[Gepubliceerd in Lover, juni 2008]
Al jaren erger ik me aan het debat over eerwraak. Ik ben nog van vroeger, van toen het feminisme breed leefde en er met grote inzet Blijf van mijn Lijf-huizen werden opgericht. Het gebeurde regelmatig dat een vrouw die systematisch door haar man in elkaar werd gebeukt, daar haar toevlucht zocht, maar na een paar maanden door manlief of zwager werd ontdekt. Soms – te vaak – betekende die ontdekking dat ze werd mishandeld tot de dood erop volgde, of dat ze werd doodgeschoten. Blijf van mijn Lijf zette dan een overlijdensadvertentie voor zo’n vrouw. Blijf deed dat deels uit verdriet, deels om het probleem van ‘huiselijk geweld’ (zoals de overheid het inmiddels was gaan noemen, een term die misplaatst gezellig klinkt) weer eens op de kaart te krijgen.
Over vrouwenmishandeling hebben we het tegenwoordig niet meer. Blijf bestaat nog wel maar is uit ons zicht, uit ons discours en uit ons besef verdwenen. Blijf van mijn Lijf gaat inmiddels namelijk in een burka gehuld, een burka die haar is opgelegd, een burka die het debat onzindelijk maakt.
Want tegenwoordig hebben we het alleen nog maar over ‘eerwraak’ – over islamitische mannen die hun vrouw, zuster of nicht te grazen nemen en mishandelen, soms tot de dood erop volgt. We doen daarbij alsof eerwraak een volkomen nieuw fenomeen is, iets dat wezensvreemd is aan ‘onze’ cultuur. Iets dat ‘wij’ nooit zouden doen of hebben gedaan. Iets dat bij ‘hen’ hoort, bij een groep die we hebben gekenschetst als ‘achtergebleven’.
In alle eerlijkheid: ik zie werkelijk het verschil niet tussen ‘eerwraak’ en die Nederlandse mannen van toen (die overigens helaas nog steeds bestaan). In beide gevallen vindt een man, of soms zijn familie, dat een vrouw zijn eer heeft bezoedeld en dat zij moet betalen om zijn goede naam te redden, dat hij daarvoor zijn vuisten mag gebruiken en in het ergste geval haar leven mag nemen. In beide gevallen wordt geredeneerd vanuit de gedachte dat een vrouw familiaal bezit is en dat je als man – als echtgenoot, of zwager of broer – lijfstraffen op haar mag toepassen.
Ook geboren en getogen Nederlanders doen aan eerwraak. Nederlanders in soorten en maten, maar altijd mannen. En het zijn altijd vrouwen die er het slachtoffer van zijn. Een term als ‘eerwraak’ vind ik uiteindelijk eerder versluierend dan verhelderend: hij maskeert dat het om ouderwets seksisme gaat en verpakt het originele probleem in termen van verlichting versus religie, van westerse waarden versus islam, van moderniteit versus achtergebleven geloof, van botsende beschavingen, terwijl het daar werkelijk geen flikker mee te maken heeft.
Wat het gebruik van de term ‘eerwraak’ doet, is een complex en helaas vrij universeel verschijnsel als vrouwenmishandeling reduceren tot een eendimensionale religieuze kwestie. De term ‘eerwraak’ verhuist de discussie: ineens gaat die niet langer over de verhouding tussen mannen en vrouwen in willekeurig welke cultuur en worden niet mannen geproblematiseerd, maar een geloof. Daarmee verwordt vrouwenmishandeling tot een instrument in het steeds idioter wordende islamdebat.
De Franse politicoloog Olivier Roy wijst erop dat dit een breder verschijnsel is. Wanneer een moslim in een van de banlieus iemand met een steen de hersens inslaat, heet dat prompt ‘steniging’ in plaats van moord. Daarmee zetten we het weg en nemen we afstand: zoiets is primitief, zoiets doen ‘wij’ nooit. Hetzelfde met meiden die provocatief met hoofddoek de school binnenstapt. Als ‘wij’ kleding aantrekken waarvan we weten dat-ie heftige reacties oproept, is het pubergedrag. Als ‘zij’ het doen, is het extremistische islam.
Eerwraak is niet islamitisch. Eerwraak is helaas van ons allemaal.
5 maart 2008 / Lover 2008-2, juni 2008