OSCE / FOM, May 7 2003

Interview about media freedom and internet censorship on the occasion of the OSCE/FOM internet conference in Amsterdam, June 2003. ‘Censorship on the net does not merely copy censorship of the classic or traditional media: it is more diffuse, less centralised, more wide-spread, and far less tangible than older forms of censorship.’

» Article FOM: ‘Censorship on the internet’

Alle bronnen vrijgeven

GroenLinks snapt dat technologie nooit neutraal is. Die partij kwam vorige week met het voorstel om de overheid voortaan software met open standaarden en open source te laten gebruiken, zeer tot de woede van Microsoft. Open standaarden zijn cruciaal voor een goede uitwisseling en afhandeling van informatie. Zonder zo’n protocol weet niemand hoe anderen informatie moeten aanleveren of wat aangeleverde of gevraagde informatie precies behelst. Het resultaat is een bont scala van programma’s die elkaars informatie niet aankunnen. Stel je voor dat elk benzinestation er een eigen standaard op zou nahouden: wat de een ongelood95 noemt, heet dan bij de ander ongelood98, over de grens hebben ze alleen gas, auto’s van Japanse makelij kunnen niet bij Shell terecht en Texaco levert uitsluitend benzine voor Amerikaanse auto’s. Het zou een rotzooitje wezen.

Bedrijven als Microsoft houden niet van open standaarden: als de concurrent weet met welke specificaties ze werken, geeft de concurrentie de kans hun product ‘na te doen’ of erop aan te sluiten, is de argumentatie. Ze maken liever software met eigenaardigheden, wat een uitwisseling met andermans product lastig maakt. Zo hopen ze gebruikers aan zich te binden. Voor de overheid is het natuurlijk uit den boze daarin mee te gaan: die heeft informatie algemeen toegankelijk aan te bieden, en niet te doen wat de gemeente Den Haag recent deed, een website aanbieden die alleen toegankelijk is met Internet Explorer. Wat Den Haag daarmee feitelijk deed, was Microsofts monopolie bevorderen, een wel heel vreemde opvatting van gemeentepolitiek.

Open source software gaat een forse stap verder: daarbij wordt de code vrijgegeven onder een zogeheten copyleft licentie (het best te vertalen als ‘publiceerplicht’). Makers geven hun werk vrij en anderen mogen die code naar believen gebruiken, verbeteren, aanpassen en uitbreiden op voorwaarde dat ze het resultaat van hun werk ook weer vrijgeven.

Het resultaat: flexibele software die van alle kanten wordt gecontroleerd, bijgewerkt en onderhouden. Fouten en onhandigheden worden centraal gepubliceerd en meestal binnen een week gerepareerd; soms door de oorspronkelijke maker, soms door een deskundige buitenstaander. Zo zetten drie open-sourceliefhebbers vorig jaar binnen een week een uitstekende, algemeen toegankelijke alternatieve site op toen de NS de fout van Den Haag herhaalde en je het spoorboekje op het web alleen nog met Microsofts browser kon raadplegen. De drie trokken daarmee tevens een lange neus naar de bouwers van de dure NS-site: hopla, in een week klaar, en voor niks.

Open source software blijkt een krachtig instrument te zijn. De software is transparant: iedereen kan de code controleren op rare achterdeurtjes of vergissingen. Veiligheidsproblemen worden snel gesignaleerd en opgelost.. (In Office97 zitten twee grote lekken, maar Microsoft weigert ze te repareren. Gebruikers moeten, A raison van zo’n duizend euro, maar overstappen op WinXP en Office2000, stelt het bedrijf.) De pool aan open source software groeit rap: je hoeft immers niet te wachten tot een bedrijf iets in productie wil nemen. Kennis wordt vrijelijk gedeeld, anders dan bij Novell of Microsoft die nooit de ins en outs van hun programmatuur vrijgeven – zij teren immers niet alleen op hun licenties, maar ook op hun consultants.

Politiek niet onbelangrijk is dat er forse besparingen haalbaar zijn. De kosten van Microsofts licenties zijn de afgelopen jaren schrikbarend gestegen: scholen zien het vereiste budget zowat verdubbelen, zonder dat ze er meer of beter spul voor in huis krijgen. Steeds meer bedrijven en organisaties stappen derhalve over op Linux-varianten. Het aardige is dat ze – indachtig het open source idee – vaak ook nauwkeurig vertellen hoe ze dat doen, om te voorkomen dat anderen opnieuw het wiel moeten uitvinden.

Crucialer nog – en GroenLinks stipt dat helaas maar kort aan – is de transparantie van software, de mogelijkheid om die te controleren op fouten en gaten. Software voor de belastingaangifte en voor stemmachines dienen openbaar te zijn, stelt GroenLinks terecht. Bij zulke programmatuur mag de code nimmer geheim zijn: niet zozeer omdat je de makers niet vertrouwt, maar omdat fouten in zulke software op alle mogelijke wijze dienen worden uitgesloten, en geheimhouding verhoudt zich slecht tot zulke controle.

Gisteren werd bekend dat de machines die de Nederlandse politie gebruikt om telefoons af te tappen waarschijnlijk niet betrouwbaar zijn. Ze zijn geleverd door een Israëlisch bedrijf, Comverse Infosys, dat al eerder is betrapt op het inbouwen van achterdeuren in tapinstallaties. Bronnen binnen de politie zeiden te vrezen dat de getapte informatie rechtstreeks naar Israël en de Mossad wordt doorgesluisd. Niemand die het controleren kan: alleen Comverse Infosys heeft de code.

De rechter heeft griep

JUANRA WERD IN JANUARI in Amsterdam gearresteerd. Spanje wilde hem hebben omdat hij de ETA namen en adressen van rechts-radicalen zou hebben verschaft. Het aanhoudingsverzoek specificeert wiens adres: dat van de voorzitter van het extreemrechtse CEDADE. Maar diens gegevens staan op Cedades website; daar valt niks aan te verklappen. Het enige andere bewijs voor Juanras tipgeverschap was een bekentenis van een andere Spaanse verdachte, die “een jongen van 35 jaar, lang, mager, intelligent en met blond haar, woonachtig ergens tussen Barcelona en Gerona” noemde. Dat zou dan Juanra zijn. De man in kwestie heeft, zodra hij kon, verklaard dat hij ernstig mishandeld is tijdens zijn verhoor. Zijn arts heeft foto’s van de talloze kneuzingen en striemen op het lichaam van de verhoorde.

Juanra moest zitten in afwachting van zijn uitleveringsverzoek. Vijf maanden in Vught, waarvan een paar weken in isolatie en een aantal maanden onder verzwaard regime.

Het OM verdedigde het uitleveringsverzoek, zoals hoort als ze eenmaal besluiten tot arrestatie over te gaan. Een probleem was wel dat het Spaanse OM niet over de brug kwam met specificaties. Het Spaanse OM was daar zelfs zo laks in – ze presteerden het onder meer om drie verschillende, elkaar tegensprekende versies van dezelfde documenten aan Nederland op te sturen – dat de Amsterdamse officier van justitie ijverig begon uit te leggen wat Spanje nu eigenlijk bedoelde. “Spanje hoort zelf te zeggen wat het bedoelt,” morde de rechter, en stelde Juanra vrij op borgtocht in afwachting van de definitieve beslissing tot uitlevering.

Die rechter, Rob Blexktoon, is gespecialiseerd in uitleveringsverdragen. Hij heeft dit jaar een aantal kritische artikelen gepubliceerd over de nieuwe Europese regels rond uitlevering, onder meer in het Nederlands Juristen Blad. Blexktoon blijkt tamelijk ongerust over dat Europese arrestatiebevel (EAB), een kaderbesluit dat alle lidstaten per januari 2004 moeten nakomen.

Uitleveringsverzoeken mogen van elke rechterlijke autoriteit komen, maar daar vallen openbaar ministeries ook onder; en die zijn – uit de aard van hun vak – natuurlijk altijd wat driester dan rechters, die die tenlasteleggingen van het om nu juist moeten controleren. Is er redelijk bewijs voor de verdenking? Is er een garantie voor een fatsoenlijke rechtsgang? Is de straf wel in overeenstemming met het evrm? Als iemand wordt uitgeleverd, wordt hem daar ter plekke dan niet plots meer ten laste gelegd? Wordt hij wel voor dingen gedaagd die wij ook strafbaar achten?

Blexktoon is er niet gerust op dat rechters nog plaats wordt gegund in de nieuwe procedure. Nu al is de officier van justitie van land A geneigd vlot mee te werken indien de officier van justitie van land B om uitlevering van een verdachte vraagt; al is het maar omdat de volgende keer hijzelf zo’n verzoek heeft, en dan kun je maar beter niet op oud zeer stuiten. Daarnaast is er te vaak iets mis met uitleveringsverzoeken. Bewijs is niet netjes vergaard, soms wordt de straf vals voorgesteld (Blexktoon noemt een wel heel dramatische falsificatie: van iemand die de doodstraf te wachten stond, werd gezegd dat hij ‘slechts’ levenslang zou krijgen – Nederland levert niet uit als er serieus risico is dat iemand de doodstraf krijgt) of de dagvaarding zelf rammelt. Bovendien is een goede rechtsgang lang niet altijd verzekerd. Blexktoon noemt marteling en al te lange voorarrest, soms van enige jaren.

Waar hij vooral bezorgd over is, is dat de minister binnen de nieuwe regeling niet langer mag ingrijpen Nu is het altijd nog de minister van Justitie die de definitieve beslissing tot uitzetting neemt, en zo’n weigering kan gebruiken om een betere algemene rechtsgang in een andere lidstaat af te dwingen.

De OvJ in Nederland anticipeerde al op zo’n mogelijke negatieve beslissing. “Juanra moet worden uitgeleverd. Nederland verliest internationaal haar gezicht.” En ze praatte alle tekortkomingen en fouten in de Spaanse uitleveringsverzoeken recht.

De dag voordat Juana weer moest voorkomen, kreeg zijn advocaat bericht. Blexktoon was ziek en werd vervangen. Juanra verloor en zit, in afwachting van de ministeriële beslissing, weer in Vught.

Hij weet nu al wat hem te wachten staat. Hij komt in Spanje in voorarrest en moet worden berecht in een speciaal hof in Madrid. Zeven van de negen rechters daar dienden onder Franco. Iedereen die ook maar in de verste verte in verband wordt gebracht met de eta, heeft er geen schijn van kans; meestal zitten zulke verdachten vijf jaar in voorarrest en krijgen ze een straf ter lengte van precies dat voorarrest.

Als we straks die nieuwe wet hebben, zal het net zijn of Blexktoon altijd griep heeft.

Bezoek aan huis

OF ZE EVEN BINNEN MOCHTEN KOMEN, vroegen ze. Veel keus heb je niet als er zes man sterk politie voor de deur staat met een huiszoekingsbevel in de hand, dus ik liet ze erin. Een auteursrechtkwestie, legden ze uit, eenmaal binnen. Er waren diverse klachten geweest van advocatenkantoor Nauta Dutilh namens hun klant Scientology: mijn lief, mogelijk ook ik, zou teksten van de sekte verspreiden. Eerder hadden ze die klachten terzijde gelegd, maar nu was er toch voldoende aanleiding geweest om de computers hier aan nadere inspectie te onderwerpen. Ze hadden zelfs machtiging om die computers mee te nemen.

Om een kort verhaal lang te maken: wij werkten mee. De computers zijn versleuteld, dus met medeneming ervan waren zij niet veel opgeschoten, maar wij vanzelf ook niet: we waren onze spullen dan mogelijk maandenlang kwijt geweest. We kwamen overheen – zelfs bij een inval is het poldermodel productief, zo bleek – dat ze de computers ter plekke zouden onderzoeken, dat wij tekst en uitleg zouden geven, en dat ze evident persoonlijke zaken zoals belastingaangiftes en liefdesbrieven niet uitgebreid zouden bekijken.

Volgende probleem: naar welke teksten zochten ze nu precies? Dat konden ze ons helaas niet vertellen. Dat wisten ze namelijk niet. Er was geen omschrijving van teksten, ze hadden geen voorbeelden of kopieën. Uiteindelijk kwamen we overeen dan maar op bepaalde steekwoorden te zoeken. Ik meldde spoorslags dat er inderdaad een aantal stukken van Scientology op de computers staan, maar die zijn er slechts voor privégebruik en we hebben ze nodig voor de rechtszaken die Scientology tegen mij en mijn lief voert. Nou nee, in een enkel stuk waren ze niet geïnteresseerd zeiden ze, ze zochten naar tekenen van verspreiding van zulke stukken.

“Zoek maar,” zeiden wij, en legden uit welke programma’s en diensten er op de machines draaiden, deden portscans, toonden directories en wat dies meer zij. Het team vertrok na tweeëneenhalf uur zonder iets te hebben gevonden. De heren waren uiterst correct en voorkomend geweest.

*

MAAR HET KNAAGDE FLINK. En, nadat ik over de schrik heen was, steeds harder. Hoe kun je nu een inval doen om te zoeken naar stukken waarvan je niet weet welke? Wat voor indicatie was er nu in hemelsnaam dat wij stukken van de sekte zouden verspreiden? Voor een inval moet er immers een ‘redelijk vermoeden’ van een strafbaar feit zijn. Scientology had vaker geklaagd, hadden de heren verteld. Was die inval dan soms om maar van het gezeur af te zijn? Mogelijk. Maar ik vond het bepaald geen prettig idee dat het Openbaar Ministerie haar sores met klagende sektes op mijn bordje dumpt.

Om te achterhalen hoe de precieze verdenking luidde, belden we gisteren met de officier van justitie die het bevel had getekend, Wouter van Schaijck. Hij kon de klacht niet specificeren. We belden met de man die de leiding over het onderzoek heeft, Alex Woord van Buma/Stemra. Na wat vijven en zessen bleek dat ook hij dat niet kon vertellen; pas in de loop van deze week zou hij een afspraak hebben met Scientology’s vertegenwoordiger Nauta Dutilh en dan te zien krijgen welke teksten Zenon beweerdelijk had verspreid en wanneer.

Toen brak mijn klomp. Het Openbaar Ministerie had een inval gefiatteerd over een klacht die zijzelf nota bene nog niet nader had onderzocht? Ze deden eerst maar eens een inval – gezellig zo op de donderdagmorgen, koffie heren? – en vroegen pas nadien om documentatie waarop de klacht was gebaseerd? (“Nou, het was geen inval hoor,” beweerde datzelfde OM nota bene nog tegen een journalist, “Spaink deed immers zelf open.” Dat haalt je de koekoek, als daar zes man staat met volmacht om je deur open te breken. Sinds wanneer heet een inval geen inval indien een ‘verdachte’ meewerkt?)

Het OM heeft, voordat ze een zo drastische stap neemt als het verordonneren van een inval, eerst zelfstandig de validiteit van een klacht na te gaan. Anders blijft er niets over van de voorwaarde dat er een ‘redelijk vermoeden’ moet zijn vooraleer het OM bij iemand mag binnenwandelen en laat het OM zich voor het karretje van willekeurig welke klager spannen. Het bewaren van haar onafhankelijkheid is des te belangrijker wanneer datzelfde OM weet dat de klagende partij al jarenlang rechtszaken voert tegen ‘de verdachten’, en een bepaald onfrisse reputatie heeft waar het de bejegening van haar critici betreft.

We belden een advocaat. “Nu,” zei die, “het is bepaald niet ongewoon dat het OM een inval doet terwijl ze haar eigen huiswerk nog niet af heeft.” Ik schrok. Mooie rechtstaat is me dat.

Zwijgen tot in het graf

VAN DER G zit in de zevende week van zijn hongerstaking. De kans dat hij aan verhongering bezwijkt, wordt met het etmaal groter. De bizarre paradox is dat Van der G zijn hongerstaking begon wegens de permanente camerabewaking in zijn cel. Volgens de minister van Justitie was die nodig om ‘s mans veiligheid te waarborgen. Iemand mocht de verdachte eens aanvallen, of wellicht zou hij zichzelf iets aandoen. Aangezien de minister kennelijk niets erger achtte dan een gehavende of dode verdachte, werden de camera’s geïnstalleerd die nu zelf mogelijk de aanleiding zullen vormen tot Van der G’s dood.

Tenminste, zo oogt het. Beide argumenten – zowel die van de minister als die van Van der G – zijn schijn. De minister vreest helemaal niet dat Van der G iets wordt aangedaan: daarvoor wordt de man veel te goed bewaakt. De permanente verlichting en camera’s in de cel waren bedoeld als machtsmiddel om Van der G te breken: om hem te intimideren, om hem te straffen nog voordat de rechter er aan te pas is gekomen, en zo mogelijk: om hem aan het praten te krijgen. En als de minister zo bezorgd is over Van der G’s fysieke gezondheid als hij voorgeeft te zijn, was de oplossing een paar weken terug helder: die camera’s weghalen, want juist omwille daarvan is Van der G zichzelf daadwerkelijk iets aan het aandoen.

Van der G maalt vermoedelijk allang niet meer om die camera’s zelf. Mijn inschatting is dat hij er uitsluitend zo radicaal tegen ageert omdat ze symbool zijn van de gelegenheidswetgeving die speciaal voor hem is ontworpen. Die camera’s zijn een ergerlijk bewijs dat de rechtstaat soms de hand licht met haar eigen regels als haar dat beter uitkomt – waarmee de overheid niet alleen de positie van burgers ondermijnt, maar vooral ook haar eigen grondslag.

Waarom zou Van der G zijn hongerstaking nog opgeven? Hij is een eind op streek. Hij heeft niets meer te verliezen, alleen nog te winnen. Dat hij veroordeeld wordt staat immers vrijwel vast, er ligt een flinke stapel bewijs tegen hem opgetast. Hem hangt minstens vijftien jaar boven het hoofd. Zijn oude leven heeft hij grondig verwoest, en een toekomst na de gevangenis zal hij alleen nog buiten Nederland kunnen opbouwen. Bovendien kan Van der G nu sterven om een principe, iets dat gezien wat over hem bekend is, bij zijn karakter lijkt te passen.

Minstens even belangrijk lijkt me dat Van der G nog slechts één wapen rest: koppig te zwijgen over zijn motieven, daarmee iedereen met onoplosbare vragen achterlatend. Van der G zal niet spreken. Nu niet, tijdens zijn proces niet – als hij dat al haalt – en niet na dat proces. Van der G zal zwijgen als het graf. (Nu ja, niet alle graven weten het zwijgen te bewaren, ondervinden we sinds kort. Zelden heeft een dode door zoveel monden gesproken als Fortuyn.)

Zwijgend is zijn impact bovendien groter dan enige verklaring zijnerzijds ooit zal kunnen zijn. Ongeacht de inhoud ervan zullen veel mensen immers geen enkele verklaring van Van der G als de volle waarheid accepteren: ze willen per se een complot horen, of zullen Van der G’s motivatie verwerpen als onvoldoende, onvolkomen, als achteraf geconstrueerd, verdoezelend of simpelweg als irrelevant.

Terwijl wij alleen kunnen maar gissen of Van der G’s moord op Fortuyn een politieke moord was, doen Justitie en sommige politieke partijen er intussen alles aan om van hem een politiek gevangene en van zijn zaak een politiek proces te maken. Er is gelegenheidswetgeving geïntroduceerd, de LPF heeft de onafhankelijkheid van de rechter publiekelijk in twijfel getrokken, er gaan bij LPF en CDA stemmen op om Van der G zijn zwijgrecht te ontnemen, en thans wordt onderzocht of het mogelijk is dwangvoeding op hem toe te passen opdat hij koste wat kost in leven blijft en terecht kan staan. (Je gaat haast vermoeden dat het CDA niet langer in een goddelijke rechter gelooft, of althans het oordeel over Van der G niet aan hem wenst over te laten.)

De beste dienst die de overheid haar burgers kan bewijzen, is zich niet te laten verleiden om Van der G’s rechten te verkwanselen. Ze zou hem daarmee tot underdog en martelaar maken, en de rechtstaat fundamenteler schenden dan Van der G zelf heeft gedaan. Wanneer een individu de wet en andermans fundamentele rechten schendt is het crimineel, wanneer de overheid regels naar believen wijzigt, aanpast of schendt, wordt ons aller rechtszekerheid aangetast. Alleen door haar eigen rechtstatelijke regels hoog te houden, kan de overheid diezelfde regels verdedigen.

Georganiseerd wantrouwen

[Verschenen in de serie ‘Brandende kwesties’ in Vrij Nederland.]

DE OVERHEID VERTROUWT ONS NIET MEER. Burgers moeten steeds uitgebreider worden gecontroleerd: we mochten eens een misstap begaan.

Justitie heeft haar bevoegdheden in de afgelopen jaren fors uitgebreid. Eind 1999 gaf de nationale ombudsman de gemeente Amsterdam ongenadig op haar donder vanwege de massale ‘preventieve aanhoudingen’ die rond de Eurotop van 1997 werden verricht. Er zijn toen zo’n zevenhonderd mensen opgepakt: soms omdat ze demonstreerden, soms omdat ze wilden demonstreren, soms uitsluitend omdat ze groepsgewijs in de stad arriveerden. Te hooi en te gras werd artikel 140 gebruikt: verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie.

De ombudsman achtte de getroffen maatregelen faliekant fout. De juridische grond om mensen vast te houden ontbrak veelal, er was in de meeste gevallen zelfs geen schim van een bewijs, de uitgevaardigde noodbevelen waren onwettelijk, het geboeid afvoeren van demonstranten miste elke grond, de mandaten die burgemeester Patijn aan de politie had gegeven waren veel te ruim. Kortom: de rechtstaat was geschonden.

De reactie van de politici? De wet moest maar worden aangepast, opdat zulke maatregelen voortaan wel legitiem zouden zijn. Zo geschiedde. Nog voordat het EK voetbal in de zomer van 2000 in Nederland neerstreek was de zaak geregeld. Mensen mogen tegenwoordig preventief worden opgepakt en daarna twaalf uur worden vastgehouden op grond van ‘feiten die mogelijk zullen worden gepleegd‘ (toenmalig vice-premier Jorritsma in de Volkskrant, 5 mei 1998). Kansberekening als aanhoudingsgrond, het is een griezelig juridisch novum. Er is weliswaar toestemming van de burgermeester nodig om tot dergelijke ‘bestuurlijke ophoudingen’ over te gaan, maar die moet van diezelfde burgemeesters komen – de Pepers en de Patijns – die eerder zo grif over de grenzen van de rechtstaat heen banjerden.

Alsof we niet al ver gingen: Nederland is het land met de meeste telefoontaps. Zelfs in absolute aantallen tapt Nederland meer telefoons af dan de VS, een land dat toch aanzienlijk meer bewoners heeft dan wij. Die taps nemen bovendien explosief toe. Werden er in 1996 nog 3000 telefoons in Nederland getapt, in 1998 was er sprake van 3000 telefoon- en 7000 GSM-taps. Vorig jaar heeft Nederland een nationaal afluistercentrum in gebruik genomen waar simultaan duizend telefoons (vast en mobiel) kunnen worden afgeluisterd. Het is het grootste centrum in zijn soort van Europa.

Er is amper controle op deze taps. De rechter-commissaris moet het tapbevel weliswaar ondertekenen, maar wanneer er tienduizend bevelen per jaar worden uitgevaardigd – dit jaar wellicht al vijftienduizend, dat wil zeggen: bijna zestig per werkdag- kunnen de rechter-commissarissen niet elk bevel nauwgezet beoordelen voordat ze er een krabbel onder zetten. Het openbaar ministerie legt voorts nimmer verantwoording af over haar tapgedrag. Er worden geen cijfers bekend gemaakt over het aantal taps (de eerder genoemde cijfers zijn per ongeluk naar buiten gekomen), noch over de duur of effectiviteit ervan.

Niemand weet hoe vaak een tap helpt om het bewijs in een strafzaak rond te krijgen. Derhalve kan er nimmer een adequaat, op feiten gebaseerd debat ontstaan over het nut van taps. We weten het simpelweg niet. Wat bijgevolg betekent dat de overheid ons de mogelijkheid ontneemt om een verstandige en publieke afweging te maken tussen enerzijds het kwaad van forse inbreuken op de privacy (vooral op dat van derden: aangezien je een gesprek per definitie nooit alleen voert, wordt ook de privacy van alle contacten van verdachten systematisch geschonden) en anderzijds het goed van opsporing, strafvervolging, rechtshandhaving en veiligheid.

Veiligheid boven al, is het devies, vooral na 11 september, en iedereen zwijgt deemoedig. Ehm, tsja, nou, aanslagen willen we uiteraard voorkomen, en we schorten onze aarzeling op. Bovendien zijn de instrumenten om die aarzeling te toetsen ons nooit toegekend. De overheid kan ons wel controleren, wij hen niet.

Er zijn angstige plannen in de maak: de politie moet binnenkort, zonder enige motivering en verantwoording, overal vrijuit klantgegevens kunnen opvragen. Uw giro- en creditcard nummer, waar u gepind en getankt heeft en wanneer u met wie heeft gebeld – zulke informatie moet voortaan zonder meer worden overlegd zodra de eerste de beste agent erom vraagt. Er hoeft zelfs geen enkele concrete verdenking te bestaan jegens burgers wier gegevens worden opgevraagd. De enige voorgestelde beperking geldt ‘gevoelige informatie zoals godsdienst, ras, seksuele of politieke overtuiging’. Daar moet wel een rechter-commissaris aan te pas komen en dient er een verdenking van een ernstig misdrijf te zijn. Uw zichtbare huidskleur is een beschermd gegeven en uw giroafschriften worden vogelvrij.

Je vraagt je af waar dat eindigt. De overheid lijkt een transparante burger te willen. Waarom weigert zijzelf even transparant zijn? En willen wi­j dat wel, geheel doorzichtig zijn? Hoeveel grondrechten willen we opgeven voor onze veiligheid? En hoeveel kans hebben we om tegen zulke ontwikkelingen te protesteren, wanneer juridische bezwaren slechts leiden tot wetaanpassingen die recht moeten breien wat krom was?

*

WEINIG, WANT OOK IN POLITIEKE ZIN wordt de burger gewantrouwd. Stemmen of pollen we een kant op die een partij niet zint, dan heeft die grofweg twee reacties. De ene is een beteuterd: ‘we hebben onze boodschap niet goed genoeg overgebracht’. De VVD zei zulke dingen tijdens hun neergang bij de afgelopen verkiezingen. Het klinkt als een halve schuldbekentenis, een schroomvallig toegeven van eigen falen, maar met een adder onder het gras. Want wij hebben de schone boodschap bewijsbaar niet goed begrepen.

Dat bestempelt de zich van de VVD afwendende burgers tot schoolkindjes met magere zesminnen, tot brugpiepers die er, ondanks de grootst mogelijke inspanning van de kant van het – uiteraard briljante – docentencorps, niet in zijn geslaagd om de basiscursus burgerschapskunde met een diplomaatje te kunnen afronden Wat ze feitelijk zeggen is dat ze niet doorhadden hoe dom we eigenlijk zijn. Dat ze nog lager op hun hurken moeten zitten om op ons niveau te geraken. Meer Jip- en Janneketaal gebruiken, zoals VVD-voorzitter Bas Eenhoorn het formuleerde.

De andere standaardreactie is vergoelijkend: de kiezers zouden ‘op emotionele gronden’ hebben gestemd. De PvdA legde haar échec zo uit: Melkert had ons niet ‘aangesproken’, hij was ‘te kil overgekomen’. Ook deze vergoelijking pleit de partijen vrij. Zij konden er immers niets aan doen. Wij, de kiezers, waren meegesleurd door onze gevoelens, we waren een beetje ontoerekeningsvatbaar geworden, geeft niks jongens, kan iedereen overkomen, maar rot toch dat zij, de partijen, nu het slachtoffer van onze emotionele roetsjbaan zijn geworden. We waren wel tegen, maar dat was emotioneel. Dus dan telt het niet. Eigenlijk.

Een mal, paradoxaal en ongefundeerd verwijt, alsof emoties niet rationeel kunnen zijn. Emoties spelen ook bij steun voor plannen en stemgedrag waarvan de bewuste politici wel geporteerd zijn. En doet niet vrijwel elke partij tegenwoordig z’n uiterste best om emoties te mobiliseren en ten eigen bate aan te wenden? Weet een politicus trouwens ooit op welke gronden een kiezer hem steunt?

*

MAAR ALLES WORDT ANDERS. Erger, vrees ik. Burgers wantrouwen de politiek en de overheid op hun beurt namelijk ook. En een deel van die burgers heeft op wel heel cynische wijze teruggeslagen: ze hebben zich georganiseerd – nu ja, ‘georganiseerd’ is een groot woord in dit verband – in de LPF en zijn de politiek ingegaan.

En wat doet de LPF, behalve mikpunt vormen van mijn politiek wantrouwen? Elkaar en de buitenwereld met argusogen gadeslaan. Hun eigen bestuur, fractieleden en kiezers wantrouwen.. Argwaan koesteren jegens ‘de’ media. Andere partijen wantrouwen Vraagtekens zetten bij rechters en rechtspraak. De ’emotionele grond’ gebruiken om zichzelf te vergeven en anderen te beschuldigen. En voorts: alles en iedereen in de gaten houden, en zichzelf immer schuldeloos achten.

De overheid heeft school gemaakt. Bestraf derhalve feiten die mogelijk gepleegd zullen gaan worden, luister af wat politici tegen elkaar zeggen, train uzelf in georganiseerd, oncontroleerbaar wantrouwen, en heb argwaan zodra iemand over jouw emoties begint. Wees des overheids dwingeland. Controleer Den Haag. Regeer uzelf!

Verwarring der machten

OM DE PAAR WEKEN haalt de bouwfraude opnieuw de kranten. Telkenmale hebben bij grote projecten allerlei consortia, terwijl ze doen alsof ze elkaar beconcurreren, de koppen bij elkaar gestoken en onderling een hogere prijs afgesproken dan reëel is. De rest tekent voor nog meer in voor het bewuste project, degene die teveel vraagt maar verhoudingsgewijs de laagste bieder is gaat met de opdracht strijken, waarna hij het verschil tussen de echte prijs en de meerprijs met de anderen verdeelt. (Die praktijk geeft wel een heel wrange betekenis aan de reclameterm ‘bodemprijzen’.) De bouwers weten zich veilig. Niemand klapt uit de school, het handeltje levert teveel op, en de overheid betaalt toch wel. Er valt, door de geheime afspraken, immers nergens een lagere prijs te bekomen, en de projecten zijn al goedgekeurd – dus moeten ze ook doorgaan, er is ondertussen teveel prestige mee gemoeid.

Ondertussen begint duidelijk te worden voor welke bedragen allerlei overheden erin geluisd zijn. Het lijkt erop dat projecten worden aanbesteed voor een bedrag dat tien tot vijftien procent boven de reële prijs ligt die zou kunnen worden bedongen als de bouwbedrijven echt met elkaar concurreerden. Dat is hoogst zorgwekkend. Het gaat minstens om honderden miljoenen per jaar. Geld dat de bouwbedrijven de overheid ontfutselen, geld dat door burgers is opgebracht.

Inmiddels heeft justitie invallen gedaan bij tientallen bedrijven, zijn er boekhoudingen in beslag genomen en wordt onderzocht of strafvervolging tegen de betrokken bedrijven valt in te stellen. Naar het zich laat aanzien zijn er ook ambtenaren die niet vrijuit gaan; ze hebben minstens de schijn gewekt met de aannemers onder een hoedje te hebben gespeeld.

De Tweede Kamer heeft, geschrokken als zij was toen de omvang van de bouwfraude zich begon af te tekenen, een parlementaire enquête ingesteld die moet onderzoeken wat daarbij nu precies aan de hand is. Een speciale commissie krijgt daartoe het recht om de betrokken onder ede te verhoren.

Dat is een vreemde constructie. Ten eerste, waarom onder ede? Niemand is verplicht tegen zichzelf te getuigen, maar als je op grond van dat zwijgrecht voor de commissie weigert je mond open te doen, incrimineer je uiteraard jezelf. Dat geldt natuurlijk ook als justitie of de rechtbank zo iemand zou verhoren, maar in dat geval gaat er tenminste een fatsoenlijke inbeschuldigingstellling aan de verhoren vooraf, zodat het voor iemand zi­n krijgt om te spreken. Bovendien verschijnen er nu mensen als hele of halve verdachte, zonder dat ze het recht hebben op een advocaat die ze bijstaat. Op die manier holt de Tweede Kamer, waarschijnlijk onbedoeld, de rechten van verdachten uit, zonder dat daar ook maar enig voordeel tegenover staat. Sterker, de Tweede Kamer is niet eens bij machte om recht te spreken; die taak is voorbehouden aan de rechtbank. Welke zin heeft het dan dat de Tweede Kamer verdachte gaat verhoren?

Ten tweede: het gaat om allerlei mogelijk strafrechterlijke handelingen: kartelvorming, prijsopdrijving, dubbele boekhoudingen, omkoperij en dergelijke. Dat zijn stuk voor stuk serieuze economische delicten – strafbare zaken die, zoals alle strafbare zaken, door het Openbaar Ministerie behoren te worden uitgezocht en vervolgens aan de rechtbank dienen te worden voorgelegd. Waarom moet de Tweede Kamer daar tussendoor fietsen? Voegt hun onderzoek iets toe aan dat van justitie? Mijns inziens lopen ze dat alleen maar in de weg, en, als niet onbelangrijk neveneffect, rommelt het parlement op deze manier aan de scheiding der machten die de grondslag vormt van ons democratisch bestel.

Justitie is in Nederland de instantie die criminaliteit onderzoekt, niet het parlement. Wat het parlement op zijn beurt zou moeten onderzoeken, is het politieke beleid. Dat is immers wel hun taak, en het is precies wat justitie – diezelfde scheiding der machten indachtig – ni­et mag. uitzoeken waar verantwoordelijkheden liggen, zien waar de wetgeving gefaald heeft, wrakkig is of onvolkomen, en bedenken hoe zulke wanpraktijken voortaan kunnen worden vermeden. Wat de Tweede Kamer daarbij zou moeten betrekken, is hun eigen neiging om links en rechts imposante, prestigieuze, grootschalige en langdurige projecten te beginnen die zo complex zijn dat niemand – ook zijzelf niet – daar nog enige controle op kan uitoefenen.

De Betuwelijn, de HSL, de Noord-Zuidlijn – bij al die projecten hebben overheden zichzelf rijk gerekend, projecten doorgeduwd, en, in het geval van de Betuwelijn, heeft de regering zelfs verkeerde informatie naar het parlement gezonden om haar eigen standpunt erdoor te drukken. Ook zonder bouwfraude zijn die projecten stuk voor stuk schandalen. Maar dat is een conclusie die de bouwfraudecommissie niet snel zal durven trekken.

Strafklacht als trend

De klachten buitelen over elkaar heen als lammeren met de lente in hun kop. Na de strafklacht van de advocaten Spong & Hammerstein aan het adres van een aantal politici, columnisten en journalisten die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan «aanzet tot haat» jegens Fortuyn, hebben vijf advocaten een tuchtklacht ingediend tegen Spong en Hammerstein. Het duo weet dat hun klacht kansloos is en gebruikt de aangifte vooral als een PR-stunt, zo luidt het bezwaar van de vijf confrères, wat evenwel niet zonder schade is voor de aangeklaagde politici en journalisten.

Daarnaast heeft Spong zichzelf gediskwalificeerd door zich als ministerskandidaat op te werpen voor de partij wiens voorman hij zegt te willen verdedigen. Pal nadat bekend werd dat het duo een tuchtklacht aan de broek heeft, meldde Hammerstein op zijn beurt een tuchtklacht over het klagende vijftal in te zullen dienen.

Het was al wrang genoeg dat Spong een strafklacht indiende vanwege vermeende harde taal. Fortuyn zelf vond dat je zowat alles moest kunnen zeggen en wilde de vrijheid van meningsuiting eerder uitbreiden dan inperken, zodat het hoogst onwaarschijnlijk is dat hij privé een advocaat opdracht gaf anderen na zijn dood juridisch te pesten.

Bovendien had Fortuyn er zelf geen enkele moeite mee op de man te spelen; hij deed dat vaak, en vals ook. Spong laadt met deze klacht derhalve de schijn op zich LPF te willen plezieren, om zo die ministerszetel voor zichzelf in de wacht te slepen. Als LPF naar volwassenheid streeft, laat ze Spong bijgevolg vallen: slijmerij dient niet beloond te worden door een partij die zegt genoeg te hebben van dealtjes en akkoordjes.

De gezamenlijke tuchtklacht van de vijf confrères is echter gratuit. Schrijf liever een degelijk artikel in de vakbladen waarin je beroepshalve uitlegt waarom de aangifte van Spong en Hammerstein alle grond ontbeert en met welke argumenten het OM hem terzijde moet leggen – daar hebben we meer aan dan, en het helpt het OM haar huiswerk goed te doen. Ook het argument dat Spong zijn eigenbelang dient is flauw. Advocaten hebben vaker politieke bedoelingen met de zaken die ze opnemen. Meestal vinden we dat dapper – behalve wanneer die politiek ons niet zint, kennelijk.

Met Hammerstein die briesend uitlegt dat zijn boze confreres «vijf sukkels» zijn «die ook eens een keertje in de publiciteit willen komen,» veranderde de zaak definitief in slapstick. Vooral toen hij daar boos aan toevoegde dat zijn collega’s «onbehoorlijk te werk gaan, want ze hebben eerst bepaalde media ingelicht over hun klacht» alvorens de tuchtinstantie of het duo zelf op de hoogte te stellen. Spong en Hammerstein hadden de media immers al ruimschoots ingelicht over hun strafklacht alvorens ze zich bij het OM wensten te vervoegen.

Verontrustend is dat het gewoonte wordt een strafklacht in te dienen bij uitlatingen waarmee men het apert oneens is. We zagen dat vorig jaar bij El-Moumni. Op grond van recente jurisprudentie was gebleken dat religieuze overtuigingen een vrijbrief zijn voor seksuele discriminatie (wat mij persoonlijk tot de conclusie bracht dat al wie niet gelooft, gediscrimineerd wordt: zonder geloof mag je je verbaal minder veroorloven dan met). De klachten tegen de imam en de vervolging door het OM maakten derhalve niet veel kans; toch zette men door.

Spong en Hammerstein zetten de trend door, die – ook indien het OM de zaak seponeert – niet zonder effect op de vrijheid van meningsuiting zal zijn. Juist politici, en zij die beweren het te willen worden (zoals Fortuyn en Spong), weten op voorhand dat ze stevige kritiek te verduren zullen krijgen en dat er op de man gespeeld wordt. Het zou rampzalig zijn als niemand zich meer een valse noot in een debat durft te permitteren. Om die reden valt te hopen dat het OM de klacht van Spong en Hammerstein goedgemotiveerd terzijde legt.

Maar het wordt een trend, wat ik u brom. Gisteren is er een strafklacht tegen Gretha Duisenberg ingediend omdat zij, uit protest tegen het Israëlische beleid jegens de Palestijnen, een Palestijnse vlag uithing. De stichting Federatief Joods Nederland (FJN) verwijt haar «antisemitisme». Een klassieke fout. Kritiek hebben op Israël of het zionisme is niet hetzelfde als je discriminerend uitlaten over joden. Sterker: kritiek op Israël plompverloren gelijkstellen aan antisemitisme, is een valse en schrille verdediging van Israël die niemand goed doet, Israël incluis.

Dat FJN moet een debat met mevrouw Duisenberg aandurven in plaats van haar voor de rechter te willen slepen. En die vijf confreres met Spong en Hammerstein. Klachten zijn geen alternatief voor een debat. Ze verstommen het slechts.

Freedom of the internet, our new challenge

New medium, same old problems – plus a few new ones

[Essay written for the Yearbook 2001/2002 of the Freedom of the Media office of the Organization for Security and Co-operation in Europe (OSCE / FOM).]

The internet is a medium unlike any other. While it embodies aspects of different more old-fashioned media, it not only combines them but also adds features, inherent to its digital nature. E-mail for instance can be compared with postal mail, but has the capacity to send carbon copies of letters to many people at once, and the added bonuses of (almost) instantaneous delivery and of mail programs automatically archiving all correspondence, making it searchable on top. Internet Relay Chats (IRC), I Seek You (ICQ) and other protocols for chat boxes on the other hand are more comparable to telephones: they allow a realtime conversation with a person or a group and can log that conversation for private perusal. Usenet – the collective newsgroups – resembles a huge public bulletin board, subdivided by subject, where people can post messages which are accessible to everyone, but it is also archived, meaning that the discussions are automatically stored for future reference.

The world wide web (WWW) is best compared to the printed press and the broadcasting media. One person or group is usually responsible for the published content. But unlike the traditional media, web sites are accessible from all over the world, can be browsed by anybody on the planet, and they are usually free. Publishing on the web is not only quicker and cheaper than via traditional printing and broadcasting; it can at any level combine texts with moving images and sound. And while some subjects never get covered by the traditional media – because the designated audience is too small or the material is too vast to be incorporated in an article or a book – the net offers plenty of (cheap) space and web site owners often excel in providing niche information. The information on these myriad web sites is divulged via search engines which, through the creation of huge indices, guarantee that everything becomes retrievable and accessible. The most localised, obscure or specific information is suddenly available to everyone, everywhere.

These shared and new characteristics have brought all known problems pertaining to old technologies into the net, and a few new ones, too. Government censorship and the classical inaccessibility of information to the poorest masses are there, but now we have also the novelty of censorship performed by companies and of violation of privacy by governments on a scale that was previously unheard of and would have been impossible – if only for practical reasons – in the classical communication media.

Filtering as a means to censorship

A measure that many censor-minded countries deploy, is the use of restrictive proxies. A proxy is basically a web server at the Internet Service Provider (ISP) level that fetches all pages requested by the users for them. By keeping local copies of pages that are visited frequently, the proxy is able to serve them faster and with less long-distance traffic. But proxies can also be used to block user requests for sites, based on an automatic check on their name, location and/or content. These restrictive proxies prevent internet users from visiting forbidden sites and, in some instances, are even equipped with a tool that warns the police that someone has tried to access banned material. Singapore uses nationwide proxies in order to prevent access to certain web sites, mostly those discussing religion or politics or depicting sex. 1 Information for the home is seen to be of a less critical nature so censorship of such information is regarded to have not as deleterious an effect. Second, materials for the young are more heavily censored than those for adults. This is an admittedly paternalistic principle of protecting the weaker members of society from the possible harm of the materials in question. [..] Third, materials for public consumption are more heavily censored than those for private consumption. This is a corollary of the second principle as it is assumed that the public includes those who are “weaker.” [..] It should be noted that private consumption of censorship materials is still policed in that those found in private possession of censored materials can be convicted in court. Finally, materials deemed to have artistic and educational merit are less heavily censored.” See Dr. Peng Hwa Ang and Ms. Berlinda Nadarajan, Censorship and Internet: a Singapore Perspective.] This government-imposed ban is not completely efficient: with some technical knowledge, the mandatory proxy can be circumvented. 2

Dubai on the other hand uses a very strict proxy, imposed upon the country in the beginning of 1997. Whenever a net user attempts to visit a site that the government has ruled out, he gets the following message on his screen: “Emirates Internet Control List: access to this site is denied.” 3 This nationwide proxy disallows Dubai citizens from visiting most newsgroups and blocks “selected sites on the Internet which negate local moral values”. 4 The only sure way to circumvent such a proxy, is by dial-up to a provider in a different country, which often is not a viable recourse.

It is not only dubious democracies that restrain the use of the net. Australia does the same, although to a much lesser degree. Citizens can report pages that they deem to be containing ‘explicit nudity’ or to be in ‘poor taste’ to a government authority, which then investigates the page and can order all national ISPs to block access to that particular page via their proxies. Electronic Frontier Australia (EFA), a group that protects and promotes online civil liberties, has complained about the poor accountability of said government authority regarding the handling of such complaints. 5 The United States of America have previously tried to do something similar via their 1995 Communications Decency Act, which prohibited the publishing of “obscene, lewd, lascivious, filthy, or indecent” material on the internet. Fortunately, in 1997 the Supreme Court ruled the CDA to be unconstitutional. 6 it unquestionably silences some speakers whose messages would be entitled to constitutional protection.”]

Germany has tried to block specific material from their citizens as well. In 1995, the magazine Radikal was put online in the Netherlands after it got banned in Germany. 7 In 1996 and 1997, the German government forced German providers to block all pages hosted by that particular Dutch ISP, XS4all, thereby making thousands and thousands of undisputed pages of XS4all’s other users inaccessible as well. Because mirrors of the disputed pages sprang up everywhere, the blockade turned out to be futile and was canceled after a month in both instances.

New attempts at filtering information keep being made. In the USA, publicly funded schools and libraries were at one point obliged to use rating and filtering systems that block content based on sexual content and/or graphical depicting of violence. Many people argued that these filtering systems curtail free speech and block many more pages than they promise to do, 8 and a Virginia library taking precisely that stance successfully fought the Child Online Protection Act (COPA) in court. 9 However, recently a new bill was passed in the USA, again imposing mandatory filtering on schools and libraries that get public funds. 10 This bill is currently being fought too, this time by the ACLU, the American Civil Liberties Union. 11 Undoubtedly, if the ACLU wins, the US Congress will come up with yet another filtering bill.

Since most Eastern-European governments are not yet very familiar with the internet – and since curtailing societies tend to be more aware of and monitor middle-tech communication more effectively than either the high-tech or the low-tech variants, there have been some instances of internet being used as a excellent device to circumvent government censorship. A famous example is B92, the independent Belgrade radio station that was forced off the air in 1999. The Dutch ISP XS4all used a direct cable connection between Belgrade and Amsterdam, inviting people in Belgrade to upload their audio files over the Internet and broadcasting them from Amsterdam over the net in a realtime format that could be listened to or stored. In turn, many Serbs – especially those working at universities and international companies – captured and copied what they heard over the net and distributed these radio programmes via audio cassettes, thus spreading the high-tech internet broadcasts via low-tech means. There wasn’t much that the Milosevic government could do: since B92 digitally broadcasted from the Netherlands, B92 could not be stopped at the source and Yugoslavia lacked the infrastructure to impose proxies upon its citizens.

Whose constitution, whose jurisdiction?

Looking at laws being passed and jurisprudence and practice developing in Western European countries, one can attempt to foresee the future of freedom on the internet. At this moment, the future doesn’t look too bright. While once the internet was regarded as a way to route around censorship, by now, censoring and monitoring authorities are using the net to route around national borders.

For one, we have Echelon: the joint USA/Canada/UK/Australia/New Zealand venture that monitors all digital communications passing the Atlantic, be it via fax, telephone or e-mail. The countries involved have long denied the existence of Echelon, but by now the European Assembly has investigated the rumours and has established its existence. Interestingly, the main complaint of the European Assembly is that the US, through Echelon, could be engaging itself in industrial espionage and thus gain an economic advantage over European companies. The European Assembly hardly complained about the monitoring of European citizens as such. 12 And what is the use of having a constitution safeguarding your right to private communications when it is another government preying on you? Then there is Carnivore: a US based system that intercepts e-mail and checks it automatically for words and terms deemed to be related to terrorism. Nobody knows the scope of Carnivore interceptions, nor is the list of ‘dangerous’ terms public. The only thing known about Carnivore is its unprecedented and massive capacity to monitor and store private communications.

Secondly, various states have tried to curtail citizens’ access to foreign sites because they clash with their national laws, even while those sites are perfectly legal in their country of publication. In France, a group of antiracism activists started a lawsuit against the US provider Yahoo for auctioning Nazi memorabilia on its pages. Yahoo got sued in France for what was perfectly legal within US law and for pages that they served from the US. Nevertheless, Yahoo lost the case: judge Jean-Jacques Gomez, in an appeal ruling issued in November 2000, re-affirmed that Yahoo had to prevent French web surfers from accessing those pages and basically ordered Yahoo to start country-by-country filters. 13

As the UK based organization Internet Freedom wrote about the case: “If courts deem material on Web sites hosted in other countries to be unacceptable to their citizens and block them from viewing it [..] they will have to take into account the mores and legislation of every country. Any number of filtering regimes will have to be initiated to enable them to comply with whatever restrictions and legislation they are faced with. This will make running what are already complex operations an almost impossible task. This case sets a precedent in that a court has decided to apply its national law to a Web site based in another country. The decision challenges the Net as a universal, borderless medium. It paves the way for a Net that will be regulated to the lowest common denominator in order for content providers to avoid the possibility of legal action. A global communications medium now faces the distinct possibility of decisions about what can be placed on it decided by the most reactionary of regimes. Center for Democracy and Technology analyst Ari Schwartz said: ‘If (US Web sites) have to follow 200 country laws, then (they) would have to follow the one that allows the least (freedom of) speech. What if Saudi Arabia said it was concerned about people posting pictures of women with their heads uncovered?'”. 14

After this appeal ruling, Yahoo wisened up and started procedures of its own in the US. In November 2001, a US District Court ruled that the French court order regarding internet content is unenforceable in the US because it violates the First Amendment’s guarantee of free speech. The court granted broad protection to US web sites engaged in constitutionally protected activity, but stated that web site operators may nevertheless for practical reasons decide to comply with conflicting foreign law requirements. It further stated that only treaties and other international legal mechanisms lay the ground for the resolution of conflicts between different legal regimes applicable to the Internet.

But this is precisely what will start happening. The Cybercrime Convention that came into being in November 2001 – and which has been signed by, amongst others, the US, Canada, Japan and many European countries, “formalises the notion of extraterritorial action by a party in one country objecting to content on a Web site based in another country. Article 23 of the convention creates supranational reach for each signatory state. Even if a signatory state’s legal system does not have the procedure to apply a request made by another signatory, under article 27 this is not seen as sufficient grounds to refuse that request. The consequence of this is that signatory states can be forced to act beyond their means and in contradiction to their own legal system.” 15

Meanwhile, in March 2001 a German court had already announced that it would not prosecute Yahoo over a similar complaint filed against it in that country. However, that was not because Germany respects the fact that it has no jurisdiction over foreign sites; the court merely reasoned that “while Germany has some of the strongest laws against hate literature in the world, the German court reportedly recognized Yahoo! as an Internet service provider and, as such, [it] ruled [that] the company should not be held liable for the content of its auction Web sites.” 16

This policy of the courts does not necessarily match that of the country or its federal states, and – as we just saw – the new Cybercrime Conventtion does allow for different local laws being applied on web pages. 17. Comments and criticisms are, amongst others, at www.privacyinternational.org/issues/cybercrime/.] And indeed, in March 2002, the German federal state of Nordrein-Westfalen decided that two right wing extremist sites hosted in the United States – www.stormfront.org and – www.nazi-lauck-nsdapao.com – must be blocked, and ordered some 80 ISPs and universities to block access to those sites. Many computer literate people in Germany fear that this censorship will not stop there:

“Fighting right wing extremist ideologies reaches a broad consensus in Germany; however in this case it is used to gain acceptance for the establishment of a nationwide centralized filtering and blocking system,” wrote a protesting committee. “Future plans contain blocking of content to protect minors, copyrights and consumer rights, including search engines that fail accordance with corresponding national guidelines and laws. Together with corporate partners, Northrhine-Westfalia administration is developing a high capacity filtering system that is currently tested at the university of Dortmund. Intention is to create an architecture with centrally controlled blocking mechanisms that should be installed on gateway machines to the ‘foreign internet’.” 18

The main questions are however not dealt with by filtering. Why should people be prevented from seeing sites like this in the first place? Will racism stop simply because you cannot read hate sites? Is it better to block such sites than to argue their content?

Legal sites and economic profit

While individual internet users are starting to suffer from countries trying to impose their national laws upon one another, a new problem has arisen: upstream providers pulling the plug on ISPs because of legal but disputed material.

All ISPs have an upstream provider, who sells them bandwidth. Companies which provide co-location – either in the form of rented web space or in the form of web servers located there – have upstream providers, too. And upstream providers often have their own upstream providers. Currently, at the top of the chain there is only a handful of US backbone providers, plus one or two single players.

Flashback was both a magazine and a small provider in Sweden. The magazine was known for its freespeech stance. Flashback started its provider services in 1996, just before the big internet craze hit the country. Users got both free web space and a free e-mail address after subscribing to the magazine. Among the more than 50.000 sites hosted on Flashback was one containing Nazi propaganda, carefully phrased so as to not violate Swedish law. That particular page was nevertheless reported to the prosecutor, who after investigation decided that it was indeed well within the boundaries of Swedish law. There simply was no case against Flashback, nor against that user.

In the course of 2000, Björn Fries – an alderman of the Swedish city Karlskrona, and a prominent anti-nazi fighter – started a campaign against Flashback because of this right-wing user page. Flashback insisted on its free speech policy and refused to remove pages that had already been deemed legal. Fries then turned to Flashback’s upstream provider, Air2Net, which in turn was a subsidiary of the us company MCI/Worldcom. Fries managed to rally other downstream providers of both Air2Net and MCI/Worldcom against those pages. Fearing a commercial setback, MCI/Worldcom decided that Flashback had either to pull those pages, or they would pull the plug on both Flashback and on Air2Net, which of course vastly increased the pressure on Flashback. Flashback however kept its stance and was then disconnected: thousands of users suddenly lost their homepages and their e-mail account, simply because a US company didn’t want to lose customers over a disputed but legal page. 19 Flashback tried several other upstream providers, but as it turned out, all of them were dependent upon MCI/Worldcom.

In a case like this, what does your constitutional right to not be censored entail? European national laws allow people their day in court: every citizen is given the opportunity to put his publication before a judge and let the court decide. But here, no court was invoked; actually, the prosecutor had stated that these pages were provocative but solidly within legal limits. It was a US based multinational who decided what you can publish in Sweden and what not.

Something similar happened in The Netherlands. Xtended Internet, a small Dutch provider, hosts a web site which is under attack by Scientology. 20 At the end of 2001, Xtended Internet’s upstream provider, Cignal, received a complaint about that web site. It was from Scientology, claiming copyright infringement on www.xenu.net’s pages. Xtended Internet and the maintainer of www.xenu.net refuted the complaint, but despite that, Xtdended Internet was notified that Cignal’s own upstream provider, the US based company Priority Telecom, had booted Xtended Internet. Again, a whole provider went down over a page that appeared to be perfectly legal. 21

As Paul Wouters of Xtended Internet put it: “We were disconnected even after proving that disconnecting or censoring our customer would violate Dutch case law. We voluntarily agreed to follow the DMCA, 22 so as to make it easier for Cignal to get out of this conflict, even though US law, and thus the DMCA, didn’t apply to us. Yet, Cignal choose the easy way out. Obviously we were not worth the money that Scientology’s lawyers could cost them. And maybe that is what frightens me most. Not that they don’t care about freedom of speech issues, but that they have censored us solely based on commercial reasons. Censorship has become a profitable business and the freedoms that are granted to us by the Dutch constitution are revoked at the stroke of a pen by American corporate lawyers.”

Old media versus new media

In Italy, a remarkable fight developed between ‘traditional’ journalists and internet journalism. Shortly after World War II, in 1948, Italy introduced a national law on the press. According to that law, all published periodicals have to give to the Tribunal (the local district court) the name of an ‘responsible director’, who in turn has to be member of the National Order of Journalists. Registration costs about 200 dollars. Additionally, all periodicals are obliged to print the name and address of their editor and printer.

The National Order of Journalists – which poses quite a powerful body in Italy – was rather suspicious of internet journalism developing, and undertook a lobby for internet publications to be brought under the scope of the existing law. The new law was adopted in April 2001. The NJO lobby forced big portals (such as Kataweb-Repubblica, Rai.it, Supereva, etc) to recognize the digital “journalist profession” and, subsequently, to financially compensate hundreds of people who work as their colleagues, but with less guarantees.

What started as an attempt to extend state subsidies to internet media, basically brought those publications under the 1948 press law. And the new law itself is, as Interlex – an Italian web magazine about law, technology and information – put it, “confused and confusing [..] the law is shameful, its rules absurd”. A strict interpretation of the law defines “every Italian web site geared to transmit information towards the public” as an “editorial product” and subjects it to the regulations of the law. 23

And more fundamentally, the law is impossible to live up to, due to technical flaws, amongst others the obligation to state the name and address of the printer, while there are no printers on the net and people usually do not know on which server their pages are hosted, least of all where that server is physically. Additionally, the law claims jurisdiction over internet publications that are hosted on foreign servers

While it seems unlikely that web sites that are not producing regular news and information will be forced to register, it is highly possible that web sites like Indymedia will, and will have to give the name of a ‘responsible director’ and a ‘printer’. Many people fear that this law will indeed be used to weed out publications that do stand outside the currently accepted frame.

Turkey is currently debating a similar law.

Spain is on the verge of approving one too, in May 2002. The bill for the “Law of Information Society Services and Electronic Commerce” (Ley de Servicios de la Sociedad de la Informacion y de Comercio Electronico, known by its Spanish acronym LSSI) plans to force web sites to register with the government and require web hosting companies to police content by reporting suspected illicit activity. 24 Apart from that, the upcoming law will allow a “competent administrative authority” in government to shut down web sites unilaterally; a power that now requires court approval. In Spain, only a judge can ban printed press editions from the news stands, but under the LSSI, an official could ‘provisionally’ ban the edition of an online publication if it “outrages or could outrage” values protected by the law, while the paper version of the same publication still enjoys constitutional protection. 25

If any such measures would be imposed on other media, people would be outraged. With the net, these kind of measures are often accepted without questioning. Civil liberties organisations fear that limiting internet publication freedoms is only a first step towards curtailing other media; after all, once a measure is accepted in one area, it is difficult to stop it in another.

Conclusion

Seeing the amount of effort that Western countries are taking to filter content on the web, it is only a matter of time before other countries catch up. What we are seeing meanwhile is that more and more countries put internet publications and private communications under greater scrutiny, and pass laws that restrict digital publications more than analogue ones – in part, because they fear the anarchy that the net once was, and in part, because it suddenly has become technologically feasible to do so.

Networked computers allow for novel uses, unthinkable of in the analogue world. They can be used to circumvent censorship and monitoring. But the internet can also be used to scrutinise publications and communication to a degree that goes way beyond Orwell’s wildest imaginations.

Notes:

Show 25 footnotes

  1. “First, materials going into the home are more heavily censored than those going into the corporate world. [..
  2. See Defeating Singapore Internet Censorship – How to.
  3. See George d’Arnaud, Internetbeperkingen in Dubai, November 10 1997, in the newsgroup xsS4all.general, message-ID <34698854.1990690@news.xs4all.nl>. The ensuing discussion proved that it was rather difficult – and took quite some technical knowledge – to circumvent this national censorship rule.
  4. Quote from “New service to censor Internet”, The Gulf Today, January 25 1997.
  5. Electronic Frontiers Australia Inc., Media Release of September 7 2000: Government Net Censorship Reports – Facts or Fallacies?
  6. Amongst others, the CDA limited access to the King James bible, Tarantino film scripts, lyrics by many pop groups, information about safe sex and breast cancer, and pictures of Michelangelo’s David. The Supreme Court’s ruling warned about the CDA’s “obvious chilling effect on free speech [..
  7. Radikal was put online at http://www.XS4all.nl/~tank/radikal/. The index page also contains a brief history of the German efforts to censor these pages. Unfortunately, many links to press releases and newspaper articles do no longer work.
  8. For an overview of the debate regarding mandatory filtering systems, see the compilation provided by the Massachusetts Institute of Technology, and the news and resources provided by the Internet Free Expression Alliance (IFEA)
  9. See Mainstream Loudoun v. Loudoun County Library, November 23, 1998. The COPA is currently being brought to the Supreme Court by the ACLU, on the grounds that it is against the US First Amendment.
  10. US Congress passed the Children’s Internet Protection Act on December 15, 2000. The full text of the act is at IFEA.
  11. Complaint filed in Philadelphia, March 20 2001.
  12. European Parliament resolution on the existence of a global system for the interception of private and commercial communications (ECHELON interception system), (2001/2098(INI)), released on June 9 2001.
  13. or a concise article about the case, see “Court to Yahoo: Use Nazi Filter” in Wired, November 20, 2000.
  14. Dave Amis: “The Net now has a national court: this month it’s French!”, Internet Freedom, January 9 2001.
  15. Dave Amis, op. cit.
  16. Jay Lyman, “German Court Rules Yahoo! Not Liable For Nazi Auctions”, in NewsFactor Network, March 28 2002.
  17. The Cybercrime Convention (Draft convention on cybercrime and explanatory memorandum related thereto) as accepted by the Council of Europe can be found at www.privacyinternational.org/issues/[..
  18. Joint press release from the Chaos Computer Club and ODEM.org. See ODEM.org and and Alexander J. Kleinjung, “Vom DatenHighway auf die Strasse”, in the German edition of C’T, 2002/9.
  19. Flashback is currently up again, but now only as a news agency.
  20. www.xenu.net. While Scientology has repeatedly threatened Andreas Heldal-Lund, the owner of the web site, they have at the same time abstained from undertaking any legal action against him. Instead, Scientology chose to threaten providers hosting the site, and their upstream providers.
  21. The history of Xtended Internet’s contracts and correspondence with Cygnal is documented here.
  22. The DMCA is a US law that deals with digital copyright infringement. Scientology invoked this US law, even while Xtdended Internet is Dutch and the maintainer of ww.xenu.net is Norwegian. Hence, the DMCA doesn’t even apply in this case.
  23. Manlio Cammarata, “Qui succede un ‘quarantotto'”, Interlex, April 4 2001.
  24. Julia Scheeres, “Fears of a Website Inquisition”, in Wired, May 29 2001.
  25. Steve Kettmann, “Spanish Web Law Sparks Debate”, in Wired, May 1 2002.

Vlaamse Rijkswacht (vervolg II)

[Zie ook Te gast bij de Vlaamse Rijkswacht en Chronologie Rijkswacht.]

Laatste nieuws – 26-04-2002

Klotenknijper, de rijkswachter aan wie mijn artikel in De Morgen is gewijd, heeft mij in oktober 1999 gedaagd wegens laster: zowel omdat ik onderstaand artikel heb gepubliceerd als omdat ik een officiële klacht tegen hem heb ingediend. Zie voor dagvaarding www.klotenknijper.com. In november daagde diezelfde rijkswachter ook Zenon Panoussis voor de rechter, wegens de site www.klotenknijper.com.

Op 26 april 2002 werd (eindelijk) vonnis gewezen in beide zaken. Het hof in Antwerpen stelde dat ik mijn artikel kan handhaven maar dat ik niettemin lasterlijk jegens de bewuste rijkswachter ben geweest, en hem daarom een schadevergoeding van € 2500 dien te betalen, plus de proceskosten. Een korte reactie op het vonnis staat hier.

De uitspraak is van dien aard dat hoger beroep noodzakelijk is: eerst intimideert Klotenknijper – naar mijn idee – die jongens op de trein, dan arresteert hij ons onwettelijk, en daarna mishandelt hij mijn lief en dan zou hij daar ook nog een schadevergoding voor krijgen…? Dat gaat me een stap te ver. Daarnaast zijn er principiële issues in het geding: het hof beroept zich op proces-verbalen die Klotenknijper zelf heeft geschreven; de directe aanleiding voor mijn artikel – Zenons mishandelng – wordt terzijde geschoven; ik word in België veroordeeld over uitlatingen die ik in Nederland heb gedaan, en Zenon voor een website die in Nederland staat.

Update, 2008: We hebben indertijd beroep aangetekend maar op de een of andere manier is dat blijven bungelen. De zaak hangt nog altijd in het luchtledige.