VORIGE WEEK MELDDEN de kranten dat er een nieuwe vereniging is opgericht, die het recht op zelfmoord wil onderbouwen. (‘Suïcide’ heet het dan netjes in de kranten, vermoedelijk omdat zulks hygiënischer en minder bloederig klinkt en niet zo aan opengesneden polsen doet denken.)
Zelfmoord is tegenwoordig uit het wetboek van strafrecht gehaald, en derhalve niet meer strafbaar. Hulp bieden bij zelfmoord is echter wel degelijk verboden, en wat meer is: voor wie zelfmoord wil plegen zijn nauwelijks middelen beschikbaar inzetten. De enige ‘vrij’ beschikbare middelen zijn de gewelddadige methoden: hoge gebouwen, touwen, messen, vuurwapens en treinen.
Dat iemand hevig terugdeinst voor een brute dergelijke dood, is meer dan begrijpelijk; al was het maar uit consideratie met de nabestaanden en degenen die je vinden, of met de onvrijwillig medeplichtigen die tot instrument worden gemaakt (zoals de treinmachinisten, die – begrijpelijk – vaak nog maandenlang overstuur zijn). Voor wie zelfmoord wil plegen, doch zacht, zijn amper middelen voorhanden. Artsen gaan immers over de sleutel van de medicijnkast. Wat dan te doen? Niet iedereen wil zijn arts bedonderen om aan een dodelijke portie pillen te komen, en niet iedereen weet de andere wegen te bewandelen die naar een vroege dood leiden. En wat heb he eraan als je jezelf mag ombrengen, maar niet weet hoe dat te doen?
Kort geleden stond er in de kranten een onthutsend verhaal over een gehandicapte vrouw die levensmoe was. Ze wilde niet meer. Voor euthanasie kwam ze niet in aanmerking; ze was weliswaar gehandicapt, maar er was geen sprake van dodelijk ziek zijn. Ze riep de hulp van een kennis in, die na ampel overleg een contraptie aan haar electrische rolstoel bevestigde; daarna reed ze een vijver in. Het was de bedoeling dat de vrouw zichzelf op deze manier zou electrocuteren. Het plan mislukte omdat het water in de vijver lager bleek dan verwacht; terwijl de vrouw daar hulpeloos in haar stoel in de modder vast zat, werd ze ontdekt door een passant, die vervolgens de politie waarschuwde. Haar kennis moest voorkomen wegens de geboden hulp. De vrouw zelf is nog altijd woedend dat ze ‘gered’ werd. Ze wil nog steeds dood, maar ze weet niet hoe dat te bereiken – en ze is afhankelijk van hulp, ook hiervoor.
Voor zulke mensen – mensen die bij hun volle verstand zijn en besluiten dat het genoeg is geweest – wil de stichting Vrijwillig Leven zich inzetten. In feite pakt de stichting ze het voorstel van Huib Drion op, die ooit pleitte voor een pil voor ouderen. Het voornaamste verschil is dat Drion zijn zelfmoordpil had toebedacht aan ouderen, terwijl Vrijwillig Leven zo’n grens niet hanteert. Hun doelstelling is om het recht op zelfmoord handen en voeten te geven door te pleiten voor een wettelijk recht op hulp bij zelfdoding. Het gaat, met andere woorden, vooral om de beschikbaarstelling van middelen. De stichting stelt zich een vorm voor waarbij de potentiële zelfmoordenaar zich meldt bij een bevoegde instantie, waar het verzoek rustig wordt doorgenomen op consistentie en hardnekkigheid, en waarna mogelijk besloten wordt dat de cliënt inderdaad een recept krijgt.
Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het een loffelijk streven vind, en ik hoop minstens op een forse discussie over de vraag hoe het recht op zelfmoord tot meer dan een holle leus kan worden gemaakt. Anderzijds voorzie ik problemen bij de indicatiestelling. Niet omdat er ineens, mocht de stichting haar voorstellen weten te verwezenlijken, hordes mensen van dodelijke doses zouden worden voorzien; immers, zoals een van de bestuursleden terecht opmerkte, ook de wetgeving rond abortus en euthanasie is in de afgelopen jaren aanzienlijk versoepeld terwijl individuele beslissingen nog immer uiterst gewetensvol worden gemaakt, en er absoluut geen sprake is van onzorgvuldig handelen van de medische professie. Zulke beslissingen worden bepaald niet laconiek genomen.
Wat ik aan problemen voorzie – mocht de stichting haar plannen ooit gerealiseerd zien – is tweeledig. Ten eerste zullen veel mensen protesteren tegen een dergelijke gang van zaken: de dood op verzoek is een redelijk groot taboe. Zulk protest raakt echter achterhaald; het wordt steeds eenvoudiger om informatie te vinden hoe jezelf dood te maken en overal ter wereld zijn mensen bronnen aan het inventariseren.
Degelijke informatie is niet alleen te vinden via de brochures van de Vereniging van Euthanasie of medische encyclopedieën, maar ook via Internet (in de nieuwsgroep alt.suicide.holiday wordt tweewekelijks een overzicht gepost van alle bruikbare medicijnen, inclusief hints en waarschuwingen: de Suicide FAQ). De wens de dood in eigen hand te krijgen is onmiskenbaar, en begrijpelijk: nu we het leven steeds beter (denken te) kunnen vorm geven, wordt ook de dood gaandeweg maakbaar. Wat ikzelf eerder als troost beschouw dan als gruwel: juist het idee dat je, als het leven echt niet draaglijk meer is, altijd nog zelfmoord kunt plegen beschouw ik als een sterkend idee.
Mijn tweede aarzeling is van praktischer aard. Zelfmoord is een dusdanig individuele beslissing dat ik me afvraag hoeveel mensen daadwerkelijk alle circuits zullen doorlopen, en bereid zijn hun beslissing aan anderen voor te leggen. Want zo’n gesprek, of serie gesprekken, neemt uiteraard het karakter van een toetsing aan, met als inzet de vraag: zijn Uw motieven doordacht?
Wat te doen met mensen die een afwijzing krijgen? Wat te doen met de slechte sprekers – wat in het geval van langdurige depressie niet onvoorstelbaar is? Het akelige is dat je, als doordacht wanhopige, de uitvoering van je voornemen nog altijd afhankelijk gemaakt ziet van de evaluatie daarvan door deskundigen; terwijl je je juist los wilt maken, het oordeel en de inschattingen van anderen juist eindelijk niet meer laat tellen.