Diaspora

Drie dagen in Londen vergaderd over onderzoekjournalistiek. Hoe doe je degelijk onderzoek, hoe bescherm je bronnen, hoe controleer je publieke uitspraken van overheden en bedrijven, hoe breng je schandalen naar buiten? Hoe houd je de vrijheid van meningsuiting overeind wanneer steeds meer onderwerpen in het geheim worden besproken, of zelfs tot kwestie van staatsveiligheid worden bestempeld? Zijn de vrijheid van meningsuiting en de ruimte om degelijk onderzoek uit te voeren nog gewaarborgd, wanneer privacy verdwijnt?

We zaten er met de fine fleur van onderzoeksjournalisten, klokkenluiders, advocaten, hackers en NGOs. Seymour Hersh, die zowel de Amerikaanse slachting van honderden ongewapende burgers in My Lai als het schandaal rond Abu Ghraib blootlegde; Lowell Bergman, die als eerste de dubieuze praktijken van de tabaksindustrie blootlegde; Eileen Chubb, die naar buiten trad met de barre staat van Britse verpleegtehuizen; Duncan Campbell, die het bestaan van afluistersysteem Echelon aantoonde; Daniel Ellsberg, die staatsgeheimen over de Amerikaanse oorlog in Vietnam naar buiten smokkelde en die als de Pentagon Papers in de krant wist te krijgen.

Gaande de conferentie werd duidelijk hoe groot het spoor van vernieling is dat overheden rond hun klokkenluiders trekken. Dat Chelsea Manning 35 jaar gevangenisstraf kreeg voor het lekken van leugens rond de oorlog in Irak is erg genoeg: niet zij, maar de leugenaars verdienen die straf. Zij hebben hun eigen volk voorgelogen – en de rest van de wereld.

In het voetspoor van de klokkenluiders wordt echter ook anderen hun rechten ontzegd. Veel journalisten zijn voor hun eigen overheid gevlucht. Uitgever Julian Assange zit al ruim drie jaar vast in de ambassade van Ecuador; de filmmaakster Laura Poitras – die als allereerste contact had met Edward Snowden – kan de VS en de UK niet meer in, evenals journalist Glenn Greenwald en diens partner David Miranda; Snowden kan Rusland niet meer uit; Sarah Harrison, die Snowden vanuit Hongkong naar Rusland begeleidde, kan haar moederland niet meer in. Meer en meer mensen die ons de verhalen van klokkenluiders brachten, leven nu – o ironie – in exil in Berlijn.

Op de derde dag van de conferentie zag ik Citizen Four, de documentaire die Poitras over Snowden maakte. En na twee dagen van verstandige, heldere, imposante en onthullende verhalen, was ik ineens totaal van de kaart. Niet vanwege de onthullingen van Snowden: die zijn me inmiddels akelig vertrouwd. Niet vanwege de botte leugens van de Amerikaanse overheid: de documenten van Snowden tonen aan hoe verwoestend verraden wij allemaal zijn door de Amerikaanse overheid, en door onze eigen overheden.

Het was de eenvoud van Snowden die me tot tranen toe roerde. ‘Ik zag wat we deden, ik wist wat er gebeurde, en ik vond dat iedereen dit moest weten.’ Ellsberg zei later: ‘Zo was het bij mij ook. Ik kon het bedrog niet langer velen.’

Jong geleerd

Schoolboeken zijn deels digitaal geworden: leerlingen doen hun taken achter de computer. Software houdt bij wat ze gedaan hebben, welke cijfers ze haalden, hoe snel ze waren, waar ze goed in zijn, waar ze blunderen en wat ze over moesten doen. Digitaal lesmateriaal is iets totaal anders dan gewoon maar een boek op de computer: de software observeert en categoriseert al doende elk kind dat met zulk digitaal lesmateriaal werkt.

Die gegevens worden teruggestuurd naar de uitgevers van de schoolboeken. Zij beschikken daardoor over een schat aan informatie over de deelnemende scholieren: inmiddels zitten er al ruim een miljoen leerlingen in hun systeem. En omdat ze dat wel handig leek, hebben de uitgevers van de scholen bedongen dat die tevens de persoonsgegevens van de kinderen naar hen zouden doorsluizen. Daaronder vallen ook gegevens over de ouders. Dit alles wordt verzameld in Basispoort, een portal waarin digitale lesmethodes voor de basisschool worden beheerd.

Alleen weet niemand wat de educatieve uitgeverijen – waaronder giganten zoals ThiemeMeulenhoff, Malmberg en Noordhoff – vervolgens met al die gegevens van en over de kinderen (en hun ouders) doen. Accountantsbureau PwC, dat de kwestie op verzoek van staatssecretaris Dekker van Onderwijs al in april van dit jaar onderzocht, betoont zich bepaald geschrokken in zijn rapport.

De privacywetgeving lijkt niet te bestaan voor de uitgevers. Scholen vertrouwen er maar op dat de uitgevers de zaak netjes op orde heeft: ‘Ik neem toch aan dat zo’n grote partij het goed heeft geregeld,’ verzucht een van de geïnterviewde schoolfunctionarissen. Zijn moedeloosheid en afhankelijkheid van die verzamelde uitgeverijen klinkt erin door. Maar niemand weet écht wat de uitgevers met die gegevens doen, en de uitgevers zelf houden de lippen stijf op elkaar.

Eén ding is duidelijk: uitgevers eisen en beheren veel meer gegevens dan waar ze wettelijk over mogen beschikken. Eén ander ding valt te vrezen: de uitgevers hopen spekkoper te zijn, en de vergaarde gegevens economisch te kunnen uitbuiten. Verkopen van de gegevens aan derden is niet ondenkbaar: wellicht hopen ze winst te maken door de gegevens van uw kinderen aan commerciële partijen door te verkopen.

Basispoort zelf blijkt overigens slecht beveiligd te zijn. Een van de servers bleek lek te zijn, en wekenlang konden onbevoegden – te weten: nog weer andere onbevoegden dan de uitgevers – bij de gegevens van de schoolkinderen. Half oktober waarschuwde het Nationaal Cyber Security Center al voor dat lek, pas eind november dichtte Basispoort het.

Mensen zeggen vaak: ‘Ik heb toch niets te verbergen.’ Nu betwijfel ik of dat werkelijk zo is: niemand wil serieus dat een derde partij alles over hem weet, en vervolgens aan de haal kan gaan met die gegevens. Maar als u echt vindt dat u niks te verbergen hebt, vindt u dan ook dat onbevoegde derden alles over uw kind mogen weten?

Zingend steen, lichtend pad

Alsof je vanaf de aarde een speldeknop gooit naar een muntje dat ergens op de maan ligt, en dan niet mist: zo beschreef iemand op Twitter de landing van Philae op komeet 67P/C-G. Net als miljoenen andere mensen zat ik afgelopen woensdag urenlang aan het beeldscherm gekluisterd, wachtend tot Philea naar huis zou bellen om te vertellen dat-ie veilig was geland.

De maanlanding heb ik indertijd live gezien. We waren op de camping, mijn ouders hadden speciaal voor de gelegenheid een draagbaar tv’tje van huis meegenomen (of nu ja, tilbaar was een beter woord), en zorgden zo voor een lokale live verbinding tussen Otterlo en de NASA. Ik was best al groot, wel elfeneenhalf, en mocht meekijken met de groep volwassenen die zich voor onze caravan had verzameld. Het was een bijzondere gebeurtenis, dat kon ik uit alles afleiden, maar de crux ervan ging mijn bevattingsvermogen te boven: de rommelige, rotsige beelden op het tv’tje kon ik niet paren aan die gladde, lichtgevende schijf aan de hemel.

Van 67P/C-G had ik tot voor kort nooit gehoord. Sinds die eerste maanlanding is mijn besef van wereld en wetenschap echter voldoende gegroeid om met open mond en gespannen schouders mee te leven met de vluchtleiders van ESA: hoe meer kennis je hebt, hoe meer geïmponeerd je kunt zijn door zulke kunststukjes. En ja, de speldeknop belandde precies op de plek waarop gemikt was. (Al stuiterde hij nadien nog wat door.)

Daarna volgden de foto’s van de komeet. Ruwe, grillige pieken, holtes en gaten. Een wild landschap onder een pikzwarte hemel. Philae boorde, snoof, voelde, luisterde, keek, mat, harkte en analyseerde, en stuurde alle vergaarde data naar huis. Met die gegevens kunnen we het verleden van onze eigen planeet beter begrijpen: we krijgen zodoende een zeldzame blik op onze eigen geboorte. Het klapstuk: Philae wist de oscillaties in de magnetische velden van de komeet te onderscheppen. ESA veranderde de frequentie van die trillingen opdat die voor het menselijk oor herkenbaar werden, en liet ons zo het lied van die verre komeet horen: zacht kwakende kikkers die langzaam muteren tot ruisende wind. We hoorden de kosmos. Toen waren zijn batterijen leeg en viel Philae in slaap.

Op een klein stukje aarde werd diezelfde week een ander wonder van techniek prijsgegeven: in Eindhoven stelde Daan Roosegaarde zijn lichtgevende fietspad open. Overdag verzadigt het asfalt zich met zonlicht, ’s nachts geeft het die energie weer prijs in de vorm van Vincent van Goghs sterrenstormen. Het pad ontvouwt zich voor je ogen. Het is betoverende, wonderschone technologie: Rosegaarde schonk ons een stukje hemel op aarde.

‘Wanneer technologie ver voortgeschreden is, is zij niet langer van magie te onderscheiden,’ zei sciencefictionauteur Arthur C. Clarke ooit. Niet god, maar de wetenschap geeft tover aan ons bestaan.

Bedrijven als staat

Raar, dacht Julian Assange: ga je in op een verzoek van Google-topman Eric Schmidt om samen uitgebreid te praten over de toekomst van technologie en internet, en dan neemt Schmidt drie companen mee, allemaal hoge pieten van Buitenlandse Zaken.

Voor Assange was die ontmoeting – ‘one part Google, one part Wikileaks, three parts State Departement’ – aanleiding om de banden tussen Google en het hogere echelon van de Amerikaanse overheid in kaart te brengen. Vooral met de afluisterdienst NSA en het ministerie van Buitenlandse Zaken blijken die hecht: er wordt veel samengewerkt, ze leveren elkaar technologie, en de drie zien elkaars personeelsbestand als natuurlijke kweek- en visvijver.

In zijn recente boek ‘When Google met Wikileaks’ toont Assange vrij overtuigend aan dat Google meer dan internetpolitiek bedrijft. Assange vat het zo samen: ‘Wanner een Amerikaanse internetmonopolist haar invloed in de wereld wil behouden, kan zij de politiek niet links laten liggen. De buitenlandstrategie en economische hegemonie van de VS zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden om je eigen marktaandeel te behouden en te vergroten.’

Daar is niks mis mee, zou je kunnen zeggen, maar opmerkelijk is dat Schmidt al doende vaak opereert als een voorpost van de regering. Schmidt is feitelijk een tweede minister van Buitenlandse Zaken, maar dan wel een die zich meer kan permitteren dan de echte, en die bovendien nooit door het Amerikaanse Congres ter verantwoording kan worden geroepen.

Maar Assange staart zich blind op Google. Wat hij beschrijft, zie je bij alle multinationals gebeuren: ze fungeren als schaduwregering, ze voeren diplomatieke missies uit, ze leveren ministers en topambtenaren bij de vleet, en bieden weggestemde staatslieden werk.

Naomi Klein zette een intrigerende gedachtenstap. Zij beweert dat, na de stadstaat, de natiestaat en de federale staten, we nu naar een nieuwe regeringsvorm groeien: de bedrijfsstaten. Op veel punten groeit de invloed van internationale firma’s de ‘gewone’ politiek letterlijk boven het hoofd: via handelsverdragen wordt bedrijfsmacht boven die van individuele naties gesteld. Het nieuwe trans-Atlantische verdrag dat nu in de maak is, TTIP, geeft bedrijven zelfs het recht om schadeloos te worden gesteld indien een verandering in nationaal beleid hun belangen schaadt. Daarmee krijgen ze een ijzersterk wapen in handen om nationaal beleid te blokkeren.

Tekenend is dat delen van de rechtspraak worden overgeheveld naar het bedrijfsleven. De entertainmentindustrie hamert er al jaren op dat zijzelf als politie, aanklager, advocaat en rechter moet kunnen optreden, en wil dit deel van de rechtspraak liefst geheel zelf afhandelen. Ook het TTIP voorziet in rechtspraak door multinationals: als een bedrijf een overheid aanklaagt, zou een mediator – aangesteld door multinationals – in alle beslotenheid een bindende uitspraak moeten doen.

De staat wikt, de multinational beschikt.

Opvlieger

Twee weken geleden schreef ik dat al die slimme technologie waarmee we ons huis en onszelf behangen, makkelijk tot grove privacy-schendingen kan leiden. Eind vorige week ondersteunde PinkRoccade die stelling. Het automatiseringsbedrijf kwam met een monter filmpje waarin werd geschetst hoe onze eigen wearables kunnen omslaan in bewakingsapparatuur en met gemeentelijke databanken kunnen worden verbonden.

PinkRoccade voorzag een zonnige toekomst waarin een verhoogde hartslag hebben en gaan zweten terwijl je ’s avonds in een buurt rondloopt die als minder veilig wordt beschouwd, volstaat om de meldkamer van de politie te waarschuwen. De politie kan dan de smart phones van mensen in de buurt uitlezen: zij zijn nu immers verdacht, want potentiële dieven of aanvallers. Komen de verdachten de kant van de zweter-met-het-bonkende-hart op? Dan fluks hun gemeentelijke gegevens oproepen: als ze zelf niet in die buurt wonen, is dat extra verdacht! Hup, daar rijdt de politiewagen uit, die onderweg alvast een bericht stuurt naar de smart phones van de verdachten: jongens, kappen nâh, we hebben jullie in de smiezen!

Stereotype profilering, buurten zwartmaken, ongeoorloofd koppelen van bestanden, passanten op grond van andermans hartslag meteen maar als verdachten aanmerken, systematische privacy-schending: het zat allemaal terloops verstopt in PinkRoccades ideaalbeeld. Voor onze eigen veiligheid is het goed als wij burgers onze privacy volledig opgeven, beweren ze. Dat passanten de rest van hun leven te boek staan als ‘verdacht’, of zelfs als ‘betrapt, maar ternauwernood verijdeld door de politie’, wanneer iemand ’s avonds op straat een opvlieger of een stevige hoestbui heeft, kan PinkRoccade bar weinig schelen.

Het fundamentele probleem met elk monitorsysteem is dat ze afwijkingen van de norm problematisch maken. Onregelmatigheden triggeren een waarschuwing. Onregelmatigheden zijn verdacht. Nu moet je je onschuld gaan bewijzen. Het is een dodelijke omkering van onze rechtstaat.

De overheid heeft het PinkRoccade-model al van harte omarmd. Minister Asscher wil zowat alle gegevens die de overheid, de belastingen, werkgevers, zorgverzekeraars, handelsregisters, woningcorporaties, onderwijsinstanties, pensioenfondsen en nog wat klein grut over burgers hebben, aan elkaar koppelen. De overheid kan aan de hand daarvan een filter opzetten dat signaleert wie er misschien fraudeert.

De inbreuk op privacy van deze maatregel is zo groot, dat de Raad van State mordicus tegen is. Het gaat niet aan om de rechten van alle burgers op zulke immense schaal te schenden teneinde iets op het spoor te komen waarvan je niet eens zeker weet of het wel bestaat. Daarbij komt dat een trigger in zulke systemen, ook indien later onjuist bevonden, de persoon in kwestie nog jarenlang problemen berokkent. Je was immers getriggerd? Je wordt voortaan extra in de gaten gehouden.

Want het systeem is nooit fout. Alleen wij zijn dat. En dat maakt ons verdacht.

Slimme omgeving

Een week voordat Apple haar smart watch introduceerde (hij kan je hartslag meten en met je iPhone praten) publiceerde Bruce Sterling een vernietigend essay over de gedachte erachter. Het zogeheten internet der dingen, waarin onze apparaten ons gedrag vastleggen en met elkaar kunnen praten, zou een ‘slimme omgeving’ scheppen die ons prikkels levert om ons gedrag gunstig te veranderen. Het verhoopte resultaat: meer beweging, minder energieverspilling, verstandiger boodschappen doen, een betere lichamelijke toestand.

De introductie van die slimme technologie wordt door bedrijven voortvarend ter hand genomen, maar Sterling is weinig optimistisch. Welke gegevens worden er precies door die apparaten gegenereerd? Wie krijgen ze? Hebben wijzelf inzage in die gegevens, en wat meer is: hebben we überhaupt enige controle over die gegevens en het gebruik ervan?

De slimme energiemeter die momenteel in Nederlandse huishoudens wordt geïntroduceerd, onderstreept Sterlings punt. Elke twee seconden legt zo’n meter vast welke apparaten in huis aan staan. Die gegevens gaan naar het energiebedrijf, dat huishoudens daarna een advies op maat geeft over mogelijke besparingen. U en ik kunnen niet over die gegevens beschikken, noch horen we wat de rationale achter de erop gebaseerde adviezen is.

De privacy-aantasting is enorm. Uw energiebedrijf weet met zo’n slimme meter hoe laat u opstaat en gaat slapen, hoe vaak u doucht, hoe hoog u de verwarming heeft, hoe vaak u kookt en hoe vaak u iets in de magnetron schuift, ja zelfs precies welke tv-programma’s u bekijkt.

Wij, als leverancier van die gegevens, hebben intussen geen idee wat het energiebedrijf ermee doet en aan wie ze die verkopen. We weten daarom niet of hun adviezen aan ons mogelijk gekleurd zijn door hun eigen deals met koelkast-, lampen- of tv-verkopers. Ook hebben we geen idee hoe veilig onze gegevens – die ons dagelijks leven thuis minutieus in kaart brengen – aan de energiebedrijven worden overgedragen en daar worden bewaard. (Hint: niet erg veilig.)

En handig dat je slimme koelkast alvast een boodschappenlijstje voor je opstelt. Maar wat als de koelkastmaker een deal heeft met Albert Heijn? Kun je zo’n lijstje dan nog vertrouwen, of acht je koelkast zijn eigen inhoud wel erg snel over de houdbaarheidsdatum? Wat als je ziektekostenverzekeraar achter je rug om toegang krijgt tot je slimme boodschappenbriefjes, en die voortaan meeweegt in de hoogte van je premie?

Recent kocht Google een bedrijf op dat leidend is in slimme thermostaten; pal daarna een pionier in brandalarmen en videobewaking voor in huis. Beide bedrijven leveren ongetwijfeld slimme systemen, maar persoonlijk huiver ik bij het idee dat Google ooit over mijn huis zal waken. Google weet al te veel over ons. Zij zijn de laatste die ik inzage wil geven in mijn huishouden, laat staan controle over gegevens die daaruit zijn te halen.

Een slimme omgeving geeft mensen inzicht en controle. Een omgeving die onze gegevens kaapt en buiten onze macht plaatst, is niet slim. Die is doodeng.

Zelf maken

Toen ik zo rond de twintig was, was het buitengewoon hip om zélf dingen te maken. Ik droeg indertijd veel zelfgebreide truien. Hoe dikker de breipennen, hoe beter: aan de hand van de grofheid van de steken van iemands trui kon je namelijk eenvoudig bepalen of het ding werkelijk zelfgemaakt was, dan wel fabrieksspul.

Zelf je spullen maken was goedkoper dan ze uit de winkel halen, maar dat was niet de hoofdzaak. Geen eenheidsspullen en massaproducten willen kopen was een veel belangrijker motief. Vandaar ook dat alles zichtbaar zelfgeklust was, van grote-steken-truien tot meubilair gemaakt van bielzen en van groentekratten. De logica van toen was dat alleen wanneer iets rauw oogt – ongepolijst, ruw geschuurd, grof – het authentiek was: je moest het handwerk eraan af kunnen zien.

In de jaren negentig kwam de klad in het doe-het-zelven. Breiwinkels sloten, fournituren werden lastiger te vinden, de Hubo’s en de Gamma’s leken alleen te kunnen overleven door erbij te klussen als tuincentrum.

Onverwacht is doe-het-zelven weer helemaal terug. Alleen dat grove, daar zijn we radicaal vanaf gestapt. Ons geklus moet tegenwoordig liefst leiden tot dingen die beter en mooier zijn dan wat de winkels aanbieden. De inzet van nu is: als ik het zelf maak, is het resultaat hopelijk degelijker dan wat uit de fabriek komt. Geen rafels of slecht gedichte naden, geen goedkoop materiaal, geen tierlantijnen, geen onduidelijke herkomst, en niet al na een paar keer gebruiken kapot. Met als grootste bonus: helemaal aangepast aan jouw specifieke wensen.

Je ziet het zelfs in restaurants. Daar heet het huidige doe-het-zelven weliswaar ‘nieuw ruig’, maar de zelfgemaakte broden en worsten in zulke eetgelegenheden zijn bepaald niet grof, ongepolijst of ruw. De ambachtelijkheid staat voorop, met veel liefde voor het voedsel, afkeer van liflafjes, en warsheid van verhullende verpakking. Het is recht door zee, eerlijk eten.

Wat me nog het meest boeit zijn de repair café’s die overal opdoemen. Is een knopje kapot, dan hoef je een apparaat heus niet weg te gooien. Weet je zelf niet hoe je dat kunt maken, dan kun je ermee naar zo’n repair café gaan, waar mensen je helpen om je eigen spullen te herstellen. Met wat geluk en doorzettingsvermogen kun je er je lamp, je winterjas, je wekkerradio, je computermuis of je kapotte fotolijst een tweede leven geven.

Die trend is des te intrigerender nu producten steeds vaker gesloten worden opgeleverd. Vooral elektronica openmaken is een klus op zich geworden, dat vaak speciaal gereedschap vergt. De producent hoopt zich er zo van te verzekeren dat je reparaties door hen laat verzorgen, een duur servicecontract afsluit, of een nieuw exemplaar koopt zodra het oude kuren vertoont.

Iets zelf maken is goedkoper, beter voor het milieu en met mazzel ook mooier. Bovenal is het fantastisch om te ontdekken dat er iets uit je eigen handen kan komen.

Theater

Vliegen blijft een gênante vertoning. Daar sta je dan met je eerder zo keurig ingepakte koffertje, waar je inderhaast alles waar mogelijk elektronica in zit, uit hebt geplukt opdat ’t apart door de scanner kan. Je jas moet uit. Je colbertje ook. Je schoenen. Zelfs je broekriem moet af. Mijn kruk moet ook altijd de door scanner heen, en van de zenuwen ga ik dan extra slecht lopen, zodat ik steun zoek bij poortjes. Die gaan juist daardoor subiet loeien.

Welkom bij het theater van de beveiliging.

‘Mogen wij uw tas wat beter bekijken?’ vraagt zo’n meneer dan, en aangezien weigeren niet kan knik je zo vriendelijk mogelijk van ja. Op kousevoeten doe je rits na rits open, onderwijl piekerend wat ditmaal zal sneuvelen. Heb je wellicht 10cc teveel shampoo bij je? Hoeveel milliliter dampvloeistof vindt de beveiliging acceptabel? Snappen ze daar dat mijn roestvrij stalen tubes-met-verwisselbare-batterijen heus geen pijpbommen zijn, maar het gezondere alternatief voor tabak?

Afgelopen week moest ik op Schiphol voor het eerst door de bodyscan. Aangezien ik weet wat voor absurd gedetailleerde blootbeelden dat ding aan de beveiligers voorschotelt – de befaamde nepreclames over röntgenbrillen uit de jaren zestig zijn nu alsnog bewaarheid geworden – voelde ik me buitengewoon naakt. Je handen voor je borsten en je kruis slaan om nog íets van je waardigheid te behouden, is helaas streng verboden.

Het wrange was: terwijl de naaktscanner een effectiever controle had beloofd, moest iedereen die er doorheen was gegaan, daarna alsnog worden gefouilleerd, en bovendien uitgebreider dan ooit tevoren. Er ontstonden immens lange rijen.

Toen het mijn beurt was, vroeg ik de mevrouw die mij overal betaste hoe dat nou zat. Ze wees naar het gekuiste plaatje van mijn naakte zelf dat ze voor zich had: overal op mijn lichaam waren plekken geel opgelicht, en die moest ze stuk voor stuk nader onderzoeken. In de gauwigheid identificeerde ik de rits van mijn spijkerbroek, de gesp van mijn laarzen, het montuur van mijn bril. Ik geloof dat mijn trouwring en de vullingen in mijn kiezen plots ook zowat in de gevarenzone vielen.

Wat heb je aan geavanceerde apparatuur wanneer die godbetere een rits als potentieel terroristisch wapen aanmerkt? Levert het überhaupt ooit extra veiligheid op wanneer je doodnormale dingen steeds intensiever gaat screenen? Aan hoeveel uiterst gênante controles mag je onschuldige burgers standaard onderwerpen, in de hoop zo ooit eens een snoodaard te vangen?

Ineens zag ik de overeenkomst met die andere ‘preventieve’ controle, die ziekte en sterfte niet voorkomt, maar alleen extra angst veroorzaakt; de controle die allerlei normale processen als ‘verdacht’ bestempelt en die hoofdzakelijk leidt tot overbodig, verminkend ingrijpen: de tweejaarlijkse borstkankercontrole.

Allebei zinloos, en allebei een theater van valse veiligheid.

Systeemfout

Vanwege een programmeerfout in de software waarop een groot deel van alle internetbeveiliging draait, konden onbevoegden twee jaar lang in het geniep allerlei gevoelige data uitlezen. In hoeverre er daadwerkelijk misbruik is gemaakt van de bug is vooralsnog onduidelijk, al zijn een aantal tot nu toe onverklaarde datalekken ineens een stuk begrijpelijker geworden.

Meteen na de bekendmaking van de bug (die Heartbleed is gedoopt) vroegen veel mensen zich logischerwijs af of ook de NSA er weet van had, en of zij de bug wellicht ten eigen bate hadden benut.

Het zou namelijk niet de eerste keer zijn dat de NSA een onbekende bug uitbaat. Al langer weten we dat de NSA, net als onze eigen AIVD waarschijnlijk doet, geregeld zogeheten zero day exploits koopt: bugs en lekken die nog niet bekend zijn bij de mensen die internet beveiligen, en waarvoor dus nog geen patches zijn. Vervolgens misbruiken ze die bugs om zelf her en der informatie op te halen.

Het wrange is dat de geheime diensten met ons belastinggeld informatie over lekken en gaten kopen, en daarmee investeren in dat lek. Ze hebben er vanaf dat moment immers geen enkel belang meer bij dat zo’n lek – dat ook u en mij kan treffen en ernstig kan benadelen – ooit nog wordt gerepareerd. Met publieke gelden financieren wij zodoende, o ironie, onze eigen kwetsbaarheid.

De vraag of de NSA wist van Heartbleed, is derhalve een vraag met een ingebouwde patstelling.

Immers, wanneer de NSA Heartbleed inderdaad heeft uitgebaat, zal zij dat nooit toegeven. Geheime diensten geven de buitenwereld zelden inzage in hun werkwijze, laat staan in de meer schimmige aspecten ervan. Die wetenschap maakt elke ontkenning hunnerzijds inherent discutabel, en dus: niet afdoende.

Mochten ze wel weet hebben gehad van Heartbleed, maar te netjes zijn geweest om zelf er misbruik van te maken, dan valt de organisatie te verwijten dat ze de rest van de wereld niet hebben gewaarschuwd. In dat geval is sprake van grove nalatigheid: honderdduizenden instanties en miljoenen webservers zijn dan doelbewust kwetsbaar gehouden.

En tenslotte: als de NSA oprecht niet van het bestaan van de bug afwist, is dat minstens even erg. Aannemelijk is dat anderen wél wisten hoe je met die bug ongemerkt informatie kon opdiepen; en dat betekent weer dat de NSA en aanverwanten zelf mogelijk slachtoffer van Heartbleed zijn geworden. Alweer: iets dat ze moeilijk kunnen toegeven.

Kortom, het is een rotzooitje.

Wat me het meest frappeerde in de discussie over Heartbleed, was de vanzelfsprekendheid waarmee de NSA verdacht werd van misbruik. Wanneer overheden zowat iedereen blijken af te luisteren, verliezen burgers kennelijk het vertrouwen in hun eigen overheid.

Meet uzelf

Het gerucht gaat dat Apple momenteel druk doende is een deal te sluiten met Amerikaanse ziektekostenverzekeraars. Eind dit jaar introduceert het bedrijf een nieuw gadget: de iWatch, een polshorloge dat allerlei biometrische gegevens van de drager bijhoudt. De iWatch kan automatisch je hartslag, bloeddruk, het aantal gelopen stappen per dag registreren en je kunt er je calorieverbruik in opslaan. Het ding schijnt zelfs eenvoudige bloedmetingen te kunnen gaan uitvoeren.

Apple mikt op twee beproefde strategieën. De ene is de koppelverkoop, bekend van de introductie van mobieltjes. De klant kreeg zo’n (indertijd razend duur) apparaat zowat gratis verstrekt van de telefoonmaatschappij, op voorwaarde dat -ie een abonnement voor twee jaar bij ze nam. De andere is het kortingsmodel: wie geregeld de gegevens van zijn iWatch uploadt naar zijn huisarts, specialist of verzekeraar, krijgt vervolgens korting op z’n ziektekostenverzekering.

Buitengewoon slim van Apple. Op die manier promoten de verzekeraars Apples nieuwste gadget, subsidiëren zij een flink deel van de aanschafkosten voor de consument, en zorgt Apple er tussen neus en lippen voor dat hun gadget als ‘bevorderend’ voor de individuele gezondheid in de markt wordt neergezet.

Je biometrische gegevens permanent meten klinkt geweldig, en wordt aangeprezen als een manier om zelf proactief te zijn, om meer controle over ons lichaam te krijgen, ons ‘bewuster’ te maken van ons eigen gedrag. Zo bezien is de iWatch een middel om ons te helpen gezonder te gaan leven. Voorts zouden we ziektes zo eerder kunnen opsporen en fysieke problemen hopelijk in de kiem kunnen smoren: de iWatch geeft ons de kans om in te grijpen voordat een afwijking ons boven het hoofd groeit.

Maar dat is zeer de vraag. Dure zorg zit ’m vooral in chronische ziektes, in ouderdomsziektes, en in het laatste jaar van iemands leven. Daar verandert een iWatch weinig aan: MS, astma, COPD, Parkinson, dementie, reuma, hernia’s, suikerziekte en kanker voorkom je er niet mee. Op de keper beschouwd zijn er eigenlijk bitter weinig ziektes die je kunt voorkomen door jezelf eindeloos in de gaten te houden.

Voorkom je ongezond leven met een iWatch? Zal iemand minder gaan drinken, eten of roken, zuiver omdat-ie een smart watch om zijn pols heeft? Hooguit is zo’n ding een steun in de rug wanneer je, zoals Hans in deze krant, tóch al wilde halveren, en overal hulptroepen zoekt.

Zulke gadgets slaan vooral aan bij jonge en hippe mensen, toevallig juist de groep die weinig beroep doet op de gezondheidszorg. Je kunt je afvragen welk doel al dat gemeet en ken-je-eigen-lichaam op hen heeft: ik vrees dat ze al doende eerder vaker bij de dokter zullen zitten. ‘Gisteren was mijn hartslag 5% hoger dan gemiddeld, is er soms iets aan de hand?’

We kweken een generatie van hypochonders.

 
Noot, 20 april 204:
Slate spubliceerde gisteren een zeer interessant artikel over Fitbit, een tracker die biometrische gegevens bijhoudt. De gegevens worden onder meer naar je werkgever gestuurd. Zie ‘What Fitbit and Nest Are Doing With Your Data‘.