloos geplante anemoontjes van twee jaar geleden die aan een opmars waren begonnen.
Kortom: na het uitdunnen en inperken had ik flink wat kale plekken in de tuin, de twee platgetreden paden die de steigerbouwers, schilders, timmerlui, gevelschoonspuiters en andere werklui de afgelopen weken in de tuin hebben gemaakt, nog daargelaten. Zodat ik zaterdag spul heb gekocht voor een deel van de veilige (want werkmansvoetenvrije) kale plaatsen in de tuin.
De woekerende aardbeiplanten zijn allemaal voorzichtig uitgegraven en in potten gezet. Tip: zet aardbeiplanten nooit in de volle grond want a) de insecten, waaronder vooral pissebedden, zien de rijpe vruchten zo geheid eerder dan jijzelf en vreten de boel aan en b) indien ze eens een aardbei overslaan zie jij die zelf ook niet want dan zit-ie verscholen onder het loof. Zodat ik nu drie hangpotten en vijf om de afvoerbuis langs de gevel vastgesnoerde potten vol aardbeienplanten heb, benevens twaalf gewone potten die aan bezoekende en te bezoeken vrienden kunnen worden wegggegeven, en ik dit jaar goede hoop heb dat mijn eigen oogst niet door de lokale bevolking maar door mijzelf kan worden opgegeten.
Hieronder een beeld van de tuin. Het deel zo tegenover de keukendeur – het uitstulpende deel, zal ik maar zeggen, hoewel dat heftiger toont dan het is omdat daar ook die twaalf op bezoek wachtende aardbeipotten staan – wil ik nog aanpakken, maar daarmee wacht ik beter tot de werklui weg zijn. Het plan is om wat nu richting keukendeur oprukt, te verplaatsen naar de kaalgetrapte plaatsen.
Enfin: ik heb me erg vermaakt. Mijn handen zitten vol schrammen, mijn nagels zijn ontoonbaar geworden en de tuin is er geweldig op vooruitgegaan. Max heeft me het grootste deel van de tijd vergezeld. Aangelijnd, dat wel, want dat boomavontuur van afgelopen maandag wou ik liever niet meteen herhalen.
Natuurlijk moet ik haar dan om de vijf minuten bevrijden omdat ze zichzelf heeft vastgewandeld en haar lijntje tussen stoelpoten of planten in een knoop is geraakt, maar dat geeft niks. Ik ben alleen maar blij dat ze zo de tuin in alle veligheid kan verkennen. En soms zit ze een kwartier of een uur lang op een tuinstoel of tussen wat hoge planten in alle rust de boel te observeren: de tuin is réuzeleuk, vindt Max. Overal hoekjes en geuren en geluiden en dingen om te zien en te ruiken.
Michael was de afgelopen dagen vaak in de buurt en kwam geregeld even kijken. Ze besnuffelen elkaar bij zo’n ontmoeting nu steeds uitgebreid, en Max komt minder hard op Michael afgestormd als-ie zich vertoont, wat Michael geloof ik erg waardeert. Soms heft-ie zijn poot in een waarschuwend gebaar – ‘Gedraag je, kleintje! Jij bent per slot van rekening de nieuweling, niet ik!’ – en Max loopt dan braaf een paar stapjes achteruit. Heel goed: afstand bewaren getuigt van respect.
Michael heeft op zijn beurt minder de drang het hele huis te inspecteren zodra hij binnen is. Vandaag sprong hij voor het eerst op de keukenstoel voor een dutje zonder eerst symbolisch het bakje met Max d’r brokjes half leeg te eten en zonder al haar kattenbakken af te gaan. Hoera, vooruitgang! En Max wou weliswaar prompt naar binnen toen Michael in de keuken zat, maar ging hem niet uitdagen door op zijn stoel te springen of zich anderszins obstinaat in zijn blikveld te wringen. Michael gedroeg zich prompt minder getergd en ging als vanouds lui liggen slapen. (Zojuist kwam Michael weer binnen en schoot ditmaal wel subiet naar Max d’r eten en begon te schransen, maar het begin is er.) Het gaat wel lukken met die twee. Vriendjes zullen ze waarschijnlijk nooit worden, maar elkaar gedogen is mooi zat.
Toen Max vanmiddag de keuken in liep omdat Michael daar zat, maakte ik haar lijntje los en deed de keukendeur achter ze dicht. Michael vertrok na een kwartiertje weer. Aangezien er binnen nu geen attractie meer was en Max gewoonlijk wil zijn waar ik ben, ik buiten was en alleen de keukendeur ons scheidde, deed ze het enige dat haar restte: slim zijn en een list verzinnen. ‘Uhm, wacht ‘s…’ moet ze gedacht hebben, ‘Gaat die grote zwarte niet aldoor zélf naar buiten, zonder Spainks tussenkomst, en zonder dat de hele deur open hoeft? Doet-ie dat niet dáár, via die plek die weliswaar zicht biedt op buiten maar toch dicht lijkt, want als je je neus er tegenaan houdt voel je weerstand? En ook voel ik juist daar, alléén daar, iets van wind en ruik ik daar van alles dat ik buiten ook ruik. Uhm, indeed. Die plek, daar is iets mee. ‘
Max begon het kattenluikje systematisch te bewerken: dáár lag de oplossing, dáár moest ze doorheen. Maar hoe werkte dat ding in hemelsnaam? Zo ging-ie niet open, en zó ook al niet… Ze mauwde even machteloos maar bleef het proberen. Gelukkig – en: hoezo gelukkig, natuurlijk – had ik mijn camera in de buurt liggen. (Ik heb geloof ik nog nooit zoveel foto’s en filmpjes gemaakt als nu met Max. Behalve misschien toen Tweety afgelopen oktober plotseling zo onherroepelijk ziek werd. Hem heb ik die laatste week eindeloos vastgelegd, deels voor de herinnering, maar vooral om mezelf later te kunnen bewijzen dat het heus, werkelijk waar, nee Spaink je deed er echt goed aan, noodzakelijk was hem een spuitje te laten geven.)
Op dit filmpje is te zien hoe Max eerst vruchteloos probeert het luik met haar nageltjes naar zich toe te trekken – ja hallo, de deur zelf gaat toch ook zo open? Dat heeft ze inmiddels vaak genoeg gezien! – en dan snapt dat het luikje ook naar de andere kant open kan. Ze duwt met haar kop, het luikje wijkt, en ze stapt erdoorheen. Eenmaal buiten lijkt ze eventjes verbaasd: is dit heus hetzelfde buiten als anders, wanneer Spaink de deur open doet? En is dit nou echt hoe het werkt? Daardoorheen en dan kun je van binnen naar buiten? Wanneer ik haar laat zien dat het luikje ook omgekeerd werkt – vanuit de tuin kun je op deze manier echt erewoord waar ook gerust weer naar binnen – lijkt ze oprecht geïnteresseerd.
‘s Avonds zaten we beiden binnen. Tochtdeur naar de keuken open, voor het eerst geen obstakel voor het kattenluikje (ik zet daar steeds iets voor als de tochtdeur open is, om te voorkomen dat Max ongeëscorteerd naar buiten gaat). Max had geen enkele belangstelling voor het kattenluikje. Later die avond, toen andere Karin hier was en we samen even in de tuin rondkeken, deed ik de keukendeur achter ons dicht. Binnen een paar minuten probeerde Max via het kattenluikje in de tuin te komen, en dat lukte haar opnieuw. Well done! (En ook: prettig te weten dat het kattenluikje (nu nog) vooral interessant is als zij binnen is en ik buiten ben.)
Wat betreft die ekster die het op Michael had voorzien: terwijl ik met andere Karin zat te praten – we zaten in de woonkamer, aan de straatkant van het huis – hoorde ik ineens buiten weer een ekster kijven. Toen ik naar het raam liep, zag ik een ekster neerstrijken op een van de auto’s die voor het pand staan geparkeerd. ‘Wat raar,’ dacht ik, ‘het stikt hier al jaren van de eksters maar ik heb er nog nooit eentje op een auto zien zitten.’
Nieuwsgierig schoof ik de vitrage opzij en nam de straat in ogenschouw. Verdomd. Zes meter verderop liep Michael. De ekster vloog weg van de auto en ging laag in een boom zitten, een paar meter van Michael af. Die ekster maakt kennelijk nog stééds jacht op hem. Tenminste: ik neem aan dat het dezelfde ekster is, maar zelfs als het een andere ekster is, is het opmerkelijk. Kennelijk is Michael het mikpunt geworden van de woede of de pesterijen van een of meer eksters hier. Ik heb geen idee waarom. Michael vermoedelijk ook niet, en ik hoop van harte dat-ie er niet al te veel onder lijdt.