De Ombudsman zei het gisteren voor de zoveelste keer: het gaat fout met het afhandelen van de toeslagenaffaire. De gedupeerden werden getroffen in de periode 2007-2016, en de meesten wachten nu al minstens vijf jaar op de afhandeling van hun klachten. En er zit nog altijd geen schot in: deels omdat er veel meer gedupeerden bleken te zijn dan het ministerie van Financiën had voorzien, deels omdat de afhandeling van klachten erover zo lang duurt dat nu klachten binnenstromen over de afhandeling van de klachten.
Het is om gek van te worden. Het kabinet viel erover, er werd een speciale tegemoetkoming bedacht voor gedupeerden (de ‘Catshuis-regeling’), er werd een nieuwe afdeling bij de Belastingdienst opgezet om de zaak vlot te trekken – en het helpt allemaal amper. De hele boel zakt verder weg in de bureaucratische modder.
Ondertussen zijn de meeste mensen die door toedoen van de overheid met schulden zijn opgezadeld, als wanbetaler zijn geregistreerd, failliet zijn gegaan, hun huis zijn uitgezet, die soms zelfs hun kinderen zijn ontnomen en meer in het algemeen hun leven grondig in de vernieling zagen worden gedraaid, en dit alles meestal op grond van een racistisch geënte verdenking, nog steeds niet gecompenseerd. Ze hebben zelfs niet de toeslagen teruggekregen die onterecht zijn teruggevorderd.
Hoe ingewikkeld kun je het maken? De gedupeerden moeten eerst aantonen dat ze gedupeerd zijn, en daarna buigt een onderbemensde afdeling zich over het bewijsmateriaal – en doet dat van geval tot geval. Aangezien er inmiddels zo’n 47 duizend mensen zich hebben gemeld, gaat die klus nog jaren duren. Moeten ze heus zo lang doormodderen?
De Belastingdienst weet toch wie zij zelf op grond van een algoritme op een zwarte lijst heeft gezet? Dat zijn naar schatting zo’n 10 duizend mensen. Betaal hen meteen hun teruggevorderde toeslagen en incassokosten terug, dan hebben zij tenminste weer ademruimte. Een ander – groot – deel bestaat uit mensen bij wie de volledige toeslag, van vaak tienduizenden euro, werd teruggevorderd omdat ze een klein deel van hun eigen bijdrage, vaak maar een paar honderd euro, niet zelf hadden betaald maar anderen dat voor hen deden. Ook die gevallen moet je er makkelijk kunnen uitvissen en tenminste de onterecht teruggeëiste toeslag opnieuw uitbetalen, en wel meteen.
Ja, de kans bestaat dat er daarbij fouten in het voordeel van de dupeerden worden gemaakt. Maar ja, dat is niet hun fout. Al hun eerdere klachten werden genegeerd. Bovendien is het op individuele basis afhandelen van klachten knetterduur: per dossier is de Belastingdienst gemiddeld 50 uur kwijt. Ruimhartig zijn is niet alleen fair, het is waarschijnlijk zelfs goedkoper.
Maar staatsecretaris Van Huffelen – ze lijkt als twee druppels water op de Rode Koningin uit Tim Burtons Alice in Wonderland – weet van geen wijken. Maar Alice wist: ‘Jullie zijn niets dan een kaartenhuis.’ Iemand moet de kaarten anders gaan delen.
[Beeld: Helena Bonham Carter als De Rode Koningin]
De voorgestelde coronapas schept een tweedeling tussen wie wel en wie niet is gevaccineerd, beweren critici. Dat is niet waar: een negatieve test volstaat, evenals een bewijs dat je antilichamen draagt en al een infectie hebt doorgemaakt. Ook zonder vaccin kun je dus gerust café in, café uit. Wel even een testje doen, en dat is gratis.
‘Maar mijn privacy dan?’ zegt de weigeraar. Nu, de check zit verpakt in een QR-code, en die is privacy-bestendig: wie zo’n code uitleest, ontvangt verder geen gegevens van je – niet eens waarom je een groen vinkje hebt. ‘De app volgt mijn bewegingen,’ protesteert een ander. Welnee, dat kan-ie helemaal niet. De coronacheck-app slaat alleen je certificaat op, en leest niet uit waar je je bevindt, noch waar je je liet checken.
Wie serieus bezorgd is over zijn privacy, kan beter zijn mobieltje weggooien dan die zorgen botvieren op deze app. (Voorts zou ik ze dringend aanraden hun ‘research’ niet langer op Facebook en YouTube te doen, dat zijn privacy-schendersbij uitstek.) Je kunt trouwens ook een papieren QR-code aanvragen, dan heb je helemaal geen mobieltje of DigID nodig: bel 0800 1421, en je krijgt ’m in de brievenbus.
Verder: het ding is er niet voor jou, maar dient om andermens’ veiligheid te waarborgen. Weiger je anderen te beschermen? Prima, maar dan verspeel je tijdens deze pandemie het recht om naar de kroeg, de film of een festival te gaan. Net zoals je tegenwoordig niet in het café of restaurant mag roken: vanwege de gezondheid van derden.
Wat mij betreft zouden ook gevaccineerde mensen zich moeten laten testen: ook zij kunnen het virus immers onder de leden hebben en zo anderen besmetten. Plus dat ik graag zag dat horeca- en cultuursectorbazen niet alleen de klandizie, maar ook hun personeel om een geldig certificaat kunnen vragen: waarom moeten bezoekers aantonen ongevaarlijk te zijn voor derden, maar medewerkers niet? Dan schiet je nog geen fluit op.
Dit alles betekent niet dat ik voor het kabinetsplan ben. Dat is slecht doordacht en inconsequent. Waarom zouden festivals of muziekpodia slechts op driekwart van hun capaciteit mogen opereren, wanneer je tegelijkertijd van alle bezoekers een geldig certificaat verlangt? Waarom moet je op een terras, in de open lucht, een geldige QR-code laten zien? Ook legt deze aanpak de last van de controle eenzijdig bij het uitgaansleven, dat niet is bedoeld als handhaver.
Bovenal vind ik het bezwaarlijk dat het kabinet – dat nu al acht maanden demissionair is, maar zich daar met de maand minder naar gedraagt – de Kamer niet fatsoenlijk, op voorhand, heeft geconsulteerd over dit plan, maar alweer op zondag iets laat uitlekken dat het twee dagen later bekend maakt, en pas daarna aan de Kamer voorlegt. Dat is bij uitstek een manier om je eigen oppositie te scheppen, neezeggers in de hand te werken, en de tegenstellingen te verscherpen.
Het gedrag van het kabinet wijst op maar één ding: de regering acht zichzelf niet langer demissionair en meent over zijn eigen val, en over de verkiezingen, heen te kunnen regeren. Er worden nieuwe bewindslieden aangesteld, zonder dat iemand zich afvraagt hoe je als bewindsman in een demissionaire positie kunt worden benoemd.
De verkiezingen waren vandaag op de kop af vijf maanden geleden, maar de kabinetsformatie achten de onderhandelaars kennelijk zo irrelevant dat ze gerust een maandlang vakantie dachten te kunnen nemen. Laat het land maar dobberen. Rutte regeert wel stilletjes door.
Intussen doet de regering er alles aan om de positie van de Kamer te ondergraven. Mark Rutte is demissionair premier en tevens fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer; Sigrid Kaag is vicepremier en Kamerlid voor D66, Carola Schouten is minister en Kamerlid voor de ChristenUnie; de net benoemde staatssecretarissen Steven van Weyenberg en Dennis Wiersma blijven aan als Kamerlid voor D66 respectievelijk de VVD. Hoe durf je: tot de regering toetreden, en tegelijkertijd je functie als controleur van datzelfde kabinet aanhouden.
Zelfs Kameruitspraken doen er kennelijk niet meer toe. Begin juni nam de Kamer een motie aan die het kabinet opdroeg Afghaanse tolken die voor het Nederlandse leger hadden gewerkt, versneld naar Nederland te halen. Die motie werd tweeëneenhalve maand lang genegeerd en getraineerd (‘We weten zelf niet wie voor ons heeft gewerkt’), totdat het dit weekend te laat bleek te zijn. Een kabinet dat een motie negeert die de Kamer met een grote meerderheid heeft aangenomen, is gewoonlijk een halszaak – maar nu een demissionair kabinet dat doet, komt er een Kamerdebatje na, als mosterd na de maaltijd.
Ook de rechter krijgt de middelvinger van het kabinet. Wordt het ministerie van Hugo de Jonge op zijn vingers getikt omdat het de Wob ondermijnt en in strijd met de wet verzoeken om informatie uitstelt, dan gaat VWS zich niet stilletjes in een hoekje dood zitten schamen, maar besluit het in beroep te gaan en huurt een leger extra juristen in.
Over een dikke maand is het Prinsjesdag, dan wordt de rijksbegroting gepresenteerd. Hoe stelt Rutte zich dat voor, met een demissionair kabinet dat de wil van de Kamer negeert en dat besluit dat de stem van de kiezer geen urgentie kwestie is? Stelt zo’n kabinet een miljoenennota op, alsof er niets aan de hand is? Wil Rutte-III echt over zijn eigen graf heen regeren?
Naar huis, naar huis met dat hele kabinet, zei de Kamer. Eerst nog wat regeren, zei Likkepot. Waar halen we de legitimiteit vandaan, vroeg Langelot. Daar veeg ik mijn reet mee af, zei Ringeling. Sssst! Niet aan de Kamer verklappen, waarschuwde het kleine ding. Duh, de Kamer – dat zijn wij toch ook? zei Duimelot.
En dan straks klagen dat het wantrouwen jegens de politiek is toegenomen, en weer mooie praatjes houden over macht en tegenmacht en over versterking van de democratie.
Die formatie duurt maar, en schiet geen sikkepit op. Alle eerder bedachte coalities worden alleen maar onmogelijker nu het CDA – dat sinds dik 40 zetels onder Balkenende is teruggevallen naar 14 zetels nu – implodeert onder alle schandalen en het gif er tegen de plinten klotst.
Belangrijker is dat het demissionaire kabinet er in toenemende mate een zooi van maakt. De voorzitter van de Algemene Rekenkamer hield vorige maand een donderspeech nadat bleek dat, ondanks zijn eerdere waarschuwingen, een aantal departementen de boel in het geheel niet op orde had. Hij constateerde dat het kabinet in 2020 voor 9,1 miljard aan verplichtingen en 4,3 miljard aan uitgaven niet kon verantwoorden. VWS had, zo meldde de Rekenkamer, zelfs moeite met het opstellen van een jaarrekening.
Voorts had de regering het budgetrecht van de Kamer geschonden door grote verplichtingen aan te gaan zonder de Kamer daarover – zoals het hoort – op voorhand te informeren. (Dat had minister Hoekstra al eerder geflikt, toen hij achter de rug van de Kamer om aandelen Air France kocht, waarvoor hij in 2020 al op z’n kop kreeg van diezelfde Rekenkamer: het is een wetsovertreding.)
Alleen al de laatste maanden zijn daar een aantal schandvlekken bijgekomen: VWS trok circa 1 miljard uit voor ‘Testen voor toegang’ zonder een aanbesteding te doen (wat verplicht is). Het negeerde de bestaande teststraten daarbij, zodat er nu circa 76 nieuwe teststraten zijn bijgebouwd waar amper iemand komt, terwijl de uitbaters niettemin een gegarandeerde omzet krijgen. Ook worden aangenomen moties genegeerd. En dan laat ik de CDA-prominent nog ongenoemd die nutteloze mondkapjes mocht leveren en die deal met minstens 20 miljoen winst afsloot.
Daarnaast kampen we met een demissionair premier die zijn geheugen nog steeds kwijt is en een departement dat op een berg verloren gewaande brieven en memo’s zit. En als kers op de taart zijn de slachtoffers van de toeslagenaffaire nog altijd niet geholpen en stikken ze in hun schulden. Intussen denkt Rutte goede sier te maken met afgekloven ideeën over macht en tegenmacht.
Het vertrouwen in de politiek daalt zienderogen, en dat valt dit kabinet aan te rekenen. En het erge is: dingen afbreken gaat altijd stukken sneller dan ze weer in elkaar metselen.
Als het Kaag menens was, met haar campagne over een eerlijker politiek, pleit ze nu voor nieuwe verkiezingen: doormodderen begint intussen gevaarlijk te worden, en maakt meer kapot dan ons lief is – temeer daar de huidige regeringspartijen zich laten gijzelen door de hoop op een plaatsje in een nieuw kabinet.
En laat de Kamer in hemelsnaam haar eigen macht ter hand nemen en dit kabinet het vuur aan de schenen leggen: ook demissionaire ministers kunnen tot aftreden worden verplicht; ongeacht of ze Hoekstra of De Jonge heten. En weet: een demissionair kabinet kan verkiezingen uitschrijven – of daartoe door de Kamer worden gedwongen.
In opdracht van de gemeente Amsterdam heb ik de werkwijze van de Amsterdamse Beoordelingscommissie ‘Goede Zeden’ onderzocht. Dat was een gezelschap van mensen uit de reclassering, die – samen met directeuren van gemeentelijke diensten en afgevaardigden uit het bedrijfsleven – de antecendenten van sollicitanten besprak. Zij besloten of iemand al dan niet een verklaring van goed gedrag verdiende, en dus: of hij in aanmerking kwam voor een baan.
De commissie is voortgekomen uit de nobele gedachte dat mensen met een vlekje – lees: een veroordeling op hun naam – niet voor de rest van hun leven uitgesloten moesten worden van een betrekking bij de overheid. Wel moest je een beetje opletten waar je zo iemand kon plaatsten: een oplichter die net weer uit de bak was, zou je niet snel aanstellen als boekhouder, maar misschien kon hij wel trambestuurder worden.
De Commissie Goede Zeden werd opgericht in februari 1912 en was de eerste in haar soort. Al snel beoordeelde de Commissie niet alleen sollicitanten die bij de gemeente wilden werken, maar ook mensen die bij semioverheidsinstellingen of commerciële bedrijven aan de bak wilden: van de NS en de PTT tot Fokker, Wagons-Lits en chemiebedrijf Ketjen. De Commissie werd in 1958 vervangen.
De notulen van de vergaderingen tussen 1942 en 1958 zijn bewaard gebleven. Daar ontstond enige commotie over, nadat Trouw in 2017 op grond van een steeekproef schreef dat de Commissie homoseksuelen systematisch een bewijs van goed gedrag had onthouden. Er werd om onderzoek gevraagd; dat mocht ik dus uitvoeren, samen met Gregor Walz en Jurriaan Omlo (zij maakten een cijfermatige analyse).
Deze week is het rapport gepubliceerd, samen met een brief van het college van burgemeester en wethouders.
Patrick Meershoek schreef voor Het Parool een prachtig artikel over de rapporten, waarin hij vooral ingaat op mijn onderzoek.
Een bloemlezing uit het eerste hoofdstuk van mijn rapport:
Maar sommige aanvragen voor zo’n verklaring van goed bewijs gingen de Commissie bepaald te ver. Kort gezegd: de Commissie faciliteerde sommige aanvragen makkelijker dan andere, bijvoorbeeld door verschoningsgronden of verzachtende omstandigheden aan te voeren. Diefstal, heling en verduistering kon zij goed plaatsen (en vergeven), evenals jeugdzonden en oorlogsdelicten.
De Commissie was echter zeer schuw om sollicitanten die bij de politie bekend stonden als homoseksueel of prostituée een bewijs van goed gedrag te verstrekken, zelfs als deze mensen geen enkel vonnis of proces-verbaal op hun naam hadden staan. Want, zo redeneerde de Commissie, de overheidsdienst vertegenwoordigde toch een bepaalde waarde, en aan mensen met een zedelijk zo discutabele achtergrond kon je het publiek toch niet blootstellen?
Seksualiteit werd zodoende een grond om iemand een bewijs van zedelijk gedrag te onthouden, en dus: uit overheidsdienst te weren. Zo blijkt de Commissie zich – helaas met succes – in 1950-51 te hebben ingespannen om iemand die al sinds 1945 naar ieders tevredenheid bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente werkte, daar in diskrediet te brengen.
De Commissie, die bitter weinig moest hebben van zowat elke vorm van ‘onzedelijk gedrag’, streek op het vlak van homoseksualiteit niettemin wel eens de hand over het hart. De Commissie wist terdege dat homoseksualiteit voor de buitenwereld vaak moeilijk lag, en schipperde daar in de praktijk geregeld mee. De Commissie verstrekte homoseksuelen zo’n bewijs als zij meende dat het een betrekking betrof waarin zij volgens haar ‘niet veel kwaad konden’. Maar zodra iemand volgens de Commissie met zijn homoseksualiteit ‘te koop’ liep, al was het maar door hun voorkeur niet te verstoppen, was de boot aan: dat was reden om een bewijs van goed gedrag af te wijzen.
De Commissie koesterde meer vooroordelen. Zo kon je als man beter ontucht plegen met een minderjarige of zelfs je eigen dochter verkrachten, dan als vrouw je geld met prostitutie verdienen. Het eerste delict verjaarde uiteindelijk altijd, en de Commissie zag zoiets graag als een gelegenheidsmisdrijf, een misstap uit nood (‘inmiddels is hij gelukkig getrouwd’ geldt steevast als bezwering voor de toekomst: eerder had hij geen vrouw, of een slecht huwelijk, vandaar dat de aanvrager zijn ‘recht’ op seks elders had verzilverd).
Maar wie ooit als prostituée werkte, is volgens de Commissie nadien eigenlijk nooit meer geschikt voor gemeentedienst, zelfs niet als schoonmaakster: zo iemand blijft altijd een smet voor de stad. Souteneurschap daarentegen is eerder een economisch dan een moreel delict: daarvan kun je je volgens de Commissie wel goed rehabiliteren.
Vanaf 1951 geeft ook de politie advies aan de Commissie over voorliggende gevallen. Klein probleem: de politie beperkt zich daarbij niet tot het lichten van iemands strafrechtelijke doopceel, maar gooit ook al haar onbewezen verdenkingen en vermoedens over de schutting, en presenteert die geregeld als feit, vaak zonder onderbouwing.
Langs deze weg spuide de politie een stortvloed aan morele oordelen. Niet: wie verzaakte de wet, maar: wie houden we in de gaten, wie voldoet niet aan onze normen; dit alles geregeld zonder het strafrecht daarbij te wegen, zodat een verdenking al snel de geur van illegaliteit of overtreding krijgt. De politie gedraagt zich kortom als een roddeltante: ze zaait wantrouwen over kandidaten bij de Commissie, geeft vaak geen onderbouwing voor haar verdachtmakingen (buiten wat al via het strafregister bekend was), maar doet daar wel stellig over, en presenteert deze non-strafrechtelijke informatie als zeer gewichtig
Naast de vele verjaarde zaken die de Commissie steevast meeweegt – ook al was er al jarenlang wetgeving in voorbereiding om zulks expliciet te verhinderen, iets waarvan de Commissie terdege op de hoogte was, getuige haar besprekingen van het wetsvoorstel – vallen ook de ethische en sociale dimensies van haar werkterrein en de achtergrond van haar beslissingen op, en de verschuivingen daarin.
Zo verstrekt de Commissie tijdens de Duitse bezetting zonder blikken of blozen bewijzen van goed gedrag voor mensen die bij de Weermacht willen werken. Een jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog zakt het aandeel van aanvragen van vrouwen zienderogen, terwijl op het ambtelijk arbeidsverbod voor getrouwde vrouwen tijdens de oorlog eigenlijk weinig werd gelet – er heerste tijdens de bezettingsjaren een groot tekort aan werknemers, aangezien veel mannen naar werkkampen waren afgevoerd. Rond 1948 spelen veel zaken van deserteurs die aan uitzending naar Indië wilden ontkomen, maar aan hun strafblad tilt werkelijk niemand in de Commissie: het was kennelijk geen populaire oorlog, en een vonnis wegens desertie werd afgedaan als een verwaarloosbaar feit.
Het was niet zozeer het het gelieg, verpakt als ‘daar heb ik geen herinnering aan’; dat hadden we al eerder gezien van Mark Rutte. Wat me het meest stoorde aan Ruttes optreden was al een week eerder gebeurd. Nadat de aantekeningen van de verkenners waren uitgelekt, en de Kamer opheldering had geëist wie hun collega Pieter Omtzigt nu die ‘functie elders’ had toegedacht, vroeg een journalist van de NOS aan Rutte of iemand hier nog verantwoording over ging afleggen.
Nee, antwoordde Rutte, en loog nog maar eens dat de opmerking over Omtzigt niet van hem kwam. En nu, vroeg de journalist. Tsja, zei Rutte: de verkenners waren afgetreden, er zouden nieuwe komen, en dat was dat. De voormalige verkenners zouden niet toelichten waar die opmerking over Omtzigt vandaan kwam. En toen zei hij het: ‘Niemand gaat hier uitleg over geven.’
Het was geen constatering, maar een opdracht aan de verkenners, waarvan er eentje dient als (demissionair) minister in Ruttes regering en de ander prominent lid van zijn partij, de VVD. Kortom: mensen over wie Rutte macht heeft. ‘Niemand gaat hier uitleg over geven.’ Bek houden, jullie allebei. Rutte deed de zaak ter plekke af als een bedrijfsongevalletje. Zand erover, schouders ophalen en doorgaan. Niets aan de hand, niets te zien. Doorlopen, mensen.
Ruttes edict was des te pijnlijker omdat hij daar niet over ging. De Kamer had de verkenners aangesteld, de Kamer viel daarom als enige het recht toe te besluiten de verkenners al dan niet te horen – daar staat Rutte buiten.
Het was arrogantie van de macht en staatsrechtelijke minachting van de Kamer ineen. Van datzelfde dedain getuigde Rutte later toen hij, nadat uitkwam dat hij Omtzigt wel degelijk onschadelijk had willen maken met een ministerspost, die manoeuvre beschreef als een ‘promotie’. De Kamer staat boven de regering; niet andersom. De Kamer kan de regering wegsturen en is ons hoogste democratische orgaan.
Een premier die het staatsrecht ontkent, is een gevaarlijke premier. En het is niet de eerste keer dat Rutte de rechten van de Kamer dwarsboomt, getuigde de vele rellen over het achterhouden van stukken, inclusief het valselijk ontkennen van het bestaan ervan.
Diezelfde arrogante stortten prominente VVD’ers de dagen na de motie van afkeuring die Rutte aan zijn broek kreeg, uit over het land. Oud-verkenner Annemarie Jorritsma ontplofte nadat de jongerenafdelingen van de coalitiepartners zeiden dat zij niet wilden dat hun partij onder Rutte verder zou regeren. ‘Je moet maar durven om de lijsttrekker van de grootste partij die net de verkiezingen heeft gewonnen als jongerenorganisaties uit te willen sluiten,’ brieste ze. Driekwart van de stemmers heeft niet voor de VVD gekozen, en elke partij mag Mark Rutte utsluiten – ongeacht hoeveel stemmen hij kreeg. Op twitter antwoordde iemand, ik weet niet meer wie, heel snedig: ‘Al haal je de meeste likes op Tinder: dan nog kan je niet afdwingen dat iemand verkering met je neemt.’
Staatsrecht, dames en heren van de VVD: staatsrecht.
[Beeld: Tweede Kamer (fragment) / Husky / CC0 / Wikimedia]
Een op de vijf Nederlandse gezinnen zit in de schulden. Vast werk voor jongeren is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel. De dakloosheid is groot. De prijs van koopwoningen blijft maar stijgen, terwijl huurhuizen schaarser en duurder worden. We kunnen de mest niet meer kwijt. Dieren worden verminkt, gemaltraiteerd en dan opgedist. We stoten meer stikstof uit dan de ons omringende landen.
De overheid jaagt op mensen die ze vanwege hun achternaam of postcode als potentiële uitkeringsfraudeurs bestempelen, en behandelt die soms als schuldig zonder ze kans op weerwoord te geven.
De winsten van grootbedrijven stijgen, maar de lonen van hun werknemers allang niet meer. Overwinsten worden niet aangepakt, integendeel: multinationals krijgen dealtjes van de Belastingdienst, en Nederland prijkt hoog op de lijsten van landen die witwasconstructies op bestelling leveren. Bedrijven die gas oppompen in de noordelijke provincies worden schadeloos gesteld voor hun toekomstige inkomstenderving, maar de mensen die in Groningen, Drenthe en Friesland al jaren met kapotte huizen zitten, moeten geduld hebben.
Intussen kampen we – net als andere landen – met een pandemie, een klimaatcrisis, de ineenstorting van de biodiversiteit, gif in de grond, het water en de lucht, met complotdenkers die op hol slaan, en met extreme religies die het op de persvrijheid en de persoonlijke keuzes van andersdenkenden hebben voorzien.
Er is iets heel erg fout met de prioriteiten die de Nederlandse regeringen van de afgelopen jaren hebben gesteld – en Rutte is het oog van die orkaan. Hij is de man die anderen laat struikelen, of ze eigenhandig voor de bus gooit, als zijn beleid fout uitpakt, hij is de man die met dichtgetimmerde regeerakkoorden de Kamer buitenspel wil zetten. Hij is de premier die de doctrine verzon dat stukken die de overheid slecht uitkomen, voor de rest der natie mogen worden verdonkeremaand – omdat ambtenaren er tegenwoordig vooral zijn om bewindslieden uit de wind te houden, in plaats van burgers te dienen en problemen met rondom staand beleid te rapporteren (en die te helpen oplossen).
Anders dan Rutte beweert, is ons land niet zo ‘gaaf’ meer. Er is geen loon naar werken. Er is een probleem met racisme en vrouwenhaat, met homohaat en vreemdelingenhaat. We zijn goed geworden in blaming the victim. We zijn slecht in transparantie, in openheid van zaken geven en burgers kennen in beleid dat hen en hun toekomst aangaat. We eisen volledige transparantie van burgers, terwijl de overheid zelf zich afschermt van kritiek en zichzelf oncontroleerbaarder maakt.
Nu hebben we alweer een rel, ditmaal over Pieter Omtzigt; en weer is het een symptoom. Die rel is alleen van belang omdat Omtzigt staat voor alles wat Rutte onder het tapijt wil vegen, en vice versa: omdat Rutte voor alles staat dat Omtzigt aan het licht wil brengen.
Van Rutte zegt men wel dat hij van teflon is; alles glijdt van hem af. Maar teflon is onafbreekbaar gif, en dringt in alles door. Is een tefalpan eenmaal beschadigd, dan moet je hem subiet weggooien.
[Beeld: fragment van Arno Mikkor (EU2017EE) / Wikimedia / CC0]
Op 17 december is de Wet gegevensverzameling door samenwerkingsverbanden in de Tweede Kamer aangenomen. De WGS moet het instanties nog makkelijker maken om gegevens uit te wisselen over burgers teneinde fraude op te sporen. Er is amper maatschappelijk debat over de WGS geweest: we waren te druk met corona.
Het wetsontwerp werd, na fikse kritiek van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens, tegen hun adviezen in niet ingeperkt maar juist uitgebreid. Voorts zijn belangrijke onderdelen niet in de wet geregeld; die worden later ingevuld door de minister van Justitie en Veiligheid.
In de WGS vallen onder de ‘gegevens’ die bedrijven en overheden met elkaar mogen delen, ook signalen, vermoedens en zwarte lijsten. Op grond daarvan mogen de deelnemende partijen ‘interventies’ met elkaar afstemmen en ‘handhavend optreden’ tegen burgers die zo in het vizier komen.
De toeslagenaffaire is er niets bij. Het collectief dat eerder SyRI – het ‘Systeem Risico Indicatoren’, ook al zo’n groots opgetuigd systeem – bij de rechter verboden wist te krijgen, noemt de WGS niet voor niets ‘super SyRI’. (SyRI heeft veel burgers verdacht gemaakt, doch geen enkele fraudeur opgespoord; de basis voor de verdenkingen bleek te mager).
Er was amper debat in de Kamer over de WGS. Er zijn bovendien amper mensen in de Kamer die de WGS inhoudelijk doorgronden. Twee van hen – Kees Verhoeven van D66 en Kathalijne Buitenweg van GroenLinks – vertrekken eind deze maand uit de Kamer.
Er is sowieso nog zelden plenair debat over wetgeving in de Tweede Kamer. Onderzoeksplatform Investico rekende recent uit dat onder Balkenende-IV (2007-2010) 32 procent van alle wetten zonder debat werd aangenomen; de afgelopen jaren gold dat – gecorrigeerd voor corona – voor gemiddeld 38 procent van alle wetten.
Investico toonde ook aan dat sommige fracties zich zelden laten zien bij commissievergaderingen, tegenwoordig vaak de enige plaats waar een wetsontwerp nog tegen het licht wordt gehouden. De PvdA liet onder Rutte-III verstek gaan bij bijna de helft van alle wetgevingsdebatten, Forum voor Democratie zelfs bij 95 procent. Investico: ‘Veel wetgeving wordt alleen nog besproken door de grote partijen, vaak uit de coalitie.’
Wat daarvoor in de plaats komt? Plenaire debatten waar de waan van de dag besproken wordt. De Kamer gaat gebukt onder een ‘wildgroei aan debatten’, hypes waarmee Kamerleden punten trachten te scoren voor het oog der natie. De Kamer heeft vorig jaar zowat langer gedebatteerd over het trouwfeest-zonder-anderhalve-meter-afstand van minister Grapperhaus dan over zijn voorstel voor de WGS.
Eind deze maand wordt de nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd. Er komen 60 nieuwelingen, waarvan sommigen zo groen als gras zijn. Er zijn meer kleine fracties dan ooit: partijen die met een, twee of drie mensen alles moeten bijhouden, maar tegelijkertijd ook flink moeten scoren. Langzaam roeien we de dossiervreters uit, mensen als Renske Leijten en Pieter Omtzigt.
Hopelijk zit er nog een snuggere ziel in de Senaat. Daar moet de WGS nog worden besproken.
[Beeld: Tweede Kamer (fragment) / Husky / CC0 / Wikimedia]
In 2006 besloot de overheid het sofinummer, bedoeld voor sociale verzekeringen en de belastingdienst, op te waarderen tot een burgerservicenummer. Dat BSN zou je voortaan ‘overheidsbreed’ kunnen gebruiken, ‘met het oog op een meer klantgerichte, geïntegreerde dienstverlening’. Zo geschiedde. Dus tegenwoordig vraagt Jan en alleman je om je BSN, en is dat het snoer geworden waarmee je persoonlijke informatie overal aan elkaar wordt geregen.
Het lastige van die gekoppelde persoonsinformatie is dat die zich ongebreideld voortplant en soms losgekoppeld doorleeft, als een afgehouwen staart waaraan een nieuwe salamander groeit. Dat merken de slachtoffers van de toeslagenaffaire keer op keer: het label ‘fraudeur’ dat de Belastingdienst ooit ten onrechte aan hun BSN heeft gekoppeld, heeft zich over tal van datanetwerken verspreid en leeft daar ongebreideld verder. Steeds stuiten ze op nieuwe instanties bij wie ze als fraudeur te boek staan. Dat label heeft zich overal ingevreten.
Vandaar dat een aantal toeslagenslachtoffers nu een nieuw BSN eist. Ze willen met een schone lei kunnen beginnen, en eindelijk van die administratieve laster verlost zijn. Vandaar dat ze in een rechtszaak tegen de staat wijziging van hun BSN eisen.
Inmiddels kunnen circa 5 miljoen Nederlanders zich in deze zaak als belanghebbende voegen. Hun BSN is gecompromitteerd, doordat de GGD inzake corona met brakke software werkte om testafspraken en de resultaten van bron- en contactonderzoek te documenteren. RTL Nieuws ontdekte dat er grootschalig is gehandeld in miljoenen adresgegevens, telefoonnummers en BSN’s. Zeker in die combinatie zijn dat hoogst aantrekkelijke gegevens voor criminelen: het maakt identiteitsfraude – toch al flink in opkomst – een stuk eenvoudiger.
De schandalige nonchalance van de GGD – het was ze meermalen verteld dat hun systemen onveilig waren, van monitoring was geen sprake – werd verergerd door hun bewaarzucht. Waarom zou je in ’s hemelsnaam een testafspraak of contactonderzoek van twee maanden geleden bewaren? Laat staan oudere afspraken? Totaal onnutte informatie. Maar eenmaal gestolen en in schurkenhanden is het goud waard.
Het zou een mooi verkiezingspunt zijn voor een partij die privacy en digitale veiligheid serieus neemt: geef alle Nederlanders een splinternieuw BSN. Lastig voor de overheid, ja, maar die heeft er zo’n rommeltje van gemaakt dat nu ruim een op de drie volwassen Nederlanders tot in lengte van dagen moet opletten of er met zijn gegevens wordt gefraudeerd.
Op Twitter legde Martijn Leisink het goed uit. ‘Het echte schandaal is dat je je eigen identiteit moet beschermen door een nummer geheim te houden dat je tegelijkertijd volgens de wet te pas en te onpas moet afgeven.’ Een oplossing had hij ook: via je DigID zou iedereen beperkt geldige BSN’s kunnen aanmaken, gebonden aan een instantie, zodat het elders niet werkt.
Voor een overheid die ICT snapt een fluitje van een cent. Maar ja.
De misstanden die boven water zijn gekomen bij de toeslagenaffaire zijn heftig. Mensen werden op grond van hun ‘on-Nederlandse’ achternaam als verdacht bestempeld, en kregen dat zelf niet te horen – zodat ze zich niet konden verdedigen. Ze werden geregeld al als fraudeur aangemerkt indien ze niet alle papieren konden aanleveren die de fiscus van hen vorderde – ongeacht hoe absurd die eis soms ook was. Zo moesten sommige ouders presentielijsten van de kinderopvang overleggen: met wie was hun kindje daar op dag X of Y geweest?
Daarbovenop ging de Belastingdienst zelf zich illegaal gedragen. Toen de dienst op het matje werd geroepen door de controlerende macht, maakten medewerkers dossiers kwijt, logen soms in de rechtbank, of hield stukken voor de Kamer achter.
Aan zulk gedrag ligt niet alleen discriminatie ten grondslag. Het is ook, vrees ik, gemakzucht: het was zo makkelijk om deze ouders het leven zuur te maken, en ze vervolgengs op te jagen. Ze moesten alles terugbetalen, zonder pardon en zonder betalingsregeling, want het waren immers fraudeurs. Dus kwamen er incassokosten bovenop, plus rente, en de kosten van deurwaarders, beslagleggingen en executieverkopen. Een advocaat hadden ze zelden. Een geslagen hond laat zich makkelijk pakken: die kan geen kant meer op.
Het rendement van al deze ‘inspanningen’ was nihil. Er zijn amper ouders veroordeeld, en zijn al die jaren maar drie kinderopvangbureaus gevonden waar de boel niet op orde was. Maar intussen is het rechtsgevoel van duizenden ouders ernstig geschokt, is ook in brede zin het vertrouwen van burgers in de overheid geschonden, en is het fraudebeleid compleet uit de bocht gevlogen.
Alex Brenninkmeijer, die van medio 2005 tot eind 2013 de Nationale Ombudsman was, heeft hiervoor herhaaldelijk gewaarschuwd. Hij bekritiseerde de Haagse Pandbrigade en het Rotterdamse Interventieteam, die geruime tijd ‘huisbezoeken’ aflegden en woningen en bewoners controleerden. Hun criteria? De wijk: alle huizen in een ‘probleemwijk’ werden bezocht. Of: ‘administratieve ongeregeldheden’, die vaak – hoe wrang – het product waren van datavervuiling en van fouten van de gemeente zelf.
De controles werden uitgevoerd zonder specifieke verdenking. De bewoners mochten de teams de toegang weigeren, maar die speculeerden erop dat de bewoners dat niet wisten. Ook daar werd het recht geschonden, werden burgers gekoeioneerd, en liep de fraudebestrijding uit de hand.
Brenninkmeijer wees er toen al op dat de ‘winst’ van deze aanpak minimaal is, maar de schade enorm. Hij makte zich zorgen over politici die ferm wilden overkomen, en een apparaat dat geheel is opgetuigd om de burger te lijf te gaan.
Neem voortaan iemand van je eigen formaat, denk ik dan. Zoek het hogerop. Bij bedrijven wordt voor miljarden witgewassen en belasting gemeden of ontweken; er wordt gerotzooid met btw, met dividenden, en met gedecentraliseerd zorggeld. Laat de Belastingdienst haar aspiraties maar verleggen.