Abortus en moord, boetes en woord

DE NUREMBERG FILES was een website van virulente tegenstanders van abortus. Ze beweerden onder meer dat artsen die abortus uitvoeren, net als de Nazi’s voor een internationaal hof voor oorlogsmisdaden dienen te worden berecht. Vandaar de naam: de Nuremberg Files.

Hoewel ik het recht op abortus hoog houd, vind ik niet dat op andere meningen een boete moet staan, zelfs niet indien die opinie bot wordt geuit. Toch is dat precies wat er met de Nuremberg Files gebeurde. Toegegeven, het was een ronduit botte homepage, en het beeld dat er van abortus werd geschetst is op z’n minst zwaar vertekend. Maar dat mag.

Mensen hebben het recht om te zeggen dat abortus moord is en abortusartsen beulen zijn. Net zoveel recht als ik heb om te zeggen dat ik zo’n mening abject vind. En als ik wil uitleggen hoe doorgedraaid sommige pro-lifers zijn – wat ik hier eind vorig jaar deed in een column over Amerikaanse ayatollahs – is het zelfs handig als ik naar zo’n pagina kan verwijzen, en kan laten zien hoe eenzijdig hun argumenten zijn. Hun aanwezigheid strekt me tot voordeel. Bovendien, ik acht vrijheid van meningsuiting een groot goed, en daarbij is inbegrepen dat idioten er evenzeer recht op hebben.

Daarom schrok ik toen ik las dat mensen die aan deze homepage waren verbonden, voor de rechter was gedaagd en waren veroordeeld tot een schadevergoeding van 100 miljoen dollar. Het argument was dat de Nuremberg Files zouden aanzetten tot en moord geweld jegens abortusartsen: de homepage hield lange lijsten bij van iedereen die in abortusklinieken werkte of die abortus verdedigde, en zodra er een arts was vermoord of verwond – aanslagen op abortusklinieken zijn in de US bepaald niet ongebruikelijk – werd zo’n naam op de homepage doorgehaald of grijs gemaakt. De homepage mocht van de rechter, maar werd door de provider daarna weggehaald.

De kans is groot dat de makers van de homepage in het geniep een vreugdedansje deden wanneer zo’n arts werd vermoord. Maar nergens hebben ze openlijk gejuicht, noch hebben ze daadwerkelijk gezegd dat ze moord voorstaan. Ze verzamelden lijsten van hun vermeende tegenstanders. Ze inventariseerden de doden in een vermeende oorlog. Maar nergens op hun website promootten ze openlijk geweld tegen abortusartsen.

*

VEEL AMERIKANEN HEBBEN het vonnis veroordeeld. “De uitspraak illustreert hoe het onderscheid tussen moraal en wet lijkt te vervagen”, schreef Jonathan Wallace, advocaat, links activist en schrijver. “Niet alles wat we shockerend en immoreel vinden, is illegaal. En zodra je iemand aansprakelijk stelt voor een mening – en meer dan taal en beeld vind je niet op een homepage – zou de vrijheid van meningsuiting zwaar moeten tellen. De Hoge Raad heeft decennia lang vastgehouden aan het principe dat zelfs het expliciet oproepen tot geweld legaal is. Een boek, een pamflet, een homepage die oproept tot moord op individuen of groepen is weliswaar weerzinwekkend, maar niet illegaal. Alleen wanneer je bij iemand voor de deur staat en een gewapende meute ophitst baar binnen te dringen en hem af te slachten, overtreed je de wet.”

Wallace heeft gelijk. Over gevoelige kwesties spreken zou bevorderd moeten worden, niet onderdrukt, en wat abject is, is niet per se onwettelijk. Bovendien bestaat er een scherp verschil tussen woorden en daden, en dient dat verschil hoog gehouden te worden, niet uitgewist. Rechters zouden daarvan bij uitstek doordrongen moeten zijn.

De Nuremberg Files zie ik als een wapenfabrikant. Beiden leveren middelen. De Nuremberg Files verzamelt de namen en adressen van mensen die abortus uitvoeren en van hen die abortus publiekelijk verdedigen. Zulke informatie kun je gebruiken om die mensen hartelijke ansichten en bloemen te sturen, uit dank voor hun inspanning. Zulke informatie kan ook worden gebruikt voor zieke en illegale doelen – bijvoorbeeld door moordenaars. Maar dat maakt van degene die de homepage bijhoudt nog geen moordenaar.

Vandaag heb ik derhalve een kopie van de Nuremberg Files op mijn eigen homepage gezet. De homepage is zelf niet veroordeeld, en ik meen dat zo’n pagina in Nederland legaal is. Overigens vermoed ik dat het betreffende vonnis in beroep zal worden herzien. De kracht van het Eerste Amendement is altijd geweest dat daardoor ook impopulaire en ongewone politieke meningen bescherming genieten. De USA heeft een mooie traditie op dit vlak, hoewel ze – net als Nederland – geneigd zijn die principes te vergeten waar het ‘t Internet betreft in plaats van gedrukt materiaal.

*

DE HOMEPAGE WEER in de lucht brengen dient meerdere doelen. Behalve dat de vrijheid van meningsuiting ermee in ere wordt gehouden, blijkt aldoende dat pogingen die vrijheid te beperken futiel zijn op een wereldomvattend netwerk. Ook meen ik dat ik, als voorstander van het recht op abortus, baat heb bij zulke pagina’s: De Nuremberg Files tonen aan dat pro-lifers er geen nacht minder om slapen wanneer mensen wiens vak ze niet aanstaat, vermoord worden, terwijl ze ondertussen hard schreeuwen dat abortus moord is en daarom met alle macht dient te worden gestopt. De pagina bewijst dat deze mensen hypocriet zijn, en geloven dat het doel de middelen heiligt.

En tenslotte: ik breng henzelf in verlegenheid met hun eigen pagina. Want hoewel ze blij zullen zijn dat er een kopie beschikbaar is – maar hoe kunnen ze weten dat ik niet met de namen en adressen heb gerommeld, en vermijden dat ze hun eigen medestanders overhoop schieten als ze mijn gegevens gebruiken? – ik ben, uiteindelijk, een linkse, pro-abortus, atheïstische, licht perverse, vloekende, rokende, biseksuele, overspelige, drugs gebruikende provocateur. Oftewel het soort mens dat de makers van de Nuremberg Files het liefst het zwijgen zouden willen opleggen, afgaande op het beleid dat ze voorstaan in hun Hundred Day scenario [archive.org versie]: iedereen die het recht op abortus verdedigt, moet volgens de Hundred-Day’ers en hun aanhangers terstond tot de doodstraf worden veroordeeld. Zonder beroep. En zonder rechtsbijstand.

Een vreemde coalitie, nietwaar? Ik hoop dat mijn kopie van hun homepage hen enig gevoel voor tolerantie bijbrengt. Om diezelfde reden zouden de Nuremberg aanhangers andere allianties nodig moeten herzien: de Amerikaanse rechter Leonie Brinkema, die op hun dodenlijst staat, heeft onder Internetgebruikers een goede naam in het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting. In haar hof is niet alleen het recht op abortus verdedigd, maar ook het recht om te zeggen wat je wilt. Ze hebben haar hard nodig.

Verkrachting erger dan moord?

VORIGE WEEK HAALDE de directeur van Reclassering Nederland de kranten met zijn uitspraak dat “pedoseksuelen die kinderen ernstig misbruiken en onverbeterlijk blijken” naar zijn stellige overtuiging levenslang opgesloten zouden moeten worden in psychiatrische inrichtingen. Van der Valk acht deze mensen – hij schat dat ze zo’n dertig procent van alle pedofielen uitmaken en sprak over een paar honderd in totaal – ongeneeslijk ziek en meent dat ze een dusdanig gevaar voor de samenleving vormen dat ze naar zijn mening “voorgoed moeten worden opgeborgen”.

Voorgoed opbergen. Levenslange opsluiting. Nooit meer vrij mogen. En dat uit de mond van iemand die ambtshalve gelooft in resocialisatie (en zo niet, dan dient-ie als de sodemieter zijn baan aan een ander over te doen).

Het is een draconische maatregel, los van het feit dat Van der Valk wenste te negeren dat er een contradictie bestaat tussen de preventie die hij bepleit en gebleken onverbeterlijkheid (dat laatste is immers uitsluitend achteraf te constateren, het eerste is gebaseerd op een aanname en voorkomt dat er ooit nog iets kan ‘blijken’.)

Het voorstel is vooral opmerkelijk vanwege het gevoel voor de proporties en prioriteiten dat eruit opklinkt. Moord en doodslag beschouwen we in Nederland als misdaden van de ernstigste categorie: er bestaat volgens onze wet niets erger dan iemand van het leven beroven. Wie voor de tweede maal doodslag pleegt, zoals de jongen die Kerwin Duinmeyer doodstak deed – overigens iemand met een lange geschiedenis van bewezen geweldsmisdrijven – wordt niettemin milder behandeld dan Van der Valk hier voorstelt. Wie moord of doodslag pleegt krijgt afhankelijk van de omstandigheden tussen de één en twintig jaar gevangenisstraf opgelegd, en komt vrij na tweederde van de tijd gezeten te hebben, oftewel na maximaal dertien jaar.

Zelfs na twee moorden hoef je, inclusief de eventueel vrijgekweten voorwaardelijke straf, niet levenslang te zitten. Is het dan minder erg om twee maal een kind te vermoorden dan om twee maal een kind te verkrachten? En is de tweede misdaad onvergeeflijker dan de eerste?

De ziekelijke drang van de mensen die Van der Valk liefst levenslang wil opsluiten en waarvan hij de maatschappij wil vrijwaren, houdt verband met hun contacten met kinderen. Van der Valk beschouwt die drang in het geval van “enkele honderden mensen” als overweldigend en onverbeterlijk. Hij geeft ze volstrekt op. Ze kunnen het niet laten, meent hij. Maar verder, moet ook hij toegeven, zijn ze volstrekt normaal en is er niets mis met ze. Ze slaan voorbijgangers niet dood, ze verkrachten de buurvrouw niet, noch overvallen ze de plaatselijke slijterij. Je weet bovendien, of althans dat is de aanname van Van der Valk, wanneer ze de fout ingaan: namelijk wanneer ze kinderen privé zien.

Dat biedt toch een uitstekend aanknopingspunt? Het is dan immers, in verband met dingen als resocialisatie en reclassering, beter en zinniger om deze mensen permanent te laten vergezellen? Geef ze een agent of een sociaal werker met arrestatiebevoegdheid mee zodra ze buitenshuis of buitenswerks verkeren; iemand die ze op afstand observeert, en die hoofdschuddend ‘nee’ knikt zodra ze met iemand spreken die jonger is dan zestien. Buiten het feit dat je deze mensen op deze manier een betere kans biedt om andere interesses te kweken dan de vermaledijde, is het ze van verplicht gezelschap buitenshuis voorzien een aanzienlijk humaner dan permanente opsluiting, en vermoedelijk nog goedkoper ook.

En vooral: meer proportioneel. Want recidive in het geval van moord en doodslag is hoe dan ook ernstiger dan pedoseksuele recidive. Maar daar zit ‘m – deels – de kneep. De disproportionele reactie die Van der Valk publiek maakte, heeft alles van doen met het feit dat wij pedofilie anders dan moord als een drang zien, als een lust, en met het feit dat wij menen dat degene die zo’n drift heeft die nimmer effectief kan onderdrukken. Onze cultuur gelooft dat iedereen uiteindelijk zijn seksuele lusten zal willen botvieren en dat iemands persoonlijke moraal en ethiek altijd het onderspit zal delven – daarbij gemakshalve vergetend hoeveel seksuele lusten mensen gewoonlijk wegduwen, en hoeveel pedofielen (wetend dat de geringste misstap ze kan verraden en borg staat maatschappelijke uitstoting) zich permanent inhouden en vanwege hun moraal vrede hebben met dat compromis.

Maar ik vrees dat het probleem elders ligt. Kinderen worden tegenwoordig als uiterst kwetsbaar beschouwd en onaanraakbaarder dan anderen. Al wie aan kinderen komt en ze bezoedelt, dient streng-strenger-strengst bestraft, zelfs in die mate dat er ook van regeringszijde stemmen opgaan om van leraren bewijzen van on-pedofilie te eisen vooraleer ze mogen worden aangesteld – alsof elke onderwijzer en docent niet allang een bewijs van goed gedrag bij de gemeente moet ophalen, en alsof veroordeelde pedofielen nu zonder nadenken op scholen te werk worden gesteld. Van der Valk gaat nog een stap verder en vond dat iedereen die met kinderen wil werken, “of dat nu beroepsmatig is of uit hobbyisme, voortaan verplicht een verklaring omtrent het gedrag moet aanvragen”.

Waar Van der Valk, en zoveel anderen die zich nu verraderlijk dichtbij een heksenjacht bevinden, geen rekening mee houdt, is dat de meeste volwassenen die kinderen verkrachten geen rare buurmannen zijn. Waar het op kinderverkrachting aankomt, zijn officiële pedofielen zwaar in de minderheid. De meeste kinderverkrachters zijn de vaders, stiefvaders en ooms van de slachtoffertjes. De meeste kinderverkrachtingen vinden thuis plaats, waar geen ontsnapping mogelijk is. Niet op de excursies van de padvinderij, niet bij het nablijven op school, niet bij de oefeningen van het kerkkoor – maar ‘s avonds, in het holst van de nacht, of wanneer oom voorstelt samen even een ijsje te halen.

Als Van der Valk consequent is en zich bezorgt maakt om het daadwerkelijke welzijn van kinderen in plaats van het vuur te openen op de naar zijn berekening duizend pedofielen die we in Nederland kennen, waarvan de meesten volgens zijn eigen zeggen ni­et onverbeterlijk zijn, zou hij dienen te eisen dat elk ouderpaar bewijzen van goed gedrag van zichzelf en hun naaste familieleden overlegt vooraleer ze kinderen mogen krijgen.

Dat kinderen beschermd dienen te worden tegen verkrachting, tegen mishandeling, tegen verwaarlozing is buiten kijf. Kinderen zijn te jong om voor zichzelf op te kunnen komen en kwetsbaarder dan volwassenen. Maar soms denk ik dat mensen meer geporteerd zijn van een heksenjacht dan van het zoeken naar oplossingen, en zich drukker maken over het beeld van het kwaad dan over het kwaad zelf.

In naam der, uh… macht!

IN DE ZOMER VAN 1997 werd de Eurotop in Amsterdam gehouden. De stad zat tot de nok toe vol diplomaten, parlementsleden, regeringsleiders, ambtenaren, lobbyisten en de bijbehorende entourage van journalisten en veiligheidspersoneel. Omdat er protestacties waren aangekondigd door groepen die niet bepaald enthousiast zijn over het Europees beleid – van Italiaanse werklozen, Spaanse olijfolieboeren en Nederlandse varkenstelers tot individuen die zich zorgen maken over monetaire afspraken, immigratiewetten, vluchtelingenbeleid en de ontwikkeling van Europol – was er bovendien voor flink veel politie gezorgd. Het centrum van de stad werd bijkans platgelegd om de dames en heren van de Eurotop de ruimte te bieden en iedere Amsterdammer die geen pasje had werd verplicht via sluip- en omwegen bij werk, huis of café te komen.

De Amsterdamse bestuurders was er veel aan gelegen om een goede indruk te maken op het internationale gezelschap. Ze wilden laten zien dat Amsterdam geen stad van krakers, relletjes, hashcafés, junkies en prostitutie was. Er werden in de weken voorafgaand aan de Eurotop meer coffeeshops gesloten dan ooit, de heroïnehoertjes werden weer eens verplaatst, de junks opgejaagd. En om rellen te voorkomen, hadden de burgemeester, de officier van justitie en het hoofd der politie bedacht dat verdachten het beste ‘preventief’ gearresteerd konden worden.

Nu is dat een heikel concept, preventief oppakken. Al was het maar omdat denken en spreken vrij zijn en mensen uitsluitend op basis van hun daden veroordeeld kunnen worden – wie zegt dat-ie iets strafbaars wil doen, heeft daarmee nog niets verkeerds gedaan. Bovendien: demonstreren mag, in Nederland, en nergens bleek uit dat iemand meer van plan was.

Er zijn in de week van de Eurotop totaal ruim zevenhonderd mensen gearresteerd. Soms omdat ze demonstreerden, soms omdat ze een nachtelijke lawaai-actie wilden uitvoeren voor de hotels waar de crème de l’Eurocrème logeerde (hoe onschuldig: vijftig autonomen die vanaf de stoep ‘Fijn dat U hier bent! Welterusten! Slaap lekker!’ wilden roepen – ze kwamen daar niet eens aan toe); soms alleen maar omdat ze groepsgewijs arriveerden. De werklozen uit Italië, die per trein kwamen, werden letterlijk op een zijspoor gerangeerd waar ze urenlang werden vastgehouden. Sommige inzittenden werden geboeid, niemand kreeg eten of drinken en naar de wc gaan mochten ze al evenmin. Daarna werd de trein via een noodbevel verordonneerd om te keren. Andere mensen werden in de cel gezet en pas na afloop van de Eurotop vrijgelaten; nog weer anderen werden plompverloren over de grens gezet. Te hooi en te gras werden mensen gearresteerd op basis van artikel 140: verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie.

Het regende klachten over het optreden van de politie en over de vergaande volmachten en noodverordeningen die burgemeester Patijn die week uitvaardigde. In de dagen na de Eurotop verzamelde Bureau Jansen & Janssen, dat het gedrag van inlichtingendiensten en politie consciëntieus in de gaten houdt, 234 klachten. Jansen & Janssen bundelde ze tot een zwartboek, diende een formele klacht in bij de ombudsman, vroeg dossiers van arrestanten op en stond mensen die via de rechter een schadevergoeding wegens hun onterechte arrestatie eisten, bij in hun verdediging.

Sommige mensen bleken op grond van werkelijk niets gearresteerd te zijn. Hun dossier bestond slechts uit een print van de Eurostop-homepage, waar informatie over demonstraties werd verzameld, plus een schimmige foto van iemand in een bivakmuts of iemand op een dak. Dat waren zij dan, beweerde de politie: artikel 140-klanten. Maar op een dak staan noch een bivakmuts dragen is strafbaar, en bovendien was er geen draadje bewijs te vinden dat het de arrestanten waren die op die halfmislukte foto’s stonden. De rechter heeft inmiddels een aantal zaken beoordeeld; een flink aantal mensen kreeg een schadevergoeding toegekend aangezien hun arrestatie onrechtmatig werd bevonden.

De ombudsman onderzocht de zaak gedurende twee jaar en bracht kortgeleden rapport uit. Amsterdam was met al dat preventief oppakken ver buiten haar boekje gegaan, oordeelde hij: de getroffen maatregelen waren ondoordacht, de juridische grond om mensen vast te houden ontbrak veelal, de noodbevelen waren onwettelijk, het geboeid afvoeren van demonstranten miste elke grond, de mandaten die Patijn aan de politie gaf waren veel te ruim, er werd fout op fout gemaakt, de rechtstaat was geschonden, et cetera, et cetera. Dodelijk. Iedere fatsoenlijke bestuurder zou zich de ogen uit de kop schamen en zich slechts met as bestrooid op straat durven te vertonen.

Zo niet de heren van het driehoeksoverleg. Gevraagd naar hun commentaar op het onderzoek van de ombudsman, schoven ze eendrachtig alle meningsverschillen waarmee ze de maanden ervoor de kranten hadden gehaald terzijde, en spraken: “We moeten de ombudsman gelijk geven, wij hebben onze bevoegdheden overschreden. Dat is een slechte zaak. Derhalve willen wij in de toekomst grotere bevoegdheden. Liefst nog voor het EK voetbal in 2000.” Patijn voegde daar nog aan toe dat hij gemakkelijker noodbevelen wil kunnen uitvaardigen – ook al was hij zojuist openlijk berispt voor de voortvarendheid gemak waarmee hij precies dit had gedaan.

De gotspe was adembenemend: terwijl het driehoeksoverleg grootmoedig toegeeft dat ze hun wettelijke bevoegdheden grof hebben overtreden en de rechten van burgers hebben geschonden, is de enige consequentie die ze eraan verbinden dat hun bevoegdheden dus moeten worden uitgebreid om “deugdelijk te kunnen optreden bij dreigende ordeverstoringen”.

Het Amsterdamse driehoeksoverleg hanteert een wel heel eigengereide visie op het bereik en doel van wetgeving: als wat zij doen onwettelijk is, nu ja, jammer dan maar simpel toch, dan moet de wet maar aangepast worden om hun gedrag voortaan een juridische basis te geven. Ze lijken er geen moment bij stil te staan dat de wet hun die kennelijk zo begeerde bevoegdheden onthouden heeft teneinde een aantal belangrijke rechten van burgers te waarborgen. Ze eren de wet kennelijk alleen voor zover die hun macht ondersteunt.

Je zou verwachten dat een aantal mensen zich danig op het hoofd krabt bij het horen van zulke uitspraken, en het Amsterdamse driehoeksoverleg met harde hand terugsleurt naar de schoolbanken voor een lesje in elementair recht. Maar nee. Niemand die iets zei. Of ja, toch: minister Peper van Binnelandse Zaken meldde een paar dagen later dat inderdaad wilde onderzoeken of het mogelijk is rond de EK 2000 supporters preventief op te pakken. De lummel bedient Patijn op zijn wenken.

De Stockholmse politiewoordvoerder Claes Kassel zei ooit, toen hij werd gevraagd naar zijn commentaar op het lukraak oppakken van feestvierders op rave-parties en de commotie die daarna ontstond: “Tja. De grootste belemmering om ons werk goed te doen, is de wet.” Patijn en Peper zijn het met hem eens, vrees ik.

Euthanasie en wilsbekwaamheid

DE MEESTE ARTSEN zijn als de dood voor euthanasie. Het heet dat je iemands dood daarmee slechts verzacht, niet veroorzaakt. Dat klinkt heel hulpvaardig, galant, edelmoedig en prijzenswaardig, iets waarvoor je zo zou tekenen. De praktijk is aanzienlijk pijnlijker en moeizamer.

Elk verzoek tot euthanasie betekent immers dat een arts een serie lastige gesprekken met een patiënt (en vaak met diens familie) moet voeren, en bij zichzelf te rade moet gaan. Want zelfs al onderschrijf je het recht op euthanasie volledig en begrijp je in dit specifieke geval uitstekend waarom iemand dood wil: wanneer de consequentie ervan is dat jijzelf hem of haar de dood in moet brengen, krijgt zo’n verzoek een andere lading. Het wordt van een abstract onderwerp een gewetensvraag, en iets dat je – al doe je het in de overtuiging dat je er goed aan doet – met bibberende handen uitvoert en in de wetenschap dat het je niet onaangeraakt zal laten.

Daarmee is de zaak niet af. Artsen dienen zich over elke euthanasie die ze uitgevoerd hebben, te verantwoorden. Euthanasie is officieel immers verboden, elk geval dient apart onderzocht te worden op de in acht genomen zorgvuldigheid. Er gaan soms maanden heen voor het resultaat van zo’n toetsing bekend wordt: maanden van spanning en onzekerheid. Sommige artsen verzetten zich principieel tegen zo’n toetsing omdat ze de gedachte dat ze euthanasie mogelijk onzorgvuldig zouden hebben toegepast, op zich al een grove beschuldiging vinden: ze voeren al hun medische handelingen zorgvuldig en met overleg uit, zeker zulke ingrijpende. De huidige procedure, die waarbij individuele toetsing plaatsvindt, beschouwen ze als een gang van zaken die uitgaat van ongerechtvaardigd wantrouwen.

Bovendien maakt het principe ‘strafbaar, tenzij…’ dat elke arts die euthanasie toepast gedurende enige tijd in de beklaagdenbank zit: tenminste totdat de zaak geseponeerd wordt. Of zo’n sepot plaatsvindt is niet altijd zeker: er zijn vage gebieden waarbij niemand goed weet wat wel gedoogd wordt en wat niet, en eens in de zoveel tijd besluit het Openbaar Ministerie een willekeurige arts eruit te plukken tegen wie een proefproces wordt begonnen om de grenzen van het gedoogbeleid opnieuw vast te stellen. Mag je euthanasie plegen als iemand niet op heel korte termijn vanzelf dood zou gaan? Wordt het toepassen van euthanasie toegestaan als iemand fysiek gezond is maar geestelijk vergaand dement, en hij of zij eerder heeft vastgelegd in zo’n toestand niet verder te willen leven?

*

DE MEESTE MENSEN vrezen vergaande aftakeling en een langzame, ontluisterende gang naar de dood. Veel mensen hebben maatregelen genomen die ten doel hebben hen dat lot te besparen. Ze hebben een euthanasieverklaring getekend, en gespecificeerde niet-behandelverklaringen, waarin ze vastleggen dat ze niet gereanimeerd willen worden in geval van zus, of niet medisch behandeld in geval van zo, en dat als ze eenmaal dement zijn ze niet willen dat hun longontsteking met antibiotica bestreden wordt. Zulke wils- en behandelverklaringen geven een zekere van rust: je hoeft geen kasplant te worden, niemand kan je lichaam verplichten door te leven wanneer je geest allang vertrokken is, wanneer je een schil zonder inhoud bent geworden.

De gedachte aan euthanasie past bovendien wonderwel bij die van de maakbaarheid van het leven die de laatste decennia opgang heeft gemaakt. Euthanasie suggereert dat je de regie houdt over je eigen leven, al was het maar door zelf het moment van je dood te kunnen bepalen. In die wens tot regie gaat, zoals Patricia de Martelaere eerder schreef (hoewel zij ‘t over zelfmoord had en niet over euthanasie), overigens een zeker literair of artistiek element schuil: door zelf het moment van je dood te kiezen, zet je als het ware met grote letters ‘EINDE’ onder je leven, als beëindigde je een roman of signeerde je een schilderij. Af. Uit. Klaar. Gedaan. In die zin is euthanasie, en zelfmoord, ook een romantische en esthetische daad: een handeling die zoekt iets af te ronden, die ervan uitgaat dat de cirkel eigenhandig te voltooien is.

Of het nu uit voorzorg, angst of hang naar esthetiek en maakbaarheid is: euthanasie wordt in Nederland door de overgrote meerderheid geaccepteerd en gewenst. Tachtig procent onderschrijft het recht op euthanasie. En elk jaar worden er meer verzoeken om een zachte dood gedaan: vorig jaar waren het er 9700. Daarvan werden er maar 3200 ingewilligd; vooral die van kankerpatiënten werden gehonoreerd.

*

HET IS TE BILLIJKEN, zelfs goed, dat een deel van de verzoeken tot euthanasie wordt afgewezen. Soms volstaat het om meer aan pijnbestrijding te doen. Soms helpt het om iemand moed in te spreken. Soms blijkt dat er meer genezing mogelijk is dan mensen dachten. Soms is een arts het wel met het verzoek eens maar durft hij de uitvoering ervan juridisch niet aan. En wie bent u, ben ik, om te vergen dat iemand iets doet waarvoor hij een zware straf kan krijgen? Bovenal: euthanasie is geen verzoeknummer: zodra je een ander mens bij je dood betrekt, of dat nu een arts is of niet, heeft die zijn eigen verantwoordelijkheid en mag hij zijn hulp weigeren. Artsen hebben zich tevens te bezinnen op de eventuele juridische consequenties van hun medewerking; ze kunnen zich nooit slechts als instrument gedragen, als waren ze de simpele uitvoerder van andermens’ wil.

Maar juist dat vergewissen blijkt een nieuwe valkuil. Talloze mensen hebben bijvoorbeeld in de afgelopen jaren naar eer en geweten, en bij hun volle verstand, duidelijk te kennen gegeven dat ze, mochten ze dement worden en niet langer bij zinnen, euthanasie willen ondergaan. Vorige week werd bekend dat in zulke gevallen vrijwel geen enkele arts euthanasie durft uit te voeren en deze verzoeken van inmiddels dement geworden mensen – 4500 schriftelijke verklaringen en 2000 mondelinge – massaal worden afgewezen.

Waarom? Omdat artsen zichzelf niet langer kunnen vergewissen van de weloverwogenheid van het verzoek – de mensen in kwestie zijn inmiddels immers dement, ze heten ‘wilsonbekwaam’ te zijn – en omdat de wettelijke status van een eerder afgegeven wilsverklaring volstrekt onduidelijk is. Dat maakt deze dementen tot de gijzelaars van onzekere artsen en, vooral, van een lafhartig kabinet.

Het is de hoogste tijd dat de wilsverklaring een wettelijke status krijgt. Anders moet er weer een dappere arts de hete kolen uit het vuur halen.

Vlaamse Rijkswacht (vervolg I)

[Zie ook Te gast bij de Vlaamse Rijkswacht en Vlaamse Rijkswacht (vervolg II)]

Chronologie:

Op 3 september 1998 publiceerde De Morgen een verkorte versie van mijn relaas over Zenons mishandeling door de Rijkswacht. Na een onwettelijke aanhouding van ons beiden werd mijn lief door de rijkswacht geslagen en geschopt; Zenon hield daar een gebroken of gekneusde rib aan over. Van onze arrestatie werd geen proces-verbaal in ons bijzijn opgemaakt.

Na de publicatie in De Morgen besteedde VRT Radio aandacht aan de zaak; ook de lokale televisie van Antwerpen (ATV) deed dat. Naar verluidt weigerde de rijkswacht geruime tijd commentaar te geven en moesten ze de hele namiddag vergaderen vooraleer ze met het voorspelbare bericht kwamen dat er niets van waar was: Zenon was niet mishandeld.

Op 4 september 1998 publiceerde De Morgen een boos redactioneel over het système parapluie (doofpotbeleid) dat kennelijk al in volle gang was. Inderdaad berichtte Het Nieuwsblad diezelfde dag dat de rijkswacht meedeelde dat zij géén geweld gebruikt zou hebben. Voorts meldde men dat wij lasterlijk en opruiend waren geweest en dat er wel degelijk proces-verbaal was opgemaakt. Of de zaak geseponeerd wordt kon het parket nog niet vertellen. Persoonlijk hoop ik van niet – het zou een verhelderende sessie worden, daar bij de rechtbank – maar ik wil er een lief ding om verwedden dat ze de zaak terzijde leggen.

In een tweede artikel diezelfde dag meldde De Morgen dat het Vast Comité Politietoezicht ambtshalve een onderzoek naar de zaak is begonnen. Comité P is een parlementaire commissie die mensen onder ede kan verhoren. (Inmiddels hebben Zenon en ik een formele klacht ingediend bij dit Vast Comité Politietoezicht.) Ook in dit artikel wordt beschreven hoe de rijkswacht de hete aardappel heen en weer schoof: van Antwerpen naar Brussel naar Antwerpen naar iemand die niets wilde zeggen. Uiteindelijk werd er iemand gevonden die bereid was te verklaren dat Zenon en ik waren geverbaliseerd wegens “smaad en ongewapende weerspannigheid”. Ook deelde men mee dat er geen onderzoek naar het gedrag van de rijkswacht zou worden ingesteld.

De Standaard schreef op 4 september eveneens over de kwestie. Woordvoerster Leen Nuyts van het Antwerpse parket deelde deze krant mee dat Zenon en ik anderen zouden hebben aangezet de controle van de Marokkaanse jongens te verhinderen.

De NCRV besteedde zaterdag 5 september aandacht aan de kwestie in het radioprogramma Cappuccino. Het Parool schreef erover op 5 september en de Volkskrant op 7 september.

Op maandagmorgen 7 september wijdde VRT radio een uur aan het gedrag der politie, waarin onder meer deze affaire besproken werd. In De Morgen van die dag stonden diverse lezersbrieven waarin mensen vergelijkbare verhalen vertellen als wij, dan wel hun steun aan ons betuigen.

Woensdagavond 9 september besteedde het BRT tv-programma Terzake, het Vlaamse zusje van NOVA, aandacht aan de zaak. Zenon kwam uitgebreid aan het woord. Het meest opmerkelijke aan het item was niet dat de rijkswacht – zoals inmiddels gewoonlijk – geen commentaar had op de mishandeling, maar dat ze nu ineens meedeelden dat de twee Noord-Afrikanen “waren betrapt op het bij zich hebben van 2,6 gram marihuana”. Eerder had de rijkswacht de pers namelijk verteld dat de jongens heroïne bij zich zouden hebben….

Op 10 september schreven Zenon en ik een artikeltje in De Morgen waarin we de lezers vroegen onze zaak slechts als illustratie te zien, niet als hoofdmoot.

In november 1999 – ruim een jaar na dato – begon de rijkswachter die ik systematisch ‘Klotenknijper‘ had genoemd, een rechtszaak tegen mij en later ook tegen Zenon. In die zaak werd uitspraak gedaan op 26 april 2002: we verloren. zenon en ik hebben een klacht ingediend bij het Comité P. en zijn onder ede verhoord. daar is nooit een rapport van gekomen.

Te gast bij de Vlaamse Rijkswacht

[Verschenen in De Morgen.]

Training isn’t a game, staat er op de rug van zijn t-shirt. De man staat met zijn armen wijdbeens. Hij kan ook niet anders: onder zijn ene oksel zit een holster met pistool en onder de andere twee handboeien aan een leren houder, dat verwringt je postuur nogal. Hij is lid van de Antwerpse divisie van de gendarmerie. Allemaal echte mannen. Allemaal uiterst zelfvoldaan, ten volle overtuigd van hun importantie, hun nut, hun recht, hun gelijk; en vooral: van hun macht en onze machteloosheid. In een zijkamertje schopt een gendarme mijn geliefde en ik hoor hem schreeuwen. Training mag dan geen spelletje zijn maar slaan is hier een geliefde sport, zoveel is inmiddels al duidelijk.

Journalisten die over persoonlijke ervaringen schrijven, bevinden zich in een lastig parket: het is dan zowel moeilijk om je objectiviteit te bewaren als om te voorkomen dat je lezers om die reden zelf afstand gaan inbouwen. Gelukkig ben ik geen journalist maar essayist en schrijfster, en hoef ik niet objectief te zijn. Een schrijfster bovendien die er heilig in gelooft dat woorden bescherming bieden en verdedigd dienen te worden. En juist omdat mijn lief en ik alletwee vrijuit spraken, werden we gearresteerd.

*

Een uur eerder. We zitten in de trein naar Antwerpen, op reis naar het theaterfestival te Gent; ik zal daar de volgende dag spreken. Vanuit een ooghoek zie ik een korte gedrongen man in colbert ons voorbij lopen. ‘Vast op weg naar het toilet,’ denkt iets in mijn achterhoofd. Even later zie ik diezelfde man aan het eind van de coupé staan, naast een bankje waar twee Noordafrikaanse jongens zitten. Hij geeft ze hun paspoorten terug en gebaart dat hij de jas die naast het raam hangt, wil hebben. Ze geven hem die zonder dralen. De man doorzoekt de jas. Ah, de grenscontrole, begrijp ik, en ik schud meewarig mijn hoofd. Een bomvolle rookcoupé en wie kiezen ze uit om te controleren? Juist, de enige twee aanwezige Marokkanen.

Ik maak Zenon attent op de scène. De houding van de man is — vreemd. Hij heeft zich groot en breed gemaakt, zijn armen liggen massief op de stoelleuningen aan weerszijden van de jongens. Hij leunt over ze heen en blokkeert ze de weg. Dan gebaart hij kort: “meekomen!” De jongens stommelen overeind, een tweede man voegt zich bij het gezelschap en gevieren verdwijnen ze naar het tussenruimte van de wagon, waar de deuren en de wc’s zich bevinden.

“Kom, we gaan erbij staan, ik vertrouw het niet,” zegt Zenon.

We lopen naar de tussenruimte en steken er een sigaret op. De twee gendarmes fouilleren de jongens. Ze hebben tot nu toe niets gevonden. De korte gedrongen man grijpt een van de twee jongens uitgebreid in het kruis en voelt daar minutenlang. Knijpt in z’n linkerbal. Knijpt in z’n rechterbal. Knijpt in z’n penis. Verschuift het zaakje en begint overnieuw te knijpen. De jongen blikt in de verte en doet vreselijk zijn best er niet te zijn. Hij geneert zich dood. Het duurt erg lang.

“Afgaande op hoe lang dat kruisonderzoek duurt ga je geloven dat die agent er plezier in schept,” zeg ik tegen Zenon, “‘t is vast een onderdrukte homoseksueel. Lijkt me fijn werk, bij de gendarme, als crypto-homo.”

“Oh, maar hier wordt de grote misdaad bestreden,” corrigeert Zenon. “Het is wel duidelijk waarom ze juist deze twee knulletjes eruit visten. Onmiskenbaar zware misdadigers. Een grote vangst!”

Ik beaam dat. “Je homoseksualiteit kunnen uitleven en nog held worden ook. Geweldig vak.”

De kortharige collega van de klotenknijper kijkt ons boos aan. Onze aanwezigheid stelden ze al niet op prijs – die verhindert immers dat ze vrij spel hebben – maar onze opmerkingen kan hij nog minder waarderen. We kijken niet terug. De klotenknijper, die nog steeds niets heeft gevonden, duwt de jongen nu de wc in en gebiedt hem zijn broek te laten zakken; de wc-deur houdt hij open en zelf blijft hij buiten staan. In die wc sterft een jongen duizend doden van schaamte.

“Zonder concrete verdenking iemand aanhouden en fouilleren mag helemaal niet,” zeg ik. “Maar ja, Marokkaans zijn is natuurlijk verdenking genoeg.”

“Je kunt wel zien waar we zijn,” zegt Zenon. “Dutroux-land. Vooroordelen, corruptie, en ondertussen de verkeerden pakken.”

De ogen van de kortharige vernauwen zich. Ik aarzel even. Dutroux, dat is een nationale wonde, daar wrijf je geen zout in alleen om een punt te scoren. Maar Zenon heeft gelijk, bedenk ik twee tellen later. Het is precies dit kleinzielige gedrag, hun zelfvoldaanheid, het gemak waarmee ze hun bevoegdheden overtreden, zichzelf onaantastbaar achten, de verachting waarmee ze de wet schenden en zich vergrijpen aan deze twee Marokkanen, die de zaak Dutroux mogelijk maakte. Dutroux kon doen wat hij wilde door het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef van een aantal mensen. Hier staan er twee van.

We zwijgen een tijdlang en kijken alleen maar. De trein rijdt Antwerpen binnen. We stappen uit. Vijftig meter verder op het perron voegt de klotenknijper zich plotseling bij ons.

“Meekomen, jullie,” zegt hij, “jullie zijn gearresteerd.”

Het verdrag van Schengen, vrij verkeer van personen tussen lidstaten, arrestaties die alleen na het constateren van overtredingen of op grond van concrete aanwijzingen mogen plaatsvinden, dat alles doet absoluut niet ter zake.

“Op welke grond?” vraagt Zenon, alleen om de man tot een antwoord te dwingen.

“Dat merk je wel. Meekomen,” snauwt Klotenknijper. Natuurlijk kan hij niet zeggen waarom. De reden voor onze arrestatie is duidelijk, maar allesbehalve legaal. Klotenknijper en Korthaar stelden er geen prijs op dat we onszelf getuigen maakten van hoe ze de twee Marokkanen trachtten te intimideren, en daarmee erger voorkwamen; ook ons commentaar smeekte om wraak.

“Ik zal erop staan dat u alles via de regels doet,” zegt Zenon, meer om te laten merken dat we volstrekt niet onder de indruk zijn dan in de hoop dat Klotenknijper zich laat afschrikken door de gedachte aan al dat papierwerk. Klotenknijper zwijgt. Wij lopen op ons gemak mee.

In de arrestantenzaal van het Antwerpse Centraal Station zien we, buiten zes andere arrestanten – niemand ouder dan twintig, allemaal heel gelaten – de twee Noordafrikaanse jochies weer. Ze zitten er stilletjes en timide bij. Hun papieren waren in orde, er was niets gevonden, en toch moesten ze mee. Later wordt er niet eens een proces-verbaal opgemaakt van hun arrestatie en mogen ze zomaar weg.

Klotenknijper wil ondertussen Zenons papieren zien. Die zijn uiteraard in orde. Dan moet hij gefouilleerd worden. Jas uit, gilet uit. Ik kijk oplettend toe. Of ik me wil verwijderen, zegt Klotenknijper geërgerd. Huh? Hoezo mezelf verwijderen? Ik was toch gearresteerd? Klotenknijper wil niet dat ik zie wat hij met Zenon doet, dat blijkt belangrijker dan mijn arrestatie. Ik weiger verderop te gaan zitten. Zenon zegt hij eist dat ik aanwezig ben – na een onwettelijke arrestatie kun je immers alles verwachten – waarop Klotenknijper implodeert.

Je kunt dat zien aan hoe zijn spieren zich verstrakken, aan hoe zijn ogen donkerder worden, aan hoe zijn lichaam zich samenbalt. “Meekomen jij!” snauwt hij weer (zijn vocabulaire is nogal beperkt) en hij sleurt Zenon aan z’n bovenarm langs de tafels, door het gangpad, langs de lege tafeltjes met oude typemachines waar geen proces-verbaal wordt opgemaakt, naar een zijkamertje achterin de zaal, en uit heel Klotenknijpers houding spreekt wat er te gebeuren staat: Zenon gaat zometeen klappen krijgen. Het is slechts een kwestie van het juiste excuus vinden.

Het is evident dat Klotenknijper gaat slaan. Iedereen weet het, Klotenknijper weet het, Zenon weet het, ik weet het, de andere arrestanten weten het. De klappen die gaan vallen hangen tastbaar en dik in de lucht. Niettemin besteedt geen van de aanwezige officieren er aandacht aan; niemand vertrekt een spier. Ze gaan onverstoord door met wat ze aan het doen waren. De routine wordt niet doorbroken. En ineens snap ik het: dit is de routine.

De vouwwand van het zijkamertje gaat dicht. Er lopen meer manschappen het zijkamertje in, waarvan één in uniform. Korthaar is klaar met het onderzoeken van Zenons jas en vest en maakt aanstalten eveneens naar het kamertje te lopen. “U vergeet zijn tas,” zeg ik poeslief, en reik hem die aan. Korthaar pakt de tas met een vuile blik van me aan en schuift ‘m ongeopend terzijde. Hij is helemaal niet geïnteresseerd in Zenons spullen, uitsluitend in wraak, dat weten we allebei. Ik hoor gestommel van achter de vouwwand.

Na een kwartier wordt Zenon uit het zijkamertje geleid. Hij moet op een andere bank gaan zitten, ver weg, en gebaart vandaar af naar me wat ik allang wist. Ja, geslagen. Geschopt ook. Hij lag op de grond. Voet op zijn borst. Voet op zijn keel. Door twee van de drie mannen. En hij staat thans onder justitieel arrest in plaats van politioneel. Op welke gronden weigerden ze – hoe voorspelbaar onderhand – te zeggen, maar inmiddels is duidelijk dat de grond voor het eerste arrest ‘ordeverstoring’ zou zijn geweest. Dat ik desnoods alleen moet doorreizen naar Gent, gebaart Zenon, en hoewel dat als verraad voelt weet ik dat hij gelijk heeft. In de buitenwereld kan ik meer voor hem doen dan hier.

*

Later hoor ik wat er precies gebeurd was.

“Riem afdoen,” had Klotenknijper gezegd. Zenon had geantwoord dat hij daar niet over piekerde en dat Klotenknijper dat zelf maar moest doen: een onwettelijke arrestatie was meer dan genoeg, hij weigerde daarenboven mee te werken aan een onwettelijke fouillering. Klotenknijper had ostentatief gezucht en had Zenons riem eigenhandig afgedaan. “Broek omlaag,” had Klotenknijper daarna gezegd, en Zenon had geantwoord dat Klotenknijper dat zelf maar moest doen. Klotenknijper had ostentatief gezucht en bevond zich een halve minuut later met zijn gezicht op luttele centimeters afstand van Zenons naakte geslacht. Zenon trok z’n broek, na om permissie te hebben gevraagd, weer omhoog. “Schoenen uit,” had Klotenknijper daarna gezegd, en Zenon had geantwoord dat Klotenknijper dat zelf maar moest doen. “Schoenen uit,” had Klotenknijper gebriest, en Zenon weigerde opnieuw, vriendelijk doch beslist, en hief zijn been zodat Klotenknijper bij zijn veters kon. “Als je nu niet onmiddellijk je schoenen uitdoet lig je binnen de kortste keren op de grond,” had Uniform daarop gedreigd. “Die moeite kan ik u besparen,” zei Zenon, en ging onderwijl uit eigener beweging liggen. Hij stak zijn voet bevallig omhoog – bovenbeen loodrecht de lucht in, onderbeen haaks erop, voet gestrekt – om Klotenknijper van dienst te zijn. Ballerina dancing a tight rope.

Klotenknijper kon eigenlijk niet meer weigeren. Eerder had hij Zenons riem al afgedaan en zijn broek naar beneden gesjord. Het ergste had hij al geaccepteerd: hij had met zijn gezicht pal op kruishoogte gezeten en de warme geur van Zenons genitaliën moeten inademen. Nu terugdeinzen kon niet meer, maar opnieuw toegeven wilde hij koste wat kost voorkomen: hij achtte zichzelf al te veel vernederd, maar Zenon met schoenen aan wegsturen kon hij zich al evenmin permitteren. Zich voor dit dilemma gesteld ziend, koos hij de simpele oplossing: Klotenknijper werd ziedend.

“Overeind komen jij,” brieste hij. Zenon ging weer staan. Iemand – het kan Klotenknijper zijn geweest, het kan Uniform zijn geweest, maar het was niet de stil toekijkende collega – sloeg Zenon met de vuist op het gezicht. Hij werd op de grond gegooid en iemand sjorde een schoen los, daarna eiste Klotenknijper dat Zenon de tweede schoen uitdeed.

Zenon is niet geneigd tot het compromis; hij weigerde. Hij werd overeind gesleurd en weer neergegooid; Uniform zette zijn voet op Zenons keel om hem tegen te houden (alsof hij zich eerder anders dan uitsluitend verbaal verweerd had), Klotenknijper trok met geweld aan de tweede schoen terwijl hij zichzelf in balans hield en kracht verzamelde door zich met een voet af te zetten op Zenons borst. Klotenknijper was te stupide, of te boos, om eerst de schoenveter los te maken zodat de procedure nogal tijdrovend was; al die tijd trapte zijn voet met verve op Zenons ribben. Daarna werd de methode herhaald teneinde de ontschoeide voeten van hun sokken te ontdoen. De derde officier keek kalmpjes toe.

Zonder zich te verweren bleef Zenon liggen; hij wist dat elke beweging zijnerzijds als excuus zou worden aangegrepen om hem verrot te trappen, en later zouden ze zeggen dat hij zich had verzet. Het enige dat hij deed was ee©nmaal roepen, deels voor mij, deels om de drie te waarschuwen dat hun daden niet binnen dit zijkamertje zouden blijven: “Ze trappen me!”

Uniform trok Zenon aan zijn haren overeind – net niet hoog genoeg zodat hij kon staan, net niet laag genoeg zodat hij steun kon vinden op zijn knieën – en schudde hem aan zijn haar heen en weer, hem onderwijl op borst en gezicht slaand. Daarna gooide hij hem weer op de grond. Zenon bleef een seconde liggen, keek daarna glimlachend omhoog, recht in het gezicht van Klotenknijper, en zei: “Dank u wel. Kan ik nu mijn schoenen weer aandoen?”

Niet dat ze ondertussen zijn schoenen of sokken op drugs hadden onderzocht, maar daar ging het inderdaad niet om. “Je staat onder justitieel arrest,” had Klotenknijper geantwoord, “en je schoenen kun je aandoen.” “Mijn riem ook?” vroeg Zenon, terwijl hij voor de zekerheid bleef liggen. Als hij zelf zijn riem had gepakt waren ze op zijn hand gaan staan, wist hij. Nu hij het vroeg, kon Klotenknijper alleen maar “och ja…” brommen. Ach. Hij had zich toch al uitgeleefd.

Zenon verzamelde zijn kleding en werd daarna naar het verre bankje geleid. In vijftien minuten kun je iemand flink schoppen, maar hoe erg wist ik toen nog niet. We bleven gewoon maar welgemoed naar elkaar kijken, hij vanaf zijn plek, ik vanaf de mijne. Ons kregen ze er niet onder met intimidatie: dat evident maken was veel belangrijker dan al het andere.

*

Er komt een vrouwelijke agent de zaal binnen. Denkelijk is die er voor mij bijgehaald; mannen mogen vrouwen immers niet fouilleren en in dit katholieke land is dat vermoedelijk een regel waar zelfs deze gendarme zich aan houdt. Ze gaat echter met de enige andere arrestante de zijkamer in. Ze zijn binnen drie minuten klaar; daarna vertrekt de agente. Tot op zekere hoogte ben ik verontwaardigd. Ze moeten inderdaad Zenon hebben – alsof ik niet even vals was, alsof ik minder serieus te nemen ben dan hij, makkelijker te intimideren zou zijn. Ze zijn corrupt, en verdomme nog seksistisch ook.

Korthaar komt terug met mijn paspoort. Klotenknijper voegt zich bij hem en samen onderzoeken ze eindelijk Zenons tas. Ze treffen een boek met mijn naam en portret erop en bekijken dat aandachtig.

“Ja, jullie hebben pech,” zeg ik liefjes glimlachend. “Maar dat kan de beste overkomen, nietwaar?”

Ze trekken zich terug.

Vijf minuten later mag Zenon ineens van het strafbankje af en zegt Klotenknijper ons dat we vrijgelaten zijn. Er is geen proces-verbaal opgemaakt, alleen onze namen en paspoortnummers zijn genoteerd. Wat een boek al niet kan bewerkstelligen.

“En dat justitiële arrest?” vraagt Zenon. De ironie druipt van zijn stem af.

Klotenknijper wuift met zijn hand.

“Ach,” zeg ik schouderophalend tegen Zenon, “dat was toch uitsluitend intimidatie. Omdat we ze op de vingers keken en ze daar niet van houden.”

Klotenknijper keert zich naar me om. “Dat is ni­et waarom u gearresteerd werd,” zegt hij.

Waarom dan wel, wil ik van hem weten. Was hij ons eerder niet gewoon voorbijgelopen, in die coupé? Had onze aanhouding werkelijk niets te maken met het feit dat we ze de kans ontnamen die twee jochies nog meer te intimideren? Of dat we dingen zeiden die ze niet zinden?

“U mag ervan denken wat u wilt,” zegt Klotenknijper, “dit is een vrij land. En anders dient u maar een klacht in.”

Een vrij land, jawel. Zojuist nog had hij bewezen hoe onwaar dat was: hij had er straf op gesteld indien je je niet bang laat maken, je mond niet houdt of vindt dat de politie zich heeft te gedragen en zich aan regels dient te houden. Sommige ambtenaren haten dat, ze menen dat zijzelf de dienst mogen uitmaken. En een klacht indienen? De Antwerpse Rijkswacht die wij hier hadden gezien had zichzelf collectief boven de wet gesteld. Klotenknijper schopte, Uniform sloeg, Collega stond erbij en Korthaar had er dolgraag zijn deel aan toegevoegd; de anderen hoorden het en wisten het. Niemand deed iets. Ze achtten dit stuk voor stuk normaal. Dit hoorde zo, vonden ze, dit was hun recht. Bij een in te stellen onderzoek zouden ze elkaar de hand boven het hoofd houden en elkaars rug dekken. In zulke gevallen helpen alleen publieke aanklachten.

Het prettige is dat ik dat kan, ik ben immers schrijfster. Het erge is dat die twee Marokkaantjes minder vertrouwd zijn met woorden, geen contacten en geen forum hebben: als de gendarme mijn lief niet had geschopt zou hun verhaal nooit De Morgen hebben gehaald. Het wrange is dat deze publieke aanklacht er waarschijnlijk alleen voor zorgt dat hun morele corruptie zich verhevigt. De Rijkswacht zal voorzichtiger worden met mensen als wij en zich met nog meer verve storten op kleine Marokkaantjes, die immers zonder gevaar voor repercussies te pakken zijn.

Het meest tragische is echter dat Klotenknijper bewees dat die opmerking over Dutroux-land uiterst pijnlijk doch gefundeerd was.

*

De echte naam van Klotenknijper is mij te bevragen, evenals als Zenons t-shirt met daarop zijn voetafdrukken. Zenon heeft een gebroken rib.

[Dit artikel leidde tot veel commotie – zie voor de stukken in de pers, Chronologie Rijkswacht – en een rechtszaak die Klotenknijper tegen ons aanspande, die we uiteindelijk verloren. Van de klacht die we bij Comité P. hebben ingediend, hebben we – ondanks verhoren – niets meer gehoord.]

Unbiased columnism # 1.7

Final pleas, or: unprecedented legal costs

Stockholm, Wednesday, June 3 1998

[Previous installment: Questioning McShane. Note: I had had to go back to Amsterdam during the weekend. Zenon did the rest of the trial by himself and wrote this.]

True to my copyright terrorist instincts and traditions, I am happy to serve you the last UC of this bunch: a fake one, written by me in the absence of Karin, meant to ruin her reputation as a writer.

Today was the last day of the hearings. Somehow I couldn’t believe it would be. I had told Magnusson (and the court) that I would be in Holland tomorrow no matter what, and that I would not come to court, even if the hearings weren’t finished. I was absolutely sure that Magnusson would do everything he could to take up all day today, in order to force me to leave without pleading.

I also had double-crossed him and booked a flight that would allow me to to plead tomorrow anyway. This way, I estimated, he could make a fool of himself by taking up time and yet be disappointed at the results. Did he then? Of course he did. You press the button and he reacts as expected time and over again. Never fails. There’s a man you can trust.

But I must admit he started off nicely. “In flagrant violation… total disrepect of the law and courts…continued infringements…” steady pouring, good pace, firm tone. One hour. One and a half. Then he noticed the time, slowed down a bit. And a bit more. By 11.30 he was glancing at the clock on the wall every some 10 minutes, reducing his pace every time. He ended up spelling the words, just like last Thursday and Friday. Body language in court indicated a spreading unrest, irritation, boredom, disgust. I was affected the worst: waiting for the second boot kills me.

I was wondering how far the situation would go. I could protest, but it would be to no use. At worst, the chairman could propose a break, which would give Magnusson the opportunity to waste yet more time. Twice I saw Magnusson’s aide yawning. The chairman is a master of masters in keeping a stone face through anything, but even his irritation was somehow transpiring, although I couldn’t pinpoint how. At some point I grabbed my cigarettes and started making a move out. One more second and I would have left the courtroom in the middle of Magnusson’s plea. I controlled myself. I saw Magnusson himself trying to suppress a yawn. Then I realized that we were not going to have a lunch break before Magnusson decided to finish. The lunch break is usually at an appropriate moment in the proceedings, around 11.30-12.00. It was 11.50 and Magnusson was going on. The chairman looked less irritated. 12.10. The chairman began to look almost relaxed. It might be just my imagination – I was looking at very slight changes of face and posture – but I think I’m right. I think the judge decided to let Magnusson delay everybody’s lunch for just as long as he pleased, and let him feel that he was doing so. Around 12.20 Magnusson was still slowly leafing his papers, pronouncing a word per minute, desperately looking for either something more to say or a decent way to close. He failed with both. At 12.25, almost in the middle of a sentence, he gave up. Ready. Lunch. I was shaking.

At 13.45 we resumed and it was my turn. It seems I can’t get anything done except under pressure. I started working on the case late last Monday evening, on the eve of the hearing, trying to go through and sort out some 2 thousand pages which by then were still in disorder in a carton. Tuesday evening I put them in binders and started going though them, finishing at eight in the morning and going straight to court. I didn’t learn my lesson. I relaxed during the weekend, wasted most of Monday, run a million errands on Tuesday and began to preapare my plea around nine on Tuesday evening. It was ready at six in the morning, whereafter I slept for one hour and went to court. The question now was, was there any logic and coherence in the plea I had prepared in my half-ruined state at night? I hadn’t reviewed it.

It turned out there was plenty, but just a bit short of enough. The final touch, the polishing of the arguments, their correct order, it all could have been better. Yet, I think I made my points quite clear. It’s not easy: RTC’s case is one pile of legal shit, where all energy has been put into cheap rhetorics and none in sorting out the causes and effects and legal conditions and consequences of things. Typical CoS litigation, simply. If you clean out the irrelevant and sort the mess, what is left is just a few very simple issues that can be decided just as correctly in one way as in the other: matters of opinion. Which in turn means that there is no way of knowing – or even guessing – what the ruling will be. Due to holidays it’s expected on August 31.

So far so well. The next chapter deals with legal costs. These are generally fairly low in Sweden compared to other European countries and cannot be compared with what is awarded (or not awarded) in the US. The basic rule is that who loses a case pays his counterpart’s legal costs, within reason. To give you an idea, the lawyer that represented me from October 1996 to October 1997 and did a very good job at it, was paid by the state for about 120 hours of work some SEK 150.000 (USD 19.000). 20% more would still not have been unreasonable, but that’s about it. Plus necessary and reasonable costs. In her case it was another SEK 4.000 (USD 500). If the parties partly win and partly lose, they carry the legal costs proportionally to their gain and loss.

Now, hold your pants. RTC has only demanded SEK 25.000 (USD 3.125) in damages and I have all along expected that it was with the backthought that by trying to win the entire amount, they could aim at hitting me much harder with legal costs. I was expecting a bill of half a million and I was well prepared to dispute it. But when the time came, Magnusson’s aide got up and handed the bill to the chairman and to me without a word. I leafed past the introduction and looked at the figures. Fees SEK 4.500.000. Costs SEK 345.326. USD 562.500 and 43.000 respectively. I started to laugh. I tried to stop, to no avail. The amount is so absolutely ridiculous, so utterly absurd, so completely ludicrous, that you begin to wonder about your own sanity: no-one can be that insane as to ask for such a sum, therefore you must be hallucinating yourself. I looked up. The chairman was pronouncing the figures as if he was tasting every one of them and – first time – he had lost his stone face. A second judge had evidently a hard time to stop himself from looking too amused. I looked down again and turned the paper. It carried on. RTC’s costs for work and expenses: SEK 2.122.992 (USD 265.000). Legal opinions SEK 190.009 (USD 23.700). Notary public SEK 116.010 (USD 14.500). Witnesses SEK 181.115 (USD 22.600). Among them, Mikael Nyström, the computer expert, was billed with SEK 17.000 (USD 2.125) for one hour on the stand. Grand sum SEK 7.684.581.

RTC asked for legal costs. The amount they demand is unprecedented in Swedish legal history: 7,684,481 crowns, that is: circa 1 million US$. Scans of their calculations are included:

  1. Legal bill 1/8
  2. Legal bill 2/8 Explanation: 2.5 – Kerstin Calissendorff is Zenon’s former lawyer; the professors mentioned have been asked for their expert opinion.
  3. Legal bill 3/8
  4. Legal bill 4/8 Explanation: 5 — William Hart is Cowboy Boots, a hired lawyer for RTC.
  5. Legal bill 5/8 Explanation [this is where the fun starts]: Magnusson claims to have spent 3,000 hours on the case; there are two tickets Stockholm / US for a magnificent amount; he claims to have made 100,000 xeroxes. Altogether, Magnusson’s office claims 0,5 million US$ in fees and costs.
  6. Legal bill 6/8 Explanation: RTC claims to have spent an additional 1,000 hours on the case itself; McShane charged another 60,000 crowns; Bill Hart claims 450 hours at a rate of US$ 390 per hour [one would think him to be able to afford better boots, on such a salary].
  7. Legal bill 7/8
  8. Legal bill 8/8 Explanation: The grand total of 7,684,581 crowns, that is: something like 1 million US$. And it’s signed, too…

Discussion ensued. Magnusson defended the bill. I was still laughing, but I felt very tired. What is the point in spending so much time and energy in a case, if you are going to ruin any impression of seriousness you might have made, with such a bill? What is the point of spending two years in court against someone who ridiculed you, if the last thing you do to crown your case, is to ridicule yourself? How is Magnusson ever going to face a judge or a collegue in that court without thinking that they know him as “the famous bill”? Is this what Hubbard does to people, or are they born this way? Somehow I could neither pity Magnusson, nor despise him. The chairman said some words in a deliberately explicit low calm tone that reminded of his tone when he was trying to make us settle, and the hearing was closed. Tomorrow I’ll be back in Holland.

To sum it up, it was all a waste of time and money and legal resources. To begin with, we had a case that could have been refined to set some of the important delimitations between contradicting legislation; to determine where one right ends because another right begins. There won’t be much of this. RTC deliberately derailed the case into confusion, showing all too plainly that it neither believes in the legal system, nor in its own case. But if they don’t, why then bother to sue? The net result of this lawsuit and its offsprings is an irreparable damage to the CoS’ reputation in this country for all overseeable time. Why spend millions on that? I do dislike the CoS profoundly, but I still would like to understand what goes on in the heads of its heads, what makes them self-destruct in the way they do. I had a chat with McShane, and found it far easier than trying to talk to any low-level scieno I have met so far. I might be very naive, but I get the feeling that the top and the bottom of the CoS are mutually completing and equally mislead by their own total lack of independent critical thinking. Somehow I get the feeling that the entire CoS, top and bottom, is an asylum for people that should have been helped elsewhere.

Anyway, this is not the end. As soon as the ruling comes, RTC will appeal against it. They are bound to lose on some point at least (if only on their amazing bill) and we all know they always appeal. In the meanwhile I have invited them to sue me in Holland. I might feel sorry for them sometimes when I’m tired, but that is no excuse that they can use. If there is any chance that they really have spent half the amount they asked for in this lawsuit, I’ll gladly see to it that they spend another as much on a second front. That will keep them from using the money to more destructive ends (and keep providing amusement to alt.religion.scientology).

[Unbiased columnism is a series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the May 22,1998 – June 3, 1998 sessions. This was the last episode. In January 2001, I wrote another series during a second Scientology v. Zenon Panoussis court case.]

Unbiased columnism # 1.6

Questioning McShane

Stockholm, Friday, May 29 1998

[Previous installment: You know that you’re being sued by Scientology when] 9:35. Court resumes. Magnusson speaks.

That is, he utters a word, waits five seconds, then utters another, waits, scratches his head, says a word, waits, leafs through his papers. The judge looks puzzled. Now what is this man doing, he wonders. “Are you done?” he asks. “… erm, … No…” Magnusson replies, and moves to the next word. Zenon and I exchange glances. Yesterday, Zenon asked Magnusson what the fuck had been amiss with him earlier that day, when he literally spelled his words. Gotten out from the wrong side of the bed? Ill? Fight with the missus? “No, not at all,” Magnusson had answered, “I was just trying to emphasise my words.” Instead of attracting he’s losing everybody’s attention. “OT2… OT3… NOTS… materialet… erm… hemlig… ehh… RTC… materialet…”

His aide gets up and hands a set of papers to the three judges and the clerk, then sits down. “Erm, shouldn’t you give one to Panoussis as well?” the judge reminds the aide. The aide smiles bashfully, gets up again and does so. It turns out to be a fifty-page brief containing a phrasal of the grounds, ‘grounds’ being the legal reasons you put forwards as to why your opponent is in the wrong. The judges sigh. “Now which parts did you revise?” the chairman asks Magnusson. “You don’t expect us to read all this again, do you?” Yes, I think he does. Worse, Magnusson expects them to carefully compare these grounds to the ones he previously handed in. Perhaps the court should hire a notary public to compare the two sets; now, that would be a novel idea!

There is a discussion about the damages RTC claims it has suffered because of the availability of “the material”. Zenon insists that RTC should specify its claim (it has been proposed as a lump sum). Zenon again mentions ‘Excalibur Revisited’, written by Geoffrey Filbert, a book that deals with OT3 stuff too and which was registered with the Copyright Office before Hubbard’s OT3 was. McShane immediately confers with Magnusson.

From my comments & summary re: OT3: “Excalibur Revisted was published in electronic form, and Mr Filbert has given it to the public domain in the fall of 1994. It is, amongst others, available via America Online and has been since December 1994. The material is in fact copyright by Filbert; he received his copyright registration on April 25, 1982. Scientology received their first copyright filings for their OT 3 material in 1986… So I guess Filbert predates them.” Filbert describes something very similar to OT3 in pages 266 – 268 of his book.

10:20. McShane takes the witness stand again. I didn’t understand most of Magnusson’s questions so I’ll leave these open; McShane’s answers are more or less verbose. (There will be a tape via the court later, so don’t take my word for it.)

Q ..
The majority of L Ron Hubbard’s works are freely available, perhaps 95% is there for all to read. There is a small percentage that is confidential, that he designated as such, and we believe that this material should remain confidential and unpublished and is only to be seen by and sold to individuals who have reached a certain qualified spiritual level.

Q ..
No you do not.

Q ..
Before a member can have access to, for instance, OT2 he has to go through all prior steps and levels, which can take a considerate amount of time, and only then he becomes eligible to apply for permission to have access to OT2.

Q ..
Once he has qualified spiritually, having met the prerequisite requirements, he then has to apply to RTC to get access. RTC then makes sure that he has indeed met the correct spiritual requirements and that he has the correct ethical — now that is a church term, it means ‘moral’ — requirements to study OT2.

Q ..
Yes we do.

Q ..
No there is more.

Q ..
Once RTC has authorised a person to be allowed access to the level, he then has to sign a confidentiality agreement, and if it has been verified that all requirements are met, he then is invited to study the material. He will take that invitation. The confidentiality agreement is an agreement that the members signs and whereby he agrees that he will never copy the material, never take notes of the material, that he will never disclose the content of the material, that he will maintain the security of the material. That he maintain the security of the material while he is on that particular service. ‘Service’ is a word we use for a special course or counselling you will be receiving.

Q [hands McShane a binder; the attachment under scrutiny is a confidentiality contract] … Can you briefly …
The example here in the book is a typical confidentiality agreement that the member will sign before he is allowed unto the level, and it specifies exactly what is required from this member. For example, the second page of the agreement, where you have no 3, it says that the parishioner specifically agrees that the Advanced Technology, including those portions which have been trusted to him,

Q ..
FSO stands for Flag Service Organisations, one of our largest service centers, and it is located in Clearwater, California.

Q ..
Under 4a it says: “the parishioner shall not disclose verbally [stuff which I missed] …”. That kind of encompasses the meaning of this document in general terms.

Q ..
Next he would take this signed agreement and go to the RTC representative in the Advanced Church, and he would receive an invitation to study this specific level he is applying to.

Q ..
Once he has done those two steps, he has to read the security regulations which gives him more information as to what is required of him while he is on the course. This reference gives him specifics as to how to access the security rooms where this material is kept and where he will do his course. For instance, he is not permitted to let anybody into the room that does not have his own security card, which is a card you need to gain access to these rooms.
This binder contains photographs of the procedures that are followed by all parishioners who are selected to do an OT course. Although the photos are depicting the procedure [..], this is the procedure which is followed by all members who are allowed access. I will go through them as quickly as I can. [blabla. McShane explains the security procedures in great detail and keeps at it for half an hour. Cards, guards, chains and locks.]
The courses contain more than just the confidentiality material, there are also confidential tapes that contain Mr Hubbard’s lectures. These tapes never leave the room. .As for the NOTS, members are not allowed on that course, it is allowed only to the ministers of the Advanced Organisations.

Break.

11:30. McShane continues.
There are only seven churches in the world that are authorised by RTC to deliver this material.

Q ..
No, there’s none in Sweden.

Q ..
The general purpose of these magazines is to inform the members what is happening in the church – events, marriages, conferences — and also they promote the services that that churches offers. [He is obviously trying to repair some of the damage Zenon has done when he quoted form CoS promo material.]

Q ..
No, it talks about all the services which contain a lot of the non-confidential services and some of the confidential services that are delivered by these organisations.

Q ..
Yes, these are two organisations which are licensed by RTC.

Q ..
That means that — ‘clear’ is a specific level which is one of the services these organisations deliver. Panoussis had it wrong, he believed the OT levels come first, then clear, which is not true. [A couple of the critics exchange surprised glances. Zenon never said so. Zenon knows that ‘clear’ comes first.] The level of ‘clear’ — although there is a course involved that is confidential, the clearing course — people can reach the state of ‘clear’ without doing that course. It is a very significant level in the church. After a person has achieved the state of ‘clear’ he would then be eligible to continue on with the OT levels. The number I believe that is listed in there for OT levels is not how many OT’s have been produced but how many levels those people did.

Q ..
You have OT1 to OT8, those are what we call the OT levels. And once a member completes for instance OT1, he then becomes eligible to become OT2, and so on. So, for instance, if there was just one person in that part church who did seven levels, the magazine would list them as seven completions.

Q .. [I think: whether it is possible to do all levels in the time covered between the release of two issues of a magazine]
It’s possible.

Q ..
For instance, here, on page x, it says ‘over 2000 level completions’, a number from which you can’t tell how many individual people have done these levels.

Q ..
On the first page it says 2500 clears; ‘clear’ is not an OT level And then it says over 1000 OT’s per year, which means that there could be a 1000 different persons who did a level, for instance OT1.

Q .. [how many people did them]
I can give you a fairly accurate estimate. Since 1968, when OT2 and 3 were delivered for the first time, there are in between 20,000 and 25,000 people who have gone through the specific requirements and past all the other requirements. That’s a pretty good estimate. In comparison to the membership of Scientology all over the world, that is pretty small.

Q ..
The NOTS course itself is for specially trained ministers of the church and there’s a — my best count is 325 ministers.

Q ..
The course itself, for instance the OT2 course, contains many different texts, tapes and videos by Mr Hubbard, and together that makes up the OT2 course. So it’s more than just the OT2 materials that go into the course.

Q ..
Unfortunately, in 1983 several ex-members of the church, three, impersonated high executives of the church and went in to the Advanced Organisation in Denmark and stole material that was specifically the NOTS material; and another theft occurred in the Advanced Organisation in the UK, also in 1983, where an employee stole a copy of OT2 and OT3. One of the people who stole the material in Denmark was arrested and imprisoned for the theft and the authorities recovered the original material, including OT2 and OT3, but unfortunately, the pirated copies were not all recovered. These individuals intended to start and in fact did set up a competing organisation in the UK where they provided services utilising these materials for their own personal profit.

Q ..
No its not standard; it usually take a couple of years before one becomes eligible.

McShane leaves the witness stand. Another discussion about schedule & time ensues. Magnusson talks again about Filbert. There’s some arguing about publication dates of his work and Hubbard’s OT3.

12:15. Lunch. Zenon and I go through our notes. Zenon has decided that I will be his aide again and will sit next to him in court, with my computer, ready to flood him with information if necessary.

During lunch, journalists show up again. The press has been covering this trial rather well. We are presented with copies of the Swedish edition of “Freedom” that deals with Zenon, me, and Newkid.

13:15. I sit next to Zenon, laptop ready, just like he has his. This side of the court represents the net section, that much is for sure.

Zenon asks the court whether Magnusson has finally decided if he can have a copy of Attachment 126 section 143, which contains comments on and a summary of OT3. Zenon has crossed out all of Hubbard’s quotes and accepted that these will be left out of the RTC-approved copy he is asking for, and yet Magnusson and RTC refuse to decide whether to provide Zenon with one. They consider 126/143 to be sealed and copyrighted. Magnusson is not yet sure. He stalls again. Erm, well, yes, now, erm, [scratches head] “Perhaps on Tuesday?” On Tuesday it shall be, the court decides, and not at the end of the afternoon, the chairman adds emphatically.

Our turn to interrogate McShane. [My notes here are more concise; I worked, meanwhile.]
Zenon asks about Filbert and ‘Excalibur Revisited’.

McShane: “Yes, I have read Mr. Filbert’s book. It was never published. What he took from Mr. Hubbard is small and was taken from Mr. Hubbard’s work. If you put those bits together, it’s only a paragraph or two — if you can put them together at all — out of as many as two hundred pages.”

Zenon wants to know about Attachment 126/document 134. Why does RTC not want to give him a copy?
McShane: “It’s just too many quotes.”

Zenon asks about the requirements to become OT.
McShane: “As I explained previously, they have to have acquired all necessary spiritual levels.”

Zenon: “Can you do those on your own?”
McShane: “No.”

Zenon refines the question, wishing to know whether in that case it is CoS’s help which is necessary to study the OT-levels.
McShane: “I don’t know what you would do, you’ve started your own church. All I know is what the CoS would do.”

Zenon refines again. Magnusson objects. The court allow Zenon his question. “Can you study to become OT without the CoS’s help?”
McShane: “No one could obtain the same level without the church, but people have tried, for instance with material obtained from the net.”

Zenon wants a definite answer: is the help of the church a prerequisite to become OT? Magnusson interrupts and objects again. The court allows Zenon to continue. He states his question again: Does CoS believe that only they, and no one else, can train people adequately to become OT? Yes, or no?
McShane: “Yes.”

Zenon: “In preparations to become OT, can you just do parts of an OT level? For instance, will studying parts of OT3 do?”
McShane: “No.”

Zenon: “The same goes for OT2?”
McShane: “Yes.”

Zenon: “What is the exact number of pages?”
McShane: “Erm, I’m not sure… I think the whole course is 200 pages.”

Zenon: “Maybe 300?”
McShane: “Possibly. I do not have them on me.”

Zenon: “OT3?”
McShane: “I think 200 pages.”
Zenon: “That is correct.”

Next subject: security. Since when was this massive security implemented? Magnusson objects and wants to know what the relevance of this question is. Zenon retorts: “The relevance of this question is that you have just interrogated your client about these security measures for one hour.” The audience laughs. “And can I please have my next interruption now?” Zenon adds. He’s fed up with Magnusson’s continuous bickering.
McShane: “There has always been some, depending upon the available technical possibilities.”

Zenon: “And since when do you apply this confidentiality agreement?”
McShane: “Since 1968, when OT2 and OT3 were released.”

Zenon wants to know whether people had ever been allowed to take them home.
McShane: “People have never been allowed to bring them outside the church.”

Zenon: “And the materials have never circulated outside the church since 1968?”
McShane: “No.”

Zenon: “Are you familiar with the name Sherm Frederick?”
McShane: “Who? No.”
Zenon informs him that Sherm Frederick was the editor to a Las Vegas newspaper that wanted to print part of the OT materials. When CoS sent somebody [RV Young] over to investigate, in August 1980, it turned out Frederick had full copies of OT 1-5.
McShane claims he does not know.

Zenon wants to know what an ‘SP’ is.
McShane: “An SP, or a Suppressive Person, is somebody who engages in anti-social and destructive acts, acts that go against humanity. For instance, Hitler.”

Zenon: “Why was Bill Robertson declared to be an SP on 26 May 1982?”
Magnusson interrupts. The court allows Zenon his question. Zenon: “So, did Bill Robertson get declared SP for starting Galactic Patrol and using OT levels?”
McShane: “The material was his own creation.”

Zenon: “Have you ever heard of the magazine ‘Heretic’?”
McShane: “Heretic? No.”

Zenon: “I’m happy to inform you that it discusses the OT levels and carries quotes of it.”
McShane: “I am not aware of that.”

Zenon: “Were there ever copies of OT documents in the Clearwater Court, open to the public?”
McShane: “Not to my knowledge.” [Comment: as a matter of fact, there were: in 1985, documents containing OT levels were in the Clearwater Court. CoS went through the same routine as they are now performing in Stockholm’s Tingsrätt: asking for it day in, day out, and preventing others from retrieving it. Yet the LA Times got themselves a copy.]

Zenon: “Are you familiar with ‘Revolt in the stars’?”
McShane: “Yes, I am. I have read it.”

Zenon: “Are there parts of OT3 in it?”
McShane: “No.”

Zenon: “Is there anything from OT3 in it?”
McShane: “I do not know what you mean by ‘anything’.”

Zenon: “Something which you would consider to be a quote.”
McShane: “No. There are no quotes in ‘Revolt in the Stars’ which were taken from OT3. ‘Revolt in the stars’ is a screenplay, it is fiction, and it deals with characters, some of whom — who live some of the things that are described in OT3. It is a fictional work.”

Zenon: “Does the US government or any of its authorities have copies of OT levels?”
McShane: “No, not that I am aware of.”

[Comment: RVY has testified that, when CoS requested files from the US government and the FBI, under the Freedom Of Information Act, it turned out that they had copies of the advanced technology-material. According to RV Young, this was in 1974, ’75.]

Zenon: “Are you familiar with the following quote from a recent court case you were involved in?” Zenon starts reading him the quote and yes, Magnusson interrupts. After some hassle Zenon is allowed to continue. Seeing that the quote is in English, he decides to bring my computer to McShane: that way he can read it directly and the court’s interpreter can interpret it for the court: “Despite RTC and the Church’s elaborate and ardent measures to maintain the secrecy of the Works, they have come into the public domain by numerous means. RTC’s assertion that the only way in which the materials have escaped its control was through two thefts in Denmark and England was not supported by the evidence. A former senior Scientology official testified to ongoing difficulties the Church incurred in keeping the Works secret, including members losing materials in their possession.” (Judge Kane, RTC v FactNet, Civil Action No. 95-B-2143, September 15, 1995 at Denver, Colorado.)
McShane: “I do not remember the quote.”

Zenon: “It was an important case.” He mentions judge and case.
McShane: “… This was a ruling in a preliminary hearing. [Or did he say: ‘summary hearing’? I’m not quite sure.] I do not recall it.”

Next subject. Or rather, a previous one.
Zenon: “In your opinion, can people outside the church who have access to the material, become OT?”
McShane: “The only Scientology churches are those that are authorised by RTC.”

Zenon: “That is not what I asked. Can only CoS properly educate people to become OT?”
McShane: “We have no view on other groups outside the church. Except when they use infringing material. If they use other material — that they believe is Scientology material — we don’t care.”

Zenon: “I am not asking about infringements. The question is, what is the stand of RTC towards congregations outside the CoS that use RTC material that is not infringing, such as for instance published RTC material that has been legally bought?”
McShane: “If there is a group that uses Scientology material that was authorised I have no view. If they are using infringing material we try to make them stop. It’s illegal.”

Zenon: “Are there people that RTC is currently suing over, not over copyright but over trade secrets? How many of such actions has Scientology initiated in the past four years?”
McShane: “Seven cases — it’s more copyright, some of them involve specific trade secret claims as well — in the US, in Holland, and here.”

Zenon: “I meant trade secret.”
McShane: “Oh I thought you meant either way. I think three.”

Zenon: “When you confiscated my hard disk, you stated -” Magnusson interrupts. Zenon: “Again?” There is some debate between Magnusson, the court and Zenon.
Zenon: “When you confiscated my hard disk, you had some search terms. Among them, was there ‘Ward’ and ‘Vorlon’?”
McShane: “Possibly. I do not remember.”

Zenon: “Are those words in OT2 or OT3?”
McShane: “No, it’s people who posted the infringing material to the net. We were looking for the people who posted that.”

Zenon: .. [didn’t get that]
McShane: “I believe so. I figured that if she [= the bailiff] found those names, she’d find those infringing works.”

14:20. Break.

After the break, it’s the computer expert’s turn again. He is again asked about Zenon’s message of May 2, in which he announced he was going to post the NOTS. Magnusson wants to know whether headers can be manipulated (yes, they can) and what this experts thinks the chance is of this one being authentic. “Ninety-nine percent,” he answers. They go on about the message. When it’s Zenon’s turn, he tries to explain to court, via the expert, that anybody who has a direct connection to the net, can inject postings in a newsfeed. The expert admits that this is possible. But only big companies have direct connections to the net, he says, and it sounds as if only Volvo can have one. “Does your company have one?” Zenon wants to know. “Yes.” “And how many people work there?” “Forty. But we do webpages and code and stuff.” “Wouldn’t such companies be precisely the ones where the knowledge to inject such a posting can be found?” “Yes,” the expert agrees.

15:15. The expert is done.

Zenon asks for McShane’s tapes, including those of the closed hearing when Magnusson, McShane, Zenon and the court went through attachments 24, 37 and 126. Magnusson says he can reply on Wednesday. Zenon insists: he needs them in order to prepare for his final plea, which is to be on Wednesday, and apart from that nothing from “the material” was read aloud. Magnusson hesitates again. He would need to confer with his client in order to reach a decision so that — “For god’s sake,” Zenon exclaims, “the only secret words mentioned there were ‘BT’ and ‘cluster’. There. Now, can I please have a copy of the tape?”

The court adjourns. Next session: Wednesday, June 3.

[Unbiased columnism is a series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the May 22,1998 – June 3, 1998 sessions. Next: Final Pleas.]

Unbiased columnism # 1.5

You know that you’re being sued by Scientology when…

Stockholm, Thursday, May 28 1998

[Previous installment: Brochures with a bite.] Every morning, it’s the same routine. We get up too early, quickly prepare some coffee, smoke, wash, check our mail, smoke, dress, phone a taxi and hurry to Tingsrätt where Zenon then needs to buy cigarettes in a shop opposite the court.

There’s so much stuff to take along. Two computers. Cables. Batteries. My wheelchair. And most important, a stack of five crammed binders with all pertinent files. Some of the stuff is piled on my lap and Zenon carries the rest. We feel like we’re becoming regular housemovers.

In court, we see the same people again and again. There’s a girl whose friend is a member of Scientology and who is worried because the friend wants to join the Sea Org in Copenhagen; there’s Karsten, from the Danish Dialog Centre; there are a couple of journalists who follow most of the court sessions and report on an almost daily basis; there’s a woman who has organised a support group for former cult members (today, she will give Zenon a vase of flowers, with this nice little card attached to it: “For all you’ve done for humanity”); there’s friends of Zenon’s who attend.

We take a lot of taxi’s. In this one week, we will spend 2700 kronor – circa 325 US$ — on transport alone.

9:35. The bailiff is called to testify. On RTC’s behalf, she confiscated Zenon’s hard disks etc.; a computer expert was hired to search it.

However, as the bailiff didn’t have the original texts, she didn’t know what to search for. Zenon finally decided to help by handing in a copy of the OTs and NOTS to the bailiff. That way, the bailiff could do the search, and Zenon could get his hard disk back, which he desperately needed. In this way, the bailiff retrieved what was purportedly a NOTS pack from Zenon’s hard disk and put it on diskette. Search terms she was asked to use in case Zenon hadn’t helped her to retrieve these files, were ‘volcano’, ‘BT’, ‘GP/M’, ‘Vorlon’ and ‘Ward’ (as in: Grady Ward). The notary public later compared this diskette to Attachment 37, and found that they were the same.

Small wonder. Attachment 37 is a print-out from a file on Zenon’s hard disk. A print-out from the file he himself helped to retrieve. Zenon has stated that much. The bailiff is apparently brought in to establish a chain of evidence: hard disk — diskette — Attachment 37. Which is silly, because this chain of evidence is completely unnecessary and doesn’t need to be established in the first place: after all, Zenon himself has verified that Attachment 37 is a print-out from this file on his hard disk. Why this detour? To confuse the court? To insinuate that he had yet ‘another’ copy of a NOTS pack, i.e. the diskette? But they had him make that…

9:45. Exit bailiff.

Magnusson speaks about the net, more specifically about Zenon’s homepage, e-mail and postings to Usenet (i.e. alt.religion.scientology). He explains that ISPs have rules about not abusing one’s account and stipulates that Zenon did indeed abuse his account at Wineasy, by putting the NOTS on his homepage there.

Magnusson is stalling. Speaking teasingly, almost lethally slow, as if he were verbosely dictating a letter to an apprentice secretary instead of presenting a group of intelligent people with a coherent set of arguments. Also, it would seem, he’s putting forward either the obvious or repeating stuff everybody by now knows Zenon and Magnusson disagree about. Zenon becomes visibly impatient.

Magnusson wishes to discuss a posting of May 2, 1996, allegedly sent by Zenon, in which he announces that in two days he will post the NOTS to alt.religion.scientology. To everybody’s dismay Magnusson starts spelling headers. “N N T P dash user dash …”

Magnusson discusses the financial damages RTC suffers due to the dissemination of their secret material. Also, RTC has suffered a ‘kränking’ by Zenon’s behaviour, they have been ridiculed, treated without any respect whatsoever.

The president asks Zenon for a reply. Zenon maintains that “the material” lacks in originality. Also, RTC claiming that with parts of the OTs he has copied a 100% isn’t saying much because often ‘a work’ is very short, just a paragraph, and one OT-level consists of many such ‘works’. Whether they are copies at all is impossible to ascertain, because the material filed at the Copyright Office is masked.

There is a discussion about exactly how many copies of the NOTS Zenon has made. Magnusson counts literally everything as a copy: copies in RAM, copies that are printed directly from files, copies in cache, copies here, copies there, copies everywhere.

Zenon, of needs, delves into another explanation of computers. Many copies which one makes are volatile, temporary. As a matter of fact, it is not you but the computer who makes one, and you can’t prevent that. For instance, when you open a file in Word and meanwhile start doing something else, the computer will automatically reallocate memory and move the Word-document to a different place in RAM, or on RAM-disk; without you even being aware of it, you’ll have lots of temporary copies all over the place. [This really needs to be explained, seeing that RTC includes temporary copies in their calculations. The damages that RTC demands are fixed, but the principle that volatile copies shouldn’t count is important to defend.] Zenon explains that some copies RTC claims he has made, are not real copies: it’s cache memory, or RAM, or a swap file; in other words: you cannot evade making such copies as soon as you do anything with a computer.

Regarding RTC’s remark about his ISP: the ISP is not responsible for what their users do, Zenon maintains, it is users themselves which should be held accountable. ISPs are nothing but common carriers, companies that provide the technical environment. This remark causes a slight uproar in the CoS-benches behind me. One of the Swedish CoS-members scribbles a note which is handed to Magnusson, who receives it and nods happily. It would seem the two men behind me — a very young Swede, 26 at most, and a blond, almost bald American — are doing a god job. They whisper with Cowboy Boots, who seems relieved and starts leafing through a file. The three of them point at a paragraph; Cowboy Boots nods vehemently and gives the two men a thumbs-up.

Regarding Magnusson’s dissecting of Zenon’s May-2 posting, Zenon explains that you can forge every header. Headers provide no proof, only logs do. And headers often seem convincing, even when they obviously are manipulated. For instance, Zenon reminds RTC, recently there were two postings on a.r.s. purportedly made by their own lawyer Helena Kobrin. Both had valid and, to all intends and purposes, similar headers; yet the second messages claimed to be by the ‘real’ Kobrin and alleged that the first one was a forgery.

11:15. Coffee break. Smoke break.

11:35. Magnusson’s aide has traded places with the young Swedish Scientology member who sat behind me. The next witness enters: Mikael Nyström, the computer expert, who is going to be heard about the net.

The net is basically a lot of computer networks linked together, he explains, and they provide for the Web, mail and news. The Web caters to the general public, everybody can access these documents; what is in them, is decided upon by the homepage owner. Newsgroups are discussion platforms; news propagates via news servers. Which groups you can access depends on your ISP’s news server. Once you’re on, you can read and post to a selected group. News is archived at DejaNews, a searchable database. Also, there’s ftp: retrieval or delivery of files. You need it to put files on your homepage, because the homepage is located at the ISP’s disks. Then there’s mail, distributed via mail servers, whereby people can send messages to one another and copy messages from the mail server to their own computer.

[Nice that he mentions copies, temporary copies and cache. Now he is telling the judges that there are many kind of copies and that most of them are technical necessities. Unfortunately, the judges seem most unfamiliar with computers in general and with the net in particular, and they are definitely getting an information overload on the subject. Every three minutes they beep for time in order to process what they’ve heard.]

Zenon’s turn. Zenon makes the witness admit that all headers can be forged and that some people even consider it a sport to do so.

The young Swede’s turn. How can you post via e-mail to a newsgroup? [He’s bent on proving that Zenon must have made a copy of his own NOTS file to Mozilla in order to post the NOTS. Yet another copy RTC wants to be paid damages for.] Zenon grills the expert witness, who explains that yes, you can easily send off e-mail and postings at once, without making extra copies on your own computer, via Mozilla.

12:40. Exit witness. Discussion about procedures, time and witnesses.

Zenon and Joe Harrington

13:00. Lunch break.

You know that you are being sued by Scientology…
… when the people working in the court’s cafeteria not only start greeting you, but also know what you want for lunch. When Zenon goes to the counter, he does no longer need to ask. One coffee, one cappuccino, two ham sandwich rolls, one apple. And an ashtray.

13:45. Yet another argument about time. Zenon would of course like as much time for his final statement as Magnusson is going to take. But it is already Thursday, and there’s two witnesses, and then McShane will be heard, and Magnusson expects this to take a long time, and …

14:00 Thomas M Small, from RTC, is called in to testify. A court interpreter translates his words for the judges. The dots represent the questions.

“I am a patent lawyer and intellectual copyright lawyer. … I compiled the agreement [between CST and RTC] before it was signed. … I was at the time representing RTC and to some extent CST as well, because they were co-operating. I attempted to put their wishes on paper. … This document was designed to give all rights to the Advanced Technology Scientology material outside the US to RTC. … That includes the OTs and NOTS, those are part of the Advanced Tech. … The agreement was intended to transfer all intellectual copyrights. Basically, it consists of two parts. One part is the confidentiality of the documents and the other is the [couldn’t hear that, but I assume he refers to the license] … The protection of this confidential material is part of the contract. The license gives the right to use and make copies of the material. There are specific terms to it, which I will explain later. … There’s a provision in the agreement that RTC would protect these rights and, if necessary, sue infringements. … This was in RTC’s name. They were granted the exclusive right to use the materials and they can sue on their own. CST only sues when the need to do so arises. … (Magnusson gives him some papers.) … There were none other that I know of; at the bottom of the page it says that the Estate has the rights to pull [xxx] and these serve as [xxx] the ecclesiastic use of the materials. … This is religious document, agreed upon between the leaders of a religious groups and there’s a number of limitations on how these materials can be used; not in the copyright sense but rather in the ecclesiastic sense. … The rights remain the same. The role of the trustees was simply turned to RTC. …”

Zenon’s turn. “Are you saying that RTC and CST were co-operating partners in this?”

Small: “They were co-operating although RTC had not really [xxx]. The interests of CST and RTC were the same, yes. … CST did then not yet have a direct interest in the matter; that was the Estate at the time. … whether RTC and the Estate had opposing interest at that time? No they had not. … It was a exclusive license, an transfer of copyright, … the right to use and to authorise others to use is covered by the license, the copyright remains with the license holder. … that was the desire of the partners, they had no intent to transfer copyrights to RTC or to anybody else. Mr Hubbard kept his own copyrights and Mr Hubbard made provisions that the rights went to CST and they were entitled to hold the rights. … the limitations are as I intended them to state: the Scientology scriptures state that this is the way they are to be used, after all it’s Mr Hubbard’s writing.”

Zenon asks why the contract does not deal with possible conflicts between the contract partners and third parties, and why RTC’s right to sue third parties in its own name is not regulated.

Small: “Well, that right is right is a matter of law, it wasn’t necessary to say any more in the license then it now states. … This contract was made in the US between US parties, and this subject is covered by US law.”

Zenon: “But the contract states explicitly that is only applies to the use of the copyrights outside the US, in countries with their own law, that might differ. Why was it not explicitly stipulated that the RTC has the right to sue in its own name?”

Small: “It is possible that there is a country where RTC would not have the right to sue, and the contract states that in that case CST could. I also add that this is not just a copyright agreement but also a confidentiality agreement and therefore its important for RTC to guarantee this confidentiality.”

14:35: exit witness.

The court attempts to phone Thomas K Vorn [born 10 Aug. 1964] who is vice president of CST and authorised to represent CST. They meet with some difficulties: after Vorn has stated his name, the connection dies. After a bit of a hassle, the connection stays up. Magnusson asks him some questions.
Q How long have you held this position?
Small: “Since October 88. I oversee the work done by RTC. I archive all to preserve the Scientology religion.”
Q [something about the copyright of OT2, OT3 and NOTS]
Small: “RTC is the protector of the copyrights. Mr Hubbard’s estate was transferred to CST, and RTC brings litigation in case of infringement.”
Q Could you describe CST’s position about the license to RTC?
Small: “In 1993, after the copyrights were turned over, [xxx]”
Q Which rights?
Small: “RTC had three basic rights. To authorise Scientology organisations to use the tech and provide those organisations with copies; the exclusive right to protect these copyrights; and to collect the [xxx] [money, I assume].”
Q Does this also mean, according to CST, that RTC can also start litigation in its own name?
Small: “Huh?”
Q According to CST: may RTC take legal action when it comes to protect this copyrights?
Small: “Yes.”
Q In RTC’s own name?
Small: “Yes.”
Q According to CST, are there any remaining rights not included in the license agreement and _not_ given to RTC?
Small: “No.”
Q Could this mean that RTC [xxx]
Small: “Yes.”

Zenon’s turn.
Zenon: “Why did CST sue Spaink in Holland, if RTC takes care of this?”
Small: “– ehm. I don’t understand the question.”
Magnusson interrupts.
Zenon: “If RTC is supposed to sue in its own name and that is sufficient, why did CST sue Spaink et al in Holland?”
Small: “I cannot say.”
Zenon: “No further questions.”
15:00. That Zenon has no further questions is fortunate, because the connection fails again before the judges can formally thank Mr Vorn. The judge asks Zenon for a clarification.
15:15. Smoke break.

15:30. We re-enter. Magnusson has announced to Zenon that he will need 2,5 hours to question McShane on the materials (closed doors again), plus 1 hour to question him on RTC/CST. Zenon wants to question him as well, which means we’ll be well into Friday morning before we can start with the final arguments & points — time of which Magnusson will take up the lot, too, probably. They are trying to fuck up the schedule.

The judge reminds both parties — and does so with great emphasis — of the need to be concise and to adhere to schedule.

By now, it is nevertheless obvious that the trial needs to be prolonged. There is no time for all these witnesses plus two final pleas. [Magnusson’s final plea will take a lot of time because he speaks so tediously slow; Zenon’s will take time because Magnusson insists on interrupting him and trying to prevent him from discussing specific subjects.] Dammit. Prolong the hearings, but when? Zenon needs to be back at work on Monday; we have booked planes on Sunday. Monday is a holiday, so the earliest day the court can resume its proceedings is Tuesday. That means that Zenon has to take another two days off from work, needs to cancel his plane and book another — probably rather expensive — return flight. It also means that I cannot be present during the final plea and can not help Zenon in his preparations.

McShane doesn’t care about the prolongation. He can easily stay. Or even go home for the weekend. He doesn’t need to take leave from work. As a matter of fact, being in court is his work, as both the RTC and the CST witnesses have just explained.

15:55. McShane will be called to testify and will be asked about “the” materials. The doors will be closed: chances are that parts of Scientology’s Advanced Tech will be mentioned, and we can’t have that, can we?

16:00 Doors close. I pack my stuff and leave with the rest.

16:35 Doors open. Now that was quick!

There’s an argument about planning. Again. And about protocols. Cowboy Boots -hired lawyer Bill Hart, as we have learned meanwhile — kindly warns me not to unpack: chances are the court will recede within ten minutes. They do indeed. Zenon and I go off for a smoke, a drink and a meal. And yes, we will work all evening again.

[Unbiased columnism is a series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the May 22,1998 – June 3, 1998 sessions. Next: Questioning McShane.]

Unbiased columnism # 1.4

Brochures with a bite

Stockholm, Wednesday, 27 May 1998

[Previous installment: To want a pie and eat it. This court case – the main case in the many Scientology vs Panoussis series – deals with copyright infringement. Did Zenon violate RTC’s rights when he had OT2 and OT3 on his homepage, and did he post the NOTS? Day one of this case was mainly spent discussing settlements.]

9:15. Yesterday, Magnusson hadn’t finished his opening statements — in which you state your position — and is allowed to continue. He doesn’t take long and speaks only about OT2, OT3 and the NOTS, the authenticity of which will be proved later on, amongst others during the hearing of witnesses. “You can’t use witnesses to put forward new statements in a case like this,” the president of the court reminds him; “You can only use them to prove a previously stated argument.” Hmm. Anyway, Magnusson states, the most important proof has already been filed: the registration number copies. These prove the authenticity of the NOTS and testify to the fact that they are copyrightable: only material that has a certain amount of originality (“value”, or “dignity” in Swedish law: meaning, they must be distinctive, creative, testify to a personal style or something) can be registered, Magnusson explains. And yes, the OTs and NOTS therefore must have met this necessary level of originality. “Excuse me,” Zenon interrupts. “will you please state which material was filed with the Registration Office? Were those masked or unmasked OTs and NOTS?” Zenon asks. “Masked,” Magnusson replies. Exit argument. Who on earth can judge the level of originality of a masked text?

OT2 & 3 and the NOTS are a recurring subject. Magnusson mentions that Zenon had copies of the OT/NOTS on his disks — but which version, Zenon wants to know? To which NOTS were they compared? Attachment 37? 24? 126?

Zenon starts his opening statement. How can something that is on the net end up on his disks? Where did he get this stuff in the first place? He lectures about e-mail, Usenet, the Web, about downloading, browsers, urls, hyperlinks, headers. He speaks a couple of sentences and then waits for the judges to finish their notes before he continues. Smart. This is a verbal case; files are assumed to be used for referral only, and the judges will base their decision upon their assessment of what they are told. [Also, he later explains me, the judges asked him twice or thrice to please slow down.]

“I found OT2 and OT3 on the Web,” he explains. “There were lots of copies.” He mentions the case in Holland which triggered him: RTC sued over OT2 and 3 and lost: the Dutch court in March 1996 allowed my mixture of summary, comments, notes and quotes. “This same file that RTC sued somebody else over, is now by the way being claimed as copyrighted by themselves in this case,” he remarks, referring of course to file 143 of attachment 126. Magnusson uneasily shifts in his chair.

Zenon proceeds with his historical outline, argument and position. The announcement of his homepage, the ensuing Kobrinogram, his provocative tone, the aggression RTC had displayed against ISPs, their cancel messages, their demands that providers terminate users’ accounts, how what he is doing is in sync with what others on the net are doing, how he has always been totally open about who he was, what he did, why, and even told them how they could stop him. A Swedish Scientology member who is sitting two rows behind me makes derogatory noises. “Psah. Pfah!”

Now, can OT2 and 3 as included in the Fishman Affidavit, be considered to be quotes? The originals, McShane has at one point testified in cross-examination, total to 300 and 200 pages respectively. The Fishman OT2 and OT3 quotes may be huge, but not in proportion to the total amount of text. The Fishman Affidavit contains no more than 7 or 8 percent of the total number of pages. And yes, there are many questions surrounding the authenticity of OTs/NOTS: RTC has the habit of claiming everything to be theirs. Including, in this case, dialect versions of NOTS (Swedish chef, Jamaican, Nuyorikan); my rendering and criticism of Hubbard; cut-up, mixed and reshuffled versions of NOTS. It would appear that whenever a Hubbard phrase shows up in any text, no matter whose, RTC claims the copyright to the wholeof this text.

Zenon refers to documents and attachments quite often. The nasty bit is that he will often use Magnusson’s own filed stuff in order to make a point for himself: he’s using Magnusson’s material against RTC. And something else becomes clear. The judges need to look up most of the document Zenon refers to. They are not very familiar with the files. Magnusson has simply been spamming the court and his own virtual flood of files has prevented the judges from preparing well. And they don’t like it.

Coffee break.

Zenon discusses September 1996, when he filed a NOTS pack at Riksdagen (the Swedish parliament) and the Administrative Section of the court — which is how the NOTS became publicly accessible in Sweden. He gave a copy to parliament because he wanted to instigate a discussion about CoS and the NOTS, he states. Since he gave only one copy to parliament, which can be considered to be a ‘limited circle’, he did not publish or distribute these NOTS, he argues.

Why he handed over a copy to the Administrativa Avdelningen — the Administrative Section — is a more delicate matter. They had one already, which was not given them by himself but which ended up being there as a result of the procedure he was involved in. Administrative sections of courts file stuff. That’s what they are for. At one point, Zenon himself was sent a copy retrieved from the Administrative Section — somebody had ordered a copy and had requested that it be sent to him. Anybody can get one, for just a small administrative fee. Later, when the Administrative Court’s own copy was stolen by a Scientologist, Thierry Duchaunac, Zenon provided them with a fresh pack: the copies he himself was given.

Time to discuss the OTS, the NOTS and the beliefs of Scientology itself. Zenon delves into it, making snide remarks about Hubbard’s career as a science fiction writer, about the ‘gains’ and ‘wins’ CoS promises; about Thetans; about the need to inform the public beforehand about which tenets of belief they will be supposed to subscribe to, once a member. “It is a matter of consumer’s rights, in a way.”

McShane gets very nervous and slips Magnusson a note. Magnusson immediately interrupts. “We’re not here to discuss Scientology’s merits and also, I’m afraid that Panoussis is trying to disclose some of the secret materials right now.” “I’m not quoting, just saying something about them,” Zenon retorts, but the judges agree that Scientology’s character is not to be judged today.

Next issue: the rights to the texts. There is this spaghetti-structure which becomes a Gargantuan, Gordian knot. The structure is self-referring, seems to be licensing rights years after they have already licensed them to others while not having retrieved them; dates and years do not match, and some documents are signed one year yet refer in the body of the text to dates years ahead. (McShane quickly gets up to whisper something to Magnusson again.) Magnusson speaks up; there is a short discussion and much leafing through documents.

“I am only trying to show you that these rights and licenses are not as clear-cut as RTC and Magnusson say they are, and I would like to show this by using their own documents.” I do believe that at one point he states that one of the documents handed in carrying RTC’s or CST’s or Starkey’s signature to be a forgery: the word “förfalskning” is being used quite often. McShane quickly confers with Magnusson. McShane’s face is red with anger. He sits down again. Everybody looks at documents, files and folders. McShane goes over to Magnusson once more. “Are we all talking about the same document?” the president wishes to know. Magnusson speaks: all this talk about forgery amounts to character assassination. The president renders a speech. He wants to know whether Zenon has referred to this matter previously in his briefs; if not, he is bringing up new issues, which is not allowed. Also, the president insist, we’re not adhering to schedule and he is not, repeat: not going to sit here until eight o’clock in the evening.

Lunch break.

Zenon goes through his previous briefs in a hurry, and does indeed find some previous references to forgery or fakes. We smoke, talk with a journalist in training, smoke, eat a sandwich, smoke, drink coffee, smoke; and the hour is gone. Time flies when you’re having fun.

The critics having lunch

13:00. Zenon will not let go. He takes up the issue once more by referring to David Mayo. Hubbard wasn’t the only one to write NOTS; some of them have been written by Mayo only, some of them were written by the both of them, others by Elron only. Can RTC claim copyright to all of them? Did CST have the right to license those? There’s rights residing with CSC too. How about those?

The court needs to decide on whether this is or is not going to be part of this lawsuit. They wish to confer amongst themselves; we go out and smoke.

14:00. Next. Can these documents – OTs and NOTS – be considered to be published? Now, that is a question. Material is considered to be ‘published’ once it gets spread beyond the ‘inner’ or ‘limited’ circle of people in the immediate surroundings of the author. CoS argues that they have only spread the OTs/NOTS within a “limited circle”, and that they thus cannot be considered to have been ‘published’, that is: distributed to the public.

Then again, Zenon argues, these same materials are in Saint Hill, in Clearwater, in Flag, in other places; CoS itself claims that thousands and thousands of people have read and studied them. Zenon had filed an attachment (three CoS ad brochures and two magazines) that claim that many have studied — and all can study — the NOTS. “Why don’t you come to Flag and improve your life? Study New OT5 at Flag!” one says. This brochure is sent to all CoS-members. All are ‘invited’ to come and study OT5. “You can come to Flag clear and go home OT!” states another leaflet. CoS-magazine ‘Source’ has a price-list for OTs and NOTS, broken down into membership prices and non-membership prices. He points at the completions list. So many people passed OT2, so many OT3; so many passed NOTS this or NOTS that. Some of these successful students are from the US, others from Canada or Europe. Elsewhere it says: “We produce more than one thousand OTs per year!” Or: “Advanced Org LA is really booming! So many Class VIII Auditors produced!” Or: “Become an OT3!” They say they ‘make’ a thousand OTs per year as well. If the audience CoS here states it caters to does not constitute more than a ‘limited circle’, Zenon continues, then what the fuck does?– Nice touch, Zenon, to throw their own promotion material back at them.

[Zenon couldn’t find his copy of ‘Source’, so he goes over to the bench and borrows the court’s, and shows it to them, standing there and reading aloud. After a couple of minutes, they invite him to try the overhead projector. Don’t work, of course. You need transparent sheets for them, not glossy paper. So Magnusson goes up to the bench as well.]

Meanwhile, Scientology claims that Zenon has distributed to more than a limited circle by handing them in to parliament, which consists of 349 people only. Aren’t those two arguments contradicting one another? You can’t have your cake and eat it, is what he says.

And RTC claims damages. But haven’t high Dutch CoS-members stated that their members would never ever take material from the net instead of from their own church? So, they wouldn’t sell less, would they? So, why claim damages?

Break. In session, and in ARC as well I assume. McShane hated this last bit.

After the break. The first witness is going to be heard. It’s Ms Alexandersson again, who testified in Monday’s court case too. Same testimony, same comparison, same nutty NOTS; it’s just that we have different judges, and a different court case. This time however she will be prepared. She will know about the cut-up NOTS and know that RTC has claimed my article as theirs.

17:00. Zenon enters the smoking room. “We finally agreed upon one thing,” he says. “RTC has by now admitted that attachment 126 is for perhaps 85% scrambled text and that the rest is Borkified versions.” He starts lighting his cigarette. The intercom ding-dongs an announcement: Zenon is called back into the courtroom. He sighs, drops his cigarette, and goes back in again.

Later on, we get the full story. The notary — who had been comparing the Nutty NOTS to material RTC claims is original NOTS — was meticulous beyond boring. Even the court tried to rush her. At one point Zenon proposed that she would simply state how many pages (out of 700) were similar, defining ‘similar’ as in allowing for five or six places where different spelling or interpunction was used. Even this didn’t speed Alexandersson’s snail pace.

After tedious and boring hours — Zenon almost fell asleep — RTC is finally prepared to admit that, considering the perl’ed NOTS and my article, 180 out of 200 files in Attachment 126 are scrambled NOTS. RTC also admitted that no scrambled and relocated portion of paragraphs is longer than three, at most four sentences. Then again, they maintained that they had copyright over the scrambled NOTS. And they insisted that this copyright had been infringed upon.

Wow. These guys are crazy, and want to make copyright jump through every hoop.

Five minutes later, we are allowed to re-enter as well.

Magnusson and Zenon are arguing. The president sometimes intervenes. Suddenly, it is visible what a lawsuit is all about: two warring parties who need someone else to settle their fight. Magnusson and Zenon can not, will not, agree upon anything. This case is exemplary.

They even argue about the amount time each party needs, will take or may have. RTC has lots of witnesses they want to call, for instance the bailiff, who is supposed to testify as to what he found on a diskette of Zenon’s. They argue about what was on his hard disk and this diskette. The diskette was used to copy something on from Zenon’s hard disk and was then compared, and found to be similar to attachment 37 — alleged NOTS.

The court, to Zenon: “Can you accept that the material on this diskette was the same as attachment 37?” Zenon: “No. The stuff on my hard disk is attachment 37. It is not another instance, it is the same material: the print came from that file., I printed it for my own personal use. Now, I know what was on my hard disk, I know what is in attachment 37, and I will gladly admit that those are indeed the same. We don’t need a witness for that. But if RTC wants to bring in this diskette — who am I to know what they might have done with it?” RTC wants the witness to be heard anyway. The court sighs.

[Unbiased columnism is a series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the May 22,1998 – June 3, 1998 sessions. Next: You know that you are being sued by Scientology when….]