Een vaccin biedt niet altijd verlossing

Iedereen hoopt op een coronavaccin. Dat kan er binnen een paar maanden zijn, roept de een optimistisch; de ander waarschuwt – aanzienlijk realistischer – dat zoiets gerust een paar jaar kan duren. Aan financiering en animo zal het in elk geval niet liggen: er zijn wereldwijd circa 70 teams bezig om een vaccin te ontwikkelen, en de miljarden worden ze allerwege toegestopt. Bill Gates steunt met zijn stichting alleen al 8 tot 10 initiatieven, onder het motto dat het niet slim is bij zulk hoog spel op een enkel paard te wedden.

Gates denkt dat het wel anderhalf jaar kan duren eer er een vaccin op de markt komt, maar sluit niet uit dat het ook in de helft van die tijd kan. Je helpt het hem waarlijk hopen, maar voorzichtigheid is gepast. Immers, inmiddels is er wereldwijd al miljarden in onderzoek naar een hiv-vaccin gestoken, en dertig jaar later hebben we nog helemaal niets. De ontwikkeling van een vaccin tegen ebola vergde 5 jaar.

Maar er schort sowieso iets aan de manier waarop we over dat vaccin spreken. We doen of het een kwestie is van één keer inenten, en hopla: we zijn voortaan immuun, zoals je na de BMR-prik de rest van je leven ongevoelig bent geworden voor de bof, de mazelen en rodehond. Maar de groep virussen waar covid-19 onder valt, gedraagt zich echt anders: die kun je beter vergelijken met influenzavirussen.

Griepvaccins werken moeizaam, en niet alleen omdat we op voorhand niet precies weten welke mutatie zich dat jaar zal aandienen. Griepvaccins bieden altijd slechts tijdelijke bescherming. Na verloop van tijd verzwakt die, en ben je weer even vatbaar als vanouds. Ook is het vaccin maar in de helft van de gevallen effectief: zelfs met de juiste cocktail kan de griep van dat seizoen je nog altijd zonder pardon vellen.

Gelukkig helpt de griepprik wel: ook als maar de helft van de mensen zich laat vaccineren en het ding maar in de helft van de gevallen werkt, voorkomt hij veel ziekte- en sterfgevallen.

Maar coronavirussen zijn aanzienlijk besmettelijker dan de griep is, en verspreiden zich navenant sneller. Het heeft er bovendien alle schijn van dat van corona meer mensen ernstig ziek worden dan bij de griep het geval is. Daarnaast – en dat is substantieel anders dan bij de griep geldt – houdt een deel van de mensen die van covid-19 zijn hersteld, er alsnog permanente schade aan over. Anders gezegd: zelfs indien een coronavaccin exact dezelfde bescherming zou bieden als een griepvaccin kan, richt covid-19 substantieel meer schade aan.

Er is een slimmere strategie dan gokken op een vaccin dat a) nog jaren op zich kan laten wachten en b) vrijwel zeker halfhartig werkt. Beter kunnen we de lockdown handhaven totdat contactonderzoek weer mogelijk is en iedereen die besmet is, in quarantaine kan en goed verpleegd kan worden. Een strikte lockdown hoeft maar een maand extra te duren, en dan kunnen we, mits we testen, opsporen en isoleren, weer langzaam uit onze schulp kruipen.

[Beeld: Pixabay / TheDigitalArtist]

Zonder vertrouwen loopt exit uit op een fiasco

Over de exit-strategie spreken we als was het een terugkeer naar vroeger: dan kunnen we weer naar de kroeg, naar de film of een voetbalwedstrijd, we boeken weer reisjes en citytrips. De horeca zal opbloeien, en iedereen koopt weer kapsels en kleren.

Ik geloof er geen zier van. O vast: op de eerste dag na de lockdown zullen de kroegen vreugdevol worden overspoeld, maar van die anderhalve meter zijn we voorlopig niet af, dus die cafés zijn vol eer je het weet – en ogen dan alsnog als een slappe zondagmiddag.

Want het is niet alleen die anderhalve meter. Intussen zijn veel mensen hun inkomen kwijt, en vrezen anderen werkloosheid of een faillissement.

We bezien de toekomst met angst en beven. Elke econoom die een knip voor de neus waard is, weet dat vertrouwen de basis is van de wereldhandel, de lokale economie en de beurs. Consumenten die geen vertrouwen hebben in hun financiële toekomst, houden – heel verstandig – straf de hand op hun eigen portemonnee. En een middenstander die geen vertrouwen heeft in zijn afzet zal geen goederen inkopen, laat staan personeel inhuren. Ook na de lockdown zal de economie nog lang op een uiterst laag pitje staan.

Pas wanneer de besmettingen metterdaad afnemen, er geen volgende golf komt of een nieuwe run op de zorg, is er reden om opgelucht adem te halen. Maar zo ver zijn we nog lang niet – sterker, dat kan nog wel een jaar duren. En we weten nu al dat van de mensen die een zware variant van de ziekte hebben overleefd, een flink deel nog maandenlang moet revalideren en dat een aantal van hen met permanente schade zal kampen. Tienduizenden mensen zijn hun geliefden, ouders, broers, zussen of vrienden kwijtgeraakt. Dan sta je niet snel te dansen van blijdschap.

Elke versoepeling die de regering aankondigt, zal terdege op haar effecten moeten worden getoetst. Blijken de besmettingen in de weken erna toe te nemen? Terugdraaien, meteen! Want een overheid die moedwillig met het leven van haar burgers gokt, verspeelt alles (zoals Trump en Bolsonaro nu merken). Daarom zijn pleidooien voor het ‘snoeien van oud hout’ zo schandalig: ze reduceren burgers tot hun vermeende ‘economisch nut’, en gaan voorbij aan de taak van de overheid om al haar burgers te vertegenwoordigen en te beschermen.

Uit de lockdown komen kan alleen gradueel, en gebaseerd op gedegen vertrouwen.

Zelfs dan zijn de afwegingen pijnlijk. Afgelopen weekend bezocht ik mijn ouders in Almelo; een lieve vriendin reed me heen en weer. Ik mocht mijn demente moeder even van een afstandje zien, en kon mijn vader omhelzen. Voor hem en mij was het de eerste keer in zes weken dat we iemand aanraakten. Daags erna kuchte ik een paar keer. Ik schrok, al realiseerde ik me: zou ik vanwege dat bezoekje corona hebben opgelopen – soit, die omhelzing was het waard.

Voor de zekerheid houd ik de komende weken nog meer afstand tot andere mensen. Mijn ouders zijn dat waard. Maar dat geldt niet voor een bezoek aan kroeg of kapper.

[Beeld: Pexels]

Corona-app: crisisbeleid of paniekvoetbal?

Zowat alles ging mis bij die race om de corona-app, die mensen moest vertellen dat ze in de buurt waren geweest bij iemand die besmet blijkt te zijn. De ene app was lek. De andere gaf je telefoonnummer prijs, en verbrak zo je anonimiteit. De derde was helemaal niet aangeprezen door het deskundigenpanel: die hadden het ding expliciet afgewezen. De vierde waarborgde niet dat uitsluitend besmette mensen alerts konden versturen.

Belangrijker: alle apps hingen in een beleidsmatig vacuüm. Ze staan of vallen met de beschikbaarheid van testen: alleen dan kan de waarschuwing die zo’n ding verstuurt, betrouwbaar zijn. Maar er is geen flankerend beleid. Zelfs huisgenoten van een erkende patiënt kunnen zich zelden laten testen. Wil je heus dat mensen zelf waarschuwingen kunnen versturen, en dat een cascade van vermoedens en ‘mogelijke’ besmettingen zich door ieders mobiele netwerk verspreidt? Dan belanden we alsnog allemaal in zelfquarantaine en zijn we geen sikkepit verder.

Voor die aanpak is een term: techno-optimisme. Als je beleidsmatig met je handen in het haar zit, besteed je het probleem uit. Je laat er software voor maken: dan komt het vast goed! Mislukt dat, dan kun je de schuld voor je eigen falen op de programmeurs afschuiven. Altijd prijs.

Ik ben allang blij dat het kabinet zichzelf had laten overhalen zijn aanpak publiekelijk te laten onderzoeken, en de hulp van externe deskundigen had ingeroepen. (En zoals Brenno de Winter, een van de betrokken experts, maandagavond in Op1 zei: liet de overheid al haar ict-plannen maar zo breed testen. Dat zou een boel vergeefs uitgegeven geld, moeizame trajecten en krankjoreme ict-plannen schelen.)

Maar je mag toch hopen dat het kabinet vanavond aankondigt dat ze die app op de lange baan schuift, en eerst zelf een grondig testbeleid implementeert. Want te vaak heeft de regering keuzes die ze als een kat in het nauw heeft gemaakt, gepoogd ons als doordacht beleid te slijten.

Er was te weinig testcapaciteit. Prompt wilde het kabinet ons dat verkopen als bewuste strategie: het ‘testen, testen, testen’ waarop de rest van de wereld ostentatief hamerde, zou niet zinvol zijn. Er waren te weinig hightech beademingsapparaten op de IC’s. Het zou niet zo’n vaart lopen, zei de regering, maar dat deed het wel. In het wilde weg bestelde ze duizend van die dingen bij Philips, maar die voldoen niet: ze zijn prima om iemand onder narcose asem te geven, maar helpen geen zier voor mensen wier longen kapot dreigen te gaan.

We hoefden volgens de regering aanvankelijk niet in lockdown: vrij rondlopend zouden we volgens hen sneller ‘groepsimmuniteit’ verwerven. Toen liepen de ziekenhuizen vol, en de IC’s over. Tests voor verpleegtehuis- en thuiszorgpersoneel waren volgens de regering niet nodig, maar nu sterven cliënten daar bij bosjes, en betreft een derde van alle besmettingen het zorgpersoneel. Mondkapjes voor burgers zouden ‘valse veiligheid’ bieden, maar juist die strategie werkte elders opperbest. Alleen: wij hebben die dingen niet.

De nood verkopen als weloverwogen beleid is dodelijk voor het vertrouwen in de overheid.

[Beeld: Pixabay]

De nippertjeseconomie

De druk neemt toe. Het moet af. Nog een paar uurtjes extra doorwerken, dan krijg je het vast voor elkaar. Uitpuffen komt later wel. Toch maar op zondag aan de slag. Weer geen tijd om te ontspannen. Verdorie, zo laat al? Kom zeg, gewoon doorpakken, nog even de schouders eronder. Op het nippertje. Klaar, toch weer gelukt!

Zo gaat het al jaren. Bij mij, bij u, op het werk, thuis, op kantoren, scholen, in de zorg, op de werkvloer, in productieprocessen. De eindjes aan elkaar knopen. Beetje schuiven, beetje uitrekken, beetje dun smeren. Hier een uurtje van een proces afsnoepen en daar de productielijnen verkorten. Minder voorraad houden, dan ligt je kapitaal niet op de plank stof te vergaren. We bestellen wel bij als de spoeling dun dreigt te worden. Maakt niet uit, het is er toch morgen al. Uiterlijk overmorgen, als het uit een ander land moet komen. Wat? U kunt het dezelfde dag al bezorgen? Dat bedoel ik!

Dit hier kan best geautomatiseerd worden, en kijk, daar kunnen we een efficiencyslag maken, geen man overboord, nee hoor, echt niet. Huren we wel een flexwerker in om af en toe bij te springen. Is ook goedkoper. We kunnen echt met minder bedden toe. De overhead kan ook gerust omlaag. Koffiedrinken en bijkletsen doe je maar in je eigen tijd. Kun je niet gaan multitasken? Scheelt je echt uren! Veel goedkoper om het in een lagelonenland te laten maken, we zijn toch geglobaliseerd met z’n allen? Nou dan.

’t Is krap, maar het lukt net. Het is aanpoten, maar het gaat. We halen het, we halen het aldoor – op het nippertje, je houdt alle paarden in het span en legt de zweep over jezelf., terwijl je opgelucht denkt: weer gelukt. Totdat je vader van zijn fiets flikkert, ongelukkig neerkomt en wekenlang niets kan doen en je wilt bijspringen. De loze ruimte is glad op. Daardoor stort het een na het ander in, en bleek dat je al die tijd met een kaartenhuis aan het jongleren was.

Zoiets gebeurt nu wereldwijd, lijkt het wel. Tekort aan testsetjes. Tekort aan bedden. Tekort aan ventilators. Tekort aan spierverslappers, aan morfine, aan antibioticum, aan maskers, aan spatbrillen, aan pipetpuntjes, aan slangen en aan handen. Tekort aan rust. Tekort aan troost. Tekort aan adem, vooral. En daar duvelde het kaartenhuis in elkaar; systeemfalen.

In die zin is corona een tekenende ziekte. Het gaat vaak goed, het gaat lang goed, maar zodra er iets misgaat, gaat het hard. Dan moet iedereen alle zeilen bijzetten en alles uit de kast halen. Van het ene moment op het andere is alles kantje-boord, en bij het minste of geringste stort de godganse boel in. Het hart begeeft het, de nieren falen, de lever heeft het zwaar, en de longen kunnen het niet meer aan. Apparaten of technologie helpen dan niet meer, zelfs zorgzame handen niet. En iedereen die omvalt sleurt mensen in zijn val mee: de corona clusterfuck.

Die anderhalve meter interesseren me niet meer zo. Die nippertjeseconomie is het probleem.

[Beeld: Public domain images, bijgesneden en omgedraaid.]

De riskante run op een medicijn

Beeld: Wikimedia, malariaIn New York,­­ momenteel een brandhaard van het coronavirus, begint vandaag een klinische test met bestaande medicijnen, die samen mogelijk helpen tegen corona. Dat kondigde gouverneur Andrew Cuomo aan. Het gaat om een combinatie van chloroquine (een middel tegen malaria), hydroxychloroquine (dat tegen lupus en arthritis wordt gebruikt), en zithromax, een antibioticum. De Food and Drug Administration (FDA) heeft zijn fiat aan de test gegeven.

Verhalen over de mogelijke effectiviteit van chloroquine en hydroxychloroquine deden afgelopen week al de ronde. De basis daarvoor ligt in een Franse studie. President Trump, die voor de test tekende, betoonde zich uiterst optimistisch (‘a real chance to be one of the biggest game changers in the history of medicine’).

Anderen zijn terughoudend. FDA-bestuurder Stephen Hahn zei: ‘Wellicht is dit het juiste middel, maar we weten nog weinig over de geschikte dosering; misschien doet dit meer kwaad dan goed.’ Dr. Anthony Fauci, hoofd van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases, zei vrijdag dat het bewijs van de effectiviteit op zijn best ‘anekdotisch’ was.

Inmiddels hebben een aantal deskundigen de Franse studie (en andere data) onder de loep genomen. Gaetan Burgio, een Australische geneticus, ontleedde de gegevens op Twitter. De Franse studie keek naar slechts 20 proefpersonen, was niet gerandomiseerd, en in 16 gevallen was sprake van ronduit belazerde metingen. Zijn conclusie: er is geen enkel bewijs. In een ander draadje vat Jason Poque de bevindingen samen; hij trekt dezelfde conclusie.

Niettemin jagen mensen in paniek op de betreffende medicijnen, en zijn het blind gaan slikken. In Nigeria zijn twee mensen ernstig vergiftigd geraakt doordat ze chloroquine slikten. De prijs van de middelen is omhoog geschoten, en mensen die ze nodig hebben tegen lupus kunnen het niet meer bemachtigen. Ook in Nederland is al effect van de run merkbaar: afgelopen week dook een site op die chloroquine zegt te verkopen, zonder recept. Een bedrijf in Zeewolde dat chloroquine maakt, wordt sinds zondag ‘na een incident’ door de politie bewaakt.

Chloroquine heeft een waslijst aan bijwerkingen. Je kunt er een acute hartstilstand door krijgen, reden waarom het middel al jarenlang figureert op lijsten van medicijnen waarmee je zelfmoord kunt plegen. Maar zelfs daar waarschuwt men dat het een akelige dood oplevert, met veel stuipen en hartkramp.

Tech-magazine Wired achterhaalde dat het verhaal over chloroquine de wereld werd in geholpen via een tweet van blockchain-investeerder James Todaro, waarna het werd opgepikt door Stratechery, een goed gelezen tech-blog. Toen ging het verhaal viraal: een van Todaro’s mede-auteurs sprak erover op Fox News, waarna Elon Musk erover twitterde. Maar inmiddels is het Google Doc waarin Todaro zijn claims uiteenzette, ontoegankelijk gemaakt door Google, en stelt Stratechery dat het heeft meegedaan aan het verspreiden van misinformatie.

[Beeld: met malaria geïnfecteerde bloedcel, via Wikimedia]

Shit storm (met wc-papier)

Daar zijn we mooi klaar mee: een heuse pandemie. Welke strategie je overheid ook kiest: iedereen moet er doorheen, we hebben weinig keus. Individueel en als groep moeten we immuniteit opbouwen, en onderwijl iedereen die ziek en zwak is naar vermogen beschermen. Pas als dik de helft van de bevolking een besmetting heeft doorgemaakt, hebben we de eerste klap achter de rug.

Op veel punten staan mensen in Nederland er redelijk voor: we hebben een goede infrastructuur, schoon water, voedsel, riolering, en een redelijke weerstand. Plus natuurlijk die kilometers wc-papier.

Alleen: als tienduizenden ziek zullen worden, wil je dat spreiden, al was het maar omdat een deel in het ziekenhuis belandt (waarvan een deel op de intensive care, waarvan nog weer een deel verdomme zal overlijden). Wanneer te veel mensen tegelijk ziek worden, stort niet alleen de zorg ineen, wegens te weinig capaciteit, maar ook de infrastructuur. Daar moet je niet aan denken. Dan sterven er aanzienlijk meer mensen en raakt zowat alles ontwricht.

Deze pandemie maakt op slag duidelijk hoe immens belangrijk maatschappelijke voorzieningen zijn, en een degelijke sociale structuur. We hebben hier bijstand. Een ziektewet. Ziekenzorg. We hebben vangnetten. In Amerika zijn miljoenen mensen onverzekerd: zij riskeren opgezadeld te worden met onbetaalbare schulden zodra hun gezondheid hapert. Dat is ‘normaal’ al een kanjer van een probleem, en thans al helemaal niet meer te overzien.

 

Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft.

Plus dat flexwerk daar harder heeft huisgehouden dan in Europa. In Nederland zijn veel mensen afhankelijk van slecht betaalde baantjes waarbij de werkgever alle risico’s op hen heeft afgewenteld en zijzelf geen enkele zekerheid genieten. Van post- en maaltijdbezorgers tot schoonmakers en thuishulpen, van oproep- en invalkrachten tot nuluren- en tijdelijke contracten, van scharrelbaantjes tot schijnzelfstandigheid. Klinkt allemaal heel leuk, maar de meeste mensen leven zo van dag tot dag. (En nee, minister Wiebes: dat was zelden een vrije keuze.)

Maar in de VS is dat nog een paar slagen erger. Grote werkgevers als Amazon en Walmart betalen geen cent uit in geval van ziekte; sterker, je riskeert ontslag. Gevolg: mensen werken door, ziek of niet. The New York Times publiceerde dit weekend een akelig overzicht van werknemers zonder ziekteverlof in retail en de horeca. Ze werken, ook al moeten ze kotsen, hebben ze koorts of diarree. Als ze thuisblijven, staan ze zonder uitkering op straat – en riskeren ze hun huis te verliezen.

De regering heeft bedacht dat wie corona heeft, nu een dag of tien ziekteverlof kan krijgen. Maar ja, dan moet je wel aantonen dat het corona is – en dat kun je niet, omdat er onvoldoende testsetjes zijn, en je hoogstwaarschijnlijk niet verzekerd bent. Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft. Welcome to the shit show.

[Beeld: Alexas_Fotos via Pixabay]

Macht, misbruik, en gezeur

De VPRO had zondag een documentaire over de zogeheten manosphere: de rommelige verzameling van theorieën van mannen over de rol die hen toevalt, nu vrouwen zich meer hebben geëmancipeerd. Dat ‘rommelig’ zeg ik niet voor niets: de ideeën binnen deze manosphere lopen nogal uiteen. Die variëren van mannen die oprecht nadenken over wat ‘mannelijkheid’ tegenwoordig behelst en op zoek zijn naar een herijking daarvan, tot mannen die vooral uit zijn op de bevestiging van hun ‘biologisch gedetermineerde’ dominantie over vrouwen.

Tussen die twee extremen, die in deze manosphere op één hoop worden geveegd, zit zacht gezegd nogal wat verschil – om niet te zeggen: frictie, ruzie en tegengestelde belangen. Nadenken over de vraag of partners over en weer aantrekkelijk voor elkaar blijven wanneer ze huishoudelijke taken en zorgtaken eerlijk verdelen, allebei carrière maken en geen van beiden over zich heen laten lopen, is serieus van een andere orde dan dealen met mannen die vinden dat ze een nieuwe vorm van dominantie moeten vinden en die in al hun vezels geloven dat vrouwen diep in hun hart ‘leiding’ nodig hebben.

Een aantal vragen werd in de documentaire secuur gemeden. Uiteraard is het goed dat mannen leren hun emoties te uiten, maar dat leek vooral neer te komen op schreeuwen, boos worden, je onwrikbaar betonen en dominantie bepalen. Nooit op klein durven zijn, om hulp vragen, steun geven, of solidair zijn. Wat vooral achterwege bleef, was dit cruciale punt: mannen aanpakken die vrouwen systematisch belazerd behandelen.

Geen van de mannen die aan het woord kwam, leek ook maar een seconde te hebben nagedacht over kwesties die hun eigen relatie te boven gingen – een lacune die, zoals elke vrouw ze subiet had kunnen vertellen, maakte dat ze de plank collectief missloegen. Want jij kunt als man privé nog zo’n schat zijn, maar als je negeert (of gewoon niet doorhebt) dat je vriendin of vrouw publiekelijk – op straat, in sociaal verkeer, op het werk, en in verwachtingen en reacties – met een totaal ander pakket moet dealen dan jij, snap je het niet.

Welke man heeft ooit, als-ie het wilde uitmaken met zijn vriendin, gedacht: fuck, als ik haar dat vertel, slaat ze me misschien halfdood? Welke man is ooit bang geweest om op straat door een vrouw van zijn fiets te worden gesleurd en door haar te worden verkracht? Welke man hoort ooit collega’s insinueren dat hij zijn promotie alleen dankt aan zijn lekkere kontje? Welke man breekt zich ooit het hoofd of hij is aangenomen omdat hij man is? (Man-kiest-man is normaal, maar elke aanstelling van een vrouw behoeft uitleg, argumenten en verdediging.)

Welke man ligt ooit wakker van de vraag: als ik laat merken dat ik seks lekker vind, mogen anderen me dan ongeclausuleerd als hoer wegzetten, en is dat een vrijbrief voor mijn verkrachting? Denk daarover na. Pas daarna wordt de manosphere relevant.

[Beeld: MirceaIancu op Pixabay]

Tot tien tellen

‘Hoeveel waren het er ook alweer?’ vroeg ik de goede vriend die mijn halfslachtig ziekbed was komen verlichten. ‘Zeven, toch?’

Hij schudde gedecideerd zijn hoofd: ‘Tien.’ Uit het blote hoofd somde hij er zo vier of vijf op. Die had-ie goed, maar de rest moesten we opzoeken. Toen gingen we zelf tellen.

De veepest: check, meermalen zelfs: van varkens- en vogelpest tot aan de gekkekoeienziekte. Overslaan op mensen is, gezien de grote populaties van mens en dier en hun innige nabijheid gekoppeld aan toenemende mobiliteit, steeds makkelijker. Dus nu zitten we met q-koorts en covid-19.

Water dat bloed werd hadden we nog niet gezien, maar wel tragische, eindeloos veel beelden van bomen en struiken die in een rode vuurzee vuur veranderden: dat telde ook, vonden we eensgezind. Australië dus.

Hadden we de duisternis ook meteen gehad, want het is in delen van Australië door de dikke rookwolken dagen achtereen zo donker geweest, dat het overdag op z’n best permanent schemerde, al is was het er hoogzomer.

Sprinkhanen: makkelijk. Die vreten momenteel half Oost-Afrika kaal: Kenia, Somalië, Zuid-Soedan, Oeganda, Ethiopië. Ze zijn ook in Pakistan neergestreken. China stuurt Pakistan hulptroepen: het land vaardigt honderdduizend eenden af om de insecten op te vreten. Dat zijn biologische wapens die effectiever zijn dan bestrijdingsmiddelen,’ zei onderzoeker Lu Lizhi. Eén eend kan dagelijks circa 200 sprinkhanen op, maakt 20 miljoen sprinkhanen per dag.  Beat that, Monsanto.

Kikkers – bingo. Kikkers zijn het symbool van de neo-fascisten en vast ingrediënt in de memes van alt-right. En extreemrechts zie je tegenwoordig werkelijk overal de kop opsteken, inclusief blonde prinsesjes die de griezels graag willen zoenen.

Verhip. Zaten we al op vijf.

Muggen? Ook makkelijk: die zouden we aanstaande zomer in overmaat zien, gezien de absurd zachte winter waar we nu middenin zaten, en waarin sneeuw en ijzel ingeruild lijken te zijn voor herfststormen. Zes.

Toen werden we melig. De nieuwe sterke man, dat was de moderne versie van de stinkende zweer die zijn etter over iedereen uitbraakt. Blut und Boden, de nadruk op reinheid, de woest kloppende heethoofden, de bleke puisten, de roodgezwollen woede. Zeven.

Steekvliegen, of anders horzels, dat mocht ook. We keken elkaar peinzend aan. Die wisten we niet zo snel en even haalden we opgelucht adem.

Hagel, dan? ‘Nah, niet met dit soort winters,’ zei de vriend, en hij klaarde zienderogen op.

Mij brak het zweet plotseling uit. Ik realiseerde me wat de laatste plaag was: de dood van de eerstgeborenen. ‘Ave, keizer,’ zei ik, ‘lectori salutem.’

Gelukkig was het niets dan een plaagkoortsje.

[Beeld: Wikimedia]

De verkeerde zorgen

Hoe besmettelijk dat nieuwe coronavirus is, vragen we ons af. Moeten we hier in Nederland mondkapjes gaan dagen? Kunnen we nog wel veilig naar godweetwaar reizen? Maar dat zijn voor Nederland de verkeerde vragen – ze spitsen zich toe op het individuele risico besmet te raken. (Mondkapjes dragen heeft echt alleen zin in gebieden waar het virus rondwaart. Ze nu kopen, zorgt vooral dat mensen die ze nodig hebben, ze niet meer kunnen bemachtigen.)

Maar een pandemie gaat niet over individuen. Wie alleen is kan niet besmet raken, noch een ander besmetten. Een pandemie gaat per definitie over groepen mensen en hun onderlinge verkeer. Over collectieven en subsets, over hun onderlinge verhouding, over hun conditie voordat het virus uitbrak, over alledaagse toegang tot zorg, over voedselvoorziening, over humanitaire bejegening. En juist daar hebben we het weinig over.

Wie meldt zich ziek in een dictatuur? De kans dat je gevangengezet wordt, is groter dan de kans dat je een ziekenhuisbed en zorg krijgt. Wie meldt zich ziek in een vluchtelingenkamp? Daar zijn veel mensen systematisch verzwakt en ondervoed, daar zijn geen dokters, medicijnen of hospitalen. Wie meldt zich ziek als daarna straf dreigt? Wie meldt een zieke medepassagier op een schip, trein of vliegtuig als daarna niemand het voertuig mag verlaten, wat vooral het risico voor alle andere inzittenden ernstig vergroot?

We gedragen ons nog of we de ziekte kunnen stoppen. Daarvoor lijkt het te laat. Beter zou zijn te gaan nadenken over inperking: hoe kunnen we een pandemie remmen of vertragen. Dat betekent voorlopig: niet meer als haringen in een ton reizen, grote evenementen afgelasten, en bespreken hoe je groepsquarantaine het beste kunt aanpakken, zonder de geïsoleerde groep extra in gevaar te brengen.

Een stad of dorp stilleggen en afsluiten kan wellicht in China, maar lukt je niet in Italië – of in de Randstad. Hoe houd je de bevoorrading van zo’n stad op peil? En we moeten nadenken hoe we de zorg kunnen organiseren: een op de tien besmette mensen moet worden opgenomen. Hoe deel je informatie, terwijl je tegelijkertijd paniek voorkomt en desinformatie bestrijdt?

‘Burgers wordt niet verteld hoe ze zich kunnen voorbereiden op een pandemie. In plaats daarvan wordt hun voorgehouden dat de overheid het virus wel buiten de deur zal houden,’ schreef de Australische viroloog Ian Mackay dit weekend.

De vorige pandemie, de Spaanse griep, kon zo huishouden omdat mensen op een kluitje zaten (hij reisde mee met de Amerikaanse mariniers die over de oceaan stoomden), mensen ernstig verzwakt waren en troepen soldaten van land naar land werden verscheept (want Wereldoorlog). Naar schatting stierf eentiende van de wereldbevolking aan deze griep.

Ik houd mijn hart vast voor de mensen in vluchtelingenkampen. Dat zijn de beste verspreidingshaarden die je je als virus kunt wensen: ondervoede mensen zonder zorg, als haringen in een ton opeen gepakt.

[Beeld: pixabay]

Met spionage leer je veel, maar kun je weinig

Vittorio Reggianini: EavesdroppingHet was volgens de CIA zelf de ‘inlichtingencoup van de eeuw’: West-Duitsland (de BRD) en de VS waren de geheime eigenaren van een Zwitsers bedrijf, Crypto AG, opgericht in 1952. Crypto AG verkocht overheden machines waarmee berichten konden worden versleuteld. Ze bouwden een achterdeur in. Zo aten de VS en de BRD van twee walletjes: ze verdienden goud geld aan de machines, die aan bijna 130 staten werden verkocht; én ze konden op hun gemak de veilig gewaande communicatie van vriend en vijand doorspitten.

West-Duitsland en de VS lazen berichten mee over de militaire coup in Chili tegen Salvador Allende, over de grootschalige mensenrechtenschendingen in Argentinië onder Jorge Videla, over de gijzeling van VS-diplomaten in de Amerikaanse ambassade in Teheran, en de vredesbesprekingen tussen Israël en Egypte in Camp David, onder leiding van Jimmy Carter.

Het verhaal kwam afgelopen week naar buiten. Maar dat was niet voor het eerst: in 1986 meldde Ronald Reagan, indertijd de Amerikaanse president, dat de VS diplomatiek verkeer van Libië had onderschept en zo met zekerheid wist dat Moammar Gaddafi achter de bomaanslag op een Berlijnse disco had gezeten. Al snel werd de betrouwbaarheid van Crypto AG in twijfel getrokken.

In 1998 schreef journalist Wayne Madsen een exposé over Crypto AG, en vroeg zich daarin openlijk af of het bedrijf ‘de Trojaanse hoer van de NSA’ was. En in 2004 publiceerde veiligheidsexpert Bruce Schneier een artikel waarin hij alle geruchten over Crypto AG inventariseerde, en memoreerde dat Iran vrijwel zeker wist dat hun communicatie werd afgeluisterd, en zelfs een medewerker van Crypto AG oppakte.

Schneider beschreef toen al het dilemma dat inherent is aan zulke praktijken: met dergelijke spionage leer je weliswaar een heleboel, maar in de praktijk kun je er vervolgens bitter weinig mee aanvangen, want dan verraad je jezelf. ‘Zouden de Iraniërs ooit achterhalen dat de NSA hun diplomatieke berichten konden lezen, dan zouden ze de onbetrouwbaar gebleken encryptiemachines terzijde schuiven, en zou de stroom van Iraanse geheimen subiet opdrogen.

Het grote geheim dat de NSA de Iraanse geheime communicatie kon lezen, oversteeg het belang van enig specifiek geheim waarin de NSA op die manier inzage wist te verkrijgen.’ Erger: op zeker moment weet je als afluisterende inlichtingendienst niet eens meer of wat je leest authentieke berichten zijn, dan wel valse berichten die doelbewust worden opgedist teneinde je om de tuin te leiden.

Geen wonder dat de Verenigde Staten zich momenteel buitengewoon druk maken over de mogelijkheid dat het Chinese Huawei, dat de infrastructuur voor het mobiele 5G-netwerk levert, daarin achterdeurtjes zal inbouwen. De VS zetten hun bondgenoten onder grote druk niet met Huawei in zee te gaan. Best begrijpelijk. De VS weten als geen ander hoeveel geheimen je in de schoot vallen wanneer je eigen inlichtingendienst zich in andermens’ communicatiestructuur weet te nestelen.

[Beeld: fragment uit Vittorio Reggianini, Eavesdropping, 19e eeuw]