Jam en zelfmoord

DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR EUTHANASIE vindt dat hulp bij zelfmoord uit het wetboek van strafrecht moet. Afgelopen zaterdag verzette Willem Pekelder zich in deze krant heftig tegen dat voorstel: hij vond dat de overheid met zulke wetgeving «zwart op wit vastlegt dat het leven niet eerbiedwaardig is».

Hoe Pekelder tot die stelling komt, is onduidelijk. Hulp bij zelfdoding onder strikte condities toestaan is bepaald niet hetzelfde als mensen een vrijbrief voor moord en doodslag geven. Voorwaarde voor straffeloosheid is niet alleen dat er iemand is die oprecht en overtuigd dood wil, maar vooral dat die wens voor de rechtbank onomstotelijk aangetoond kan worden. Zonder overtuigend bewijs voor die wens gaat wie zulke hulp bood, niet vrijuit: dan acht de rechtbank het moord. En daar hebben we al zware straffen voor.

Hulp bij zelfmoord wordt ingeroepen door mensen die niet zelf in staat zijn te doen wat ze willen: dood gaan. Pekelder haalt het voorbeeld aan van zelfmoordconsulent Willem Muns die binnenkort voor de rechter moet verschijnen. «Een gedeeltelijk verlamde vrouw uit Groningen kreeg een bakje vla met dodelijke pillen te eten en daarna een vuilniszak over haar hoofd. [Muns] trok vervolgens een stuk elastiek strak om haar nek.»

Pekelder heeft de zaak slecht gevolgd en beschrijft hem tendentieus: mevrouw B. bereidde zelf haar dodelijke mengsel, at dat eigenhandig op en trok zelf zak en elastiek over haar hoofd. Muns staat alleen terecht wegens het verleggen van de zak – van haar linkerhand naar haar rechterhand, of andersom: de zak lag bij haar verlamde arm zodat ze hem later niet goed zou kunnen pakken – en voor het opendraaien van het potje jam waarmee mevrouw B het dodelijke mengsel wilde zoeten. Zelf kon ze namelijk geen jampotjes meer open krijgen.

De zaak toont aan hoe bizar de aanklacht van hulp bij zelfmoord kan zijn. Je mag – als thuishulp, als buddy, als consulent, als buurvrouw – gerust een pot jam opendraaien als iemand zijn brood ermee wil beleggen, maar als je weet dat de jam bedoeld is om een dodelijk middel mee in te nemen, wacht je mogelijk drie jaar gevangenisstraf. Je mag wel een boek binnen handbereik leggen, maar geen plastik zak. Je mag medicijnen bij de apotheek ophalen voor iemand die slecht ter been is. Mag dat ook als je weet dat de zieke ze spaart voor zelfmoord, of ben je dan strafbaar?

En lastiger: hoe kan de wet eisen dat iemand die altijd gevoerd moet worden, zelfstandig een dodelijk middel naar binnen lepelt? Waarom mag een hulpverlener in zo’n geval – als hij dat emotioneel aankan, tenminste – geen handreiking doen? Moet je redelijk gezond zijn om een einde aan je eigen leven te mogen maken? Is fysieke zelfstandigheid een voorwaarde?

Waar het mijns inziens om draait, is bewijs en belang. Je wilt oneigenlijke motieven uitsluiten en verkapte moord verhinderen. Het element van belang hebben bij andermans dood is echter ook anders te ondervangen dan door een algemene verbod op zulke hulp. In Zwitserland is hulp bij zelfdoding alleen in specifieke gevallen strafbaar, namelijk wanneer de helper aantoonbaar baat heeft bij het overlijden van de zelfmoordenaar. Intenties en belangen, daar gaat het dan om, en daarna: bewijslast.

Als we al te vlotte, ondeskundige en ondoordachte hulp bij zelfdoding werkelijk lastig willen maken, dan kun je zulke hulp beter uit het wetboek van strafrecht halen en die naar het tucht- en civielrecht delegeren. Daar is de bewijslast zwakker. In strafzaken mag een verdachte zwijgen en moet zijn schuld boven alle redelijke twijfel verheven zijn vooraleer de rechter hem mag veroordelen. In civielrechtelijke zaken daarentegen hoeven schuld en (mede-) verantwoordelijkheid slechts aannemelijk gemaakt te worden. Maar eigenlijk vind ik al deze argumenten – hoezeer ook ze de zinvolheid en de morele juistheid van een verbod op van hulp relativeren – in het niet vallen bij een ander argument.

Zelfmoord plegen is niet illegaal, en voor alles wat we zelf mogen doen, staat het ons vrij andermans hulp in te roepen. Hulp bij legale activiteiten mag je naar hartelust inhuren of kan je zelfs van overheidswege worden verstrekt: van mensen die je eten bereiden en je billen schoonmaken tot mensen die je seksuele verlangens lenigen, je van A naar B rijden of je boekhouding narekenen. Alleen en uitsluitend bij zelfmoord is hulp uit den boze. Dat is een curieuze juridische figuur, juist omdat zelfmoord zelf niet illegaal is. En sommige mensen kunnen geen zelfmoord plegen, ze zijn fysiek niet meer goed bij machte. Daarom willen ze nu juist dood.

Uitgeleverd

«ENIGE TIENTALLEN REPLICA’S VAN WAPENS zijn in beslag genomen» zei het ANP na de inval in het voormalige kraakpand Vrankrijk. Het stond er zo omzichtig en pompeus dat ik nattigheid voelde. Replica’s van wapens? Toch geen stemmingmakerij…? Jawel. Het ging inderdaad om overgeschilderde waterpistooltjes. De verzameling was sinds de Amsterdamse Eurotop in 1997 bij de politie bekend en had voordien al op televisie gefigureerd in een IKON-documentaire. Het was zacht gezegd raar dat diezelfde collectie waterpistooltjes nu zo omstandig werd vermeld.

Navraag leerde me dat de zaak ronduit bizar is. De aanleiding voor de inval was ene Juanra die al een paar maanden in Vrankrijk logeerde. Hij werd door de Spaanse politie gezocht omdat hij ETA-tipgever zou zijn, en de namen en adressen van rechts-radicalen zou hebben doorgegeven. Het aanhoudingsverzoek specificeert dat de bewuste informatie de voorzitter van de extreemrechtse CEDADE betrof. Maar diens gegevens zijn netjes, voor iedereen opvraagbaar, bij de Spaanse KvK gedeponeerd en staan op de website van Cedade. Daar valt dus niet veel aan te verklappen.

Het enige ‘bewijs’ voor Juanra’s tipgeverschap is een bekentenis van een Spaanse verdachte, die «een jongen van 35 jaar, lang, mager, intelligent en met blond haar, woonachtig ergens tussen Barcelona en Gerona» aanwees. De man in kwestie heeft zijn verklaring nadien ingetrokken en heeft voor de rechtbank verklaard dat hij mishandeld is tijdens zijn verhoor. Zijn arts heeft foto’s gemaakt van de talloze kneuzingen en striemen op het lichaam van de man.

Ondertussen heeft Juanra tien dagen in isolement in een zwaarbeveiligde gevangenis te Vught gezeten, zonder pen, papier of boeken, slechts gehuld in papieren kleding, en zonder gelegenheid zijn advocaten privé te spreken: er zaten steeds vier politieagenten bij zulke gesprekken. Pas vandaag wordt Juanra onder verlicht regime gesteld, maar daar moest een kort geding aan te pas komen.

*

DE SPAANSE POLITIE IS BEZIG de grote steden schoon te vegen. In Barcelona – waar Juanra vandaan komt en actief is in de kraakscène – zijn de afgelopen maanden tientallen linkse mensen opgepakt, soms onder de meest malle voorwendselen. Van het kaliber ‘replica’s van wapens’, zeg maar. Een aantal krakers hoorden afgelopen zomer dat ze gezocht werden en hadden zichzelf bij de politie aangegeven om uit te zoeken waarom dan wel. Ze werden indertijd onverrichter zake naar huis gestuurd: er was niets aan de hand. Pal na Juanra’s aanhouding werden zij met veel tamtam in Spanje opgepakt. Ze weten nog steeds niet waarom.

Moet Nederland meewerken aan zulke slecht onderbouwde aanhoudingsverzoeken? De nieuwe Europese regels schrijven voor dat de nationale politie- en inlichtingendiensten elkaar behulpzaam moeten zijn Maar mag je dan geen eisen stellen aan de degelijkheid van zulke verzoeken? Moet je maar unverfroren handelen op basis van kennelijke kul? Want dat was dit verzoek, uiteraard. Er staat nota bene in het Spaanse verzoek dat Juanra heeft geweigerd om tipgever voor de ETA te zijn. Is Justitie in Nederland verplicht haar brein in de doofpot te stoppen en haar eigen normen op te schorten zodra een Europese collegadienst een verzoek om bijstand doet?

Kennelijk. Net zoals Justitie in Nederland niet aarzelde om een van haar eigen burgers, de Zwolse diskjockey, aan de Verenigde Staten uit te leveren omdat hij daar verdacht werd van handel in xtc. De enige aanwijzing voor ‘s mans verdenking die de Amerikaanse overheid wist te produceren, is een anonieme verklaring. Met zulk bewijs word je voor een Nederlandse rechtbank godlof weggelachen. Je eigen staatsburgers uitleveren is sowieso ongehoord. Moet je daar niet juist enorm stevige gronden voor hebben, in plaats van wankele als deze?

Of is er iets anders aan de hand? Ik houd in het geheel niet van complottheorieën, maar wat ik wel kan bedenken is dit ene, angstaanjagend realistische, scenario. De Amsterdamse politie is al lang op zoek naar een voorwendsel om Vrankrijk binnen te vallen, en zeker met Dat Huwelijk in het verschiet is hen er veel aan gelegen eenieder die mogelijk minder braaf protesteert, op voorhand te doen inbinden. Intimidatie heet dat in goed Nederlands. Omgekeerd wil Spanje – over een paar maanden immers gastheer van de aanstaande Eurotop – haar grote steden schoonpoetsen van mogelijke anti-globalisten; daar zijn overheden tegenwoordig erg op gebeten.

Ik zie de uitruil voor me. Spanje: «We moeten die krakers eronder krijgen. Er zit er een bij jullie. Als jullie hem nu daar oppakken, dan geeft dat veel pers hier. Dan krijgen zij hier de boodschap wel.» Nederland: «Ehm, nu ja… eigenlijk liever niet. Geeft teveel gedoe. Oh, in Vrankrijk zei je? Dat verandert de zaak! Komt in orde, joh, en bedankt hè!»

[Zie ook De rechter heeft griep, Het Parool, 29 oktober 2002.]

Brave burgers, brááf…

HET WAS ZO’N KLEIN BERICHTJE in de marge van het grote nieuws:


Brussel, 29 mei 2001 – Nederland hoeft geen huiszoekingen uit te voeren op verzoek van bijvoorbeeld de Franse justitie voor zaken die in eigen land niet strafbaar zijn. De andere Europese lidstaten zijn gisteren tegemoet gekomen aan die Nederlandse eis, in ruil voor medewerking aan een EU-akkoord om elkaar te ondersteunen bij politieonderzoek. De lidstaten zullen elkaar wederzijdse rechtshulp geven om grensoverschrijdende criminaliteit beter te bestrijden.

In mijn ogen wrijven hielp niet, de tekst bleef hetzelfde zeggen: omdat Nederland heeft toegezegd andere EU-landen beter te ondersteunen bij hun grensoverschrijdend politieonderzoek, hoeven wij geen illegale huiszoekingen te plegen. Huiszoekingen mogen volgens de Nederlandse wet immers slechts worden gedaan op verdenking van een ernstig strafbaar feit – en hier wordt onomwonden gesteld dat andere landen erop aandrongen dat justitie invallen zou doen en huiszoekingen zou plegen voor zaken die hier niet strafbaar zijn, doch dat wij die eis gelukkig kunnen hebben afkopen door de “wederzijdse rechtshulp” te verruimen.

Wat is er in hemelsnaam aan de hand, de laatste paar jaar? Vrijwel wekelijks staat er een plan in de krant om de bevoegdheden van politie en justitie te vergroten, worden er voorstellen gedaan om de rechtszekerheid en de privacy van burgers te ondermijnen. Als je ze optelt, schrik je je rot.

Professor Mevis stelde onder grote bijval van de minister van Justitie medio mei voor dat de politie, zonder daarvoor nog een bevel van de rechter-commissaris of enige andere motivering te hoeven overleggen, bij bedrijven zomaar klantgegevens mag opvragen. Uw adresgegevens, uw giro- en creditcard nummer, informatie over uw laatste aanschaf, waar u gepind heeft en met wie u heeft gebeld – supermarkten, banken, telefoonmaatschappijen moeten zulke informatie voortaan zonder meer overleggen, luidt het voorstel, zodra de eerste de beste agent daarom vraagt. Er hoeft nota bene geen enkele concrete verdenking te bestaan jegens de burgers wier gegevens worden opgevraagd. De enige voorgestelde beperking geldt “gevoelige informatie zoals godsdienst, ras, seksuele of politieke overtuiging”: daarvoor moet er wel een rechter-commissaris aan te pas komen en dient er een verdenking van een ernstig misdrijf gelden. Uw huidskleur is kortom een beschermd gegeven, doch uw giroafschriften zijn vogelvrij.

De Europese Unie heeft een plan in de steigers staan (ENFOPOL 98) om alle verkeersgegevens van de communicatie van burgers te onderscheppen en die zeven jaar lang te bewaren. Men wil vastleggen met wie je mailt, telefoneert, faxt, en welke websites je bezoekt. Dit alles dient te worden onderschept, opgeslagen en bewaard. Niet omwille van de bestrijding van grote, georganiseerde misdaad: nee, omwille van de bestrijding van elke vorm van misdaad dienen alle burgers op alle niveaus te worden afgetapt, stelt de EU. Alle lidstaten krijgen de verplichting hun nationale wetgeving aan te passen zodra het voorstel is aangenomen. Deze ENFOPOL-stukken werden eind mei besproken. Wat de plannen precies omvatten, is geheim: burgers, belangenorganisaties en pers werd inzage in de stukken geweigerd “aangezien dat de efficiëntie van de onderhandelingen kan bemoeilijken”. De kranten schreven er niet over.

De Nederlandse overheid tapt al op grote schaal af, en weigert onderwijl aan parlement en burgerorganisaties verantwoording af te leggen op grond waarvan dat gebeurt en met welk rendement : zij ontkent daartoe simpelweg dat ze gegevens over taps bijhoudt. Nederland verzamelt illegaal DNA van kinderen, en bouwt DNA-banken op van mensen die nog te jong zijn om ooit verdacht te zijn geweest. De EU wil dat nationale DNA-banken hun gegevens onderling uitwisselen. Nederland wil de privacy kunnen schenden zonder dat er een concrete verdenking bestaat. De EU wil dat overheden andermans politiediensten een vrijere hand geven in eigen land, en stelt in ruil genadig toe dat lidstaten geen illegale huiszoekingen hoeven te plegen. De EU wil surveillance op alle persoonlijke communicatie en verhindert dat burgers of pers inzage krijgt in de stukken die daarover getekend worden. Wat is dit voor een land, wat is dit voor een Europa, dat haar burgers tot op het kleinste niveau wil kunnen controleren, soms zelfs zonder enige verdenking, en dat tegelijkertijd elke democratische bemoeienis weigert? Dat haar burgers zelfs niet eens wil laten weten wat zij in Brussel tekent?

Wat me nog meer verontrust, is de afwezigheid van discussie over zulke ontwikkelingen. Het rapport Mevis was na twee dagen alweer vergeten, terwijl een imam met ouderwetse opvattingen goed was voor een maand vol artikelen en debat. Zijn we onze prioriteiten kwijt geraakt? Vinden we de moraal van een imam inderdaad belangrijker dan de fundamenten van onze rechtstaat? Mag, onder het mom van misdaadbestrijding, met elk recht gespot worden? Of vindt iedereen de ongebreidelde controleerdrift van de overheid al zo normaal, dat niemand er meer van wakker ligt?

Niets vragen, hier wordt getapt

“WAAROM IS DAT ZO ERG DAN?” vroeg de journalist. “Als ze er nu boeven mee kunnen pakken…” We spraken over aftappen. Ik had verteld dat de hoeveelheid telefoontaps in Nederland enorm is toegenomen, van drieduizend in 1994 tot tienduizend in 1998, en zei dat ik bovendien verwachtte dat de aantallen internettaps binnen een paar jaar de telefoontaps minstens zouden evenaren.

Met alleen taps vang je geen boeven. Simpele logica toont dat al aan: met meer taps zou je dan ook meer veroordelingen zien, en als er een rechtstreeks verband tussen taps en veroordelingen zou bestaan, kwam Justitie geheid jaarlijks met fiere rapporten waarin men uitlegde wat een geweldig instrument taps voor de misdaadbestrijding zijn. En: tienduizend taps per jaar, variërend van een paar weken tot een paar maanden? Taps hebben alleen zin bij specifieke misdrijven: tasjesrovers, inbrekers en autodieven pak je er zelden mee, wel kunnen ze nuttig zijn bij opsporings- en achtergrondonderzoek naar bendes, heling, drugshandel, fraude en witwasserij. Maar zijn er in die gebieden heus tienduizend verdachten per jaar? Dat is hoogst onaannemelijk.

Hoewel een tap alleen door de rechter-commissaris wordt gehonoreerd indien er al een vermoeden tegen iemand bestaat, is er volstrekt geen inzicht in de gronden die voor zulke vermoedens worden aangevoerd, noch bestaan er overzichten hoe vaak zulke vermoedens gerechtvaardigd bleken. Er zijn geen tapcijfers in Nederland: niet van specifieke aantallen (de bovengenoemde cijfers zijn per ongeluk boven tafel gekomen), noch van de duur van taps. Niemand kan zeggen hoe vaak taps nuttig waren – en dus evenmin hoe vaak iemand ten onrechte is afgeluisterd. En als er tienduizend tapbevelen per jaar worden getekend – dit jaar wellicht al vijftienduizend, dat wil zeggen: bijna zestig per werkdag – kan ik me niet goed voorstellen dat de rechter- commissarissen elk bevel nauwgezet beoordeelt voor ze er een krabbel onder zetten.

Waarom zouden we als burgers de overheid überhaupt iets toestaan waarvoor zij in het geheel geen verantwoordelijkheid aflegt? Waarom hebben we in Nederland geen onderzoeksrechter of ombudsman, zoals in Engeland, die elk jaar steekproefsgewijs tapbevelen onderzoekt en nagaat of Justitie buiten haar boekje gaat dan wel de regels oprekt? Waarom mogen we niet eens weten hoe vaak tapbevelen worden uitgevaardigd, of hoe effectief ze zijn?

*

NOU JA, MIJ KAN HET NIETS SCHELEN,” sprak de journalist en dacht dat dat stoer was, “van mij mogen ze alles weten, ik heb immers niets te verbergen.” Een antwoord Nederlandser dan spruitjes: wij van die krampachtig open gordijnen ‘s avonds, wij willen parmantig laten zien dat wij brandschoon zijn en als nette burgers altoos klaar staan voor inspectie, papieren, paspoort en pinpasje gul in de hand. Voor Nederlanders is privacy het wisselgeld waarmee ze denken overheid en grootwinkelbedrijven te kunnen omkopen: als wi­j het nu inleveren, zorgen zij voor onze veiligheid en ons gemak, hopen we. En al wie aan zijn privacy hecht en tegensputtert bij zo’n ruil, wordt vanzelf licht verdacht, of minstens ouderwets bevonden.

Maar laat u uw paspoort slingeren? Geeft u uw pincode zomaar aan anderen? Gaat het de overheid überhaupt aan waar u was, en wanneer? Met wie u belt, en hoelang? Wat u toen zei? Mag Albert Heijn uw inkomen weten en uw drankgedrag meten? Mag de buurvrouw weten met wie u naar bed gaat, en hoe vaak? Mag uw baas of uw ziekteverzekeraar uw genen doorlichten?

Nee? Dan heeft u dus toch iets te verbergen. Onschuldige zaken weliswaar, maar toch: dingen waarvan u vindt dat het anderen geen lor aan gaat. Dat nu is privacy: u maakt uit wanneer u iemand iets over uzelf vertelt, en een ander krijgt zulke zaken niet zonder uw instemming te weten. Juist zulke informatie komt steeds vaker bij steeds meer instanties terecht, en geen hond die er nog zicht op heeft.

Wij geven te gretig informatie weg en de overheid is te gulzig. Die wil meer dan misdaadbestrijding alleen: die wil ‘subversieve’ elementen in de gaten houden, die hoopt dat technologie miraculeus slaagt waar ouderwets speurwerk faalt, en erodeert onderwijl de rechten van haar burgers. Maar zodra dat ‘misdaadbestrijding’ heet, gaan wij zonder argwaan akkoord.

Ik ben niet per se tegen taps. Wel maak ik bezwaar tegen een overheid die gaandeweg meer rechten voor zichzelf opeist en minder van de rechten van haar burgers overlaat. Ik ben vooral erg bezorgd wanneer een overheid zichzelf steeds meer mogelijkheden verschaft om de gangen van haar burgers na te gaan, terwijl zijzelf haar burgers belemmert om haar te controleren.

Automatische luistervinken

DEZE WEEK IS DE TAPWET op internet van kracht geworden: alle providers moeten hun klanten aftappen indien justitie daartoe opdracht geeft. Providers moeten een tapdoos hebben (of lenen) die een goedgekeurd aftapbevel automatisch verwerkt en uitvoert. Elke keer dat zo’n gebruiker contact maakt met zijn provider, begint de tapdoos zijn werk. Alle gegevens die een bepaalde gebruiker genereert (met wie mailt hij, wat staat er in die mail, naar welke sites gaat hij, aan welke chats doet hij mee, wat zegt hij daar, welke bestanden downloadt of verstuurt hij, welke nieuwsgroepen en webfora bezoekt hij) worden vier weken lang bijgehouden en dan aan justitie overgedragen. Zulke gegevens bevatten een schat aan informatie. Niet alleen is de daadwerkelijke inhoud van de communicatie ermee te achterhalen; ook de netwerken die iemand onderhoudt of waarvan hij deel uitmaakt worden zo in kaart gebracht.

Justitie heeft ondertussen een stuwmeer aan aftapbevelen opgespaard: welingelichte kringen spreken over meer dan honderd. Waarschijnlijk worden die deze week en masse aan de providers overhandigd. Maar niemand weet om hoeveel gebruikers het precies gaat. Sterker: niemand kan dat nagaan, want de bevelen zijn geautomatiseerd: de machines die bij providers gestald worden, verwerken de orders zonder menselijke tussenkomt: de machines kijken of de order authentiek is (door een digitale handtekening te controleren) en zo ja, dan begint de tap. Geldt zo’n geautomatiseerd bevel een enkel individu? Stelt het bevel een tap op meer mensen in werking?

Evenmin is helder wie precies tot tappen kunnen worden verplicht. Providers, ja, zoveel is duidelijk: alle instanties die openbare internetdiensten aan het publiek bieden vallen onder de nieuwe tapwet. Maar moet een clubhuis dat haar bezoekers internettoegang biedt, tapbaar worden? Moeten bedrijven die webruimte verkopen (hosting providers) hun systemen ook aftapbaar maken? Experts denken van wel, maar niemand heeft die hosting providers verteld of ook zij hun systemen toegankelijk moeten maken. De wet lijkt nu bovendien te eisen dat al het verkeer van een verdachte op elk punt van de reis aftapbaar moet zijn. Waarom zouden tien providers onderweg dezelfde gegevens moeten onderscheppen? Dat verhoogt de kosten van hun bedrijfsvoering enorm, en daarmee die voor alle eindgebruikers.

Hoever strekt zo’n taporder precies? Ook dat is niet duidelijk. Bij een tap op een GSM is helder wat er gebeurt: al het verkeer van en naar dat ene mobieltje wordt bijgehouden. Maar je e-mail adres, dat kun je overal gebruiken, en je hebt er geen Nederlandse provider voor nodig noch een eigen computer: je kunt in de bibliotheek surfen en chatten, of in een internetcafé. Je kunt je hotmail-berichten bij je vrienden ophalen. Als een verdachte bij een vriend thuis zit te internetten, worden de gegevens van die vriend dan ook meegenomen, bewaard en geanalyseerd? Mag Justitie eisen dat een bedrijf waar een verdachte werkt hem gaat tappen, als zijn werk de enige plek is waar die verdachte internettoegang heeft?

Het meest ondoorzichtige is wel dat niemand weet hoeveel Nederland nu al tapt. Gegevens over telefoontaps zijn uitermate summier beschikbaar. Vroeger stonden ze netjes in de begroting van Justitie, maar dat departement stelt nu dat ze zulke getallen helemaal niet meer bijhoudt, en weert op die manier verzoeken tot inzage in tapcijfers via de Wet Openbaarheid Bestuur grondig af: wat je niet hebt kun je immers ook niet afstaan. In brieven van het politieoverleg worden soms echter wel aantallen genoemd. Daaruit blijkt dat er in 1994 circa 3000 telefoons werden afgetapt. In de jaren daarna namen taps explosief in aantal toe: in 1998 waren er al 10.000 telefoontaps.

De verwachting is dat het aantal internettaps nog sneller zal groeien: al was het maar omdat deze taps veel handiger zijn dan telefoontaps. Van telefoongesprekken moet je transcripten maken: de banden moeten afgeluisterd en uitgetypt worden. Bij internettaps hoeft dat niet: al het verkeer is immers al door de internetgebruiker zelf uitgeschreven: Justitie krijgt kant-en-klare kopieën van alle e-mail. En zulke digitale correspondentie is bovendien makkelijk te doorzoeken.

Opmerkelijk is tenslotte dat er op internet geen grens wordt gesteld aan de aftapcapaciteit, terwijl voor het aftappen van analoge telefonie, GSM, semafoons en satelliettelefoon wel een bovengrens geldt. Telefoonaanbieders moeten hun apparatuur zo inrichten dat een vast percentage van het maximaal aantal mogelijke verbindingen aftapbaar is: voor analoge telefonie geldt een grens van 0,1 promille (1 op 10.000 verbindingen) en voor GSM 1,5 promille (15 op 10.000 actieve SIM-kaarten). Voor internettaps is geen plafond afgesproken. Dat betekent vrijwel zeker ongebreidelde groei van zulke taps. Het kan nu per slot van rekening automatisch.

Bronnen:

Stervenshulp en dogma

MEVROUW B. WEIGERDE MEDICIJNEN, at en dronk niet meer. Ze was 84 en, zoals ze telkens maar zei, ze wilde niet meer. Ze raakte in coma. De verpleging durfde haar niet meer te wassen of verschonen: dat zou haar dood betekenen. Haar dochters zagen hoe ze met diepe doorligwonden in haar eigen afval lag. Het sterven zette in. Morfine verlichtte de pijn niet meer, lijkvlekken waren al zichtbaar. Huisarts Van Oijen gaf haar een spierverslapper en bekortte het stervensproces daarmee met enkele uren. Mevrouw B stierf.

Het is geen ongewoon verhaal. Al in 1991 constateerde de commissie Remmelink (net als Van der Maas en Van der Wal in 1996 deden) dat elk jaar vermoedelijk zo’n duizend mensen overlijden doordat hun daadwerkelijke doodsstrijd bekort wordt: mensen bij wie de vitale functies aan het uitvallen zijn, die ernstig lijden en die hun wil niet meer kenbaar kunnen maken. Deze “stervenshulp” is blijkens de cijfers niet alleen ingeburgerd, maar werd door de commissie Remmelink “onomstreden en normaal medisch handelen” genoemd. Medisch Contact betitelt zulk verhaasten van de nabije dood als “terminale sedatie” en schaart stervenshulp onder de definitie van “natuurlijke dood”: pijn- en symptoombestrijding vallen niet meer van levensbeëindiging te onderscheiden. De British Medical Association schreef al in 1993 dat zulke stervenshulp in de meeste landen als normaal wordt aanvaard, ook in die waar elke vorm van euthanasie verboden is.

Zo niet langer in Nederland. Van Oijen werd door het Openbaar Ministerie vervolgd wegens moord. Vorige maand kreeg hij een voorwaardelijke boete van vijfduizend gulden opgelegd: hoewel de rechtbank enerzijds vond dat Van Oijen “integer” en “zorgvuldig” had gehandeld, achtte zij hem anderzijds schuldig aan moord omdat hij zich niet aan de geldende regels voor euthanasie had gehouden.

Dat laatste is ontegenzeglijk waar. Van Oijen had geen tweede arts geraadpleegd, mevrouw B had niet gezegd dat ze euthanasie wilde. Maar dit was geen euthanasie: mevrouw B was al aan het doodgaan en euthanasie is iets voor de fasen daarvoor. Stervenshulp, dat kent het wetboek van strafrecht niet: het wordt gewoonlijk als natuurlijke dood aangemerkt en geen arts die het meldt. De rechtbank vond echter, in een aanval van strafrechtelijke dogmatiek, dat wat geen euthanasie kon zijn ‘dus’ moord moest wezen. Van Oijens handelen is op verkeerde gronden beoordeeld: alsof elke dood die niet uitsluitend op eigen kracht intreedt, meteen onder euthanasie gerekend moet worden en volgens die regels moet worden uitgevoerd en beoordeeld.

De commissie Remmelink wilde stervenshulp tien jaar geleden al wettelijk erkennen, een voorstel dat indertijd van de hand werd gewezen uit angst het euthanasiedebat te vertroebelen. Tom Schalken, indertijd lid van de commissie Remmelink, zei recent in NRC Handelsblad dat hij dat een grote fout acht, waarvan Van Oijen nu slachtoffer is geworden: “Het doel was van het begin af aan dat rond het levenseinde zorgvuldige beslissingen zouden worden genomen. Ni­et om artsen voor de rechter te slepen als het enige wat ze gedaan hebben, het met een paar uur verkorten van het sterven is. We moeten geen criteria opdringen aan een situatie waarvoor die criteria niet bedoeld zijn. Dan keert het recht zich tegen zichzelf.”

De geschiedenis rond Remmelink herhaalt zich. De Nederlandse Vereniging voor Euthanasie, drong er zaterdag op haar ledenvergadering per motie op aan om Van Oijen te steunen: “Het kan niet zo zijn dat op basis van een regeling voor euthanasie normale stervenshulp onmogelijk wordt gemaakt.” De voorzitter van de NVVE, Jacob Kohnstamm, raadde de motie dringend af: de NVVE houdt zich alleen bezig met levensbeëindiging op verzoek, dit gaat niet over euthanasie, en – en daar zit hem de crux – het moment is zo inopportuun. Op 10 april wordt het wetsontwerp euthanasie in de Eerste Kamer behandeld, en er is al oppositie genoeg: dit kunnen we er niet bij hebben. Kohnstamm won het pleit, de motie werd verworpen.

Misschien heeft de politicus Kohnstamm gelijk. Hij zit voor D66 in de senaat en wil de nieuwe wet er dolgraag doorheen loodsen. Hij heeft er ondertussen een bijna persoonlijk belang bij: Kohnstamm heeft in 1993 het toenmalige D66-wetsontwerp over euthanasie verdedigd, doch verloor de stemming in de Tweede Kamer. De nieuwe wet is de kroon op zijn werk.

Maar dat de regels rond euthanasie nu zijn misbruikt om Van Oijens handelen als moord te kwalificeren, zou zowel de politicus Kohnstamm als NVVE-voorzitter Kohnstamm zorg moeten baren. Als de euthanasiewet stervenshulp verhindert en van zorgvuldige artsen moordenaars maakt, is er iets ernstig mis. Dan keert het recht zich tegen zichzelf.

Panoussis vs Scientology, dag 7/8

Water naar de zee dragen

Stockholm, 26 januari, Amsterdam 27 januari 2001

[Vorige afevering: Onaanvaardbare waarheden.]

WANNEER ZENON EN IK ‘s morgens aankomen bij het gerechtshof, stappen er twee vrouwen uit een wachtende auto. Een van hen blijkt de deurwaarder te zijn die indertijd de leiding had over de inbeslagneming van Zenon’s harde schijf. Ze overhandigt hem een dwangbevel: hij moet een oude belastingschuld voldoen. Ze praten even, en dan lopen we door naar binnen. Daar schiet een man op ons af. Hij toont kort een badge, stopt hem weg voordat Zenon het ding kan zien, en begint boos te praten. Even denk ik dat dit een agent is en dat Zenon ter plekke ingerekend zal worden – Scientology doet dat wel vaker met critici: valse aanklachten indienen in de hoop dat ze gearresteerd worden – maar dan blijkt dat ook dit een deurwaarder is. Zenons studielening.

Kijk eens aan. Scientology heeft aan allerlei touwtjes getrokken en stuurt iedereen op Zenon af die ze te pakken kunnen krijgen. Dit is hun wraak voor het feit dat we McShane op meineed hebben betrapt…

*

EENMAAL IN DE RECHTSZAAL informeert Zenon de rechtbank over zijn nieuwe bewijs, waarmee hij McShanes getuigenis van dinsdag kan loochenstraffen. Magnusson is vanzelfsprekend furieus en wil van geen getuigen weten. Hoe durft Panoussis aan de eerbiedwaardigheid van zijn cliënt te tornen! Dit gaat alle perken te buiten, het grenst simpelweg aan laster.

In Zenon zie ik witte woede opwellen. Met ijzige stem legt hij de rechtbank uit dat hij tot nu toe drie getuigen op pertinente leugens en fouten heeft betrapt – Thomas Small, die niet heeft verteld dat hij in dienst was van RTC terwijl hij zijn ‘historische’ uitleg gaf van de licentiecontracten tussen RTC en de erven Hubbard; de notaris met haar ‘steekproef’, en Nyström, de computerexpert die eerder zei dat Usenet postings nauwelijks te vervalsen waren en die nu moest toegeven dat duizenden, nee tienduizenden sysadmins bovenop het vuur zitten – en nu bovendien drie mensen bereid heeft gevonden om onder ede te verklaren dat McShane in zijn getuigenis van dinsdag heeft gelogen. Zenon begrijpt dat nieuwe getuigen oproepen in dit stadium van de zaak de procedure geheel in de war schopt, maar aangezien McShane onder ede heeft gelogen heeft Zenon een absoluut recht dat te bewijzen.

De rechtbank is niet ongenegen Zenon de ruimte te geven, maar is zelf ook benauwd over het te volgen schema. Nieuwe getuigen horen betekent dat de zaak tot volgende week verdaagd moet worden, eigenlijk is daar geen tijd voor. Ze stellen Zenon voor om McShane zelf opnieuw te horen, en afhankelijk van de resultaten daarvan te bepalen of hij alsnog behoefte heeft aan zijn drie nieuwe getuigen. Zenon gaat akkoord, en Magnusson kan niet anders doen dan toegeven.

Wanneer McShane opnieuw in het getuigenbankje plaatsneemt, is de spanning in de zaal tastbaar. Iedereen is doodstil en McShane schuifelt met zijn voeten. Zenon is gruwelijk precies in zijn vragen, en McShane kan er niet onderuit, hier is geen draaien meer aan: ja, er bestaat zoiets als de Freeloader’s Debt; ja, dat is een uitgestelde rekening voor de studie van de NOTs, ja, iedereen die de NOTs bestudeert krijgt zo’n rekening, ja, als je de Sea Org verlaat, het elitecorps van Scientology, word je geacht die rekening te betalen. Of wanneer je je Sea Org contract verbreekt. Gotcha! Dinsdag zei McShane nog dat Scientology niets in rekening brengt voor het bestuderen van de NOTs.

Zenon gaat door. Hij wil weten of enig onderdeel van de NOTs in andere cursussen is gebruikt. McShane hield eerder immers bij hoog en bij laag vol dat alleen Class IX Auditors de NOTs te zien krijgen, en dat zijn slechts zo’n 400 mensen. Zenon heeft nu gedetailleerde informatie in handen waaruit blijkt dat mensen die OT6 en OT7 doen (en dat zijn er duizenden geweest) grote delen van de NOTs te bestuderen krijgen, bij elkaar zo’n tachtig procent van de NOTs.

Zenon: “Is enig deel van de internet NOTs ooit – dat wil zeggen: hetzij vroeger, hetzij nu – onderdeel geweest van enige andere cursus dan de Class IX Auditors Course?”
McShane is lang stil. Dan zegt hij aarzelend: “Delen ervan worden in OT6 gebruikt.” zegt hij.

“En in OT7?” vraagt Zenon.
McShane aarzelt weer. “Nee,” zegt hij dan.

Zenon slaat terug: “Maandag heb ik u gevraagd welk niveau u zelf heeft behaald; u antwoordde dat u OT6 was, en u antwoordde bevestigend dat dit betekende dat u alleen persoonlijke kennis had van het materiaal tot aan OT6, en niet hoger.”
McShane wordt nerveuzer. “Ik kan me die vraag, ehm, dat antwoord, niet herinneren.”

Zenons stem wordt nu donderend. “Worden of werden de NOTs, in hun geheel of gedeeltelijk, op enig moment gebruikt in enige andere cursus dan de Class IX Auditors Course?”
McShane: “Eh, delen van de NOTs worden gebruikt in OT6 en OT7. Maar ik heb je lijst gezien waarin je beweert dat een stuk of twintig, dertig individuele NOTs worden gebruikt in OT6 en OT7, en dat is niet waar.”

Gotcha again.

Zenon: “En hoeveel mensen precies hebben OT6 en OT7 gedaan?”
McShane: “… eh, … eh, ik schat zo’n vijf- tot zevenduizend.”

Zenon heeft genoeg. Hij hoeft zijn nieuwe getuigen niet meer op te roepen.

*

MAGNUSSON MAG NU EEN poging doen de aangerichte schade te repareren. McShane, die tijdens zijn verhoor door Zenon zo nerveus was dat zijn benen onbeheersbaar trilden, ontspant zich eindelijk: zijn beproeving is voorbij. En uit pure opluchting begint hij te ratelen: hij gooit er nogmaals uit wat Zenon wilde horen, maar ditmaal uit vrije wil.

Magnusson: “Die betalingen, die rekeningen voor de Class IX auditors, zijn die pro forma?”

McShane: “Ja, die zijn pro forma. U moet weten, de opleiding voor Class IX Auditors is lang, en al die tijd krijgen ze gratis supervisie, gratis kost en inwoning, en medische hulp van de kerk, en we willen niet dat mensen meteen na het afsluiten van de cursus weg gaan, dat zou betekenen dat ze het materiaal voor niets kunnen bestuderen. We investeren veel in deze mensen, en dat willen we er natuurlijk uithalen. Zij moeten later de gewone leden auditeren. Daarom hebben we deze pro forma rekening ontworpen.”

Bingo. Onder de Zweedse wet staat alles waarvoor je een tegenprestatie verwacht, elke “ruil” waaraan een verplichting vastzit, gelijk aan een betaling. En McShane legt hier uit dat deze mensen moeten werken, dat de kerk profijt heeft van hun prestatie (het auditeren van gewone leden) en dat ze hun “gratis” kost en inwoning moeten terugverdienen. Done. McShane heeft de verhalen van Zenons getuigen bevestigd.

*

DAN WORDEN ALSNOG de slotpleidooien gehouden. Magnusson is kort en saai. Hij somt voor de zoveelste keer al Zenons vermeende fouten en inbreuken op, maar beargumenteert niets. De man mist overtuiging, inspiratie en bovendien de creativiteit om alle gaten die Zenon in zijn standpunten en getuigen heeft geschoten, te repareren.

Zelfs ik, met mijn wrakke Zweeds, hoor het verschil tussen hem en Zenon. Zenon spreekt bevlogen, hij argumenteert, hij bouwt redeneringen op, maakt afwegingen, trekt conclusies, bespreekt conflicten en wijst op consequenties. Hij wist de rechtbank erop dat hij hier degene is die het auteursrecht verdedigt en Magnusson degene is die het ondermijnt.

Magnusson claimt immers dat er geen publicatie plaatsvindt als 25.000 mensen een auteursrechtelijk beschermd stuk bestuderen, zelfs niet als zij ervoor betalen: het enige dat je hoeft te doen is geheimhouding van ze te vergen en een lidmaatschapsysteem te ontwerpen. Nu, als de rechtbank dat principe overneemt, dan liggen prachtige tijden in het verschiet voor Zenons eigen Vrije Scientology Kerk! En niet alleen voor hem: ook anderen kunnen in “besloten” kring vrijelijk DVDs, video’s, boeken en computerprogramma’s tegen betaling verspreiden, zolang ze maar eisen stellen aan het lidmaatschap van de “besloten” kring. De rechtbank luistert aandachtig.

Zenon beweert dat de OTs en NOTs wel als gepubliceerd moeten worden beschouwd, en dat auteursrechtbescherming niet zonder verplichtingen komt: de plicht om toe te staan dat mensen kopieën voor eigen gebruik te maken, de plicht te aanvaarden dat er publiekelijk uit wordt geciteerd of dat stukken worden geparafraseerd. Hij ontleedt vervolgens Scientology’s resterende argumenten en hakt ze aan mootjes.

EINDE RECHTSZAAK. De voorzitter deelt mee dat de uitspraak op 9 maart aanstaande beschikbaar zal zijn, vanaf 11 uur.

*

DE VOLGENDE DAG reizen we terug. De vlucht verloopt prettig, we krijgen zelfs nepkaviaar geserveerd.

Dan, op Schiphol, gaat het mis. We laten onze paspoorten bij de douane zien en worden doorgewuifd. Zodra Zenon doorloopt, komt er een man in burgerkleding op hem af. “Douane, opiumwet. Wilt u alstublieft meekomen?” Zenon wordt naar en zijkamertje gebracht en ook ik moet mee. Daar wachten nog vier douanebeambten ons op, allemaal in burgerkledij. Al onze bagage – twee gewone tassen, de Samsonite met 25 kilo dossiers, de kartonnen doos van The Total Litigation Company van tien kilo, mijn computertas, mijn handtas – wordt op tafels gelegd en geopend voor een uitgebreide controle. De man die de Samsonite doorzoekt verbaast zich over de grote hoeveelheid mappen. “Wij zijn alletwee in rechtszaken met Scientology verwikkeld,” leggen we uit. “Sterker, we komen juist van zo’n rechtszaak terug.” Zenon pakt een krant die tussen de rechtbankstukken zit en toont hem: er staat een paginagroot artikel over deze zaak in.

We zien een verandering op de strenge gezichten van de vijf ambtenaren. Ze ronden hun onderzoek af en we mogen weg.

Eenmaal thuis plegen we een paar telefoontjes en schakelen wat mensen in. Binnen de kortste keren wordt duidelijk wat er aan de hand was: de Nederlandse douane kreeg eerder die middag twee verschillende tips, “onafhankelijk” van elkaar, waarin Zenon en ik in groot detail werden beschreven, met vluchtnummer en al, en waarin werd meegedeeld dat wij cocaïne van Zweden naar Nederland zouden smokkelen. En uiteraard is de douane gehouden om elke tip die zij krijgt te onderzoeken, zelfs al vonden zijzelf deze tips nogal vreemd. (Dat zou ik ook denken. Cocaïne van Stockholm naar Amsterdam smokkelen? Dat is water naar de zee dragen – vanuit de woestijn.)

Zenon en ik leren een belangrijke les. Het niveau van lastigvallerij en gepest is de laatste week dramatisch toegenomen. We zijn dagenlang geschaduwd, er worden deurwaarders op Zenon afgestuurd, en nu zijn we beschuldigd van drugssmokkel. Scientology is een rekening aan het vereffenen.

Unbiased columnism # 2.7

Carrying water from the desert to the sea

Stockholm, January 26-27, 2001

[Previous installment: Unacceptable truths.] WHEN WE ARRIVE AT COURT for the final day, two women approach us. Zenon shakes hands with one of them; they speak for a short while, Zenon introduces her to me – it is the bailiff who was responsible for the raid in 1996 – and then she hands him an envelope. As it turns out, it is a demand for outstanding tax bills.

While discussing this – I am sure that Scientology has sicked the bailiff on him, while Zenon thinks that she came of her own accord – we walk inside. After a few meters, a man approaches Zenon and flashes a badge. I can’t see the badge and for a second I fear that this is a police officer who is going to arrest Zenon for god-knows-what; perhaps Scientology has filed some weird complaint against him of the kind that are filed against US critics all the time. The man seems angry and grabs Zenon’s arm. Zenon calms him somewhat, and they have a short discussion; then the man hands Zenon an envelope too and a paper for him to sign. It turns out to be another demand, this one for his study loan. The idiotic part is that both bailiffs came from the same office. (Which also means that they sent three people in order to hand over two letters. Isn’t that a tad inefficient?)

This is no coincidence. I am sure that somebody has tipped somebody or has pulled some strings. This must be Scientology’s revenge for Zenon’s new witnesses, and for his claim that McShane has come very close to perjury.

9:30

ZENON SUBMITS TO the court that McShane has not been telling the truth and that he can prove as much. Magnusson, of course, objects: isn’t this the exact same evidence that was at one point rejected by the court because Zenon didn’t file his briefs in time? Quite some discussion ensues. Zenon argues that yes, indeed, that was the case, and he would not have been able to bring up this evidence nor would he have had a need to do so if it hadn’t been for the fact that in Tuesday’s deposition of McShane, Magnusson himself suddenly brought in this new claim that no money was charged for the NOTs. But since Magnusson has brought up this claim, it is Zenon’s goddamn right to refute it – especially since McShane lied in his testimony.

Magnusson acts all upset over this vicious suggestion that his most honourable client hasn’t been telling the truth, and tells the court so, with this embarrassed and shy smile of his that by now I have come to recognise as a performance, meaning “I apologise to the court that I had to bring this clown Panoussis into their respected presence, so would you please disregard what he is saying right now, it is simply too stupid,” or something to that effect.

And then Zenon explodes with cold anger. Didn’t Magnusson bring in four witnesses that have to quite some degree disqualified themselves? Didn’t we have Small hiding the fact that he was actively employed by RTC when he rushed to their defence? Didn’t we have Mikael Nyström who had said that Usenet postings could not be falsified, and who now admitted that they could – actually, that some people sit with their hands right in the cookie jar? Didn’t we have the notary public vowing that she had made a random selection of the Monkey NOTs, while now it transpired that she selected only those Monkey NOTs that she “recognised” as infringing? And on top of that, now we have Magnusson’s main witness, actually his client, evading the truth and perhaps downward lying to us. For god’s sake: doesn’t Zenon then has a right to prove his point, especially when it concerns something that Magnusson has only recently brought in?

The Chair seems inclined to see things Zenon’s way on this, but is justifiably concerned about the court’s schedule. Hearing new witnesses will disrupt the proceedings, it would mean that the case needs to be adjourned and would proceed well into next week. Besides, there is a procedural problem: our first and main witness is Italian, and according to Italian law, witnesses cannot testify via telephone. Thus, she would need to be flown over.

The court would like to know all names of the witnesses; yesterday, Zenon only filed the name of the first one. I scrutinise McShane’s face when Zenon lists the people willing to testify:

  1. Maria Pia Gardini from Italy; a Class IX Auditor who was invoiced immediately for the NOTs; no deferred payment. Besides, she knows the material rather well. She is adamant that most of the NOTs are included in OT6 and OT7.
  2. Michael Philip Pattinson, from Los Angeles, California. [I see McShane’s face sagging. Then he notices that I saw it, and for the next ten minutes he averts his eyes.] Michael Pattinson can testify that huge part of the NOTs pack is included in OT6 and OT7.
  3. A former member from Austria, who has done OT6 and later on saw the NOTs on the Internet. He can testify that a huge part of them is included in OT6.

Magnusson claims that all of this is not relevant. The parishioners do not pay for the material but for the course as a whole. The Chair intervenes: Zenon has a solid point. What if we put McShane in the witness stand again and ask him these questions once more? Magnusson can’t very well oppose this. There we go…

9:50

MCSHANE TAKES THE witness chair. The atmosphere in the court room is tense, very tense. We all know what is at stake.

Zenon: Let’s first clarify definitions. For the purpose of this deposition, “NOTs” is all the material included in attachment 37 and nothing else. That is what I define as NOTs.
McShane: That is not the church’s definition.

Z: That is irrelevant. In this interrogation, I define NOTs as exhibit 37.
Magnusson intervenes. How do we know that these are the original NOTs? [Dork. He has been claiming that they are all along.]

Z: I am talking about the NOTs such as they are in attachment 37, from page 24 and on. Mr. McShane, have the NOTs, either in their entirety or partly, ever been part of any other course except for the Class IX Auditors Course?
McShane: [speaking slowly, and very aware of what he is saying] There are parts of NOTs, the description of NOTs, the principles of NOTs, that are contained in OT6. The actual issues themselves, the bulletins, that we call works, are not in OT6. But some of the principles are contained in OT6. Because OT6 is on the same subject. But you have to understand that NOTs, the NOTs, teaches a Class IX Auditor how to deliver those services, those processes, to a member.

Z: I want to know about concrete text mass. Are any of these NOTs texts part of another course than the Class IX Auditor Course?
McShane: There are parts that are in OT6.

Z: And in OT7?
McShane: [pause; he hesitates] No.

Z: How do you know? I asked you on Monday or Tuesday what level you yourself had attained; you answered that you were OT6, and I asked you specifically if everything up to OT6 was your personal knowledge and nothing above, and you confirmed that.
McShane: [pauses] I, ehm, I don’t exactly know what that, ehm, question was, what I said then. I know the texts of OT7.

Z: Have you seen my latest brief?
McShane: Yes.

Z: [picks up that brief] Have you read this brief? I expect that it was translated for you?
McShane: [nods twice]

Z: I would like you to comment upon the list of the re-use of NOTs that is included in that brief. And please bear in mind that I am not only asking you about current times but also about the past.

[From here on, Zenon uses what Scientology would most likely refer to as “Tone 40”: he is precise, insistent, commanding, demanding, and his voice makes it clear that he won’t be fooled with. For the first time during this whole court procedure, McShane suddenly answers in broken sentences. Again, my transcript is more or less verbatim.]

Z: Has any part of the NOTs in attachment 37, i.e. any part of the material from page 24 and onward, at any time been part of any course whatsoever other than the Class IX Auditors Course?
McShane: Yes, some parts of that material are used in OT6 and OT7. But I have read your list in which you claim that some, eh, 20 or 30 NOTs are part of OT6 or OT7. That is not true.

Z: In that case, let’s go through them one by one and assess which ones are part of OT6 or OT7. To start with, are any parts of NOTs series 1 such as it appears in exhibit 37 part of any other course than the Class IX Auditors Course?
McShane: I would have to have the OT6 course to compare them with and I don’t have that with me.

Z: Can you say approximately how much text mass of attachment 37 is included or has ever been included in other courses than the Class IX Auditor Course?
McShane: Ehm, in order to do that, I would need to make a comparison and I can’t do that here. [Hesitates] There are texts, there are parts of these texts, in OT7. But there is more in NOTs than there is in exhibit 37.

Z: The rest of the NOTs are not interesting; they are not part of this case. We are only talking about the NOTs material in exhibit 37 here. How many people did partake in OT6 and in OT7, approximately?
McShane: [pause] I would estimate probably some 5,000 to 7,000.

Z: These pro forma invoices, can you describe what is on them?
McShane: They are meant for employees, and it says something to the effect of, the persons name, what course the person is taking, and the worth, the value of the course. And the person promises that if he breaks the contract he will pay that money. It is an internal church procedure, and its purpose is to prevent somebody to join staff in order to get the courses for free. So it tells the person: it is part of your job that you get this for free, but if you leave without fulfilling your contract, your have to pay.

Z: For how long are these contracts?
McShane: Which ones?

Z: The Sea Org contracts for instance, of which Class IX Auditors are members.

 
[Comment: it is interesting to see how long it takes McShane to reply that Sea Org members sign a billion year contract. Yet, Zenon has already put this bit of information in his Wednesday January 25 brief. The court knows.]

McShane: The Sea Org is eternal within the church. More religions, other religions also … like the Jesuits, or certain religions have, and it’s the staff who dedicate their entire life to their religion and we sign a kind of a pledge, ehm, for a billion years of service. It’s a symbolic gesture of your dedication.

Z: If a year or two after signing this fraternity membership, and completing the course you break the contract, will this pro forma invoice be brought up?
McShane: If the member leaves the church there is no bill. If he wants to continue receiving services, he would be responsible to not only pay that course, but all services. But there are circumstances when somebody has left that that somebody does not have to pay at all.

Z: Is it correct that these pro forma invoices are known as the “Freeloader’s Bill”?
McShane: Yes.

Z: Is it correct that the church claims these “Freeloader Debts” as amounts receivable on its balance sheets as submitted to the US Internal Revenue Service?
Magnusson interrupts, and wants to know where these questions are going to. The Chair answers instead: the obvious point of this line of questioning is whether these invoices are symbolic or not.

Z: Is it true that these Freeloader Debts are reported to the US tax offices?
McShane: [smiling] No.

Z: Does the church have an internal reporting system that weekly reports these Freeloader Debts to Scientology management, as part of the “Income Notes Collections Summary”?

 
[Comment: We received this information just that same morning. Thank you – you know who you are.]

McShane: It is possible … there could be … I am not familiar with such a system. I don’t know.

Zenon has gotten enough out of McShane. Yes, these bills are real, and yes, parts of the NOTs Pack are included in OT6 and OT7, and McShane didn’t say so before. That is all he had to prove. Zenon ends his interrogation and retracts his request to hear the new witnesses. The court looks relieved.

10:10

MAGNUSSON’S TURN: McShane gets his chance to repair some of the damage done. While Zenon was questioning McShane, he was ghastly nervous. Our supporter, who was sitting right behind McShane, later told us that McShane was shaking and that his legs couldn’t stop trembling. Only when Magnusson interrogates him does he calm down. Actually, McShane relaxes so much that out of sheer relief , he starts babbling and again confirms what Zenon just got out of him, but this time of his own accord:

McShane gives us the same story about OT5 that we have heard a few times before in this court, but this time with an emphasis on “services” and “exchange”.

McShane: “Solo NOTs are related to NOTs but are not NOTs. On Solo NOTs the member needs to have some understanding of what NOTs are and what he will be addressing at that level so some of the principles are related to him, so that he understands what he is doing.”

McShane: “The pro forma invoices relate to training, the costs of living et cetera. That is because the Class IX Auditor Course is only for staff members – and there is only one church that trains Class IX Auditors, that is our Flag church, in Florida – and that church invests a lot in those persons. Not only the supervision, room and board, but also the medical expenses and dental expenses, and that is how this pro forma invoice came about, because people were coming in for these free services doing these courses for a year or two and then leaving, without any exchange for the church! That is why we came up with this.”

Zenon loves this. In almost every other line, McShane is confirming that in exchange for work people are allowed to study the NOTs. Under Swedish law, that means that the NOTs are not for free. Any exchange whereby you give something away but expect something in return, may simply not be labelled “free”.

*

IT IS ONLY AFTERWARDS that we discover that Zenon’s job could have been easier. Jeta points out in a message that we only find after the court sessions have finished, that the Freeloader’s Bill is actually part of the NOTs:


HCO POLICY LETTER OF 15 NOVEMBER 1978R-1
ADDITION OF 15 OCTOBER 1981

C O N F I D E N T I A L
NED FOR OTs
ADVANCED COURSES SPECIALIST COURSE
CHECKSHEET
PART TWO

[…]

STUDENT COURSE COMPLETION

[…]

B. STUDENT ATTEST AT C & A:

I attest (a) I have enrolled on the course, (b) I have been properly invoiced for the course as a contracted staff member,

10:20

THE CHAIR ANNOUNCES that we will have short break, after which final pleas will be held. The Chair wishes to know how long both parties will approximately speak. Magnusson claims and hour, and Zenon says, oops!-ishly, “The court said that brief is better, so I went home and wrote fifty pages of notes…” Some judges can’t help but smile.

The pleas will be taped. [Yes, we will get hold of these tapes and then translate Zenon’s plea to English.]

10:35

MAGNUSSON GOES FIRST. He focuses very much on first publication, quotes a lot of foreign rulings, and seems to come up with more rhetoric than legal arguments. He also claims that the Court in my case made a severe error, because they believed that 25,000 copies of OT3 were made while that number only pertained to the amount of people who had studied them. This is a blatant lie: the court in my case never said anything to this account. They knew that people just studied the same copies; one of my lawyers had even made a joke about it: if in a porn video shop fifty people see a flick one after the other, all of them seeing it on their own, it is still fifty people who have seen it and the flick is still publicly shown, not privately.

11:20 – Magnusson is done! That was remarkably short. Last time he was excruciatingly lengthy.

11:30 – Zenon’s turn. [These are just short notes. A full transcript will be made available later on.]

ZENON EXPLAINS TO the court Scientology’s principle of “acceptable truths” and illustrates it with the testimonies that we have heard. Vorm, Small, Alexandersson, and McShane himself – all of them have been proven to have been withholding parts of the truth, or sometimes reverted to claiming that “they didn’t know” when an answer would be too damaging. The court must also take into account that Vorm, Small and McShane have big economic, social and religious stakes in what they say. They are not objective witnesses, they have their position and their religion to defend.

Zenon at one point openly slights Magnusson: while going through the Dutch case and CST being part of it, he says that “RTC had a better lawyer in that country than the one that they employed here…” I only manage to keep a straight face because I knew that the joke was coming. Not even a hint of a smile crosses my lips. Magnusson contains himself. But fifteen seconds later I hear a deep sigh escaping him.

Discussing the identity of the texts, Zenon stresses that modifications abound, different versions have been used through time, and that texts are often revised. We simply have no means of knowing what exactly is registered with the US Copyright Office; it is masked, after all. Zenon explains that there is no contradiction between his claim that this material is Scientology’s material on the one hand, and his claim that there is no equality between the Scientology’s material and what he published on the other. Only the text that is registered with the US Copyright Office counts, and RTC has not proven that the materials that Zenon published are identical to those that are registered.

Zenon harps upon McShane’s definition of “infringement”: paraphrasing is infringement; the use of certain words is a infringement, quoting is an infringement, actually, any use of any part of any text outside the church is an infringement. When Zenon quoted mere captions of a part of OT2 in the Fishman Affidavit, without ever including the actual sections underneath each caption, that was labelled as an infringement too. And what is more: RTC’s method of comparison never allowed the court to assess how much he quoted of a passage, and thus doesn’t allow the court to consider whether quoting such a passage is within the limits of the law.

Publication. Zenon lists the reasons why the OTs and NOTs should be considered to have been legally published (an assessment from which the right to quote and the right to make private copies follow, and from which it will follow that the primary court, the administrative court and parliament will again be able to give copies of the OTs and NOTs to the public as per offentlighetsprincipen). The amount of people who accessed the NOTs (5,000 to 7,000) and the OTs (25,000); the translation of the OTs into four languages; the commercial offering of the OTs and NOTs to all eight million Scientologists via the Scientology magazine “Source”; the accessibility (all you need to do is to qualify) of OTs and NOTs for all Scientologists; and the paying for these courses – each and every one of these elements is in itself sufficient to constitute publication.

Jurisprudence has it that the “closed circle”, the “limited circulation” that a text can enjoy without constituting legal publication, is very small. Now let’s look at the church’s own figures: 25,000 (members who have done OT2 and OT3) times 6,000 dollars (the price for each of these courses) times 2 (OT2 and OT3) times 9 (crowns in the dollar) amounts to 2,7 billion SEK. Would any circle that generates such an amount ever be considered closed?

The pro forma invoices are not pro forma. They build upon the principle of exchange. In order to partake these courses, students are supposed to produce for the church. These Class IX Auditors who study the NOTs do pay in work: only this morning, McShane literally said: “We don’t want them to have these courses for free.” They work for years on end, and produce the huge revenues that Scientology gets from the courses that they administer.

12:10 – 13: 15 – Lunch break.

ZENON POINTS OUT to the court that if they accept Magnusson’s stance on copyrights, that would have severe repercussions on copyright law. Actually, the law would need to be completely re-written. After all, Magnusson claims that private circles can be really big, and that distributing material within such a circle gives you all rights but no obligations whatsoever. If that point of view is accepted by the court, Zenon’s own Free Church of Scientology will have a ball. All Zenon needs to do is set up membership, invent some requirements that members have to meet, and treat the material with the same confidentiality that Scientology does. Once he has done that, he can circulate this same material to up to 25.000 members without committing infringement. After all, it is only within a closed circle, isn’t it? What is more, this same principle will be applicable to other material by other people. People can set up closed circles for the distribution of DVDs, of computer programs, of videos. Nobody would be obliged to pay anything to any copyright holder as long as they apply some membership conditions and confidentiality.

As for the material: RTC’s argument obscures that Zenon did not simply post parts of OT2 and OT3. What he actually did was to publish a court file, to instruct the general public. The OT-fragments were just a very small part of the Fishman file. Article 26 of the Swedish copyright law, explicitly permits the publication of copyrighted texts that are part of a court case, if this is done within the frame of reporting about the case itself.

Regarding the right to quote: Zenon quoted only 3 pages of the 300 page OT2 and the 25 pages from the 200 page OT3: that is less than 6%. Compare this fact to how McShane portrayed the severity of Zenon’s infringement: “From OT2 [Panoussis] infringed upon 10 individual works and 4 of those works are infringed upon 100%, one is infringed upon for 94%, one for 84%, one for 75%, one for 62%, one for 20%, and the last one for 7%. I did the same calculations for OT3. 15 works were infringed upon. 13 of those for 100%, one for 66%, and the last one for 29 %.” That sounds serious, Zenon says, but in all actuality we are only talking about less then 6% of OT2 and OT3.

European Convention of Human Rights. Scientology has always blocked discussion: sometimes via their demand for secrecy, sometimes by (threatening to) sue, most often by either denying their own teachings or claiming that quotes are “taken out of context”.

Religious freedom: other Scientologists, not part of the official church, are not allowed to practice their religion. McShane has even testified here that one of the reasons for RTC registering the advanced material was so that they could sue people who used the material outside the church. These people, the free Scientologists, have a constitutional right to be able to practice their religion without having to pay any particular organisation.

The damages claimed should go down in proportion to the claims that RTC loses in this appeal. Apart from that, RTC claims that their “market value” has gone down and that they have suffered “commercial damage”, which is a rather remarkable claim for an organisation that purports not to be charging for the material it is suing over. As for immaterial damages: RTC does not represent and is not entitled to damages on behalf of those members of the public that suffer “irreparable damage” by reading this material “without being prepared”, nor is RTC entitled to damages on behalf of individual Scientologists that might have to retake their courses. Finally, when it comes to “hurt feelings”, only the author himself can be hurt, and the right to such damages does not follow the copyrights; in other words, RTC cannot legally have hurt feelings.

[Meanwhile, Magnusson’s aide is looking at Zenon and me with piercing eyes. If looks could kill… The effect is however quite ruined by his nervousness. The guy has developed a nervous tic in the past half hour and is continuously bobbing his head.]

How can RTC claim to have suffered damages, by the way? They only license the material to the Advanced Organisations, it is them who lose clients, not RTC. If anybody should have sued Zenon, it should have been those Advanced Orgs.

[By this time I am sure that McShane wishes that he had had Zenon as his lawyer (and Magnusson as his opponent). Even I, with my shaky Swedish, can hear that while Magnusson was merely making statements, Zenon is developing arguments, and that some of them are rather ingenious. He is not reading from his paper, he uses them as mental reminders and builds his arguments from these stepping stones.]

Zenon goes through the various copies made / infringements that RTC claims, and the evidence for it. Nyström’s testimony proved that anybody could have made the disputed May 2 posting. But RTC never bothered to look for evidence and didn’t ask for any logs: perhaps they did not really want to assess who the culprit was? As for the bailiff: when RTC asked her to go through his computer files, she was ordered to search for more than infringements. Neither the word “Vorlon” nor “Ward” are part of RTC’s texts, these are the names of people. That clearly demonstrates that RTC was after Zenon’s correspondence, not (only) after the material. As for the copy of the OTs and NOTs that Zenon handed in to the administrative court: Scientology itself had stolen that copy (the thief has been identified and Zenon names him in court: Thierry Duchaunac) and Zenon only returned a copy that the primary court itself had produced.

Legal costs: McShane counts the lobbying with US congress and the Swedish government to seal the OTs and NOTs and to change the law regarding offentlighetsprincipen and the guarding of the OTs and NOTs in court and in parliament, as legal costs and wants Zenon to foot that bill, but none of these costs have anything to do with the court case itself. RTC could have claimed these costs as damages, but probably feared that it wouldn’t get them; and thus, they made them part of the legal bill.

RTC insists on having their material masked. That in itself makes establishing of identity and other evidence so much more difficult: suddenly we need notaries and complicated comparisons. Those costs are the consequence of RTC’s own desires and demands, and they can hardly expect Zenon to pay for that.

Meanwhile, Magnusson has produced an enormous amount of copies, many of them unnecessary; and all these are put on Zenon’s bill. Besides, the amount of payment that Magnusson demands for his own work is enormous as compared to what lawyers usually get.

14:05 – Zenon is done. 90 minutes all in all.

In this case, too, bills for legal costs need to be handed in. Zenon asks for 25,000 SEK, that is: 2525 USD – for lost hours of work, copies, stamps and so on. Magnusson’s turn. He hands in a bill for 1,665,000 SEK (168,000 USD):

  Lawyer’s fees: 1,400,000 SEK
  Translations 160,000 SEK
  Work McShane: 75,000 SEK
  Travel costs McShane: 20,000 SEK

Zenon comments upon the amount demanded for McShane’s work: it is McShane’s job to travel from court to court. To put that here as expenses, is slightly ridiculous. And as for Magnusson’s fee, he won’t even comment upon it.

The court announces that the ruling will be available from the secretariat of the court in six weeks from now: on March 9, 2001, at 11:00.

*

SATURDAY AFTERNOON we take the plane back home. We have a nice flight and even get served (fake) caviar. We read Dutch newspapers and work on this report. After landing, we stack an enormous amount of luggage on a trolley: apart from our bags, we have a 25 kg Samsonite with legal papers and a 10 kg carton with more of the same.

We show our passports at customs. The guy is not interested and waves us to pass on. The moment Zenon moves, another guy in civilian clothes comes up to him and flashes him a badge. “Customs. Opium law. We want to search your luggage. Would you please follow me into this room?” I am whisked off as well. Four other people, all plainclothes customs officers, are waiting for us there. All our bags are put in line and are searched thoroughly. The man searching the Samsonite dutifully sifts through the binders and is amazed at the number of them. “The both of us are being sued by Scientology, you know, this cult,” we explain. “Actually, we are just returning from court.” Zenon picks up a newspaper that was on top of the binder and shows them a one-page article with a picture of us: “Zenon’s lonely war against Scientology”. (A stupid headline, by the way. We are not lonely. We have all of a.r.s. to back us up and help us – and it did.)

Slowly, something dawns upon the faces of the police. We are cleared within five minutes and allowed to leave. They apologise profusely.

When we get home we make a couple of calls and pull a few strings. Soon we discover that the Dutch Customs did not receive one but two tips, “independent” of one another, both describing Zenon and me at great length, and giving a rather detailed account of how we would be smuggling cocaine from Sweden into the Netherlands. And of course, Customs have to investigate every tip they receive. We had to be stopped and searched, even though Customs themselves found the tips a bit weird. (So would I. Smuggling coke from Sweden into Holland? That’s like carrying water to the sea – from the desert, at that).

Zenon and I learn one important lesson from this. Scientology’s harassment of us has stepped up remarkably: the tails that were put on us in Stockholm, the bailiff that was sicked upon Zenon, and now accusations of coke smuggling. This is how we reply:


From: Zenon Panoussis
Newsgroups: alt.religion.scientology, nl.scientology
Subject: First and last warning.
Date: Sun, 28 Jan 2001 00:08:16 +0100
Message-ID: <3A7354E0.D9226C7A@xs4all.nl>

Something happened. You will read about it in Karin’s next (and last) Stockholm report, due tomorrow. However, I have a point to make in the direction of the CoS, now at once.

The following is part of a mail from me to someone. I just post it as is so I don’t have to repeat myself.

Forget it. Anonymous phone calls. Even thinking of investigations is a waste of time. The same goes for most of what they do.

What they should think of is that, so far, we have been harassing them openly, while they are now harassing us anonymously. What they forget to take into account is that we are much better at anonymous harassment than they will ever be. Thus, if this continues, we might sooner or later take their example and pay them back in their own currency.

Actually I will post these last three paragraphs on ars/nls and give them one single chance to think it over. If they don’t get it, if they choose to change the war from “clean” to “dirty”, so much the worse for them. They’ll get a taste of their own medicine that no toothpaste will ever take away.»

Scieno drones, please pay attention to the subject line. This is your first *and last* warning. Any more of this kind of shit, any at all, and you will not know what the fuck is hitting you. Beware. You have been advised.

Z

[Unbiased columnism is a double series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the Jan 2001 sessions. Rhe first series – from May-June 1998 – starts here: Zenon does research.]

Panoussis vs Scientology, dag 5/6

Onaanvaardbare waarheden

Stockholm, 24-25 januari 2001

[Vorige aflevering: Kinderachtige spelletjes.]

DE ZITTING IS VOOR twee dagen opgeschort. Vrijdag gaan we verder: dan worden de slotpleiten gehouden, en dat was het. Daarna kunnen we alleen maar afwachten (en tot Xenu bidden).

McShanes stellige bewering dat Class IX Auditors niet betalen voor het ‘privilege’ de NOTs the mogen bestuderen en dat alleen zij de NOTs te zien krijgen, zit ons dwars. We geloven simpelweg niet dat McShane de waarheid vertelt, de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid.

Wanneer we later Zenons ondervraging van McShane doornemen slaan we onszelf voor het hoofd. Verdomme! Wat een stommelingen zijn we! We stelden vragen over betalingen en ‘vaste donaties’, maar hebben het helemaal niet over de Freeloader’s Debt gehad… Scientology laat stafleden zogenaamd gratis cursussen volgen, maar zodra je weg wilt krijg je alsnog een rekening gepresenteerd. Waarschijnlijk krijgen Class IX Auditors een vette rekening voor hun studie van de NOTs wanneer ze staflid-áf worden. McShane had ons een ‘aanvaardare waarheid’ verteld, een bekende praktijk binnen Scientology: een vraag zo interpreteren of beantwoorden dat je om de feitelijke vraag heen draait en net niet echt liegt, zodat je de vraag in feite ontduikt. Zenon post allerijl een bericht op alt.religion.scientology en stelt een serie korte vragen:


From: Zenon Panoussis
Newsgroups: alt.religion.scientology, nl.scientology, alt.clearing.technology
Subject: The NOTs
Date: Wed, 24 Jan 2001 23:49:32 +0100
Message-ID: <3A6F5BFC.17BF9C75@xs4all.nl>

McShane zei vandaag onder ede dat
– alleen Class IX auditors de NOTs zelf te lezen krijgen; scientology-leden die de nieuwe OT5 cursus doen, op basis van de NOTs geauditeerd worden maar zelf de NOTs niet te lezen krijgen;
– alle Class IX auditors zijn in dienst van CoS; de NOTs bestuderen is onderdeel van hun werk; ze hoeven nimmer te betalen voor de Class IX auditor cursussen; CoS heeft *nimmer* iemand iets in rekening gebracht voor de NOTs, noch heeft zij donaties gevraagd voor deze specifieke cursus;
– tot aan 1998 hebben 325 toestemming gekregen om binnen CoS de NOTs te lezen; na 1998 hebben naar schatting nog zo’n 100 CoS-leden de NOTs gelezen.

Wanneer je ook maar *iets* hiervan kunt weerleggen, mail me dan onmiddellijk.

Z

WE ONTVANGEN EEN aantal uitermate interessante reacties hierop. Een paar ex-leden die nogal hoog in Scientology zijn geweest, bevestigen dat Class IX Auditors een Freeloader’s Bill kregen, zodat er *inderdaad* betaling werd verwacht voor de NOTs. Anderen vertellen ons dat niet alleen Class IX Auditors de NOTs daadwerkelijk onder ogen kregen: grote delen van de NOTs zijn onderdeel van OT6 en OT7.

Eén e-mail in het bijzonder is veelbelovend. Een vrouw die voormalig Sea Org lid is en die zelf de Class IX Auditing Course heeft gedaan, heeft daadwerkelijk voor de NOTs betaald. Bij haar heeft Scientology geen Freeloader’s Bill uitgeschreven: ze wilden het geld meteen van haar hebben. En wat belangrijker is: deze vrouw is bereid om onder ede te getuigen. Ze is in de positie om de meeste van McShanes beweringen over de NOTs te weerleggen.

Zenon belt haar op. De twee hebben een lang gesprek waarin de vrouw een uitgebreid en gedetailleerd verslag doet van welke NOTs waar gebruikt worden. Ze is een droomgetuige – en van harte bereid om haar medewerking te verlenen.

*

ZENON SCHRIJFT OGENBLIKKELIJK een stuk dat hij woensdagmiddag bij de rechtbank indient; daarin doet hij verslag van het nieuwe bewijs. Het enige – grote – struikelblok is dat we officieel klaar zijn met het doornemen van bewijs en het verhoren van getuigen, en dat het in dit stadium uitermate moeilijk is om de discussie opnieuw te beginnen.

Aan de andere kant hebben we McShane nu betrapt op iets dat gevaarlijk dicht tegen meineed aanligt. Wat hij heeft gedaan is meer dan “aanvaardbare waarheden” debiteren: hij heeft zich in bochten gewrongen, hij heeft informatie achtergehouden en duidelijke vragen ontdoken. Als Magnusson verhindert dat Zenon deze getuigenis vrijdag inbrengt, zullen we die informatie later alsnog bewijzen en als we dat doen, moet de zaak mogelijk van voren af aan hernomen worden – terwijl Magnussons voornaamste getuige, ja zelfs de partij die hij in de rechtszaak vertegenwoordigt, zichzelf ongeloofwaardig heeft gemaakt; om van erger dan ‘ongeloofwaardig’ maar niet te spreken.

We hebben geen idee wat er nu te gebeuren staat. We hebben RTC in de greep, maar we weten niet wast het resultaat op korte termijn zal zijn. Magnusson kan dit bewijs simpelweg accepteren en met ferme tegenzin toegeven dat zijn cliënt een ‘fout’ heeft gemaakt. Magnusson kan het nieuwe bewijs koste wat kost tegenhouden, en op procedurele gronden kan de rechtbank hem daarin gelijk geven. De rechtbank kan ons toestaan de nieuwe getuige te horen, maar in dat geval is het schema voor vrijdag compleet in de war – de hele dag zou besteed worden aan de pleidooien – zodat Zenon een paar dagen langer in Stockholm zal moeten blijven. De nieuwe getuige kan afgewezen worden, maar in dat geval zal Zenon ervoor zorgen dat haar getuigenis later wordt ingediend, wat op zich al voldoende reden is om de zaak te heropenen indien hij verliest. Welk van deze mogelijkheden zal het zijn? We hebben geen flauw idee.

*

DE VOLGENDE DAG, donderdag, belt Zenon Magnusson op en vraagt hem of RTC de feiten die hij in zijn laatste stuk opsomt, toegeeft. Magnusson weigert hem daar antwoord op te geven. Zenon belt de rechtbank, die hem meedeelt dat ze voor drie uur die middag een antwoord van Magnusson willen hebben en dat zijzelf momenteel geen beslissing kunnen nemen over de toelaatbaarheid van zijn nieuwe bewijs, aangezien niet alle rechters nu aanwezig zijn. Zenon gaat naar de rechtbank om de tapes van de verhoren van McShane op te halen, en tegen de tijd dat hij daar arriveert is Magnussons antwoord binnen gekomen.

Magnussons verontrusting is zichtbaar in zijn antwoord. Met tegenzin geeft hij toe dat er inderdaad facturen worden uitgeschreven voor de Class IX Auditors, maar dat die rekeningen slechts een “symbolische formaliteit” zijn, en geen echte rekeningen. Alleen degenen die de Sea Org willen verlaten (maar niet helemaal uit Scientology willen stappen) worden verwacht die rekening te betalen. En heus, van alle Sea Org leden vertrekt haast niemand, echt niet: nog geen een procent stapt uit de Sea Org. Het hof moet begrijpen dat het feit dat RTC dit nu zegt, slechts een genereus gebaar is ten opzichte van Panoussis, een gebaar bedoeld om de procedure te vereenvoudigen, en dat dit niet inhoudt dat RTC Zenon in deze gelijk geeft. En wat betreft de NOTs die onderdeel zouden zijn van OT6 en OT7, dat is klinkklare nonsens.

*

ONDERTUSSEN BENADEREN OOK anderen Zenon. Op donderdagavond hebben we vier getuigen verzameld die allemaal in staat en bereid zijn om onder ede te verklaren dat zowat tachtig procent van de NOTs onderdeel uitmaakt van OT6 en OT7, en dat elke Scientologist die deze cursussen volgt, daarvoor betalen moet. Dat betekent dat er duizenden mensen zijn betaald hebben voor het bestuderen van de NOTs. Dat is precies wat Zenon al die tijd heeft beweerd.

Wat meer is: we hebben het bewijs in handen dat McShane een onbetrouware getuige is.

We zien er plots naar uit McShane morgenochtend in de rechtszaal te zien.

[Volgende (en laatste) aflevering: Water naar de zee dragen.]