Als de dood voor concurrentie

EfavirenzDriewerf hoera voor Brazilië, dat per direct de aidsremmer Efavirenz vervangt door een goedkoper generiek middel uit India. De producent van Efavirenz – Merck, Sharp & Dohme – is furieus en heeft ‘strafmaatregelen’ aangekondigd omdat zijn patenten worden omzeild.

Terwijl aids in het Westen gaandeweg wordt getemd tot chronische ziekte, is het wereldwijd de vierde doodsoorzaak; in landen bezuiden de Sahara zelfs de eerste. Aids heeft er daarnaast een verwoestend economisch en demografisch effect. Mensen sterven in hun productieve periode, kinderen raken verweesd en ontheemd, de gezondheidszorg vreet het nationale budget leeg. Merck roept zielig in de pers dat ze hun prijs al hebben verlaagd voor niet-Westerse landen, maar de medicijnen blijven simpelweg te duur. Brazilië, dat 15 verschillende aids-remmers gratis aan patiënten verstrekt, spendeert nu 80% van haar aidsbudget aan de import van dure Westerse medicijnen. Dat aandeel stijgt.

India kende tot voor kort geen patentbescherming, wat het in staat stelde generieke, goedkope varianten van dure, gepatenteerde medicijnen te ontwikkelen. Terwijl Efavirenz bijna 10.000 Amerikaanse dollar per jaar kostte, leverde het Indiase Cipla een goed alternatief voor een fractie van dat bedrag: 300 dollar per jaar. Voor veel ontwikkelingslanden kwamen aidsmedicijnen voor het eerst binnen bereik.

De Indiase interventie dwong de farmaceutische industrie om haar prijsbeleid in arme landen aan te passen. Efavirenz wordt inmiddels met korting aan arme landen geleverd: Thailand betaalt nu 64 dollarcent per capsule, Brazilië 159 dollarcent. Brazilië wou meer korting, maar dat wilde Merck weer niet. Brazilië besloot de patentbescherming op aidsmedicijnen op te heffen en zo de import van Cipla’s generieke variant mogelijk te maken. ‘Anders blijven we de gijzelaar van import uit het Westen, en dat bedreigt ons aidsprogramma,’ lichtte de Braziliaanse aidscoördinator toe. Het land koopt nu Indiase capsules voor 45 cent per stuk.

Merck kondigde aan alle investeringen in Brazilië stop te zetten. ‘Wij hebben meer voor dit land gedaan dan tal van ministers van Buitenlandse Zaken,’ riep de Braziliaanse directeur van Merck boos, en: ‘Brazilië kan niet verwachten dezelfde korting te krijgen als Afrikaanse landen!’ Hij vergat daarbij te vermelden dat het bedrijf jarenlang het merendeel van het Braziliaanse aidsbudget wist binnen te halen. Merck verleent dergelijke kortingen omdat ze hun monopolie wilden houden, en generieke producenten als Cipla de pas af te snijden. Anders gezegd: de generieke medicijnen brachten gezonde concurrentie teweeg, dát is waar Merck boos over is.

Bovendien hééft de farmaceutische industrie al teruggeslagen. Onder druk van het TRIPS-verdrag van de World Trade Organisation heeft India in 2005 haar wetgeving moeten aanpassen: patenten worden voortaan gehonoreerd en medicijnen mogen pas generiek worden geproduceerd als de patenten zijn verlopen. Die afgedwongen beleidswijziging heeft niet alleen gevolgen hebben voor India zelf, maar ook voor andere landen die generieke medicijnen uit India invoeren. In India liggen inmiddels ruim 10.000 patentaanvragen van Westerse farmaceutische bedrijven te wachten.

Maar patenten zijn toch nodig? Die winst is toch onmisbaar om de dure geneesmiddelenresearch te financieren? Welnee. Patenten zijn verworden tot een manier om monopolies te handhaven. Producten worden om de haverklap ‘vernieuwd’ (en dus opnieuw patenteerbaar) maar zelden verbeterd. Uit een analyse van meer dan 1000 nieuwe geneesmiddelen die tussen 1989 en 2000 werden goedgekeurd door de Amerikaanse overheid, bleek dat ruim driekwart geen enkel therapeutisch voordeel vertoonde tegenover van bestaande producten. Maar ja, daar was het patent bijna van verlopen.

Auteursrechtenorganisaties deugen niet

CopyrightAuteursrecht is nuttig, maar tegenwoordig krijg ik er de kriebels van. Natuurlijk, als ik een stukje schrijf is het prettig dat niet iedereen dat zomaar kan overnemen en herdrukken of op z’n eigen site kan zetten als was ‘t van hen. Maar steeds vaker komen mensen die iets maken waarop auteursrecht van toepassing is, zelf in de problemen door de organisaties de menen hen te vertegenwoordigen, en werkt auteursrecht tegen consumenten.

Jaarlijks moet ik stapels formulieren invullen en krijg dan een bedragje terug. Bijvoorbeeld voor mijn boeken die via de bibliotheken worden uitgeleend en voor stukjes die via de interne systemen van kranten worden verspreid en geraadpleegd. Maar er blijft idioot veel aan de strijkstok hangen – VWS was vorig jaar nog erg boos over zo’n club die wel allerwegen inde maar het intussen verdomde aan de rechthebbenden uit te keren – en de instanties waarbij je publiceert, stellen dodelijke eisen aan hun auteurs. Zo wilde krantenconcern PCM indertijd dat je voor 4% bovenop je honorarium voor een half jaar afstand deed van al je rechten en zelf niks mocht herpubliceren, terwijl zij alles mochten met je werk. Onder dat contract mocht ik mijn eigen stukjes niet op mijn eigen site zetten.

Het wordt erger en erger. Auteursrechtenorganisaties roepen moord en brand over downloaden en piraterij, we lezen wekelijks hoe erg internet voor auteursrechten is, maar tegelijkertijd zijn ze zelf sloom, ouderwets en achterlijk, en verhinderen ze de legale verkoop van materiaal dat mensen graag willen aanschaffen.

De serie The L-Word is mateloos populair onder dames. Iedereen wil ‘m zien en velen willen ‘m hebben. Maar kopen kán simpelweg niet. Seizoen 2 kwam in Nederland pas anderhalf jaar later op dvd beschikbaar, inmiddels was seizoen 3 in Amerika al zowat ten einde. Daar ga je dan toch niet meer op zitten wachten? Dan download je.

Er zijn veel series die ik subiet op dvd zou kopen als ze beschikbaar waren. Op tv word ik mal van de onderbreking van reclames, je kan nooit eventjes terugspoelen om die geweldige woordenwisseling nog een keer te zien, je moet wachten tot het een omroep behaagt om je favoriet uit te zenden en krijg je series in wekelijkse porties geserveerd terwijl ik liefst zes afleveringen achter elkaar wil zien op een tijdstip dat mij uitkomt. Maar ik kan ze niet kopen. En als ik zo’n serie dan download word ik beschuldigd van piraterij.

Twee weken geleden bereikte de Amerikaanse auteursrechtenorganisatie een voorlopig dieptepunt. Nine Inch Nails toerde door Europa en liet soms ergens USB-sticks achter met daarop een nummer van de nieuwe cd. De band had rare t-shirts waarop sommige letters anders gekleurd waren en samen de naam van dedicated websites vormden; kortom, de band deed van alles om een leuke buzz rondom de nieuwe cd te scheppen. De fans werkten gretig mee: de liedjes op de gevonden USB-sticks worden rondgestuurd, de verborgen websites werden publiek gemaakt. Het was een mooi spel tussen band en fans.

Totdat de Amerikaanse muziekindustrie dreigde met rechtszaken tegen sites die de USB-liedjes beschikbaar stelde. Nine Inch Nails heeft godbetere een eigen label, die auteursrechtenorganisatie gaat daar helemaal niet over. De dag dat de cd uitkwam kon je de hele cd beluisteren op de website van de band. De auteursrechtorganisatie was not amused.

Kreupele knieën

Schets van een knieslotWe gaan steeds verder in onze biopolitiek, in het lichamelijk verankeren van beleidsmaatregelen. De Volkskrant meldde vanmorgen dat er een knieslot is ontwikkeld dat moet voorkomen dat TBS’ers ontvluchten. Het gaat om een ‘uitwendig gewricht’ van titanium dat over de knie wordt bevestigd en dat op afstand kan worden bediend. Als het gewricht via een zender ‘op slot’ wordt gezet, wordt de bewuste knie in buigstand gewrongen en kan de drager niet meer lopen, alleen nog maar kruipen.

Wat een griezelige uitvinding, al was het maar omdat techniek altijd wel ‘s faalt. Falen heeft de neiging tot dramatische consequenties te leiden bij techniek die in of aan je lichaam zit. Mijn vader heeft een elektronische arm, die raakte vroeger altijd ontregeld van de tv en van de hoogspanningskabels op treinstations. In zijn geval betekende het dat alles uit zijn hand flikkerde. In het geval van zo’n knie betekent het dat je ineens omvalt. Op straat kan dat dodelijk zijn. Oh, ‘t is toch maar een TBS’er, who cares.

Bovendien: hadden we niet al de enkelband uitgevonden, die een signaal afgeeft en de politie waarschuwt als iemand zich buiten een bepaald gebied beweegt? Dat ding berokkent tenminste geen fysiek leed.

TNTY 2: Een wereld te winnen

Over computerspellen spreken mensen meestal in termen ‘goed’ of ‘slecht’ voor kinderen. Dat computerspellen allang volwassen aan het worden zijn, dringt slechts moeizaam door. Er worden al geruime tijd wereldkampioenschappen in gaming gehouden. Ook in Nederland lopen gamers rond die een paar ton op hun bankrekening bij elkaar hebben gespeeld. Bedrijven beginnen gamers en te sponsoren. Er wordt zelfs voorzichtig geëxperimenteerd met gaming als televisiesport.
Binnen sommige games ontwikkelen zich complete economieën. Je kunt er handelen, je arbeid verkopen, een sweatshop opzetten of beroofd worden door bot bendes. Intrigerend wordt het waar de echte en de virtuele economie elkaar kruisen: wanneer mensen een virtueel eiland op eBay verkopen of wanneer scheidende echtparen ruziën aan wie de gaming-goederen toevallen in de boedelverdeling.

Omslag Een wereld te winnenDetails:

Een wereld te winnen: gaming als sport en economie – Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar – Amsterdam, april 2006 – The Next Ten Years deel 2 – ISBN 90-388-6961-4 – 80 pagina’s – Auteurs: Menno Briët (recht), Menso Heus (economie), Karin Spaink (sport)

Bestellen:

Bol.com

Flaptekst:

Over computerspellen spreken mensen meestal in termen ‘goed’ of ‘slecht’ voor kinderen. Dat computerspellen allang volwassen aan het worden zijn, dringt slechts moeizaam door. Er worden al geruime tijd wereldkampioenschappen in gaming gehouden. Ook in Nederland lopen gamers rond die een paar ton op hun bankrekening bij elkaar hebben gespeeld. Bedrijven beginnen gamers en te sponsoren. Er wordt zelfs voorzichtig geëxperimenteerd met gaming als televisiesport.

Binnen sommige games ontwikkelen zich complete economieën. Je kunt er handelen, je arbeid verkopen, een sweatshop opzetten of beroofd worden door bot bendes. Intrigerend wordt het waar de echte en de virtuele economie elkaar kruisen: wanneer mensen een virtueel eiland op eBay verkopen of wanneer scheidende echtparen ruziën aan wie de gaming-goederen toevallen in de boedelverdeling. Online games worden steeds echter en gaan daarmee op de gewone wereld lijken. Wat is dan nog het verschil tussen online en offline? Wat betekent het voor games als ze steeds meer op de alledaagse wereld gaan lijken? Wat betekent het voor de gewone wereld als games steeds reëler worden?

Opsporing verzocht

In debatten over privacy bromt soms iemand iets over de Tweede Wereldoorlog: de gegevens die Nederland over de bevolking bijhield, gaven de Duitsers de gelegenheid de joden eruit te vissen en te deporteren. Niemand neemt dat argument echt serieus als het over de huidige registratie van gegevens gaat, misschien omdat er indertijd een oorlog en een buitenlandse bezetter aan te pas moesten komen om misbruik van die gegevens te maken, en die situatie zich niet snel opnieuw zal voordoen.

Maar dat is al te optimistisch gedacht. We hebben momenteel wel degelijk te maken met mensonterende uitwassen die het gevolg zijn van verkeerd gebruik (of zelfs misbruik) van persoonsgegevens. Er zitten momenteel een kleine duizend mensen vast in twee Amerikaanse kampen, Guantánamo Bay en een kamp-zonder-naam in Afghanistan, plus een onbekend aantal in Abu Ghraib: al die mensen zitten vast zonder proces, hebben geen advocaat en weten zelfs niet welke verdenkingen er tegen hen bestaan. Ze kunnen – en mogen – zich niet verdedigen. Ze hebben geen contact met de buitenwereld. Hun namen mochten tot aan deze week niet bekend worden gemaakt. Ze worden daarenboven blijkens tal van rapporten mishandeld. In Guantánamo zitten de meesten al ruim vier jaar vast. Guantánamo is een eigentijds concentratiekamp.

Een handvol mensen is intussen vrijgelaten, meestal nadat hun namen bekend waren geworden en hun eigen overheid onder druk werd gezet om te lobbyen bij de Amerikanen. Vier Britse moslims werden na zo’n lobby vrijgelaten en konden na drie jaar naar Engeland terugkeren; de beschuldiging dat ze lid van Al Qa’ida zouden zijn, miste elke grond. Ze worden nog steeds door de Britse politie lastiggevallen, ook al is helder dat ze niets misdaan hebben. Ze werden om geen enkele andere reden opgepakt dan dat ze moslim waren en naar Pakistan waren gereisd. Dat dat was om het huwelijk van een van hen bij te wonen, wilde niemand geloven. De ‘feiten’ spraken tegen ze. Hun persoonsgegevens maakte ze verdacht in de ogen van de Amerikanen, en wat ze ook zeiden: niets hielp.

Er zijn meer zulke verhalen bekend geworden. Mensen die op zwarte lijsten belandden omdat ze met terreurorganisaties zouden flirten: hun gegevens ‘bewezen’ dat. Hun paspoorten werden ingenomen, hun geld bevroren, ze moesten zich wekelijks bij de politie melden. Daarna ging het vaak snel: ontslag door hun baas, schulden, uithuiszetting en wat dies meer zij. De meeste van hen zijn inmiddels van alle blaam gezuiverd, maar dat maakt het leed dat ze hebben moeten doorstaan bepaald niet ongedaan.

Deze mensen zijn niet alleen slachtoffers van een paranoïde overheid. Ze zijn eerst en vooral slachtoffers van onze moderne gegevenshuishouding, van de gedachte dat je door een aantal kruisverbanden tussen allerlei bestanden te leggen, vanzelf de ‘goeden’ en de ‘kwaden’ kunt sorteren.

De ervaring leert dat als iemand eenmaal het etiket ‘verdacht’ opgeplakt heeft gekregen, hij zich daar haast niet meer van kan ontdoen, alle contra-expertise ten spijt. De missers van het Openbaar Ministerie (de twee van Putten en de Schiedammer Parkmoord, en naar het zich laat aanzien ook de Deventer moordzaak) getuigen van hetzelfde principe: er komt een verdachte bovendrijven en daarna bijten de speurders zich vast. Al het ontlastende bewijs wordt genegeerd of ontkend, aan rechtbanken worden halve waarheden verteld en ambivalenties onthouden. Het resultaat: onschuldigen zitten jarenlang vast.

We moeten maar ‘s minder vertrouwen op bestanden. Daar komen namelijk bewijsbaar grote ongelukken van.

Parlement passé

Vandaag meldde de Volkskrant dat het kabinet druk bezig is een databank in te richten waarin de gezichtscans en vingerafdrukken in komen van alle Nederlanders die een paspoort hebben. Het parlement moet nog bespreken of een dergelijke databank zinnig, nodig en proportioneel is, maar het kabinet vindt die discussie kennelijk niet zo belangrijk.


Het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt aan een databank met gelaatsscans en vingerafdrukken van alle Nederlanders met een paspoort. Daarmee worden de Eerste en Tweede Kamer gepasseerd, die de wetswijziging nog niet hebben goedgekeurd.

de Volkskrant, 24 februari 2006

Dat parlement kun je gerust passeren, lijkt het kabinet te vinden.

Donner ging deze week nog verder. Terwijl de Tweede Kamer hem had opgedragen om tegen de bewaarplicht te stemmen, ging hij daarmee op 22 februari in de JBZ-raad juist akkoord. Er kraaide geen haan naar. Geen kamerdebat, geen stukken in de kranten, geen item in NOVA, geen boze brieven in de krant. Het interesseert niemand.

Privacy is dood, leve het terrorisme!

Van het bewaken van burgerrechten naar het bewaken van burgers

We leven tegenwoordig onder het preventieparadigma. De gedachte dat iets of iemand in de toekomst mogelijkerwijs een terreurdaad kan uitvoeren, volstaat om nu al drastische tegenmaatregelen te nemen. Je kunt de gebeurtenissen immers niet afwachten, dan ben je simpelweg te laat. Je moet pro-actief en preventief optreden, alleen dan kun je terreur in de kiem smoren en voorkomen. Je kunt niet langer wachten tot je bewijzen in handen hebt. Je moet patronen zien en leren herkennen. Je moet mensen monitoren en afwijkingen in hun gedrag vastleggen. Je moet kunnen terugkijken in gegevens en tevens vooruit kunnen kijken. Je moet de misdaad en de terreur vóór zijn. Veiligheid voor alles!

We nemen derhalve maatregelen die in elk ander tijdsbestek als draconisch zouden worden bestempeld, en ze volgen elkaar in rap tempo op. We hebben preventieve fouillering mogelijk gemaakt (2003). We hebben overal camerabewaking. We hebben de algemene legitimatieplicht ingevoerd (januari 2005). We hebben de drempel fors verlaagd om persoonlijke gegevens op te vragen bij banken, supermarkten, verzekeringen, bibliotheken, verenigingen, telefoonmaatschappijen en internetproviders – dat mag nu elke agent doen, zonder bevel van de rechter (wet Vorderen Gegevens, juli 2005). We hebben in Europees verband de bewaarplicht geaccepteerd, waardoor de zogeheten verkeersgegevens van alle telecommunicatie van alle burgers moeten worden vastgelegd en bewaard: wanneer en met wie iedereen mailt, sms’t of chat met wie, benevens de lengte van een sms of mail (december 2005).

Het is nog niet genoeg. Via de OV-chipkaart die dit jaar wordt ingevoerd, kunnen de gangen van alle gebruikers van het openbaar vervoer nauwgezet worden vastgelegd. Er wordt gedacht aan het opslaan van ieders DNA-profiel. Via het aanstaande Burgerservicenummer kunnen alle bestanden die binnen de overheid over iemand bestaan, snel en makkelijk worden opgeroepen. We krijgen biometrische identiteitskaarten. Beveiligingscamera’s doen binnenkort aan gezichtsherkenning. Wij worden zo transparant als de adem van een onbevlekt zieltje.

De vraag of zulke maatregelen nog proportioneel zijn, of ze uitvoerbaar en effectief zijn, hoeveel macht de overheid zich ermee verwerft en of er nog enige controle mogelijk is hoe zorgvuldig ze worden uitgevoerd, lijkt niet relevant meer te zijn. Dat zulke maatregelen vaker wel dan niet indruisen tegen onze grondrechten is al helemaal niet aan de orde.Veiligheid voor alles, immers.

‘Privacy is de schuilplaats van het kwaad’

In de strijd tegen het internationaal terrorisme offeren we onze privacy met liefde op. Dat zou nog op een rationele uitruil van privésfeer versus lijfsbehoud kunnen lijken, maar het probleem zit intussen dieper: privacy is zelf een probleem geworden. De Amsterdamse korpschef Welten drukte die gedachte kernachtig uit: ‘Privacy is de schuilplaats van het kwaad.’ Nee, nu niet zeuren dat ‘het kwaad’ een curieuze term is voor een korpschef, die immers uitsluitend met de wet te maken heeft. Weltens uitspraak is om een andere reden opmerkelijk. Hij zegt in feite dat eenieder die zich iets aantrekt van zijn burgerrechten en die niet zonder meer transparant wil zijn, een handlanger wordt van terroristen en criminelen, al was het maar door hen de hand boven het hoofd te houden. Privacy fungeert in de ogen van het gezag als verlengstuk van de misdaad. Willen we het kwaad überhaupt kunnen blootleggen, dan moet die dekmantel eerst af. Weg met onze burgerrechten! Pas dan kunnen we mensen zien voor wat ze echt zijn en de bokken van de schapen scheiden.

In de nota Politie in Ontwikkeling (mei 2005) schetste de Raad van Hoofdcommissarissen haar ideaal. ‘De Nederlandse Politie kiest [ervoor] de controle op de (hoofd)infrastructuren te intensiveren om de mobiliteit van ‘kwaad’ te beperken en het tijdig te herkennen. Door op de infrastructuur virtuele toegangspoorten te creëren wordt de veiligheid van de burgers in woongebieden vergroot.’ De commissarissen willen overgaan tot geautomatiseerd toezicht op ‘knooppunten van de netwerken (ringwegen rond steden, overslagpunten, havens, luchthavens)’, ‘gericht op het opheffen van anonimiteit en onzichtbaarheid en het identificeren van “kwaad” in de vorm van potentiële en actuele bedreigingen van de veiligheid.’ Het gaat dan onder meer over het lezen van kentekens met behulp van camera’s (catch scan), ‘waarbij waarnemingen en registraties van personen en voertuigen worden vergeleken met uiteenlopende databestanden (bijvoorbeeld openstaande boetes, gestolen voertuigen, vermiste kentekenplaten, bekende verdachten).’

Ho. Wacht. Openstaande boetes? We hadden het toch over Het Kwaad? We gaven onze burgerrechten toch alleen maar op om Osama Bin Laden en zijn kornuiten te kunnen vangen? Om inslaande vliegtuigen en ontploffende metrowagons te voorkomen?

Welnee. Zo begon het alleen maar. De voorstellen voor de bewaarplicht – die trouwens dwars tegen alle bestaande privacywetgeving ingaan, maar daar liet geen enkele regering zich iets aan gelegen liggen, privacy is toch dood – werden ingeleid met verwijzingen naar WTC, Madrid en Londen, maar tegen de tijd dat ze werden ingevoerd werd allerwegen gezegd dat het zo’n handig middel is om ‘piraterij’ op te sporen. De film- en muziekindustrie hebben een fikse lobby opgezet om de richtlijn aanvaard te krijgen; wat begon als anti-terreurmaatregel eindigde als een maatregel tegen allerlei klein grut, tegen ‘normale’ overtredingen, maar met onveranderde grootse consequenties: alle burgers worden minutieus in de gaten houden. We leggen ene virtuele slotgracht om alle steden om verkeersboetes te incasseren.

Bin Laden is een godsgeschenk

En zo gaat het steeds. Roep drie keer ‘terrorisme’ en twee keer ‘veiligheid!’ en je krijgt elke maatregel erdoor, zo bewijst de praktijk van de afgelopen jaren. Waar eerder het bewaken van burgerrechten tegenwicht bood aan een al te invasieve overheid – let wel: onze burgerrechten zijn nu juist ontwerpen om de overheid op afstand te kunnen houden en ons bescherming te bieden tegen vrijpostigheid en opdringerigheid van het gezag – lijkt er tegenwoordig geen enkele rem of balans meer te zijn. De stap van het bewaken van burgerrechten naar het bewaken van burgers bleek verrassend klein, en ‘veiligheid’ was daarbij het scharnierpunt. Alle wetshandhavers die privacy maar een lastig obstakel vonden in de uitoefening van hun vak, mogen de terroristen op hun knietjes danken. Bin Laden is een godsgeschenk.

Maar met onze rechten zijn we meer kwijtgeraakt. Plichten van de overheid jegens ons, bijvoorbeeld. Zolang het proportionaliteitsbeginsel geldt – een maatregel mag slechts dan inbreuk maken op de rechten van burgers indien hij in verhouding tot het gezochte doel staat – moet een afweging van doel en middel worden gemaakt. Maar als het doel zo groot en omvattend, ja zo bijbels is als het Het Kwaad bestrijden, is elk middel vanzelf gerechtvaardigd. Dan kun je ineens al het telefoon- en internetverkeer van alle 450 miljoen Europeanen in de gaten houden om één enkele terrorist in de kiem te smoren. Dat de praktijk zal zijn dat de verkeersgegevens van die mensen worden gebruikt om te bezien of ze mp3’tjes of een film verspreiden, telt dan al niet meer.

De overheid hoeft ons ook geen verantwoording meer af te leggen en inzage te geven in de geboekte successen. Onder het zelfopgelegde preventieparadigma kan zij dat niet eens. Aanslagen die voorkomen zijn, terreurdaden die niet hebben plaatsgevonden, misdaden die niet zijn gepleegd, zijn niet in statistieken en rapportages onder te brengen. Zulke cijfers kunnen niet zakken of stijgen. Soms zullen de plannen van een handjevol Hofstadjongens die amateurterroristje wilden spelen wat moeten worden angehaucht, en klaar ben je: weer een brutale terreurdaad gepreventeerd! Zelfs een aanslag die wel plaatsvindt, is geen reden het beleid te herzien: de maatregelen moeten dan alleen nog strakker, nog strikter, nog fermer, nog preventiever. Getuige de grondslag van de bewaarplicht hoeven we niet eens meer verdacht te zijn om in de gaten gehouden te worden.

Wie van zijn privacy houdt, heult met de vijand

Intussen zit iedereen die zich wel zorgen maakt om burgerrechten en de oprukkende overheid er maar mooi mee. Veel meer dan vertraging weten we niet te bereiken. Dat zet weinig zoden aan de dijk. Bij het verzet tegen de bewaarplicht gooiden nota bene de verzamelde telefoonmaatschappijen en internet providers hun volledige gewicht in de schaal – en anders dan bijvoorbeeld de digitale burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom hebben die wel geld – maar zelfs dat hielp geen sikkepit. Privacy is een vies woord geworden, een instrument van Het Kwaad. Wie van zijn privacy houdt, heult met de vijand.

Wat te doen? Misschien moeten we er veel meer op hameren dat de rechten die burgers hebben niet van god gegeven zijn: je verliest ze namelijk simpelweg als je achterover leunt, rechten behoud je alleen als je er geregeld voor vecht. Misschien moeten we het veel harder spelen en mensen expliciet vragen wie bereid is zijn burgerrechten in te leveren, onder welke omstandigheden. Hoeveel vrijheid en rechten zijn ze bereid op te geven voor veiligheid? Waar bestaat die behoefte aan veiligheid dan precies uit? Het incasseren van verkeersboetes? En – later, als het onvermijdelijke volgende voorstel voor verdere inperking van onze privacy op tafel ligt – wat de vorige maatregel dan in godsnaam heeft geholpen? Waarom hij genomen is als hij niet effectief bleek? Aftreden! Afrekenen!

Misschien moeten we overheden beter op hun beloften vastpinnen, zoals Simon Hania, technisch directeur van XS4ALL, al eens suggereerde. ‘U bewaart al onze data uit het oogpunt van terrorismebestrijding. Soit. Maar dan eisen wij ook dat er geen enkele aanslag meer plaatsvindt. Oh, er was er wel een? Dan doet u uw werk niet goed. Wegwezen. Nu.’ Misschien moeten we mensen eraan herinneren dat tegen de tijd dat ze teleurgesteld zijn over de effecten van hun inschikkelijkheid en hun bedwelming door het veiligheidsmantra, ze hun middelen om te protesteren al lang hebben opgegeven.

Of misschien moeten we privacy als handgeld gaan bezien. Wie iets inlevert, mag immers gerust iets terugverlangen – en zoals het nu gaat verliezen we diezelfde privacy zonder meer. In onderhandelingen maken we er tenminste nog iets van. In ruil voor onze privacy eisen we verantwoording, transparantie en doelmatigheid. U wilt tappen? Best. Maar dan willen wij statistieken zien hoe vaak de overheid tapt (dat weigeren ze nu te zeggen) en hoe vaak taps helpen om een zaak tot een einde te brengen. Dan willen we resultaten en inzicht. Weten wie er wat mee doet.

Maar misschien ook moeten we toegeven dat privacy dood is.

Hoge Raad doet uitspraak in Scientology vs XS4ALL & Spaink

Zojuist kregen XS4ALL en ik bericht dat de Hoge Raad aanstaande vrijdag uitspraak doet in de zaak Scientology cs XS4ALL / Spaink. Dat is verrassend, want die uitspraak stond gepland voor 27 januari 2006. We hebben veel uitstel meegemaakt in deze zaak, maar nog nooit vervroeging :)

Het gaat vrijdag niet om een inhoudelijk oordeel over de zaak, maar over de vraag of de Hoge Raad zich al dan niet zal uitlaten over de kwestie. In juni van dit jaar, een paar dagen voordat de Hoge Raad inhoudelijk arrest zou wijzen, trok Scientology haar cassatie namelijk in. Wij hebben daar bezwaar tegen aangetekend, omdat het raar is de zaak in een dergelijk laat stadium te laten vallen.

De Hoge Raad besliste toen dat ze op 27 januari zou besluiten of ze al dan niet uitspraak zou gaan doen. Intussen heeft advocaat- generaal Verkade de Hoge Raad van advies in deze laatste kwestie voorzien, en hij raadde aan de cassatie te verwerpen (die is immers ingetrokken) en toch inhoudelijk een oordeel te vellen. inhoudelijk adviseerde Verkade de Hoge Raad al eerder om alle vorderingen van Scientology tegen XS4ALL en mij te verwerpen.

Vrijdag om 10:10 weten we of de Hoge Raad het advies van Verkade heeft gevolgd of niet.

* * *

We zitten in een rare win-win situatie. Als de HR vrijdag besluit de cassatie te verwerpen en geen inhoudelijk oordeel te vellen, dan vallen we terug op de vorige uitspraak: en die hebben we gewonnen. Besluit de HR wel een inyhoudelijk oordeel te vellen, dan is dat vrijwel zeker in ons voordeel, dus dan zouden we opnieuw winnen.

In het tweede scenario – de HR doet inhoudelijk uitspraak – is overigens niet gezegd dat ze dat oordeel dan ook meteen vrijdag geven, dat kan dan gerust maanden later komen.

Laten we hopen op een feestje :)

Illegalen klagen niet

Waarom zijn wij eigenlijk zo streng tegen mensen die illegaal in Nederland zijn? Het verhaal is dat ze onterecht profiteren van ‘onze’ samenleving, maar de werkelijkheid is anders. Wij profiteren van hen. Zij doen het werk dat overblijft, het werk dat legale Nederlanders niet willen omdat het te smerig is, te slecht betaalt of te riskant en zwaar is. Ze doen werk zonder status, en wat meer is: ze doen dat zonder rechten te kunnen uitoefenen op arbeidsbescherming, op doorbetaling bij ziekte of op al die andere garanties die wij vanzelfsprekend vinden – zolang het om onszelf gaat, tenminste.

We profiteren van hen. Ze zijn goedkope, want rechteloze werkkrachten. Ze zorgen voor onze kinderen, ze maken onze huizen schoon, ze knappen onze zolder en het trappenhuis op. Hun illegale arbeid stelt anderen in staat om legaal te werken. Veel Nederlandse vrouwen zouden zonder hun hulp hun geld niet buitenshuis kunnen verdienen: legale kinderopvang is immers buitengewoon duur en te weinig flexibel. Sommige Nederlanders verrijken zich aan illegalen: die vragen woekerhuren voor te kleine kamertjes waar te veel mensen in moeten verblijven. Want illegalen klagen niet.

‘Om hier in Nederland rond te kunnen komen, maakt ze lange dagen en heeft ze bijna nooit vrij. Ze werkt zeven dagen per week,’ schreef Ferrie, een vriend, me gisteren. Hij had het over zijn vriendin die sinds een paar dagen ondergedoken zit. Een van de vrouwen met wie ze een kamer deelt is van de week opgepakt en Nederland uitgezet omdat ze geen papieren had. Nu durft Ferries vriendin niet meer naar haar eigen kamer.

Eigenlijk durft ze zelfs niet meer op straat maar ze kan niet anders, ze moet immers geld verdienen. Bovendien kan ze het zich niet permitteren niet op haar oppas- of schoonmaakadressen te verschijnen, ze riskeert dan ontslag. Niet dat de mensen waar ze werkt zo hard zijn, in tegendeel, die mogen haar graag en hebben begrip voor haar lastige situatie. Maar ja, ze moeten er wel op kunnen rekenen dat ze ook daadwerkelijk op komt dagen, anders valt hun eigen werk in duigen.

Ferries vriendin doet meer dan alleen Nederlandse gezinnen draaiend houden. ‘Van het geld dat ze verdient, gaat een deel direct terug naar het land waar ze vandaan komt,’ schreef hij. Zulke familiesteun is overigens buitengewoon nuttig. Onderzoek wijst telkens uit dat het geld dat mensen vanuit het Westen naar hun familie in armere landen sturen, meer effect heeft dan ‘anonieme’ ontwikkelingshulp.

Waarom zijn we zo gebeten op illegalen? Zijn ze geen schoolvoorbeeld van wat het kabinet voorstaat? Ze zijn één en al eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatief, ze werken hard om hun positie te verbeteren, ze regelen al hun zaakjes zelf, ze werken hard en zijn betrouwbaar, ze zijn de steun en toeverlaat van veel gezinnen. Ze zijn van niemand afhankelijk, behalve van onze goedgunstigheid: één verrader volstaat om hun leven hier te doen instorten, zoals bij Ferries vriendin is gebeurd. ‘En dat, terwijl ze eigenlijk een medaille zou moeten krijgen voor de omstandigheden waarin ze haar werk doet en de moeite die ze doet om haar familie in het land van herkomst te onderhouden.’

Zoals deze vrouw zijn er velen hier. Dat illegalen makkelijk betaald werk vinden is het beste bewijs dat er behoefte is aan hun aanwezigheid. We zouden het lef moeten hebben onze behoefte aan hen te erkennen.

Magistrale fouten

Het Openbaar Ministerie heeft zich teveel ontwikkeld als ‘crime fighter’, horen we de laatste dagen veel zeggen. En: het OM wilde de Schiedamse parkmoord te graag oplossen, vandaar die betreurenswaardige fouten.

Het klinkt als een redelijke verklaring, eentje die bovendien in de grond complimenteus is. ‘t Is vergelijkbaar met iemand die zijn hartinfarct wijt aan te hard werken. Dat is een zelfbestoven compliment: je legt je toestand uit onder verwijzing naar je grote toewijding aan de zaak en eigenlijk – zo zeg je ermee – is het niet aan jou te wijten dat het misliep, je hart was simpelweg niet opgewassen tegen je ijver.

Zo ook wanneer het bruuskeren van de rechtstaat door het OM worden verklaard uit oplossingsdrang. Weliswaar ligt de vakverdwazing besloten in die uitleg, maar tegelijkertijd bevat hij toegeeflijkheid: de intenties – hoewel desastreus in hun consequenties – van het OM waren goed. Ze waren alleen te gefixeerd op het afhandelen van de zaak. Voortaan een wat meer open blik tonen, beter focussen, wat scherpe kantjes ervan af vijlen en ze zitten gelukkig weer helemaal op het rechte spoor.

Maar zo is het niet gegaan. Het OM wilde deze zaak niet oplossen. Het OM wilde zo snel mogelijk iemand veroordeeld hebben, dat is heel iets anders. Het OM ‘wist’ dat ze de goede te pakken hadden (hoezo? Denken ze daar paranormaal begaafd te zijn?) en drukte dat idee tegen de keer in door. Daarbij speelden twee dingen: coûte que coûte een veroordeling wensen – wat voor het OM een pertinent foute opstelling is, want iemand als verdachte presenteren mag juist nooit zonder aanziens des persoons of met verwaarlozing van de feiten – en dat ze zo’n prettig-passende verdachte hadden.

Hun verdachte was pedofiel, dat feit alleen al werkte zo sterk in het nadeel van Cees B. dat het leveren van belastend bewijs niet alleen overbodig werd geacht, maar zelfs al het ontlastende bewijs – de verklaring van Maikel, de enige getuige; het DNA-spoor dat niet klopte; het rapport van het Pieter Baan Centrum waarin B. niet in staat tot moord of geweld werd geacht – door het OM onder tafel werd gewerkt, onder druk werd herzien of gebagatelliseerd. Dat is geen kwestie meer van een zaak ‘te graag oplossen’. Dat is vervalsing en manipulatie, en een kennelijke wens de zaak te sussen door valselijk een verdachte te presenteren.

Is dat crime fighten? Welnee. Als het OM willens en wetens een onschuldige voor de rechter brengt en ontlastend bewijs achterhoudt, hebben we te maken met een ernstig geval van fuck the facts.

Deze gang van zaken roept niet alleen ernstige vragen op over de werkwijze van het OM. Ook het denken in termen van ‘risicogroepen’, ‘daderprofielen’ en wat dies meer zij verdient serieuze heroverweging. Zodra iemand in het daderplaatje past, is de verleiding kennelijk bijzonder groot om te gaan hameren op zijn kennelijke schuld en alle vragen, aarzelingen, ambivalenties, ja zelfs de tegenbewijzen weg te beitelen. Risicogroepen zijn niets dan gebundelde, geformaliseerde vooroordelen. Om iemand namens de staat te beschuldigen is meer nodig dan een vooroordeel: concrete aanwijzingen en bewijsstukken. Maar juist de wetenschap dat iemand tot een risicogroep behoort, maakt het moeilijk nog met heldere, klare blik naar de feiten kijken.

Feiten spreken niet meer voor zich als Barbertjes moeten hangen.