Botnet

De DDoS-aanvallen eerder deze maand op MasterCard, Visa en PayPal zorgden voor onrust. De teneur was dat strenge straffen gepast waren: het zou gaan om vernieling. Nogal wat mensen vreesden dat dit een voorbode was van hackers die het betalingsverkeer zouden ontregelen of andermans geld inpikten.

Bij een DDoS-aanval wordt een leger computers ingezet om een website te overspoelen; die krijgt ineens van alle kanten talloze verzoeken om een pagina te tonen. De webserver kan de toeloop niet aan, raakt overbelast en geeft de geest: missie geslaagd. De remedie is betrekkelijk simpel en komt erop neer dat je de webserver herstart en verdachte verzoeken voorlopig even afwimpelt. Er wordt geen infrastructuur ontregeld of informatie ontvreemd, er worden geen systemen overgenomen, er gaat niks kapot. Een DDoS-aanval is het beste te vergelijken met een digitale wegversperring. Het verkeer rond de website wordt ernstig belemmerd. Heel hinderlijk, maar niet iets dat thuishoort in de categorie zware criminaliteit.

De aanleiding voor de kwestie vind ik serieuzer. MasterCard, Visa en PayPal hadden bekend gemaakt dat zij de tegoeden van WikiLeaks hadden bevroren. Op grond waarvan was onduidelijk. PayPal zei aanvankelijk een brief te hebben gekregen van het Amerikaanse State Department dat hen daartoe sommeerde; dat bleek gelogen te zijn. Daarna beweerde PayPal dat WikiLeaks ‘mogelijk’ activiteiten tentoonspreidde die illegaal waren, of althans ongewenst, en dat ze zulke klanten volgens hun bedrijfsvoorwaarden mogen weren.

Het uitsluiten van klanten vanwege ‘ongewenste’ activiteiten ligt iets ingewikkelder dan PayPal deed voorkomen. Ze mogen een klant alleen weren als die een duidelijk bedrijfsrisico oplevert (bijvoorbeeld omdat-ie geregeld zijn schulden verzaakt), of indien bewezen is dat het geld illegaal is verkregen dan wel voor illegale doelen wordt aangewend. En een klant de dienst opzeggen is bepaald iets anders dan zijn geld bevriezen: dat laatste is simpelweg een wederrechtelijke inbeslagname. (U kunt dat desgewenst ook diefstal noemen.)

PayPal, Visa en MasterCard mogen WikiLeaks niet zomaar de deur wijzen, laat staan hun geld in beslag nemen. Dat financiële instanties zo eigengereid optreden en hun beleid door het nieuws laten bepalen in plaats van door wet en recht, is zorgwekkend. Uw bank hoeft u helemaal niet aardig te vinden. Definiëren wat gewenst of ongewenst politiek gedrag is van hun klanten, is niet hun taak. Ook de KluKluxKlan heeft recht op een bankrekening en iemands geld in beslag nemen mag alleen als een rechter dat verordonneert.

Dus dat sommige supporters van WikiLeaks het die banken betaald wilde zetten, was niet vreemd. Toch: slim is anders. Wie onheus gedrag beantwoordt met meer onheus gedrag, vereffent immers geen rekening. Die schept slechts meer onheusheid.

Eén aspect van de affaire is onderbelicht gebleven. Wat zijn dat eigenlijk voor computers die als een leger kunnen worden ingezet, en die op afstand door anderen kunnen worden aangestuurd en afgevuurd? Uit wie of wat bestaat zo’n botnet?

Het antwoord zal u verrassen: de kans is groot dat u erin zit. De gemiddelde PC wemelt van de virussen, en een deel daarvan heeft uitsluitend tot doel uw computer in te lijven in een leger van botnets. Botnets om DDoS-aanvallen uit te voeren, botnets om spam te versturen, en helaas: ook botnets die wél zijn bedoeld om de infrastructuur te ontwrichten of u uw geld te ontfutselen.

Hoeder, moeder & broeder

Al geruime tijd doet onder technologiegezinde mensen de theorie van de Singularity opgeld. (Eigenlijk is ‘t meer een hypothese, want van een coherent uitgewerkt stelsel van ideeën is geen sprake.) De leidende gedachte is dat technologie zich momenteel zo snel ontwikkelt, onder meer omdat we tegenwoordig geavanceerde technologieën gebruiken om nieuwe technologieën te ontwikkelen, dat zich op afzienbare tijd (twee, hooguit drie decennia in de toekomst) een cruciale, onomkeerbare verandering zal voordoen. De technologie die we hebben gemaakt, zal dan op eigen benen staan; hij zal bewustzijn hebben, zo u wilt.

Die nieuwe technologie zal ons veel goeds brengen. Via nanotechnologie kunnen we straks bijvoorbeeld organen maken (of repliceren). Er zal nooit meer een tekort zijn aan donornieren, je kunt een nieuwe nier laten ‘uitprinten’ door een nanodeeltjesmaker, die alle bouwstenen vervaardigt en ze in de goede volgorde en samenhang ordent. Grondstoffen hoeven we voortaan niet te delven maar kunnen we zelf maken, alweer via nanotechnologie. Want uit nanodeeltjes (minuscule brokjes informatie) kun je alles bouwen, je hoeft ze alleen maar de juiste informatie en de juiste connecties mee te geven. Ze zullen zichzelf dan tot de gewenste formatie ordenen en kunnen zichzelf eindeloos repliceren.

Van schone brandstof tot onuitputtelijke voedselbronnen, van lichaamsverjonging en –herstel tot genezing – alles ligt dan ineens binnen bereik. Sommige aanhangers van de Singularity-gedachte – waaronder haar voornaamste woordvoerder, Ray Kurzweil – geloven zelfs dat de mens dan onsterfelijk zal worden.

Na de Singularity ‘weet’ de technologie bovendien wat wij nodig hebben en zal zij onze wensen en noden vervullen. De technologie zal op onze verlangens anticiperen en zal ons beschermen tegen de elementen, tegen elkaar en tegen alles dat ons kwaad berokkent. De technologie zal onze hoeder, moeder en broeder zijn.

Kortom, de Singularity is voor technofielen wat The Rapture is voor christenfundamentalisten: het moment waarop de hemel openbreekt, God over ons neerdaalt en ons in zijn eindeloos wijze armen opneemt, en alles op slag goed en heel maakt. Het enige verschil is dat bij de Singularity iederéén mee de zaligheid in mag, terwijl The Rapture alleen op uitverkorenen mikt en de rest in het hellevuur werpt.

’t Is buitengewoon naïef. Dat technologie zich exponentieel ontwikkelt en dusdanige reuzensprongen maakt dat ’t niet meer valt bij te houden, laat staan dat we kunnen voorspellen wat er over tien of twintig jaar mogelijk is, is waar. Maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat alles wat wij zodoende in het leven roepen ‘goed’ zal zijn, integendeel: de geschiedenis leert ons dat technologie ook vele rampen heeft veroorzaakt. (‘Maar dat was onvolkomen technologie,’ werpen de gelovigen dan tegen.)

Daarnaast negeert de Singularity-gedachte dat er al veel systemen zijn ontworpen die zelfstandig functioneren en die ‘voor ons aller bestwil’ min of meer eigenstandig beslissingen nemen. Niet dat zulke systemen bewustzijn hebben, maar wel hebben we ze zoveel autoriteit toegekend dat we onszelf afhankelijk hebben gemaakt van hun oordeel. Van alcoholdetectiesystemen in auto’s (niet blazen betekent niet kunnen rijden) tot geautomatiseerde beslissingen wie ‘gevlagd’ wordt als verdachte, als mogelijke borstkankerpatiënt of als potentiële wanbetaler – de technologie beslist.

Ook dat hebben Singularity-aanhangers gemeen met andere gelovigen: ze kijken nooit naar het hier en nu, maar verlaten zich op een verre toekomst waar alles roze is.

[Beeld gekopieerd van een blog over Transhumanisme, een gedachte die nauw verwant is aan The Singularity.]

Grootse plannen

Politie, brandweer en ambulances kampen met een gebrekkige onderlinge informatie-uitwisseling. Speciaal voor hen is het C2000-netwerk opgezet. Het idee was dat de hulpdiensten elkaar via dat besloten netwerk snel konden oproepen en ook ter plekke met elkaar in contact konden blijven. Eer het systeem enigszins werkte, waren de deadlines ruimschoots overschreden (de naam getuigt nog van het voornemen het netwerk eind vorige eeuw in dienst te nemen), en het werkt nog immer belazerd slecht.

Begin dit jaar moest Binnenlandse Zaken opnieuw ettelijke miljoenen bijleggen. De dekking van C2000 leek op gatenkaas; en met blinde vlekken is het systeem uiteraard onbetrouwbaar, en dus feitelijk onbruikbaar. Er zouden zendmasten bijkomen en dan zou alles eindelijk op orde zijn, verwachtte het ministerie.

Anderhalve week geleden sloeg de brandweer echter groot alarm: de C2000-portofoons vallen te vaak uit. De brandweer noemde de situatie levensbedreigend: ‘De communicatie en daarmee de “levenslijn” tussen manschappen onderling en bevelvoerders [kan] spontaan falen zonder dat de portofoondragers dat ook maar enigszins in de gaten hebben.’ De brandweer wil per direct van het systeem af.

De politie heeft daarnaast zo haar eigen problemen. Sinds begin jaren ’90 probeert men lokale aangifte- en opsporingssystemen op elkaar aan te laten sluiten, maar dat vlot niet buitengewoon. Elke hernieuwde poging leidde hoofdzakelijk tot meer ICT’ers, tot ambitieuzere plannen en tot meer (en steeds duurdere) managers, dit alles overigens zonder dat de bedoelde automatisering zelf veel opschoot. Sterker nog, het vernieuwde invoersysteem van onder meer processen-verbaal leidde tot allerlei protest, tot minder ingevoerde data, tot meer omhaal bij het invoeren ervan en tot langdurige, gigantische storingen.

Vorige week besloot de nieuwe directeur van de vtsPN (voorziening tot samenwerking Politie Nederland) daarom schoon schip te maken. Hij wil 600 extern ingehuurde ICT’ers de laan uitsturen en tevens ernstig wieden in de liefst 7000 servers die de politie her en der heeft draaien. Dat leek hem de enige manier om de groeiende chaos het hoofd te bieden.

Afgelopen week bleek dat ook de gemeente Amsterdam vastloopt met haar automatisering. Bij de gemeentebelastingen dreigt chaos, de datacentra kampen met uitval en storingen, de back-ups zijn niet goed geregeld, de servers zijn soms zo traag dat ambtenaren terugvallen op Hotmail en Gmail voor hun elektronische post, aanvraag- en behandeltrajecten zijn door de vele automatiseringsprojecten niet bekort of eenvoudiger geworden, maar juist complexer, en zo schort er nog het een en ander. Alleen al om het automatiseringspuin te ruimen – niet: om een alternatief te ontwikkelen – moet Amsterdam 100 miljoen uittrekken, is becijferd. Intussen is er gerede kans dat de afhandeling en betaling van uitkeringen in gevaar komt, omdat de Amsterdamse ICT daar niet langer tegen opgewassen is.

De Belastingdienst heeft haar automatisering inmiddels wat op orde. Dat heeft al met al toch minstens tien jaar gekost, waarin enorm veel geld is verspild en fiks is geblunderd. Intussen meent de landelijke overheid dat de invoering van landelijk elektronisch patiëntendossier en een landelijk elektronisch kinddossier een slimme zet is en verwacht ze zodoende efficiency te kunnen verbeteren, kosten te kunnen besparen en fouten te kunnen voorkomen.

Automatisering is een mooi ding. Maar ’t werkt bewezen beter als je van beneden af opbouwt, en wanneer je bescheiden verwachtingen hebt.

Kleine beetjes

Flattr is bedacht om mensen die iets moois, slims, interessants of belangrijks hebben gemaakt, daarvoor eenvoudig te kunnen belonen. Van zulke micro-betalingssystemen hebben we er al meer gezien maar deze is slim opgezet, en maakt goede kans het te halen.

Het werkt als volgt: je maakt een account aan en stort wat op je Flattr-rekening (dat kan met Paypal, met een creditkaart en waarschijnlijk ook met Ideal). Daarna zeg je hoeveel geld je maandelijks wil weggeven; het minimum is twee euro per maand. Als je ergens een artikel of filmpje tegenkomt dat je bijzonder vindt, kun je de maker ‘flatteren’ – zeg maar: complimenten door op zijn of haar Flattr-button te klikken. Aan het eind van de maand worden je twee euro’s verdeeld over alle mensen die je hebt geflatterd. Als je die maand niemand hebt gecomplimenteerd, gaat je geld naar een goed doel.

Stel dat ik in een maand tien keer klik, dan krijgt Wikileaks vervolgens 20 cent van mij. Da’s geen bedrag om over naar huis te schrijven. Alleen ben ik natuurlijk niet de enige die Wikileaks heeft geflatterd, en dan kunnen veel kleine beetjes een complimenteus bedrag vormen.

Flattr is ontwikkeld door een voormalig lid van The Pirate Bay. Het wordt al gebruikt door Wikileaks, Taz en Freitag. Een prima systeem, ik wou al lang dat er zo iets was. Dus heb ik meteen een account aangemaakt: u kunt mij nu flatteren, en ik anderen.

Informatie overload

Op een conferentie eerder deze week meldde Eric Schmidt, een van de bazen bij Google, dat we momenteel elke twee dagen evenveel informatie produceren als sinds het begin der tijden tot aan het jaar 2003.

Laat die even op u inwerken.

Denk aan alles wat er in de pakweg afgelopen dertig eeuwen is geschreven aan boeken, pamfletten, brieven, kattebelletjes, beleidsnota’s, dagboeken, rapporten, boodschappenbriefjes, nota’s, jaarverslagen, liefdesbrieven, naslagwerken, en wat al niet. Stel u die immense stapels papier voor. En bedenk dan dat we tegenwoordig elke twee dagen nog eens die omvang produceren (zij het nu meestal digitaaal), in de vorm van blogs, mails, foto’s, sms’jes, tweets, nieuws, Facebookverkeer, Wikileaksdocumenten en godweetwatal.

Geen wonder dat we allemaal steeds harder zoeken naar manieren om informatie te filteren. (Omgekeerd maakt die filtering dat we steeds meer informatie tot ons kunnen nemen, en derhalve ook weer meer informatie produceren. (Daar is dit bericht een goed voorbeeld van.))

We produceren momenteel – volgens Google – vijf exabyte per twee dagen. Een exabyte is een 1 met 18 nullen erachter: 1.000.000.000.000.000.000 bytes. Wikipedia heeft een iets lagere schatting, nou ja, wat heet dan nog ‘lager’. Dat meldt namelijk: ‘As of March 2010, the global monthly Internet traffic is estimated to be 21 exabytes.’

Oh brave new world

…that has such transparent people in it!

Webwereld meldt vandaag dat vanaf 2011 DNA-gegevens, vingerafdrukken en kentekennummers automatisch worden uitgewisseld tussen alle Europese lidstaten. Deze informatie is door criminaliteitsbestrijders automatisch opvraagbaar uit de verschillende databanken van de verschillende EU-landen. Nederland loopt – zoals vaak – heerlijk voorop en deelt deze informatie al met enkele Europese landen. Uit het artikel begrijp ik dat er geen rechterlijke machtiging of wat ook aan te pas komt:


Mocht een buitenlandse instantie bijvoorbeeld een crimineel in de kraag vatten dan kan zijn persoonlijke informatie, zoals het DNA-profiel of vingerafdrukken, geautomatiseerd vergeleken worden met data uit verschillende landen. Wordt er een overeenkomst (match) gevonden tussen twee databases, dan kan verdere persoonsinformatie worden opgevraagd indien die aanwezig is.

Deze uitwisseling is vastgelegd in Europese wetgeving waar alle Europese lidstaten in 2011 aan moeten voldoen. De regeling heeft zijn oorsprong in het weinig bekende verdrag van Prüm, onderdeel van het Schengen-akkoord. Daarover is in 2005 onderhandeld door België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk en Nederland. Schengen is in het leven geroepen om vrij verkeer van personen tussen aangesloten landen te bewerkstelligen.

In 2008 is het verdrag van Prüm zonder stemming ]goedgekeurd door de Eerste Kamer en sindsdien wisselt Nederland automatisch persoonlijke informatie uit met verschillende Europese landen. Er zijn op dit moment 10 Europese landen die onderling DNA-informatie uitwisselen, vijf landen wisselen vingerafdrukken uit en zeven landen doen hetzelfde met kentekeninformatie en chassisnummers. Nederland is een van de voorlopers op dit gebied.

Geheime chaos

Na de aanslagen op de Twin Towers schoten alle Amerikaanse (en Europese) veiligheids- en inlichtingendiensten van schrik in een enorme groeistuip. Er werden nieuwe organisaties opgericht, bestaande diensten werden dramatisch uitgebreid, er werden jaarlijks tientallen miljarden ingestoken.

De Washington Post heeft twee jaar lang de staat van de geheime diensten onderzocht en bracht gisteren haar dossier Top Secret America uit. Het is geen kattenpis: liefst 1271 overheidsinstanties en 1931 ingehuurde bedrijven houden zich momenteel uitsluitend bezig met het verzamelen, opslaan, rubriceren en analyseren van informatie en schrijven daar vervolgens elke dag stapels rapporten over. Alleen al de NSA moet 1,7 miljard e-mails en telefoongesprekken per dag verwerken.

In totaal zijn deze veiligheidsmedewerkers in 10.000 high-tech, zwaar beveiligde gebouwen ondergebracht. 845.000 mensen hebben inmiddels een top security clearance. Sinds 9/11 zijn er 263 nieuwe inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijgekomen. Allemaal leveren ze vergelijkbare rapporten op: iedereen herkauwt dezelfde gegevens en vat andermans werk eindeloos samen, zodat juist de betekenisvolle details worden weggewassen. Er zijn voorts te weinig mensen met kennis van het veld, te weinig vertalers en te weinig mensen die goed zijn ingewerkt. (Geen wonder ook, als je de spoeling zo dun en het werk zo dik maakt.)

Het document dat al die geheime clubs (vaak elk met eigen subdivisies) inventariseert, is driehonderd pagina’s lang. Vaak weten instanties niet van elkaar wat ze doen, ook omdat ze allemaal al hun werk gewoonlijk als highly classified bestempelen. Het gevolg: iedereen werkt vreselijk langs elkaar heen. Alleen al de geldstromen van mogelijke terroristische organisaties worden door vijftig verschillende Amerikaanse diensten onderzocht. Niemand heeft tijd om elkaars rapporten te lezen.

De legerdienst die was aangewezen om te bezien of er zich binnen het Amerikaanse leger zélf mogelijk extremisten ontwikkelden, besloot op eigen houtje buitenlandse groepen te gaan onderzoeken (al waren daar al tientallen andere instanties voor). Daardoor had niemand nog oog voor de meldingen over majoor Nalik Hasan, die in november 2009 in de legervesting Fort Hood uiteindelijk dertien mensen doodschoot en dertig anderen ernstig verwondde. Ook de vele berichten over de Nigeriaan Abdulmutallab die een Kerstmisaanslag tijdens een vlucht van Jemen naar Detroit in gedachten had, verzopen volkomen in de bandeloos groeiende stroom informatie. Er waren genoeg mensen die ervan wisten, maar niemand deed iets met die informatie.

Om orde in de inlichtingenchaos te scheppen besloot de regering in 2004 het Office of the Director of National Intelligence op te richten: het ODNI zou voortaan de regie voeren. Ogenblikkelijk verschoven de diensten die onder het ODNI zouden moeten vallen, hun budgetten en gaven hun rapporten een hogere status, waarmee ze het ODNI buitenspel zetten. Niettemin is het ODNI van 11 mensen in 2005 uitgegroeid naar bijna 3000 medewerkers nu. Het ODNI houdt zich momenteel vooral bezig met procedurele kwesties. Niet met de vraag wat onder wiens verantwoordelijkheid valt, hoe je die almaar talrijker diensten fatsoenlijk kunt laten samenwerken; laat staan met de vraag hoe specifieke informatie geprioriteerd kan worden.

De Washington Post verdient een Pulitzer voor haar Sisyphusarbeid. De krant toont aan dat ongebreideld informatie verzamelen voor ‘onze veiligheid’ vooral een duur en eindeloos groeiend werkverschaffingsproject is geworden waar veel dure gebouwen met irisscans en ingewikkelde pasjessystemen aan te pas komen, maar dat qua informatie geen klap oplevert. Sterker: in dit systeem verzuipt alle echt nuttige informatie genadeloos.

Bewaarplicht onrechtmatig uitgevoerd

Van steeds meer kanten komt er kritiek op de bewaarplicht, die als gevolg van een Europese richtlijn uit 2006 door alle lidstaten moest worden geïmplementeerd. De lidstaten hebben een beperkte vrijheid hoe ze de maatregel precies aankleden: hoe lang gegevens worden bewaard, wie ze bewaart, onder welke omstandigheden de bewaarde gegevens mogen worden geraadpleegd etc.

Van meet af aan is er scherpe kritiek geuit op de maatregel. Het geeft geen pas alle Europese burgers als verdachten te behandelen; je schept eerst een hooiberg en daarna ga je een naald zoeken; de maatregel schendt de vrijheid van communicatie; de opslag van deze gegevens schept allerlei nieuwe problemen, zoals beveiliging ervan; aanvankelijk werd gezegd dat de gegevens uitsluitend zouden worden gebruikt voor de opsporing en bestrijding van terrorisme, maar binnen de kortste keren dienden zich nieuwe gegadigden aan: zo willen de Breins van Europa de gegevens graag gebruiken voor het bestrijden van piraterij.

De kritiek op de bewaarplicht neemt toe, en wordt steeds lastiger te weerleggen:

  • In november 2009 oordeelde het Roemeense constitutionele hof dat de bewaarplicht tegen de grondwet indruist (lees hier meer);
  • In maart 2010 velde het Duitse constitutionele hof dezelfde uitspraak (lees hier meer);
  • In mei 2010 werd bekend dat het Europese Hof zich over de bewaarplicht zou gaan buigen, dit na een uitspraak van de hoogste Ierse rechter (lees hier meer);
  • Zowel Euro-commissaris Vivian Reding als haar collega Neelie Kroes hebben aangegeven niet gelukkig te zijn met de bewaarplicht en buitengewoon kritisch te zullen zijn bij de aanstaande evaluatie daarvan.

EFF meldt dat gisteren de Europese privacybewakers die zich hebben verzameld in Article 29 een nieuw en serieus argument hebben aangeleverd om nog ‘s heel scherp te kijken naar de bewaarplicht. Ze hebben heel precies onderzocht hoe de bewaarplicht in de Europese Unie is geïmplementeerd, en kwamen tot de conclusie dat tal van landen er een potje van maken en hun bevoegdheden ver te buiten gaan. Hun rapport staat hier (pdf). Bij deze hun voornaamste bevindingen, ik neem ze gemakshalve in het Engels over:

  • “Service providers were found to retain and hand over data in ways contrary to the provisions of the [data retention] directive.”
  • “There are significant discrepancies regarding the retention periods, which vary from six months to up to ten years, which largely exceeds the allowed maximum of 24 months.”
  • “More data are being retained than is allowed. The data retention directive provides a limited list of data to be retained, all relating to traffic data. The retention of data relating to the content of communication is explicitly prohibited. However, it appears from the inquiry that some of these data are nevertheless retained.”
  • Regarding Internet traffic data: “Several service providers were found to retain URLs of websites, headers of e-mail messages as well as recipients of e-mail messages in “CC”- mode at the destination mail server.
  • Regarding phone traffic data: “it was established that not only the location of the caller is retained at the start of the call, but that his location is being monitored continuously.”
  • “Member states have scarcely provided statistics on the use of data retained under the Directive, which limits the possibilities to verify the usefulness of data retention.”
  • “The provisions of the data retention directive are not respected and the lack of available sensible statistics hinders the assessment of whether the directive has achieved its objectives.”

Dit is geweldige munitie om de bewaarplicht te herzien. Of beter: om ‘m af te schaffen.

De toekomst van auteurs

Nu er meer (en betere) e-readers op de markt komen, beginnen schrijvers zich zorgen te maken. Wat betekent de opkomst van digitale boeken voor hen? Ze zien enerzijds overal uitgevers die de digitale versie van hun boek voor zowat de papieren prijs op de markt brengen, echter zonder dat daar meer royalties tegenover staan. Da’s raar, want er komt geen papier, drukker, binder, transport of opslag aan de vervaardiging of distributie van e-books te pas, wat zal gauw veertig procent in de kosten scheelt. Per e-book wordt derhalve meer winst gemaakt. Iéts daarvan zou toch bij de auteurs terecht horen te komen, in plaats van alleen naar uitgever of e-bookverkoper te gaan?

Veel auteurs zijn anderzijds als de dood dat lezers digitale boeken voortaan onderling zullen uitwisselen, zoals eerder bij muziek is gebeurd. Aan piraterij verdient niemand iets, is de redenering: dan stort de markt in. Om die reden willen de meeste auteurs e-books absoluut beveiligen.

Maar zulke beveiliging is een regelrechte ramp voor gebruikers. Dat je boeken niet van apparaat naar apparaat kunt kopiëren, betekent immers ook dat je je netjes gekochte e-book niet van de ene e-reader naar de andere kunt overzetten (wat Sony’s e-reader kan lezen werkt niet op de iPad, etc.) en dus nooit zeker bent of je eigen digitale bibliotheek over een paar jaar nog wel toegankelijk voor je is. Beveiliging van digitale bestanden komt er in de praktijk neer dat juist de keurige kopers, bij uitstek de mensen die je te vriend wilt houden, gedwarsboomd worden en permanent riskeren hun aanschaf in rook te zien opgaan. Niet doen, dus.

Er zijn zelfs auteurs die vinden dat lezers voor elk soort apparaat waarop iemand hun boek wil lezen – de laptop, de iPad, het mobieltje – maar een nieuwe versie van hun boek moeten kopen. Da’s vreemd hebberig. Een eens gekocht papieren boek mag je toch ook in tuin, trein of bed lezen zonder voor elke leeslocatie telkens opnieuw te hoeven betalen? Met zulke benauwde ideeën werk je piraterij alleen maar in de hand, vrees ik.

Net als met een te hoge prijs. Lezers zijn niet dom: die snappen op hun beurt uiteraard ook dat digitale boeken aanzienlijk goedkoper geproduceerd en gedistribueerd kunnen worden dan papieren boeken. Dan kun je als auteur wel willen dat het vrijkomende bedrag hoofdzakelijk aan jou toevalt, maar dat is weinig realistisch. Als de verkoopprijs van e-books niet significant lager is dan die van papieren boeken, wordt dat prijskaartje subiet als excessief ervaren. En zodra de consument zich verneukt voelt, verschaf je ’m een morele rechtvaardiging voor piraterij. Alweer: niet doen.

De groep auteurs die vorige week in Het Financieele Dagblad hardop nadacht over e-books, meende het ei van Columbus te hebben gevonden: breng e-books uit voor een lage prijs, maar pas een jaar nadat de papieren editie is verschenen. Maar dat betekent alleen dat er een jaar lang geen legale, digitale versie van een boek verkrijgbaar is en je piraten al die tijd vrij spel geeft. En zie die markt daarna nog maar eens terug te winnen.

Hoe het wel moet: daar ben ik ook nog niet uit. Wel weet ik dat e-books alleen een levensvatbare markt worden als ze goed uitwisselbaar, makkelijk vindbaar en redelijk geprijsd zijn.

Voor abonnees

Het heeft even geduurd, maar Wie is U? – deel 5 uit de serie The Next Ten Years, waarvan ik hoofdredacteur ben – is eindelijk te krijgen via de webwinkel van Xs4all.

Abonnees van XS4all kunnen het boekje daar gratis bestellen.(Niet-abonnees kunnen het voor 5 euro bij de reguliere boekhandel of bij Bol.com kopen.) In de webwinkel van Xs4all zijn ook drie oudere delen te koop, elk voor 3,50 per stuk: Een wereld te winnen (deel 2, over gaming), Korte verhalen voor de nabije toekomst (deel 3, fictie over nog tuit te vinden communicatiemiddelen), en Beter internet (deel 4, interviews over Web 2.0).

Ik ben erg trots op mijn lange essay over de sociale geschiedenis van de telefoon, waarmee de bundel opent. Zo’n stuk bestond nog nergens…. Het beschrijft de veranderingen in de rol en het gebruik van de telefoon. Van de bakelieten telefoon die vroeger op een koude gang hing, naar de telefoon die decentraal in huis werd (in elke kamer één), tot de telefoon als draagbare houder van al je sociale netwerken. Read & enjoy :)