Godsdienstwaanzin

BISSCHOP EIJK WORDT niet vervolgd wegens zijn uitlatingen over homoseksuelen, meldde het Openbaar Ministerie begin september. Dat is mooi. Iedereen, ook kerkprelaten – of mag ik in dit geval zeggen: kerkproleten? – heeft immers het recht er benepen, bizarre, curieuze, achterlijke, hilarische of ronduit idiote opvattingen op na te houden.

De mogelijkheid om stupiditeiten te debiteren ligt immers vervat in het recht op de vrijheid van meningsuiting. Op de keper beschouwd is domheid een mensenrecht dat logisch voortvloeit uit het recht op vrije meningsuiting: je kunt noch mag mensen dwingen om er alleen politiek acceptabele correcte opinies op na te houden. Zolang mensen maar geen handen & voeten aan domme of discriminerende woorden geven is er niet heel veel aan de hand, behalve dan dat discussie dringend gewenst is. Discriminerende handelingen en daden zijn terecht verboden, discriminerende uitspraken zijn discutabel maar dienen wat mij betreft in principe niet strafbaar te zijn.

De discussie die ontstond nadat Eijks collegedictaten in de openbaarheid werden gebracht, richtte zich al snel op de vraag of zulke ouderwetse en licht achterlijke opvattingen nu onder de vrijheid van godsdienst vielen of niet. Eigenlijk is dat een rare vraag. Sterker: degenen die vinden dat godsdienstvrijheid het recht zou moeten inhouden om discriminerende opmerkingen te mogen maken en dito theorieën te kunnen ventileren, maken zich zélf schuldig aan discriminatie, zoals Marcel van Dam in dit verband terecht opmerkte in zijn column in de Volkskrant. Immers, wanneer vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat gelovigen het recht hebben om te beweren dat homoseksuelen inherent neurotisch zijn en niet-gelovigen precies diezelfde mening niet straffeloos mogen verkondigen, is er iets fundamenteel mis.

Het is toch raar dat je zulke dingen alleen maar mag zeggen als je rooms-katholiek, fundamenteel moslim, jehova’s getuige of – pakweg – scientoloog bent? Hebben atheïsten en agnosten niet evenveel recht om zulke dingen te beweren? Nee? Waarom niet? Dat is discriminerend. Sterker: dat is nota bene religieuze discriminatie!

Maar helaas, zulke culturele en wettelijke monstruositeiten kun je verwachten in een land waar de kerken, en later de confessionele partijen, eeuwenlang privileges voor gelovigen hebben weten borg te stellen. Wie kerkelijk was – van welke denominatie dan ook – heeft altijd meer voorrechten gehad dan de gewone, ongelovige burger: van extra scholen tot extra armenzorg, van belastingontheffing tot extra gelden, van mooiere begraafplaatsen tot de beste plek in de stad voor je clubgebouw.

Ik vind het niet zo erg, dat wat Eijk zei. Ik vond het eigenlijk wel best. Laat zijn gelovigen maar in opstand komen en hem afvallen, opdat de kerk merke dat haar dogma’s steeds minder door haar aanhangers worden gedeeld. Laat de kerk maar strijden, opdat zij aan interne strubbelingen en afkalving ten prooi valle. Of beter nog, laat de kerk maar conservatief wezen: dan ziet ze zichzelf in laatste instantie doodbloeden door gebrek aan nieuwe leden en frisse ideeën. Laat de kerk maar bewijzen dat ook het rooms-katholicisme haar fundamentalisten heeft, en zo de moslims bevrijden van het odium dat zij daar het alleenrecht op zouden hebben. Laat duizend bloemen debatteren en de helft zich al doende voor schut zetten, opdat de andere helft zich van haar afkere.

En liever dan homoseksuelen en hun vertegenwoordigers zich boos zien te maken over Monseigneur Eijk persoonlijk en aangifte tegen de bisschop te zien doen, had ik dat iedereen die zich geschoffeerd voelt deed wat progressieve kerkleden en ongelovigen een tiental jaar geleden deden uit protest tegen de immer aanmatigende houding van de kerk: zich massaal laten uitschrijven uit het bevolkingsregister als gelovige.

Dat voelt de kerk immers in haar portemonnee. Want iedereen die in een gelovig gezin is geboren staat zelf automatisch geregistreerd als gelovige, ongeacht de huidige staat van zijn of haar overtuiging, terwijl de kerken wel belastinggelden innen en gemeentelijke beslissingen beïvloeden op grond van de aantallen ingeschreven kerkleden – ongeacht of die leden inmiddels aarzelend, afgekeerd, atheïst of agnost zijn, of zelfs nooit echt gelovig zijn geweest. Schrijf u uit. Dat helpt om de invloed van kerkproleten te beperken.

De veelgeplaagde Bisschop Eijk wil ik slechts een ding meegeven – een conclusie gebaseerd op diezelfde bijbel die hem kennelijk zo lief is. “De bijbel bevat zes berispingen aan het adres van aan homoseksuelen, en driehonderdtweeënzestig berispingen aan het adres van heteroseksuelen. Dat wil heus niet zeggen dat God minder om heteroseksuelen geeft. Het wil alleen maar zeggen dat heteroseksuelen meer supervisie nodig hebben.” — Lynn Lavner.

Prinsjesdag en welvaart

VOLGENDE WEEK IS HET Prinsjesdag. In augustus lekte er al van alles uit over de te presenteren begroting. Het gaat Nederland goed na jaren van inschikken, bezuinigen en hoogconjunctuur, bleek uit de berichten. Het Centraal Planbureau voorspelt opnieuw economische groei: dit jaar 2,75 procent en volgend jaar zeker 2,5 procent. De voorspoed is structureel. (In politieke verband wordt alles dat langer dan vier jaar duurt, meteen als ‘structureel’ betiteld. Wat regeringen daarmee eigenlijk bedoelen is dat iets hun eigen kabinetsperiode overschrijdt. Verder dan die nabije toekomst kunnen ze immers niet kijken, noch wensen ze dat, tenzij er binnenkort verkiezingen ophanden zijn.)

De regering verheugt zich op flinke meevallers. Zowel via de belastingen als via premies kwam meer geld binnen dan verwacht (in gewone mensentaal: het snoeien op aftrekposten en het verhogen van belastingen bleek uiterst succesvol; u en ik hebben braaf geholpen de staatsfinanciën te saneren), en de aardgasopbrengsten vielen eveneens hoger uit dan geschat. Het financieringstekort is dramatisch teruggebracht: voor komend jaar wordt dat geschat op een luttele halve procent, lager dan ooit. Derhalve is er, zo heeft het kabinet besloten, ruimte voor lastenverlichting.

Geweldig. Mooi. Eindelijk geld om wachtlijsten op te ruimen, klassen kleiner te maken, de thuiszorg uit te breiden, verpleegkundigen fatsoenlijk te betalen, verpleegtehuizen menselijker te maken, vervuiling op te ruimen, openbaar vervoer te verbeteren? Heu, erm, nee… Van de over het volk te verdelen zeven miljard gaat vijf miljard naar een al eerder in het regeringsakkoord beloofde belastinghervorming. Wat zoveel wil zeggen als: minder schijven hanteren, zodat iedereen die meer dan gemiddeld verdient minder belasting hoeft te betalen over het meerdere.

Van die zeven miljard gaat er één naar daadwerkelijke lastenverlichting. In augustus werd al meegedeeld in welke richting het kabinet op dat vlak dacht. De geventileerde ideeën stemmen pessimistisch: ze helpen bepaald niet om de welvaart beter te verdelen. De kinderbijslag zal verhoogd worden (ongerichter sturing in de inkomenspolitiek is haast niet denkbaar: ongeacht of iemand afhankelijk is van de bijstand of een ton per maand verdient, de kinderbijslag is een vast bedrag en de welvarenden krijgen precies evenveel extra als de armlastigen). Het arbeidskostenforfait zal worden verhoogd, zodat iedereen die werkt makkelijker iets van de belasting kan aftrekken; de regering hoopt, zo legde Wim Kok uit, op die manier looneisen te beteugelen. Mensen met een AOW-uitkering kunnen een kleine verbetering tegemoet zien. En de btw op sommige arbeidsintensieve werkzaamheden – schoen-, schoon- en kleermakers – zal worden verlaagd. Het CBS voorspelt al met al een inkomensverbetering van ongeveer één procent voor werknemers.

Voor werknemers. En de rest? Wat zal er gebeuren met iedereen die van een uitkering moet leven? Krijgen mensen in de WAO eindelijk iets meer ruimte? Zal de regering voorstellen de bijstand iets op te trekken? Zal ze bedrijven aanmoedigen, via subsidies – of zelfs verplichten, via wetten en boetes – om werklozen en mensen die afgekeurd zijn aan te nemen? Welnee. Werklozen en WAO’ers dienen strenger behandeld te worden, zal Beatrix ons straks namens het kabinet vertellen.

Ik zit al tien jaar in de WAO. Mijn uitkering is maximaal tachtig procent van mijn laatst verdiende salaris. In die tien jaar is mijn uitkering gestegen van zeventienhonderdnogwat naar negentienhonderdnogwat: een inflatiecorrectie van net iets meer dan honderdvijftig gulden. In diezelfde tijd is alleen al de huur van het huis waar ik woon met dik honderdvijftig gulden gestegen. In diezelfde tijd heeft de overheid de WAO-keuringen strenger en strenger gemaakt (maar ik ben nog steeds honderd procent afgekeurd). Van wat ik bijverdien – met columns als deze – gaat alles wat boven de honderd procent van mijn oorspronkelijke salaris komt, terug naar de uitkeringsgever, zodat ik soms een deel van mijn uitkering kan terugbetalen.

Werken kan ik wel, zij het bij vlagen. Maar niemand die me wil aannemen. Ik ben onbetrouwbaar, want vaak ziek en moe, en heb bovendien een ziektegeschiedenis en een slechte prognose. Met de huidige ziektekostenverzekering ben ik bovendien te duur voor werkgevers: ik ben een wandelend risico. Ik ben gedoemd de rest van mijn leven in de WAO te blijven en nooit meer te verdienen dan tachtig tot honderd procent van wat ik eind tachtiger jaren verdiende, toen ik dertig was en net aan een nieuwe baan was begonnen.

De regering koketteert onderwijl publiekelijk met de gedachte dat WAO’ers strenger dienen worden aangepakt: dat zou hun herintegratie stimuleren en het wegzakken in een uitkering minder ‘verleidelijk’ maken. In diezelfde maand augustus werden cijfers over de WAO bekend gemaakt: ondanks de strengere keuringen is de instroom van WAO’ers nauwelijks lager. Er zijn amper meer WAO’ers aan het werk gekomen dan voorheen – en als ze dat al deden, was dat doorgaans op eigen kracht, niet met behulp van overheidsinstanties. Die reageren altoos te traag en te bureaucratisch. De overheidsorganisatie die toezicht houdt op uitkeringen, de CTSV, berekende eind augustus voorts dat alle bezuinigingen van de afgelopen jaren op de WAO absoluut niet hebben geholpen om WAO’ers aan het werk te houden of aan een baan te helpen; het enige waar die bezuinigingen goed voor zijn geweest, is voor de overheidsfinanciën. De regering heeft zichzelf op deze wijze immers ruim zevenhonderd miljoen aan uitkeringen bespaard. (Kijk, zo kom je aan meevallers.)

Het meest pijnlijke feit is nog dit: diezelfde overheid die indertijd mordicus tegen het instellen van een verplichting was om een bepaald percentage (gedeeltelijk) gehandicapte werknemers in dienst te nemen, en die vond dat streefcijfers voldoende waren, neemt zelf nauwelijks gehandicapte of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers aan. Geen enkele overheidsinstantie komt ook maar in de buurt van de nagestreefde vijf procent deels gehandicapte werknemers.

De uitkeringen zi­jn al verlaagd: dramatisch, zelfs. De werkloosheid in Nederland is tot normale proporties teruggebracht. Er is gezonde concurrentie op de arbeidsmarkt. Maar langdurig werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten zijn de laatsten die in aanmerking komen voor de banen die openstaan; zij kunnen slecht concurreren met jongeren die net van school en universiteit komen, of met herintredende vrouwen. De gedachte dat mensen vanzelf wel weer aan het werk gaan als je hun uitkering verlaagt is daarmee inmiddels grondig doorgeprikt.

De man met de hamer (toneel)

Toneelgroep Hollandia organiseerde de slotavond van het Holland Festival in 1998 en gebruikte daarvoor Paradiso, de Stadsschouwburg en de weg tussen die twee, en vulde daarmee acht uur met vertier en vermaak. Paul Koek – een van de artistiek leiders van Hollandia – vroeg mij om voor deze avond een kort essayistisch toneelstuk te schrijven over muziek, subsidies, smaken en culturele oordelen. Het werd een nogal slapstick-achtig stuk van ongeveer 45 minuten, dat uiteindelijk in de Stadsschouwburg werd gespeeld. (Geweldig, om daar keihard trance tussen het pluche en barokke meubilair te horen spelen ;-))

Omslag Holland Festival

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Details:

De man met de hamer, geschreven door Spaink – Opgevoerd door Toneelgroep Hollandia – slotavond Holland Festival, 27 juni 1999 – regie: Paul Koek en Johan Simons

Beschrijving:

Toneelgroep Hollandia organiseerde de slotavond van het Holland Festival in 1998 en gebruikte daarvoor Paradiso, de Stadsschouwburg en de weg tussen die twee, en vulde daarmee acht uur met vertier en vermaak. Paul Koek – een van de artistiek leiders van Hollandia – vroeg mij om voor deze avond een kort essayistisch toneelstuk te schrijven over muziek, subsidies, smaken en culturele oordelen. Het werd een nogal slapstick-achtig stuk van ongeveer 45 minuten, dat uiteindelijk in de Stadsschouwburg werd gespeeld. (Geweldig, om daar keihard trance tussen het pluche en barokke meubilair te horen spelen ;-))

Het stuk zat vol samples uit de ‘echte’ wereld: variërend van muziekfragmenten – van Wagner tot Shiva Shida Pu – tot uitspraken uit kunstnota’s, recensies en discussiestukken, met als aardig toeval dat een van de mensen wier teksten ik op de hak nam omdat-ie kunst alleen op zijn economische merites beoordeelde, een paar weken voor het stuk in première ging staatssecretaris van Cultuur werd: Rick van der Ploeg.

Wat het stuk lastig maakte om te schrijven, is dat er een paar verplichte onderdelen in moesten: de tango uit de entr’acte, bijvoorbeeld. Ook de titel was gegeven. En oh ja, alle bezoekers zouden bij aankomst een vreemd gekleurd drankje krijgen. Ook dat komt terug in het stuk.

Downloaden:

Introductie en eerste twee actes;
De derde en vierde acte;
De vijfde acte;
De zesde en zevende acte;
De achtste en negende acte;
De tiende en elfde acte;
De twaalfde (slot)acte.

Landje aan de Zuiderzee

ER ZIJN DAGEN DAT ik ineens erg om dit land geef.

Begin mei gebeurde dat bijvoorbeeld, toen ik samen met een Amerikaanse vriend Dodenherdenking bij het Homomonument bijwoonde. Hijzelf heeft weinig banden met welke homogemeenschap dan ook, maar wel heel veel met de Joodse, en had de dagen ervoor in een melancholische mengeling van geschiedvorsing en bronlaving in de stad rondgelopen. We spraken veel over de jaren veertig. Een aantal ideeën die hij over de oorlog had, kwamen op de kop te staan. Dat niet alleen Joden in die periode vervolgd werden was redelijk nieuw voor hem; van de zigeuners wist hij wel, maar de homojacht was nieuws, en het drong langzaam tot hem door hoeveel de hele bevolking had geleden.

Eerder had hij het oorlogsleed vrij exclusief op de Joodse gemeenschap geprojecteerd en was zijn vijandbeeld nogal zwart-wit. Ik maakte hem erop opmerkzaam dat er weinig hoge – en dus oude – bomen in de stad staan. “Omgehakt en opgestookt, om iets van warmte te hebben en tulpebollen op te kunnen koken,” legde ik hem uit. Je zag hem nadenken en feiten in zijn hoofd herschikken. Toen ter sprake kwam dat mijn grootvader in een kamp had gezeten vanwege het verbergen van Joodse onderduikers, achtte hij mijn opa meteen een halve verzetsheld. “Welnee,” zei ik. “Mijn opa was een klootzak. Hij deed het voor het geld dat hij van zijn onderduikers kreeg.”

Ik had hem voorgesteld naar de Homoherdenking te gaan in plaats van de nationale herdenking op de Dam; die is me te nationalistisch, te militair, te patriottisch. Terwijl we wachtten op het begin van de ceremonie – alletwee een tulp in de hand, ons lief aangereikt door een meneer die heel royaal zorgde dat iedereen een bloem kon leggen, ook stommerds zoals wij die erop hadden gerekend dat het stalletje naast de Westerkerk open zou zijn – vertelde ik hem van die ene herdenking, nu vier jaar terug, dat een officiële homo-delegatie van de strijdkrachten een krans kwam leggen.

Mijn vriend kon het zich haast niet voorstellen. Officieel? Zonder ontslagen te worden? Je bedoelt dat ze openlijk homo zijn en toch beroepsmilitair? Dat was in de VS heel anders, daar moest je dat niet wagen… Terwijl we bespraken dat juist dat “you can be but may not tell” mensen kwetsbaar maakte voor chantage, zag ik ze ineens aan komen lopen: marechaussee, landmacht, luchtmacht en marine. Drie heren en een dame in vol uniform, overal tressen en medailles en strepen en petten en scherpe broekvouwen. “Kijk!” zei ik, “‘t is heus waar.”

Dat was zo’n moment.

Een week eerder had ik een uitverkocht debat in De Balie bijgewoond over transseksualiteit, transgenderisme en wat dat nu eigenlijk is, een man of een vrouw. Het forum ging niet ver buiten de al gebaande paden en allerlei oude discussies werden keurigjes overgedaan. Waarom de VU aarzelt om mensen te behandelen die niet helemaal naar het andere geslacht over te gaan doch slechts een gedeeltelijke aanpassing van hun lichaam nastreven. Dat sekse een culturele definitie is, en niet van god en/of de natuur gegeven, en dat overstappen naar de andere sekse van alle tijden en alle culturen is; met dit verschil dat zo’n transformatie tegenwoordig via medische ingrepen lichamelijk beter uitvoerbaar is en minder gevaarlijk. Dat transseksualiteit en transgenderisme niet per definitie het tranendal is dat de medische literatuur beschrijft; de aanwezige ellende wordt door beide partijen benadrukt, uit pragmatisch eigenbelang. Genderteams hebben de wanhoop van hun cliënt nodig om te kunnen legitimeren dat ze in een, medisch gezien, volstrekt gezond en goed functionerend lichaam ingrijpen; cliënten hebben wanhoop nodig om de hulpverleners te overtuigen van de kracht van hun vraag. Enfin. Bekende discussies.

Maar het mooie is dat dat zo goed kon, erover discussiëren, en meer nog: dat transseksualiteit tegenwoordig voldoende aanvaard is geraakt dat niemand nog werkelijk in paniek raakt bij de gedachte dat er buiten transseksualiteit nog meer opties, behoeften en wensen zijn – plus dat er daadwerkelijk ruimte is geschapen om het over zulke dingen te hebben.

Nergens woedende streng-christelijken te bekennen die de discussie verstoorden of buiten met hel-en-verdoemenis leuzen stonden te sandwichen. Nergens iemand in de zaal die schreeuwde dat gods wil gods wil is en dat je daar niet tegenin mag gaan. Nergens iemand die riep dat het zonde van onze belastingcenten was en dat je voor een gender-operatie anders toch maar mooi drie of acht hartpatiënten had kunnen opereren.

Niet dat de discussie nu heel veel verder kwam. Zoals gezegd bereed ieder vooral eigen stokpaardjes. Dat dat kan, dat was het echte mooie.

Er zijn dagen dat ik ineens erg om dit land geef. Dan word ik wat sentimenteel. En dan herdenk ik stilletjes bij mezelf al die mensen die gevochten hebben om deze vrijheden tot stand te brengen, en hen die ze vasthouden en benutten.

De damesstellen die innig omstrengeld over straat lopen. De herenparen die openlijk flirten. De vreren die borsten hebben en baardhaar. De vrannen die er damesachtig uitzien, en spreken over hun verlangen naar borsten. De mannen en vrouwen in de strijdmacht die openlijk homoseksueel zijn. En de rest van de mensen, die soms moet slikken, maar meestal zijn opvattingen herschikt en niet veel kwaad ziet in zulke ontwikkelingen.

Van Mamma Mia tot Big Brother

ZWEDEN IS STRENG in haar alcoholbeleid. Supermarkten verkopen uitsluitend alcoholarm bier; andere drank is alleen te koop in overheidswinkels die stipt om zes uur sluiten, op zaterdag dicht zijn en geen koopavond kennen. Er is een exorbitant hoge belasting op alcohol. In een gemiddeld café of restaurant betaal je een tientje per glas wijn of bier, en vijftien tot twintig gulden voor een glas whisky of likeur.

Dat alles omdat Zweden alcoholisme wil beteugelen en als een zorgzaam moedertje haar onderdanen op het rechte pad wenst te houden. Dat niet iedereen zich gedraagt zoals de overheid voor ogen staat, is evident: mensen laten zich niet makkelijk aan banden leggen en zijn inventief in het bedenken van uitwegen. Bovendien maken al die verboden en inperkingen alcohol des te begeerlijker. Door de restricties op alcohol is smokkel aantrekkelijk geworden, is er een zwarte markt ontstaan en brouwen veel mensen thuis. Allemaal heel voorspelbaar: nergens was alcohol zo gewild als in Amerika tijdens de drooglegging. Internationaal onderzoek leert dat strenge restricties op genotmiddelen altijd contra-productief uitpakken; gedogen en beheerst vrijgeven zijn over het algemeen betere strategieën om mensen naar verstandig gebruik te leiden.

De Zweedse overheid wenst dat echter niet onder ogen te zien. Beheersing is voor haar beperking. Ze acht de combinatie van staatsmonopolie, hoge prijzen en streng gehanteerde leeftijdsgrenzen daarom onvoldoende, en heeft een commissie ingesteld om uit te zoeken hoe haar burgers nog beter van drank en alcoholisme kunnen worden afgehouden. Een onafhankelijke commissie, ingesteld door de overheid – wie had het daar over newspeak? – moest met ideeën komen.

Het rapport is hoogst instructief: een schoolvoorbeeld van Big Brother-beleid, verpakt in prachtige, bezorgde termen die met veel gevoel en inlevingsvermogen zijn neergepend. De gedachte dat dit Voor Uw Aller Bestwil is en dat van iedere verstandige burger verlangd mag worden dat hij zich voegt naar de eisen van de Goede Zaak, doordesemt elke alinea. En, passend bij newspeak, worden tussen de gelikte zinnen door feiten verdraaid, hinkstapspringt men naar vergaande conclusies en worden allerlei schone idealen aangeroepen (voor het welzijn van de jeugd, onze springplank naar de toekomst!) om de weg te effenen voor onthutsende plannen, die, als ze sec zouden worden gepresenteerd, iedereen acuut de hik zouden geven. Bezorgdheid lijkt het toverstafje te zijn waarmee de ongeruste moeder staat zichzelf transformeert in een restrictieve Big Brother.

Het begint allemaal zo lief. Vol van sociale bekommering. Vol bezorgdheid over de jeugd, over drank en zwangerschap, over drank en verkeer. Vooral over de jeugd: deze bloem der natie, deze nog onschuldige, prille wezens die door drank verdorven dreigen te raken. Voor het behoud der toekomst moeten wij iets doen aan deze gevaarlijke situatie! Maar de beschrijving van de werkelijkheid is van meet af aan verdraaid: “Wij vinden het gemak waarmee tieners tegenwoordig aan bier, wijn en gedestilleerd kunnen komen totaal onacceptabel – net zoals het gewelddadige gedrag dat het directe resultaat van dronkenschap onder jongeren is.”

De manipulatie is evident. Tieners in Zweden komen niet helemaal niet eenvoudig aan drank, ze moeten ervoor konkelen en liegen: geen staatswinkel verkoopt het ze als ze onder de twintig zijn, in cafés mag wie onder de achttien is geen wijn of bier bestellen; veel clubs kom je überhaupt niet in onder de twintig: ter controle wordt er regelmatig naar identiteitsbewijzen gevraagd. De stelligheid waarmee dronkenschap en geweld vervolgens met elkaar worden verbonden, mist elke wetenschappelijke grond maar wordt als onomstotelijk gepresenteerd.

Zie hoe makkelijk misplaatste bezorgdheid omslaat: “Alcohol heeft een aantal effecten die op een feestje plezierig kunnen zijn maar op het werk gevaar opleveren. Alcohol benadeelt onze coördinatie en vertraagt onze reacties, en is de directe oorzaak van teveel arbeidsongevallen. Mensen die alcohol misbruiken verliezen vaak zowel hun familie als hun vrienden voordat ze hun werk kwijtraken. Om die reden is de arbeidsplaats een belangrijke stabiliserende factor in hun leven.”

De souplesse waarmee van plezier naar misbruik wordt gemanoeuvreerd, nota bene zonder het inroepen van de klassieke frase ‘dat er een dunne scheidslijn loopt’ tussen die twee, is briljant. Net zoals de valse stelling dat alcohol op de werkplek meer aanvaard wordt dan elders. Vrienden en geliefden zijn doorgaans toleranter dan bazen en chefs, en nergens is het normaal dat mensen tijdens hun werk drinken.

De reden waarom de werkplaats als argument wordt ingezet, is vermoedelijk een heel andere dan uit de hand lopende slemppartijen op het werk: op kantoor en fabriek is het immers aanzienlijk eenvoudiger om controle te organiseren en zijn sancties veel doeltreffender dan thuis. In de US eisen steeds meer bedrijven zulke controles: werknemers moeten wekelijks, soms dagelijks, een urinemonster afstaan. We willen toch immers niet dat drug- of alcoholgebruik de prestaties op de werkvloer beïnvloedt? Nou dan. (“Wilt ú geopereerd worden door een arts met een kater?” vraagt het rapport rellerig in een tussenkopje.)

Het gemak waarmee de invloed van werk zich zodoende uitstrekt over iemands doen en laten in z’n vrije tijd is op z’n minst een discussie waard, maar de Zweedse commissie stapt daar met zevenmijlslaarzen overheen. Want “Bedrijven dienen een alcoholbeleid te voeren, en zijn verplicht werknemers met een drankprobleem te rehabiliteren.” Controle wordt als vanzelfsprekend uitgangspunt genomen: anders valt immers amper te achterhalen of werknemers een dergelijk probleem hebben. Maar de consequentie van controle – urinemonsters, bloedprikken, camera’s – verzuimt de commissie te noemen.

Het rapport staat bol van grootse idealen en tersluikse plannen. De smokkel van alcohol moet totaal worden uitgebannen. Hoe dan? Eindeloze grenscontroles? Alle vrachtwagens en auto’s die het land inkomen van onder tot boven uitkammen? Strenger straffen? (Zweden stelt nu al strengere straffen op smokkel van kleine hoeveelheden drugs dan op moord.) Al wie op de zwarte markt koopt, stelt men, steunt de misdaad, geeft zich af met het criminele circuit en moet rekening houden met een vergelijkbare behandeling. Alcohol in het verkeer is niet te tolereren en moet absoluut geheel uitgebannen worden, meent de commissie: je hoofd gaat zoemen van de voorstellen die nodig zijn om zo’n volledige abstinentie te bereiken. Eindeloze politiecontroles? Blaasapparaten in de auto? Startmechanismes die niet willen aanslaan zodra er alcoholadem in de auto wordt gedetecteerd?

Ze begrijpen het heus heel goed, deze commissie, dat mensen wel eens willen drinken. Daar zijn ze heel ruimhartig in, en vol van begrip. Maar u moet goed begrijpen dat u beschermd moet worden, en dat we die bescherming over u zullen afdwingen. Voor uw bestwil. Big Brother zorgt voor u.

Op de vlucht, wachtend

EN DAN TEMIDDEN van de stroom van beelden van lange rijen vluchtelingen die staan te wachten – er zijn veel manieren om te wachten, zo leren deze beelden:

… er is het nerveuze wachten, de groep in- en ontzwermend zoals kinderen dat gewoonlijk doen, maar omdat er zoveel mensen staan te zwermen is het beeld dat zich opdringt eerder dat van een mierenhoop die zich bedreigt weet door iemand met een grote stok die hun huis en hun levenswerk doorwoelt, en daarom lijken de krioelende bewegingen ondanks de uiterlijke schijn in het geheel niet op het huppelige gefladder van schoolkinderen tijdens het speelkwartier maar uitsluitend op de gruwel van mensen die niet durven stilstaan omdat stilstaan ze te makkelijk tot een mikpunt maakt, en juist omdat ze mikpunt waren sloegen ze op de vlucht en die beweging zit ze nog in de benen, dat zie je aan hun wachten;

… er is het brave wachten, van mensen die als een lam zo mak geworden zijn en die zich van plek naar plek gesleurd weten, en ze hebben honger en lijden kou en buiten hun kleren hebben ze niets meer, zelfs hun geliefden niet; ze wachten niet omdat ze erin geloven – dat Godot dood is hoeft niemand hun meer te vertellen – maar omdat ze niets beters weten;

… er is het popelend wachten, waarbij men zich moeizaam inhoudt om niet naar voren te dringen: op hun gezichten de angst dat een vlucht naar voren de lange tocht naar waar ze nu godlof staan – bijna in veiligheid, bijna, bi­jna, maar ze zijn er verdomme nog niet – ongedaan zal maken want wie weet sturen ze je terug als je te openlijk popelt en je in andermens ogen misdraagt, het is immers zo druk hier en het land iets verderop is al bijna vol, maar als je nu vriendelijk en beleefd en vooral geduldig popelt mag je misschien wel naar binnen, want daar ben je immers helemaal niet zeker van, dat je naar binnen mag, maar tegelijkertijd moet ook niemand denken dat het je om het even is, of je er wel in mag, dus onverschillig zijn past je niet;

… er is woedend wachten, stampvoetend wachten, wanhopig wachten, vechtend wachten, lijdzaam wachten, hoopvol wachten; er is meer wachten dan een mens ooit bedenken kon, maar zij vinden het uit, daar, ter plekke, ze moeten wel, verdreven en hongerig en bezitloos en ontheemd als ze zijn —

*

… EN TEMIDDEN VAN DIE STROOM van beelden bespreekt de Nederlandse overheid haar vluchtelingenbeleid en zij oordeelt: sommige oorlogsvluchtelingen, vooral niet teveel, mogen het land in maar ze krijgen minder rechten dan andere vreemdelingen.

De grondslag van het vluchtelingenbeleid – asielbeleid zoals het gewoonlijk heet, alleen gedurende deze weken niet zijn – wordt gevormd door tal van internationale conventies die zeggen dat mensen het onvervreemdbare recht hebben op een veilig bestaan. Een deel ervan – de Geneefse conventie bijvoorbeeld – is specifiek opgesteld om het leed van oorlogen te delven en om de directe slachtoffers ervan een toevluchtsoord te bieden, en is ondertekend door een conglomeraat van staten die zich hebben verplicht om mensen vervangende bestaanszekerheid te leveren indien het land waar ze geboren en getogen zijn, in staat van oorlog is – hetzij met een ander land, hetzij met haar eigen burgers. Alle vluchtelingen die in Nederland of elders asiel krijgen (nu ja, krijgen: alsof het je cadeau wordt gedaan: asiel moet meestal worden bevochten), krijgen dat op grond van zulke internationale conventies.

Nu dient zich een groep mensen aan voor wie asiel bitter noodzakelijk is, en in wiens geval niemand zich verlaagt tot aan inmiddels al te vertrouwde discussies over hoe echt hun noodzaak tot vluchten eigenlijk is: Komen ze hier niet uit economisch gewin? Zijn ze niet gewoon uit op een makkelijk leventje? Worden ze echt vervolgd door hun overheid? Hebben ze die littekens niet zelf gemaakt, als gekerfd paspoort, teneinde ons land binnen te komen? Waar zijn hun papieren? Zulke vaak onsmakelijke vragen zijn met twee klappen van tafel geveegd, per Servische militie en per NATO-bombardement. Deze mensen zijn in nood. Dat is evident.

Staatssecretaris Cohen wil nu eventueel wat Kosovaren toelaten via een aparte ‘ontheemdenstatus’. Mits Europa ons dat vraagt. Zij krijgen dan gedurende een jaar minder rechten dan andere vluchtelingen: hen komt geen recht toe op gezinshereniging, werk of studiefinanciering.

Nu is een studiebeurs vermoedelijk niet het eerste belang is van gevluchte Kosovaren. Studeren komt later wel – mochten ze, wat ze niet hopen, hier moeten blijven. Eerst op adem komen, zou je zeggen. Maar waarom in godesnaam hen een jaar lang het recht op gezinshereniging onthouden? Niet alleen is juist dat recht verankerd in tal van conventies en zou Nederland zich moeten schamen om zo’n barbarisme in te voeren, het is ook vals en buitendien volslagen onzin. Die kwijtgeraakte familieleden hebben zelf, ook zonder hereniging, al recht op asiel.

Hulpverleners hebben bovendien hun handen dermate vol dat de gevluchten netjes op naam sorteren nu niet bepaald hun eerste prioriteit is. Overal verspreid in Europa zullen zich op afzienbare termijn daarom halve en onvolledige gezinnen bevinden, mensen wier leven sowieso ineengestort, uit elkaar geslagen en kapot gescheurd is. Waarom nog aan dat leed toegevoegd, terwijl het kleine moeite is een instantie in het leven te roepen – Europa munt nota bene uit in het bedenken van bureaucratieën – die uitzoekt hoe iedereen heet en de personalia van hun familieleden op te nemen, zodat mensen met wat gepuzzel op de hoogte van elkaars verblijfplaats kunnen worden gebracht, en mogelijk herenigd.

De toevloed van mensen wordt er heus niet groter van. Het is een complexe stoelendans, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze, voor de vluchtelingen zelf immens belangrijke uitwisseling zwaarder op het ene opvangland zal wegen dan op het andere. Delen van Kosovaarse families die in Duitsland zijn ondergebracht mogen zich dan herenigen met het deel van hun familie dat naar Noorwegen is verscheept, en half Noors gezin komt naar Nederland, en drie alleengeraakte in Nederland geherbergde Kosovaren willen liever naar Albanië waar zij hun familie weten.

Maar nee. Gezinshereniging mag pas na een jaar. Ze moeten wachten. Alweer.

De wet en internet

“WE MOETEN ER NAARTOE dat providers een gedragscode invoeren,” zei CDA-kamerlid Wijn, woordvoerder mediabeleid, vorige week in een debat tegen me. “Dan heb je namelijk een manier om ongewenst materiaal van Internet te weren.”

Waarom zouden providers de uitlatingen van hun klanten moeten controleren en aan een oordeel of keurmerk dienen te onderwerpen? Van telefonie-aanbieders wordt evenmin verlangd dat zijzelf nagaan of hun cliëntèle zich aan morele normen dan wel aan de wet houdt, of dat zij een gedragscode ondertekenen waaraan zij hun klanten vervolgens binden. Waarom zouden providers dan wel hoogstpersoonlijk op de stoel van de rechter moeten gaan zitten? We hebben toch rechters om op de stoel van de rechter te zitten?

Dit nog afgezien van de logistieke vraag hoe providers de uitlatingen van hun gebruikers in het oog moeten houden: de enorme aantallen dagelijks veranderende homepages en de massaliteit van usenet berichten en e-mail verkeer verhindert een dergelijke controle. “Maar dat kun je bést controleren,” zei Wijn. “Daar heb je tegenwoordig moderne software voor.” Met andere woorden: Wijn stelt voor dat software op de stoel van de rechter gaat zitten en dat programma’s uitmaken wat vrijelijk verspreid mag worden en wat weggefilterd dient.

Persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting gelden op het net kennelijk minder dan in het gewone leven, en dienen met meer waarborgen omkleed te worden. Dat is vreemd. Van uitgevers van tijdschriften, kranten en boeken wordt niet gevraagd een gedragscode te ondertekenen, noch wordt van hen verlangd dat zij een keurstempel op hun publikaties zetten. Waarom zouden internetproviders of internetgebruikers dat als enigen wel moeten doen?

*

DE ROEP OM REGULERING van het net is groot. Zelfs Internet-adept Francisco van Jole schreef afgelopen zaterdag in de Volkskrant een nauwelijks verhuld pleidooi voor juridische regelingen. Waar Wijn voor gedragscodes en keurmerken pleit om ongewenst gedrag uit te bannen, promoot Van Jole regulering opdat zodoende duidelijk wordt wat wél mag.

Beider verlangen heeft alles te maken met het feit dat op Internet iedereen, zonder tussenkomst van derden en zonder voorafgaande controle of screening, kan publiceren wat hem goeddunkt. Iedere halve zool kan via het net roddels, geklep, zieke praatjes, radikale of reactionaire opvattingen verkondigen, en de hele wereld kan daar vervolgens kennis van nemen. Maar, in tegenstelling tot wat Wijn meent, is het heel goed mogelijk bestaande wetten op het net toe te passen, zeker nu de overheid heeft afgedwongen dat providers apparatuur in hun machinepark moeten invoegen die het aftappen van internetverkeer mogelijk maakt. En wat Van Jole uit het oog verliest is dat er allang regels bestaan: de nationale en internationale wetten die de vrijheid van meningsuiting garanderen. Het net bestaat immers per definitie uitsluitend uit tekst, beeld en informatie; die zijn vrijwel altijd legitiem.

Er bestaat immers een cruciaal verschil tussen woord en daad, en in tekst mag aanzienlijk meer dan in daden. Moord is apert verboden, doch het publiceren van een foto van een lijk of van een verslag van een moord is volstrekt legaal (hoewel beiden uiterst choquerend en onsmakelijk kunnen zijn; zie de commotie die Bret Easton Ellis’ boek American Psycho een aantal jaar geleden teweeg bracht). Zelfs het oproepen tot moord is zelden strafbaar. “Dood aan Öcalan” roepen mag, net zoals demonstreren met borden waarop staat dat Rushdie vermoord dient te worden.

De omstandigheden waarin woorden en beelden wel strafbaar zijn, staan adequaat omschreven in de wet en kunnen in vrijwel de hele wereld als zodanig worden veroordeeld. In al die gevallen gaat het om situaties waarin het strafbare feit of de overtreding in de publicatie van woorden of beelden besloten ligt: de schade is onlosmakelijk verbonden aan de openbaarmaking zelf. Die inherente strafbaarstelling geldt voor kinderporno (het beeld zelf is verboden, gebaseerd op de gedachte dat zulke foto’s niet zijn te fabriceren zonder daadwerkelijk misbruik), voor smaad en laster, voor auteursrechtschending en plagiaat, en voor het doorbrieven van staats-, militaire of handelsgeheimen. Daar staat woord gelijk aan daad. Verder niet.

Al zulke uitlatingen zijn, of ze nu via Internet, krant, boek, tv-praatje of gestencild vlugschrift worden verspreid, heel goed aan te pakken. Daarbij maakt het amper uit of degene die zulke teksten of beelden openbaar maakt, dat in Nederland doet dan wel z’n geschriften via buitenlandse media doet verschijnen. Het ontgaat me dan ook volkomen waarom Wijn en Van Jole aandringen op meer wetgeving.

*

DAT WOORDEN DAARBUITEN en langs omwegen ook schade kunnen toebrengen staat buiten kijf. Dat is in veel gevallen zelfs expliciet de bedoeling. Wie een effectieve campagne opzet tegen premier Kok maakt dat de PvdA bij de volgende verkiezingen minder stemmen haalt; wie de onoorbare praktijken van Scientology belicht, zorgt ervoor dat ze minder leden en geld kunnen binnenhalen; wie een boycot van de producten van kinderarbeid bepleit, schaadt potentieel de omzet van Ikea en van allerlei textielhandelaars; wie ijvert voor vegetarisme brengt de economische belangen van veeboeren en slagers in gevaar.

Maar dat mag. Dat heet: campagne voeren, informatie geven, de vrijheid van meningsuiting gebruiken en een beroep doen op de overtuiging, de moraal en de keuzevrijheid van je medeburgers. En ja, op grond van zulke informatie kan een doorgedraaide zot die denkt dat eigenrichting de oplossing is voor wat hij als maatschappelijk probleem beschouwt, besluiten een bom te leggen bij McDonalds. Of een abortuskliniek te belagen.

Meningen hebben altijd consequenties. Meningen zijn nooit vrijblijvend (behalve indien geventileerd op verjaarspartijtjes of door dronkelappen aan de bar). Steeds meer mensen kunnen nu vrijelijk hun mening geven: ze zijn niet langer afhankelijk van zendtijd, kranten, uitgevers of de welwillendheid van journalisten. Op het net kan iedereen uitgever zijn en z’n mening, met alle onbeholpenheid of eloquentie die in hem is, verkondigen en uitdragen. Dat maakt het net tot het meest confronterende en provocerende medium dat de geschiedenis ooit heeft gezien, en tot de plek waar vrijheid van meningsuiting als nooit tevoren kan worden benut. Kennelijk worden veel mensen daar nerveus van: vooral journalisten en politici, die zelf altijd hebben kunnen zeggen wat ze willen.

Abortus en moord, boetes en woord

DE NUREMBERG FILES was een website van virulente tegenstanders van abortus. Ze beweerden onder meer dat artsen die abortus uitvoeren, net als de Nazi’s voor een internationaal hof voor oorlogsmisdaden dienen te worden berecht. Vandaar de naam: de Nuremberg Files.

Hoewel ik het recht op abortus hoog houd, vind ik niet dat op andere meningen een boete moet staan, zelfs niet indien die opinie bot wordt geuit. Toch is dat precies wat er met de Nuremberg Files gebeurde. Toegegeven, het was een ronduit botte homepage, en het beeld dat er van abortus werd geschetst is op z’n minst zwaar vertekend. Maar dat mag.

Mensen hebben het recht om te zeggen dat abortus moord is en abortusartsen beulen zijn. Net zoveel recht als ik heb om te zeggen dat ik zo’n mening abject vind. En als ik wil uitleggen hoe doorgedraaid sommige pro-lifers zijn – wat ik hier eind vorig jaar deed in een column over Amerikaanse ayatollahs – is het zelfs handig als ik naar zo’n pagina kan verwijzen, en kan laten zien hoe eenzijdig hun argumenten zijn. Hun aanwezigheid strekt me tot voordeel. Bovendien, ik acht vrijheid van meningsuiting een groot goed, en daarbij is inbegrepen dat idioten er evenzeer recht op hebben.

Daarom schrok ik toen ik las dat mensen die aan deze homepage waren verbonden, voor de rechter was gedaagd en waren veroordeeld tot een schadevergoeding van 100 miljoen dollar. Het argument was dat de Nuremberg Files zouden aanzetten tot en moord geweld jegens abortusartsen: de homepage hield lange lijsten bij van iedereen die in abortusklinieken werkte of die abortus verdedigde, en zodra er een arts was vermoord of verwond – aanslagen op abortusklinieken zijn in de US bepaald niet ongebruikelijk – werd zo’n naam op de homepage doorgehaald of grijs gemaakt. De homepage mocht van de rechter, maar werd door de provider daarna weggehaald.

De kans is groot dat de makers van de homepage in het geniep een vreugdedansje deden wanneer zo’n arts werd vermoord. Maar nergens hebben ze openlijk gejuicht, noch hebben ze daadwerkelijk gezegd dat ze moord voorstaan. Ze verzamelden lijsten van hun vermeende tegenstanders. Ze inventariseerden de doden in een vermeende oorlog. Maar nergens op hun website promootten ze openlijk geweld tegen abortusartsen.

*

VEEL AMERIKANEN HEBBEN het vonnis veroordeeld. “De uitspraak illustreert hoe het onderscheid tussen moraal en wet lijkt te vervagen”, schreef Jonathan Wallace, advocaat, links activist en schrijver. “Niet alles wat we shockerend en immoreel vinden, is illegaal. En zodra je iemand aansprakelijk stelt voor een mening – en meer dan taal en beeld vind je niet op een homepage – zou de vrijheid van meningsuiting zwaar moeten tellen. De Hoge Raad heeft decennia lang vastgehouden aan het principe dat zelfs het expliciet oproepen tot geweld legaal is. Een boek, een pamflet, een homepage die oproept tot moord op individuen of groepen is weliswaar weerzinwekkend, maar niet illegaal. Alleen wanneer je bij iemand voor de deur staat en een gewapende meute ophitst baar binnen te dringen en hem af te slachten, overtreed je de wet.”

Wallace heeft gelijk. Over gevoelige kwesties spreken zou bevorderd moeten worden, niet onderdrukt, en wat abject is, is niet per se onwettelijk. Bovendien bestaat er een scherp verschil tussen woorden en daden, en dient dat verschil hoog gehouden te worden, niet uitgewist. Rechters zouden daarvan bij uitstek doordrongen moeten zijn.

De Nuremberg Files zie ik als een wapenfabrikant. Beiden leveren middelen. De Nuremberg Files verzamelt de namen en adressen van mensen die abortus uitvoeren en van hen die abortus publiekelijk verdedigen. Zulke informatie kun je gebruiken om die mensen hartelijke ansichten en bloemen te sturen, uit dank voor hun inspanning. Zulke informatie kan ook worden gebruikt voor zieke en illegale doelen – bijvoorbeeld door moordenaars. Maar dat maakt van degene die de homepage bijhoudt nog geen moordenaar.

Vandaag heb ik derhalve een kopie van de Nuremberg Files op mijn eigen homepage gezet. De homepage is zelf niet veroordeeld, en ik meen dat zo’n pagina in Nederland legaal is. Overigens vermoed ik dat het betreffende vonnis in beroep zal worden herzien. De kracht van het Eerste Amendement is altijd geweest dat daardoor ook impopulaire en ongewone politieke meningen bescherming genieten. De USA heeft een mooie traditie op dit vlak, hoewel ze – net als Nederland – geneigd zijn die principes te vergeten waar het ‘t Internet betreft in plaats van gedrukt materiaal.

*

DE HOMEPAGE WEER in de lucht brengen dient meerdere doelen. Behalve dat de vrijheid van meningsuiting ermee in ere wordt gehouden, blijkt aldoende dat pogingen die vrijheid te beperken futiel zijn op een wereldomvattend netwerk. Ook meen ik dat ik, als voorstander van het recht op abortus, baat heb bij zulke pagina’s: De Nuremberg Files tonen aan dat pro-lifers er geen nacht minder om slapen wanneer mensen wiens vak ze niet aanstaat, vermoord worden, terwijl ze ondertussen hard schreeuwen dat abortus moord is en daarom met alle macht dient te worden gestopt. De pagina bewijst dat deze mensen hypocriet zijn, en geloven dat het doel de middelen heiligt.

En tenslotte: ik breng henzelf in verlegenheid met hun eigen pagina. Want hoewel ze blij zullen zijn dat er een kopie beschikbaar is – maar hoe kunnen ze weten dat ik niet met de namen en adressen heb gerommeld, en vermijden dat ze hun eigen medestanders overhoop schieten als ze mijn gegevens gebruiken? – ik ben, uiteindelijk, een linkse, pro-abortus, atheïstische, licht perverse, vloekende, rokende, biseksuele, overspelige, drugs gebruikende provocateur. Oftewel het soort mens dat de makers van de Nuremberg Files het liefst het zwijgen zouden willen opleggen, afgaande op het beleid dat ze voorstaan in hun Hundred Day scenario [archive.org versie]: iedereen die het recht op abortus verdedigt, moet volgens de Hundred-Day’ers en hun aanhangers terstond tot de doodstraf worden veroordeeld. Zonder beroep. En zonder rechtsbijstand.

Een vreemde coalitie, nietwaar? Ik hoop dat mijn kopie van hun homepage hen enig gevoel voor tolerantie bijbrengt. Om diezelfde reden zouden de Nuremberg aanhangers andere allianties nodig moeten herzien: de Amerikaanse rechter Leonie Brinkema, die op hun dodenlijst staat, heeft onder Internetgebruikers een goede naam in het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting. In haar hof is niet alleen het recht op abortus verdedigd, maar ook het recht om te zeggen wat je wilt. Ze hebben haar hard nodig.

Gedigitaliseerd wantrouwen

DE MODERNE BURGER is een gewantrouwd wezen. Overal dient hij zich bekend te maken en delen van zijn identiteit prijs te geven. Ondanks de vele sporen die een mens nu al achterlaat bij de meest alledaagse bezigheden, vinden wantrouwende overheden, slimme commerciële instanties en goedbedoelende dommeriken steeds meer manieren uit om identificatie uit alledaagse transacties af te leiden en identificeerbaarheid af te dwingen.

Vroeger kon je uit giro-afschriften – legaal of illegaal verkregen – hooguit afleiden hoe hoog iemands huur, telefoon- en electriciteitsrekening was, welke abonnementen hij of zij had, waar iemand z’n kleren kocht en waar-ie uit eten ging. Nu de pinkaart gangbaar is geworden en op steeds meer plaatsen is te gebruiken, is het plots mogelijk om te achterhalen waar, wanneer en hoe laat – tot op de seconde precies – iemand de trein of een taxi neemt, benzine tankt, boodschappen doet of video’s leent.

Uiterst gedetailleerde informatie is voorhanden: Albert Heijn kan voor elke klant die een geregistreerde Air Miles-pas heeft, nagaan hoeveel flessen wijn, vers fruit, blikvoer en chocolade of rookwaar iemand koopt. De videowinkel weet welke films U geleend heeft, en wanneer. (Laatst zocht ik een pornovideo uit. “Die heeft U al eens gehad, hoor. Nog geen twee maanden geleden.” waarschuwde de bediende me vriendelijk.)

Sinds de invoering van de chip – een tegoed op je betaalkaart dat van je giro- of banktegoed wordt afgeschreven en ‘lokaal’ op de kaart wordt bewaard – begint de pinkaart het kleingeld te vervangen. Je kunt ermee telefoneren, parkeergeld betalen, frisdrank uit de automaat halen, bioscoopkaarten afrekenen en je krant betalen bij de kiosk. Dat zijn geen anonieme transacties: de instanties aan wie je ermee betaalt, kunnen in principe afleiden wie de eigenaar van dat ‘lokale’ tegoed is. En de chipper houdt meer dingen bij. Wat de laatste vier telefoonnummers zijn die je ermee gebeld hebt, bijvoorbeeld.

Stel dat het girale en digitale geld de munten en bankbiljetten gaandeweg vervangen – en dat is de bedoeling, in ieder geval van de banken – hoe geef je een bedelaar in de toekomst dan geld? Hoe betaal je de Z die je van een dakloze koopt? Worden mensen die hun geld op straat bij elkaar scharrelen, verplicht om behalve een vent- of straatmuziekvergunning ook een chip-apparaat aan te schaffen? Hoe waarborg je geldverkeer tussen anonieme individuen?

Anoniem betalen was heel normaal. Vaste rekeningen betaalt vrijwel iedereen al tientallen jaren op naam, en hetzelfde gold voor grote aankopen; bedragen onder de honderd gulden verrekenden mensen echter gewoonlijk cash, dat wil zeggen: ontraceerbaar. Dat wordt steeds ongewoner. En ooit – ik verwacht niet dat dat ‘ooit’ heel erg ver weg is – bijna raar. Om niet te zeggen: verdacht.

Anoniem bellen was al even gewoon. Niemand verplicht je om je naam te noemen (hoewel sinds de invoering van de digitale telefooncentrale is te traceren vanaf welk toestel iemand belt). Via nummer-identificatie wordt zulke informatie tegenwoordig standaard doorgegeven aan degene die opgebeld wordt: het is een eigenschap van het telefoonverkeer geworden die je blokkeren moet als je, om wat voor reden ook, prijs stelt op het geheim houden van je nummer. De meeste telefooncellen accepteren weliswaar nog telefoonkaarten (die anoniem zijn) maar die worden gaandeweg vervangen door openbare telefoons die alleen nog de niet-anonieme chipkaarten accepteren. Met kwartjes bellen kan al haast nergens meer. En rekeningrijden zal ervoor zorgen dat iedereen die met z’n auto de grote weg opgaat, traceerbaar is.

*

IN MODERNE COMMUNICATIEMIDDELEN wordt identificatie vrijwel vanzelfsprekend ingevoerd. Zonder debat. Of met slechts een heel klein beetje, en dan ligt het accent er in de discussie op dat Justitie zodoende beter boeven kan vangen. Alsof er zo vreselijk veel boeven zijn, en alsof de pakkans voor criminelen ooit op honderd procent te krijgen is zonder schade aan te richten voor hen die hooguit de schuld dragen dat ze burgers zijn. Alsof privacy altijd maar moet wijken voor het publieke belang. Privacy is zelf echter ook een publiek belang: de overheid noch dienstverlenende of commerciële instanties hebben het recht om ieders doen en laten te kunnen volgen, en burgers hebben het recht te zwijgen. Daaronder valt tevens hun recht om hun identiteit te voor zich te houden, zowel mondeling als digitaal.

De Telegraaf meldde begin dit jaar dat een officier van Justitie eiste dat telefoonmaatschappijen met onmiddellijke ingang de verkoop van mobiele telefoonkaarten stopzetten aan al wie zich niet legitimeert. “Heel crimineel Nederland belt inmiddels met belkaarten, omdat de nummers niet staan geregistreerd waardoor het voor politie en justitie vrijwel onmogelijk is de identiteit van de bellers te achterhalen,” schreef De Telegraaf.

Waarmee niet alleen in een klap iedereen die geen zin heeft zich te pas en te oppas te legitimeren verdacht wordt gemaakt, maar bovendien een dijk van een leugen in stand wordt gehouden. Het is namelijk wel mogelijk. Een GSM stuurt namelijk bij elk gesprek zijn IMEI (International Mobile Equipment Identifier) mee; en aan de hand daarvan is het simpel om na te gaan welke kaarten er eerder in dat toestel hebben gezeten, welke nummers er eerder met die kaart en dat toestel zijn gebeld, en bovendien over een betrouwbare bepaling (op z’n slechtst tot op een paar honderd meter nauwkeurig) van de locaties vanwaar af die gesprekken zijn gevoerd. Hoezo anoniem?

Op Internet pleiten niet de minsten ervoor dat mensen verplicht zou moeten worden om al hun berichten van een unieke identificatie te voorzien, omdat alleen zo degenen die een schuilnaam gebruiken om illegale of schimmige dingen te doen, te vinden zijn. Maar niet alleen zijn er voldoende manieren om mensen te traceren, als dat werkelijk nodig is en als daartoe een geldig bevel van Justitie ligt; het is bovendien absurd om te veronderstellen dat mensen zich te allen tijde bekend dienen te maken. Wie informatie vraagt over aids, wie meldt dat z’n kind bij een sekte zit of aan de heroïne is, wie advies wil over z’n rechtspositie gezien z’n ruzie met de baas, wie fantasieën over hoerenbezoek uitwisselt of tobt over homo- of transseksualiteit, wil helemaal niet dat de buren, de baas, familie en kennissen dat allemaal kunnen lezen.

Het wordt straks een hele kunst om anoniem te blijven. En wie het toch wil zijn, raakt bij verstek verdacht.

[met dank aan Hippies from Hell.]

Spreek of ik schiet

ONDER DE TITEL Amerikaanse ayatollahs schreef ik twee weken geleden over extreem-rechtse christelijke clubs in Amerika. Het land zou in hun ogen weer een godvrezende natie dienen te worden. Ter voorbereiding waren ze alvast begonnen met de oprichting van een schaduwregering, en kon iedereen – nu ja: iedereen… alleen mannen, uiteraard; vrouwen horen zich in zo’n wereld niet te roeren – zich aanmelden voor overheidsposities in deze donkere wereld. Het idee was dat de schaduwregering zich zou gedragen alsof ze echt was; dat wil zeggen, jurisdictie had, maatregelen kon treffen, beleid kon maken en sancties kon opleggen.

Lezing van het pamflet van deze ambitieuze leiders in spe stemt een mens niet vrolijk. Sterker, ik werd er apert misselijk van: hun ideeën waren tot op het bot dictatoriaal. Godlof – nee, niet hun god, ik zeg dat maar bij wijze van verzuchting, en de clubs in kwestie zouden me, als ze aan de macht waren, prompt straffen voor zo’n manier om uiting te geven aan mijn opluchting – godlof is er niet idioot veel animo voor hun westerse variant op Talibaanse praktijken.

Kondigden ze vorig jaar nog met veel bombarie aan dat hun schaduwregering met ingang van 1 januari jongstleden in vol ornaat zou aantreden, nu zeggen ze aanzienlijk terughoudender dat hun schaduwregering deze maand “min of meer operationeel” is geworden. (Maar er valt nog geen enkele genomen maatregel, gedane uitspraak of afgelegde persverklaring op hun homepage te bekennen. De droom der rechtvaardigen houdt ze in slaap, daar in hun schaduw.) Niettemin zoeken ze nog naarstig naar allerlei mensen die overheidsfuncties in hun godsstaat op zich willen nemen. Want het moet heus allemaal nog voor 2000 gebeuren.

Zijn zulke mensen nu onschuldige gekken of griezelige fanaten? Ik neig naar beide. Want hoewel ze fanaat zijn, en doodeng in hun dogmatisme en ijzeren consequentie, zijn ze tegelijkertijd klein en daarmee eerder een rariteit dan een dreiging. Er gaat een zekere schoonheid schuil in de wetenschap dat ze, juist omdat ze te bizar en zo onverbiddelijk zijn, nimmer een grote aanhang aan zich zullen binden. Uit hoofde van hun eigen radicaliteit zijn ze gedoemd klein te blijven.

En hoe gruwelijk de opvattingen die ze er op nahouden ook mogen zijn: ik heb graag dat ze hun informatie vrijelijk kunnen verspreiden. Deels omdat zulks een strijd met open vizier mogelijk maakt. Deels omdat alleen dan de idiotie en de innerlijke tegenstrijdigheden van hun opvattingen aan het licht kunnen treden – als je vindt dat abortus moord is, en moord slecht, hoe kun je dan menen dat mensen die het recht op abortus steunen, vermoord dienen te worden? – en de consequenties van hun opvattingen aan het licht komen. In zekere zin maken ze zichzelf onschadelijk juist omdat ze het recht op vrije meningsuiting hebben en daar gebruik van maken.

En ook al zouden zi­j anderen het recht op weerwoord, discussie en tegenspraak liefst ontzeggen, de kracht van een democratie ligt besloten in het feit dat zij daadwerkelijk mogen zeggen dat ze andere mensen rechteloos willen maken. Ze geven zichzelf en hun dictatoriale inzet bloot, juist doordat ze gebruik kunnen maken van hun democratische rechten. Goedzo. Ze redeneren zichzelf in de val. Ze struikelen, juist door de democratie waartegen ze zich verzetten.

Mag dan alles gezegd worden? Over een aan de schaduwregering gerelateerde homepage – The Nuremberg Files – is in dit verband een rel ontstaan. Op die homepage houdt men openbare lijsten bij van artsen die aan abortusklinieken verbonden zijn en van publieke voorstanders van het recht op abortus. De homepage is een nauw verhulde oproep om deze voorstanders van kant te maken: namen zijn doorgehaald indien iemand verwond is, en grijs als ze vermoord zijn. En elke aanslag op een abortuskliniek wordt er gedocumenteerd, soms zelfs voordat het nieuws over zo’n aanslag publiek gemaakt is. Alles op deze pagina schreeuwt: deze mensen weten er meer van, of staan minstens in rechtstreeks contact met de abjecte schlemielen, de verdwaasde zotten die bommen plaatsen bij abortusklinieken en met scherp schieten op de mensen die er werken.

Maar moet die pagina dan weg? Hij is gruwelijk, ja vanzelf, maar ook leerzaam. Uiterst leerzaam. Je ontdekt er bijvoorbeeld dat de anti-abortusbeweging zich niet distantieert van moord, dat zelfs rechters die geheel volgens het recht uitspraken deden in abortuskwesties op hun dodenlijst staan; dat mensen verblind kunnen raken, en waartoe dat leidt: moord en doodslag.

De afgelopen week zocht ik de bewuste homepage op en vond hem niet. Dat bleek aan een typefout te liggen, maar drie lange seconden vroeg ik me af: als die pagina van overheidswege is neergehaald, dat wil zeggen: door de Amerikaanse overheid, zou ik dan een kopie ervan hier in Nederland neerzetten? Heb ik liever dat zo’n pagina er wel is dan niet? Of beter gezegd: indien zo’n pagina er eenmaal is, vind ik dan dat een overheid het recht heeft om in te grijpen en zo’n pagina te verwijderen, oftewel te censureren? Nee.

En in die paar seconden besloot ik dat ik een kopie ervan zou neerzetten zodra een Amerikaanse rechter gelast hem daar te verwijderen. Ik wil dat mensen zelf zien hoe eng de anti-abortusbeweging is, en aan een overheid die mensen niet toestaat zulks zelf te beoordelen heeft niemand iets. Zo’n overheid houdt mensen voor goedgelovig, onkritisch en verslijt haar burgers voor meelopers; erger, zo’n overheid maakt haar burgers aldoende dom.

*

IN DUITSLAND MAG JE niet meer zeggen dat de jodenvervolging en de vernietigingskampen tijdens WOII een leugen zijn: dat is verboden. Het is onvergeeflijk dom om zulke uitspraken, hoe racistisch of antisemitisch ze ook zijn, te verbieden: alsof degenen die overtuigd zijn van het tegendeel – er zijn miljoenen joden vermoord tijdens de oorlog – zulke kasplantjes zijn en hun waarheid zo broos is dat die overheidsbescherming behoeft. Alsof er geen instituten zijn die, gedocumenteerd en wel, zulke stupide praatjes kunnen weerleggen. Alsof de overheid haar burgers dient te beschermen tegen kwetsende opvattingen. Alsof pijnlijke opvattingen verdwijnen wanneer degenen die ze koesteren, ze niet langer mogen uitspreken. Alsof debat niet helpt.

Dat is pas eng: geloven dat argumenteren, debatteren en discussiëren nutteloos is, of dat mensen er te dom voor zijn.

*

Naschrift: de Nuremberg Files verdwenen kort hierna van het net. Na lang nadenken besloot ik een mirror ervan te beginnen. Dat leidde tot veel commotie. Uiteindelijk heb ik de mirror weer verwijderd. Het hoe en wat kunt u op de genoemde url lezen.