Kweekvlees

De vleesdraadjes die de afgelopen maanden in Maastrichtse laboratoriumschaaltjes werden opgekweekt, en die na hun oogst tot een authentieke hamburger werden geperst, blijken prima te smaken. Allicht: de draadjes zijn opgekweekt uit stamcellen van het spierweefsel van heuse koeien. Het is het meest pure vlees dat je je kunt voorstellen.

Aan de smaak moet nog wel een beetje worden gesleuteld; volgens de proefpersonen was het kweekvlees aan de droge kant. Allicht: het was zuiver spierweefsel, zonder een greintje vet erin. Onderzoeker Mark Post gaat, om de smaak van zijn kweekvlees te vervolmaken, de komende maanden experimenteren met een combinatie van spier- en vetcellen. Hij stelde voorts andere soorten kweekvlees in het verschiet. Nu hij het procedé eenmaal onder de knie heeft, kan hij in principe ook paarden-, kippen- of lamsvlees kweken.

Het is een briljant idee. De kweekburger is nu nog razend duur – dit allereerste exemplaar heeft een paar ton gekost – maar zodra kweekvlees op industriële schaal kan worden geproduceerd, zal de prijs binnen een paar jaar die van normaal vlees evenaren.

Voor het milieu is kweekvlees in elk geval beter. Veeteelt is een uiterst inefficiënte voedselvoorziening: er moet aanzienlijk meer eten in dan eruit komt, en de uitstoot van methaan in die sector is schrikbarend. Om over het leed van al die gefokte varkens, koeien en kippen maar niet te spreken: ze leven in krappe behuizingen, ze worden volgespoten met antibiotica, ze kunnen vaak niet meer op hun poten staan van ellende.

Dus ja, doe mij voortaan graag kweekvlees.

Geheid zullen sommige mensen kweekvlees ‘onnatuurlijk’ vinden. Maar die hebben nooit de inhoud van een Big Mac laten ontleden, hebben nooit de onsmakelijke smurrie van slachtafval gezien waar frikadellen en andere soorten snackvlees uit worden vervaardigd. Dit nog los van de compleet onnatuurlijke – en onhoudbare – manier waarop wij vee en kippen tegenwoordig dwingen te leven.

Hebben er trouwens al vegetariërs gereageerd? Hoe staat Wakker Dier tegenover deze ontwikkeling? Dat vind ik al veel interessanter vragen. Want anders dan sojavlees en vegaburgers, is kweekvlees een degelijke, waarschijnlijk heel milieuvriendelijke, vleesvariant, en kan die ‘gewone’ vleeseters makkelijker over de streep krijgen.

En andere optimisten ten spijt: aan de insecten zie ik onszelf i het westen voorlopig nog niet collectief te buiten gaan. Wanneer je een beetje scheel kijkt, heeft een sprinkhaan inderdaad een boel weg van een garnaal, maar er zit verdomde weinig vlees aan. Gebakken of gefrituurde sprinkhaan lijkt me eerder een alternatief voor chips of iets dergelijks: heel krokant, maar zonder substantieel volume. Een bordje meelwormen klinkt ook niet bijster aantrekkelijk, en een portie spinnen al helemaal – die hebben teveel haren op hun poten.

Kweekvlees heeft de toekomst. Kom maar op met die Googleburger!

Registratie

Wilt u een pornoblaadje inkijken of een seksvideootje huren? Dan moet u zich eerst laten registeren. Tenminste: zo wil de Britse regering het voortaan regelen voor online porno. Op elk internetaccount komt standaard een filter dat alle porno blokkeert; wie alsnog porno op z’n computer of z’n mobieltje wil kunnen zien, moet zich bij zijn provider aanmelden.

Een vreemd onderscheid: voor consumptie van digitale porno moet je je eerst registreren, voor video’s of tijdschriften hoeft dat niet. En mág de overheid burgers wel verplichten zich eerst te registeren voordat ze materiaal kunnen inzien dat niet verboden is? En wat zijn de risico’s van een dergelijke database? (Ik wil wedden dat iedereen die daarin is opgenomen, binnen de kortste keren chantabel wordt, en door de politie voortaan makkelijker als verdachte wordt gezien, uitsluitend op grond van diezelfde registratie.)

Hoe wil de Britse overheid porno eigenlijk definiëren? Mag bloot wel, maar komen afbeeldingen met seksuele handelingen niet door het filter? Is een licht expliciete liefdesscène toegestaan? Komen sommige speelfilms ook onder het filter te vallen?

Hoe de Britten de censuur willen vormgeven, is onduidelijk? Mogelijk denken ze aan lijsten van te blokkeren websites, waarbij elke provider die lijst weg filtert voor alle niet-geregistreerde abonnees.

Dergelijke lijsten worden voor kinderporno al langere tijd bijgehouden, maar dat is een bewezen krakkemikkige aanpak. De bewuste sites veranderen om de haverklap van naam en van IP-adres, en veel sites die worden geblokkeerd, voldoen uiteindelijk niet aan de criteria om ze te censureren. Wanneer het bijhouden van zo’n relatief kleine hoeveelheid en verhoudingsgewijs goed te definiëren sites al een hoofdpijndossier is, lijkt het evident dat een veel breder algemeen pornofilter een lachertje wordt.

Het alternatief is om elk plaatje dat door een gebruiker wordt opgevraagd, te analyseren voordat het daadwerkelijk wordt afgeleverd. Dat vergt een vergaande controle: iedereen die heeft aangegeven géén porno te willen zien, onderwerpt zichzelf dan noodgedwongen aan deep packet inspection, waarbij de inhoud van werkelijk al zijn digitale communicatie minutieus wordt gecontroleerd. Ik vraag me af wat instanties die over burgerrechten en privacy gaan, van zo’n aanpak vinden.

Premier Cameron verpakt zijn pakket maatregelen met bezorgdheid over de jeugd. Internet – en porno – leert de bloem der natie verkeerde dingen over seks, en daar moet een eind aan komen.

Als ik Cameron een tip mag geven: misbruik is fout, maar is allang verboden. Om die notie te handhaven, hebben we geen censuur nodig. Wie jongeren (en volwassenen) wil uitrusten om weerbaar te zijn en betere keuzes te maken rondom seks, moet zorgen voor vrijheid, voorlichting, keuzes, en hulp voor wanneer het alsnog fout is gegaan.

Met censuur schiet je niks op. Met hameren op onschendbare vrijheden wél.

Update, 23 juli 2013:
De EFF legt de regering Cameron vriendeijk uit waarom fitering niet werkt: Why theUK’s filtering by fiat won’t work, and won’t help.

Veiligheid

Mateloze dataverzamelingen aanleggen over alles wat wij burgers doen – waar we lopen, hoe en wanneer we reizen, met wie we bellen, mailen of chatten – gebeurt uitsluitend voor onze eigen veiligheid, zo verzekert de overheid ons. Dat opsporingsdiensten tegenwoordig zonder tussenkomst van de rechter inmiddels bij bedrijven, banken en verzekeraars zowat alle soorten gegevens over ons mogen opvragen, zelfs al rust er geen enkele verdenking op ons, is ook al voor onze veiligheid.

Onze veiligheid neemt niet toe wanneer wij allemaal structureel door de overheid worden bespioneerd. Zelfs de meest fijnmazige bespionering van het hele volk kan niet verhinderen dat een enkele fanaat iets dramatisch doet.

Intussen worden miljoenen mensen die werkelijk nergens van worden verdacht, massaal in de gaten gehouden. Dat is een enorme verspilling van menskracht, en vooral: van aandacht. Bijna iedereen die ooit een grote aanslag heeft gepleegd, stond al eerder op de radar van de opsporingsdiensten, maar niemand had tijd om die signalen op te volgen. We zijn zo druk bezig om hooibergen aan te leggen en te ordenen, dat niemand tijd overheeft om iets te doen met mogelijke naalden. Bovendien weten we eigenlijk niet goed hoe zoiets eruit ziet: een naald.

Ja nee, kan wel zijn, maar láter, later zal het wel werken, is het argument: ooit zullen onze algoritmes zo goed zijn dat geoormerkte verdachten vanzelf uit de eindeloze datastroom komen rollen. Maar eerst hebben we meer informatie over alle burgers nodig! Pas dan zullen afwijkende patronen zichtbaar kunnen worden.

Die redenering houdt in dat we onze privacy niet opgeven in ruil voor bewezen grotere veiligheid, maar in het kader van wat een bar slecht georganiseerde zoektocht naar artificiële intelligentie blijkt te zijn.

Onderwijl houdt de overheid alle vragen naar efficiëntie en werking van haar spionage hardnekkig af. “Hoeveel aanslagen hebben we met deze burgersurveillance kunnen voorkomen?” “Veel.” “Vertel eens wat meer? “Dat kan niet, met het oog op de nationale veiligheid.” “Maar wat doet u precies met onze gegevens?” “Dat kunnen we niet zeggen, met het oog op de nationale veiligheid.” “Hoe gaat u om met onze gegevens? Hoe bewerkt u die, en hoe komt u precies tot verdenkingen?” “Dat kunnen we niet zeggen. Met het oog op de nationale veiligheid, ziet u.”

Nationale veiligheid blijkt een geweldige stoplap. Met een beroep daarop kun je alles verzamelen, alles rechtvaardigen, ja zelfs privacy tot obstakel verklaren, en jezelf als overheid onderwijl aan elke toetsing en uitleg onttrekken, ja zelfs het parlement tekst en uitleg weigeren. Zelfs als blijkt dat maatregelen die uitsluitend werden toegestaan in het kader van terrorismebestrijding, tegenwoordig hoofdzakelijk worden ingezet om verkeersboetes te innen of mensen met een belastingachterstand op te sporen.

Wantrouwen

De NSA, de geheime dienst van de VS, onttrekt op grote schaal gebruikersdata aan internetbedrijven. Ze blijken ook hun Nederlandse confrères vrijelijk toegang te verschaffen tot die goudmijn. De onthulling heeft fikse repercussies.

Zo blijkt de NSA keihard tegen de Amerikaanse senaat te hebben gelogen. Directeur James Clapper verklaarde daar afgelopen maart onder ede dat de NSA ‘geen massale dataverzamelingen’ over burgers aanlegt. Die man kun je dus nooit meer vertrouwen.

Ook de betrokken bedrijven (waaronder Yahoo, Facebook, Google, Microsoft en Apple) zitten met de gebakken peren. Zij hebben een fikse reputatieschade opgelopen: ze staan nu te boek als verlengstuk, tegen heug en meug, van de verzamelde opsporingsdiensten. Als gebruiker kunnen we zulke bedrijven daarom niet meer vertrouwen.

Wie wil nog zijn agenda, foto’s, documenten of e-mails in de cloud zetten – bijvoorbeeld via al die leuke Google apps – nu duidelijk is dat de NSA daar rechtstreeks toegang toe heeft? Noorwegen heeft daarom overheidsdiensten verboden om Google apps te gebruiken: het geeft immers geen pas je eigen burgers willens en wetens bloot te stellen aan privacyschending door vreemde mogendheden. We kunnen clouddiensten simpelweg niet meer vertrouwen.

(Niet dat je iets te verbergen hoeft te hebben om daar kopschuw van te zijn. De enige relevante vraag is: op grond van welk recht mag een overheid – die van ons, laat staan een vreemde overheid – in hemelsnaam in onze gegevens zoeken, wanneer er geen enkele verdenking tegen je bestaat?)

Wat te denken van al die Nederlandse bedrijven die hun databases in de cloud zetten, bijvoorbeeld omdat dat opslag daar goedkoper is dan zelf een datacentrum inrichten? Wanneer Nederlandse verzekeraars of ziekenhuizen hun databases bij Amazon parkeren, vallen die vrijwel zeker onder hetzelfde beleid: ze worden prompt aftapbaar, afluisterbaar, toegankelijk voor de NSA, en daarmee ook voor de AIVD. We kunnen er daarom niet langer op vertrouwen dat onze gegevens beschermd zijn.

Terwijl minister Plasterk nog stoer riep dat PRISM een grove privacyschending leek te behelzen, beweerde zijn collega Opstelten pal daarna dat dit alles – PRISM, en de gegevensuitwisseling tussen de NSA en de AIVD – volkomen legaal was. De ene minister weet kennelijk niet wat de andere heeft goedgekeurd. Hoe kunnen we onze eigen ministers nog vertrouwen?

Ondertussen leeft onze regering haar eigen wetten niet na. Zij weigert de evaluatie van de bewaarplicht (waarin is bepaald dat de gegevens over al onze telefoongesprekken, e-mails, chats en bezoek aan websites worden vastgelegd) uit te voeren, al vergt de wet dat van ze. Burgers kunnen niet meer vertrouwen op de waarborgen van hun eigen wetgeving.

De overheid hoort burgers het voordeel van de twijfel te geven; een overheid die haar eigen burgers niet vertrouwt, vernielt de democratie. Immers: wantrouwen genereert wantrouwen.

Boter op je kop

Amerika luistert op grote schaal burgers af. Google, Microsoft, Apple, Facebook, Youtube en nog een paar internetgiganten worden al enige tijd gedwongen om de Amerikaanse inlichtingendiensten toegang te verlenen tot hun servers. Sindsdien kan de NSA daar naar hartelust grasduinen in gegevens van gebruikers. Dit bleek uit geheime documenten die twee journalisten kregen toegespeeld. De operatie heeft de codenaam PRISM. [Zie The Guardian en The Washington Post.]

De Amerikaanse overheid verzet zich tegen de aantijgingen met een drieledig verweer. Eén: ja, PRISM bestaat, maar is volledig legaal: het bulk-afluisteren wordt gedekt door een geheime overeenkomst, en is netjes getoetst aan de geheime interpretatie door een rechtbank van een geheime wet. Twee: we richten ons niet op onze eigen burgers – want dat mag niet zonder toestemming van een rechter – maar alleen op buitenlanders, of nou ja, ook op Amerikanen die contact hebben met buitenlanders. Drie: degene die deze volkomen legale operatie naar de pers heeft gelekt, zullen we vinden en uit alle macht juridisch mangelen.

Dat deze drie argumenten elkaar tegenspreken, schijnt ze niet op te vallen. Als PRISM tiptop legaal is, is het lastig in te zien waarom simpelweg onthullen dat de operatie bestaat, illegaal zou zijn. Geen enkele wet, hoe geheim ook, geeft Amerika carte blanche om mensen buiten hun landsgrenzen af te tappen. En inmiddels heeft elke Amerikaan die op internet zit, uit de aard der zaak geregeld contact met buitenlanders, waardoor Amerikaanse staatsburgers alsnog bijna collectief onder het bereik van PRISM vallen.

Ook wij Nederlanders worden via PRISM afgetapt. Onze regering stelde zich opmerkelijk neutraal op nadat het nieuws bekend werd, en schoof alle interventies ver van zich af. Misschien, zo opperde een minister, zou het fijn zijn wanneer de Europese Commissie hierover vragen stelde aan Amerika, of dat het College Bescherming Persoonsgegevens de zaak internationaal aankaartte…?

Verder niks. Geen spoor van woede over een vreemde mogendheid die – buiten elk medeweten van onze overheid – zich heeft aangematigd dat zij onze burgers tot in detail kan volgen.

Maar ik begrijp die geserreerde reactie wel. Engeland heeft al toegegeven dat zijzelf geregeld een beroep doet op PRISM, wanneer hun eigen wetgeving naar hun smaak tekort schiet. De NSA levert Engeland met alle plezier gegevens die Engeland zelf wettelijk niet over hun eigen burgers mag traceren, combineren of opslaan. Vriendendienstje, toch?

Daarbij zou teveel regeringsverontwaardiging over het aftappen van onze burgers door vreemde mogendheden, mogelijk ook het aftappen door onze eigen overheid in diskrediet brengen. Want onze eigen overheid houdt via de wet Bewaarplicht al jarenlang bij met wie wij mailen, bellen of chatten.

En Nederland wil die bevoegdheden uitbreiden. Dus nee, Nederland klaagt niet over PRISM. Nederland is hooguit jaloers.

Update:
Daags nadat ik mijn column had ingeleverd, bleek dat ook de Nederlandse overheid meekijkt met de NSA: onze eigen geheime diensten hebben toegang tot de gegevens die via PRISM zijn verzameld.

Zaad onder licentie

Vanwege de voedselveiligheid wil de Europese Commissie dat alleen wie geregistreerd is, nog zaaigoed mag verhandelen. Alle zaad moet worden getest en gecertificeerd voor het mag worden verkocht, en handelaars moeten bijhouden wie welke partij heeft gekocht. Elk EU-land krijgt een nationaal bureau voor zaaigoed, dat testresultaten moet beoordelen en toezicht op de handel houdt.

Om redenen van efficiëntie mogen bedrijven die op industriële schaal werken, de certificering van hun zaaigoed zelf verzorgen. Alleen kleine handelaars ontkomen niet aan de bureaucratie; zij moeten voor elke partij zaaigoed op certificering wachten. Ook nichegoed (zaad van ‘vergeten’ groentes en zeldzame rassen) valt onder de werking van de richtlijn, zodat zelfs ruilhandel in zaad mogelijk illegaal wordt.

Dat dit voorstel kleine handelaars hindert, is evident. Zij moeten door allerlei hoepels springen om nog zaaigoed te mogen verhandelen, terwijl grote producenten zelf hun certificering mogen regelen.

Dat is raar. Temeer daar het niet de kleine, maar juist de grote voedselproducenten zijn die de voedselschandalen van de afgelopen jaren hebben veroorzaakt. Wat voor nut heeft meer controle, wanneer je degenen op wie je toezicht wilt houden, vervolgens zelf de controles laat uitvoeren?

Het voorstel past in een trend. Biotechbedrijven, zoals Monsanto en Dupont Pioneer, hebben tal van cruciale zaden gepatenteerd en dwingen overal monopolies af. Hun motto: ‘U koopt geen zaad. U koopt slechts een licentie op ons patent.’

Bij voorkeur leveren ze zaaigoed dat onvruchtbaar is, zodat boeren elk jaar verplicht zijn om nieuw zaaigoed te kopen. Waar dat niet lukt, voeren ze rechtszaken tegen iedereen die met zelfgewonnen zaad werkt. Beproefde methode: een zelfzaaiende boer betichten van patentschending. Tussen zijn gewassen groeien geheid een paar overgewaaide zaden van de buren, die vaak wél met gepatenteerd goed werken – biotechbedrijven hebben in de VS inmiddels 90% van de zaadmarkt in handen. Zo’n boer kun je kapot procederen. Tegen de tijd dat de proceskosten een half miljoen belopen, smeekt hij geheid om een schikking.

Niet dat die bedrijven zich onderwijl bekommeren om voedselveiligheid. In Amerika is, op instigatie van de biotechbedrijven, onlangs een wet aangenomen die hen vrijwaart van aansprakelijkheid voor eventuele nadelige gevolgen van hun producten op onze gezondheid.

Waarom zou je zulke bedrijven in hemelsnaam carte blanche geven?

Monsanto & co claimt dat hun ‘bedrijfsmatige’ vrijheid nodig is voor innovatie, en dat aan anderen restricties moet worden opgelegd omdat die mogelijkerwijs aan hun patenten tornen. Wie zelf zaad kweekt, uitwisselt of verhandelt, tornt aan hun marktmodel.

Binnenkort zal de Europese Commissie een heffing op naaimachines instellen, en daarna zelf kleding maken aan banden leggen. Zoiets breekt immers in op het solide bedrijfsmodel van C&A, H&M en andere bedrijven.

Gesloten technologie

Toen ik klein was, sloopte ik wekkers. Met een schroevendraaier (of een kwartje) maakte ik ze open: zo ontdekte ik de veer die zich ontwond, en die radertjes aandreef – een voor de seconden, die na zestig tikken rond was en zo een minutenradertje aandreef, die op zijn beurt de uren aanspoorde.

Daarna wilde ik weten hoe een wekker op een ingesteld tijdstip ging ratelen. Ik peuterde de ingewanden laagsgewijs los. Meestal ging het fout wanneer ik de veer bevrijdde: ik kreeg ’m zelden weer goed opgespoeld. Dan moest mijn moeder een nieuwe wekker kopen.

Later werd ik handiger. Ik leerde hoe stopcontacten, schakels en stekkers werkten door ze open te maken. Veel turen, beetje logisch nadenken, kijken wat dit doet en waartoe dat dient. Sindsdien repareer ik een boel defecte mechanica in huis zelf.

Fabrikanten houden niet van zulke zelfredzaamheid. Defect spul bij een winkel laten repareren of een nieuw exemplaar kopen, levert meer omzet op. Vandaar dat tegenwoordig zowat alle stekkers in massief plastic zijn gegoten: die kun je niet openschroeven. (Tip: knip die krengen van het snoer af en klus er een ouderwetse stekker aan.)

Gesloten technologie neemt hand over hand toe. Producenten maken het kopers moeilijk om in het binnenste van hun spullen te kijken, en daar zelf mee te rommelen. Na de gesloten omhulsels – gegoten stekkers, gepatenteerde schroefjes waarvoor geen publiek verkrijgbare schroevendraaiers mochten worden gemaakt – zijn ze overgestapt op gesloten modellen.

Het resultaat? De fabrikant bepaalt wat u met uw spullen mag doen. Op de iPhone en iPad kun je alleen door Apple goedgekeurde applicaties zetten. Dat geeft Apple vergaande zeggenschap wat u mag doen met uw eerlijk gekochte apparatuur. Ook knijpt Apple iedereen af die externe applicaties voor hun producten maakt: je bent verplicht ze via Apples digitale winkel aan te bieden, anders werken ze niet. Apple eist vervolgens vrolijk 30% van de verkoopprijs op – een gouden bedrijfsmodel.

Natuurlijk zijn er in dit verhaal ook slimme hackers. Zij maken jailbreaks: programma’s die mobieltjes, tablets etc. openbreken, zodat je daar kunt opzetten wat je goeddunkt, zonder afhankelijk te zijn van de toestemming van de verkoper van het product. Wat meer is: zodat je gewoon in het binnenste van je eigen spullen kunt kijken, ze kunt begrijpen, ze repareren en ze – eventueel – kunt verbeteren.

Jailbreaks zijn sinds januari van dit jaar strafbaar in de VS [link 1] [link 2].

Die wet is morbide. Hij geeft monopolisten het recht om de inventiviteit van anderen – die hun product willen verbeteren – goedkoop uit te melken. Hij is morbide, omdat hij nieuwsgierigheid en innovatie strafbaar maakt. Het ergste is wel dat de onderliggende toon is dat consumenten gehoorzaam moeten zijn aan de bedrijven van wie wij een product kopen, en daar niets anders mee mogen willen dan zij ons voorschrijven.

Laat ons allen wekkers openschroeven.

Voor eeuwig

Facebook staat erom bekend dat ze sloom – en bij voorkeur: helemaal niet – reageren op vragen, hulpverzoeken en klachten van hun gebruikers. Zodoende zette ik mezelf op voorhand mentaal schrap toen ik me aan een van de vele akelige klussen zette die gepaard gaan met het weduwschap. Hoe moest ik in hemelsnaam het Facebook-account van mijn recent gestorven echtgenote opheffen?

Zoeken naar het juiste formulier kostte me zeker een kwartier. Dat beloofde al niet veel goeds. Facebook wil liever niet dat iemand een account ongedaan maakt: hun marktwaarde wordt rechtstreeks bepaald door hun ledenaantal. Dat ze het sluiten van een account voor de levenden lastig maken, kan ik me dus wel voorstellen. Maar ja, dood zijn leek me een vrij definitief tegenargument: immers, wat heb je aan een overleden klant?

Enfin. Na driftig zoeken vond ik het betreffende formulier.

Facebook bleek zo’n doodsmelding goed te hebben geregeld. Ik moest een kopie van Christianes overlijdensattest overleggen, plus uitleggen welk recht ik had om die melding te maken. Dus scande ik braaf ook een kopie van onze huwelijksakte in en stuurde die voor de zekerheid bij mijn aanvraag mee.

In gedachten kreunde ik onderwijl, want elk bewijs dat Chris is overleden doet ernstig zeer aan mijn ogen, en vooral aan mijn hart. Maar ook: in gedachten juichte ik. Goed geregeld, Facebook. Fijn dat niet iedereen zomaar kan eisen dat andermens account kan worden gewist, en dat jullie terdege bewijs verlangen voordat zo’n aanvraag überhaupt in behandeling wordt genomen.

Tot mijn verrassing kreeg ik daags erna al antwoord van Facebook. Dat was rap! ‘We betuigen onze deelneming met uw verlies,’ schreven ze, heel begripvol, en vertelden me daarna dat ze het account van mijn echtgenote hadden gewist. Ik was blij. Dat bleek een fluitje van een cent te zijn geweest – weer een akelige klus geklaard!

Het duurde even voor tot me doordrong wat Facebook werkelijk had gezegd. Ze schreven, ogenschijnlijk vriendelijk en meegaand: ‘We are very sorry to hear about your loss. Per your request, we removed the account and all associated content from Facebook. People will not be able to search for it or view any of its information.’

Niksniet was al Christianes informatie verwijderd, zoals ik met overlegging van heel mijn hebben & houden had verzocht. Haar informatie was alleen niet langer via Facebook beschikbaar, meldde Facebook. Lees tussen de regels: ‘…maar die informatie staat nog wel op onze servers.’ Ook de zin dat mensen niet langer toegang hebben tot Christianes informatie, klonk ineens omineus. Uhm, bedrijven dus wel?

Zodat ik moet concluderen dat mijn dode echtgenote doorleeft in the cloud. Ze heeft daar het eeuwig leven verkregen. Helaas is ze niet meer toegankelijk voor vrienden en familie, maar voor het bedrijfsleven heeft ze het eeuwig leven verworven.

Internet overal

Computers worden almaar kleiner en sneller. Uw mobieltje heeft meer rekenkracht dan de computers waarmee we indertijd de eerste raketten in de ruimte lanceerden. Is het geen raar idee dat u tegenwoordig voldoende rekenkracht in uw broekzak heeft om een Apollo naar de maan te sturen?

In steeds meer apparaten worden slimme chips ingebouwd. Uw koelkast, uw wasmachine, uw auto en uw energiemeter hebben tegenwoordig een hart van silicium – ook dat zijn inmiddels allemaal computers geworden.

Dat is vaak handig. De wasmachine die zelf aanvoelt of-ie zwaar beladen is of juist maar een paar spulletjes in zijn binnenste heeft, kan met beleid een wasprogramma kiezen dat het milieu zo min mogelijk belast. Een auto op cruise control berekent zelf wat de veiligste (en meest economische) snelheid voor u is.

Het klinkt allemaal reuze handig. Is het niet heerlijk dat alles om ons heen slimmer wordt, dat meer dingen vanzelf lijken te gaan en voor ons worden geregeld, en wijzelf minder hoeven na te denken over allerlei futiliteiten?

Maar we hebben nooit goed nagedacht – laat staan: publiek gedebatteerd – over de consequenties van al die slimmigheden. Hoeveel zeggenschap hebben wij mensen over de apparaten die we gebruiken, over de chips ons worden opgedrongen? Zijn wijzelf nog verantwoordelijk wanneer de machines waarop we ons verlaten, een beslissing nemen die desastreus uitpakt? Kunnen we überhaupt nog ingrijpen, wanneer wijzelf en zo’n ‘slim’ apparaat het niet eens zijn over wat er nu, acuut, moet gebeuren? Hoe definiëren we onze eigen verantwoordelijkheid, onze autonomie, onze wettelijke aansprakelijkheid wanneer we onze beslissingen laten sturen door chips, of overlaten aan slimme systemen?

Inmiddels dient zich een tweede probleem aan. Alles wat zelfstandig op internet wil, heeft daartoe een uniek kenmerk nodig: een IP-adres. Tot voor kort waren zulke adressen schaars, maar nu internet op een nieuw systeem – IPv6 – is overgestapt, is de beer los. (Onder IPv4 moesten internetproviders woekeren om elke klant een eigen IP-adres te geven, terwijl ik onder IPv6 werkelijk elke haar van mijn katten van een eigen IP-adres kan voorzien.)

Met slimme chips en met IPv6, kan werkelijk alle informatie aan elkaar worden geknoopt en kun je overal informatie beheren, of automatische piloten instellen. Je koelkast koopt zelfstandig in bij AH, je mobieltje zet de verwarming hoger wanneer-ie via GPS ziet dat je je huis nadert. Je smart phone kan de cockpit van je leven worden.

Al die fantastische samenhang maakt ons echter ook enorm kwetsbaar. Wie zijn mobieltje verliest – of dat gejat of gehackt ziet – kan binnen dat scenario ineens helemaal niks meer. Die is dan prompt alles kwijt: toegang tot de bank, controle over zijn auto, en met pech: toegang tot zijn eigen huis, haard en koelkast.

Rompslomp is de beste beveiliging tegen bugs en hackers. Gemak dient niet de mens – wel zijn vijand.

Ethiek

Wat doe je wanneer je een sleutelbos in iemands voordeur ziet hangen? Aanbellen, en de bewoner op het probleem wijzen: ‘Iedereen kan zo uw huis in, dat zal niet de bedoeling zijn.’ Is er niemand thuis, dan haal je veiligheidshalve de sleutels uit het slot en gooit ze –met een net briefje erbij – in de brievenbus. Dank zal uw deel zijn.

Wanneer de deuren van een computersysteem open staan, is het lastiger. Terwijl jij hem erop wijst dat er toch heus een touwtje uit de brievenbus hangt of sleutels in het slot steken, ontkent de eigenaar meestal glashard dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Met pech beschuldigt hij je van inbraak, of doet zelfs aangifte. De boel beter beveiligen weigert hij: dat vindt-ie te duur, te omslachtig en bovendien mógen andere mensen sowieso toch niet naar binnen? Je hoort helemaal niet aan dat touwtje te trekken, al hangt het uit de brievenbus!

Het gevolg: de boel blijft wagenwijd openstaan. Ook voor mensen met minder scrupules. Wat nu juist de reden is dat nette hackers melding willen maken van dergelijke open deuren.

Omdat het in ons aller belang is dat computersystemen beter worden beveiligd en het geen pas geeft de boodschapper te bestraffen, drong de Tweede Kamer aan op een richtlijn voor zorgvuldig hacken. Begin januari kwam minister Opstelten eindelijk met een voorstel. Ethische hackers mogen geen onnodige schade aanrichten (allicht), ze mogen geen overmatige moeite doen om binnen te komen, en ze mogen het lek niet openbaar maken totdat het bedrijf of de instantie in kwestie het gat heeft gedicht.

De nalatige instanties hoeven niks te doen, behalve ‘tijdig reageren’ op zo’n melding. Ze mogen nog steeds aangifte doen van inbraak, hoe zorgvuldig de hacker ook optrad, of kunnen het probleem simpelweg ontkennen. In het voorstel liggen alle plichten en risico’s bij de hackers; de lekkende instanties gaan vrijuit.

Beter had Opstelten nagedacht hoe hij bedrijven en instanties kan aanzetten tot goed gedrag. Bijvoorbeeld door te eisen dat zij voortaan elk datalek en elke hack (zowel goedschikse als kwaadschikse) aan een centraal meldpunt doorgeven. Wie een melding van een beveiligings- of datalek ontvangt, dient dat lek binnen een paar dagen te repareren, of anders het bewuste systeem tijdelijk voor het publiek uit te schakelen. Details over verholpen lekken worden kort nadien intern door het Nationaal Cyber Security Centrum gepubliceerd, zodat ook systeembeheerders elders er lering uit kunnen trekken.

Strafrechtelijk toont Opstelten weinig durf. Hij had kunnen beloven dat ethische hackers die volgens de regels der kunst een lek in de systemen van de overheid zélf melden, in principe niet worden vervolgd. Ook nette hacks die een breder publiek belang dienen, horen te worden gevrijwaard.

Over twee weken moet iemand voorkomen die liet zien dat een gezondheidslab zo wrak was als een natte schoenendoos. Daarvan wordt niemand wijzer.