De man die geen das wou zijn

Freimut Duve steekt keurig in het pak. Hij heeft woest grijs haar en een beminnelijke glimlach. En hij heeft een buitengewoon mooie maar moeilijke baan: hij staat aan het hoofd van het bureau Freedom of the Media van de OVSE.

(Nu moet ik uitleggen wat de OVSE is. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa is een vrijwillige alliantie van 55 landen, meest Europese, plus een fors aantal landen in Centraal-Azië en landen grenzend aan de Middellandse Zee. Maar ook Amerika is lid. Buiten de Verenigde Naties is de OVSE de enige supranationale instantie die het mandaat heeft om in te grijpen als ergens iets heel erg fout gaat. Buiten de wekelijke assemblee werkt de OVSE vooral via haar drie bureaus, de kroonjuwelen van de OVSE: minderheden, mensenrechten en persvrijheid. Duve staat al zes jaar aan het hoofd van dat laatste juweel.)

Duve gaat weg. Hij heeft er twee termijnen opzitten – meer mag niet – dus binnenkort komt er een ander in zijn plaats; wie is nog onduidelijk. Gisteravond was Duve in De Balie om zijn beleid toe te lichten en verantwoording af te leggen aan wie maar wilde vragen.

Dat deed hij met verve. Duve is zo’n klassieke sociaal-democraat die niet alleen nooit zijn principes heeft verloren maar daarnaast ook een overtuigende visie heeft, iemand die je zonder schaamte naast Willy Brandt en Joop den Uyl kan zetten: iemand die bevlogen is en mensen inspireert. En hij is – trouw aan zijn functie als bewaker en promotor van de persvrijheid – een man van het woord. Zijn wapen is (pluriform) debat, zijn werkwijze gebaseerd op overtuiging en kennis, en zijn inzet is de jeugd: ‘in defense of our future’.

Maar hij is nooit te beroerd om streng te wezen. Het bureau Freedom of the Media heeft – wellicht meer dan de andere twee kroonjuwelen van de OVSE – voor debat binnen de OVSE gezorgd en soms woedende reacties losgemaakt. (‘Als ik nu herbenoemd zou moeten worden werd ik zonder meer weggestemd,’ zei Duve, ‘en daar ben ik trots op. Het betekent dat ik mijn werk goed heb gedaan.’) Zijn standpunt is dat debatteren leuk en vooral heel zinnig is, maar dat woorden wegen. En woorden bestaan pas als ze worden uitgesproken. Stille diplomatie is niet zijn aanpak: op andere vlakken kan dat mogelijk wel werken, maar juist als het over persvrijheid gaat, is publiciteit primair.

Als ergens iets mis is stelt hij formele vragen aan zo’n land. Als zo’n land dan niet antwoordt, maakt hij een persbericht van zijn vragen en stelt ze nogmaals in de assemblee van de OVSE. En uiteindelijk gaat hij op bezoek in zo’n land – aangesloten OVSE-landen kunnen hem met goed fatsoen niet weigeren te ontvangen – en peutert dan regelmatig een gevangen genomen journalist los.

Het klinkt minimaal, maar het is vaak meer dan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken kan of wil. Duve is zich daarnaast buitengewoon bewust van de functie van beelden: nooit naar een land gaan waar het absoluut mis is (zoals Turkmenistan, Oezbechistan, Kyrgyzstan) ook al zijn die landen OVSE-lid, want je weet dat je daar misbruikt wordt na een bezoek. Zeker waneer je de Represenative for the Freedom of the Media bent: dan staan er daags na het bezoek van die promotiefoto’s in alle overheidskranten dat Duve op bezoek was, foro’s juist genomen als Duve zijn beminnelijke glimlach tentoon spreidt. ‘Ik wil hun etalage niet opsieren,’ zei Duve, en: ‘ze willen mij maar al te graag benutten als camouflage’. Duve vindt dat sommige keizers geen kleren aanhebben en weigert dan das voor hen te spelen. In zulke gevallen bewerkstelligt hij dat er rapporteurs op pad gaan maar laat hijzelf zich niet zien. Zijn das zou misbruikt worden.

Daarnaast is hij niet eenzijdig in zijn kritiek. De voormalige Oostbloklanden vormen een bron van zorg voor hem – na de val van de muur hebben ze hun hang naar democratie ingeruild voor onafhankelijkheid en afschaffing van staatsinstanties, zodat werkelijk alles er nu wordt geprivatiseerd – maar hij was ook de eerste die de persconcentratie onder Berlusconi bekritiseerde, en de EU dringend verzocht zich daarover uit te laten. De EU gaf echter niet thuis. Duve stond alleen.

Na afloop was er een kleine receptie. Er waren veel mensen die, ondanks hun kritiek, waren gevallen voor Duve. Hij is iemand aan wie je kunt optrekken, concludeerden we. Hij is een moderne held. Met mooi haar, en met een goeie das. Die hij weigert uit te lenen.

De machowereld van Financiën

CDA-staatssecretaris Joop Wijn kondigde afgelopen vrijdag aan dat alleenstaanden meer belasting moeten gaan betalen, ten gunste van gezinnen. Hij verdedigt die gedachte met een beroep op respectieve draagkracht: ‘Er moet niet worden gekeken naar iemands bruto inkomen, maar naar iemands besteedbare inkomen. Er moet rekening worden gehouden met de onvermijdbare uitgaven die mensen hebben. Als een alleenstaande veertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen ook, vind ik dat de alleenstaande meer belasting moet gaan betalen.’

Wat een curieus argument. De buitengewoon onvermijdbare kosten van een huis zijn verhoudingsgewijs lager voor stellen, die immers met hun tweeën de huur of hypotheek kunnen opbrengen. Wie alleen woont heeft net als een gezin een koelkast nodig, maar kan die aanschaf met niemand delen. Daarnaast zijn kinderen een keus: niemand is verplicht ze te krijgen; maar wie ze graag wil kan moeilijk verlangen dat degenen die een weloverwogen ándere keuze maken, aan zijn keus mee betaalt, bovenop de door iedereen opgebrachte kinderbijslag. Aan die tegemoetkoming in de kosten van kroost ging Wijn steels voorbij. Gezinnen worden toch al gesteund?

Als Wijn serieus naar vrij besteedbaar inkomen wil kijken, zijn veelverdieners een aanzienlijk interessanter groep. Wanneer een alleenstaande dertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen drie ton, pakt Wijns argument over vrij besteedbare inkomens toch iets anders uit. Maar daar had-ie het niet over. Wijn zette feitelijk de kostwinner die veertigduizend euro verdient en daarmee vrouw en kinderen onderhoudt, tegenover een alleenstaande met hetzelfde inkomen.

Wat duidelijk maakt dat het Wijn niet te doen is om eerlijkheid, een faire lastenverdeling of nivellering, ook al wilde hij het graag zo voordoen. Het gaat hem om het steunen van een specifieke leefvorm. De belastingen moeten ‘aansluiten bij de belevingswereld van de mensen’ lichtte hij in het weekend nog maar eens toe, en die belevingswereld ‘is het gezin’. Het CBS telde begin dit jaar 12 miljoen mensen van 20 en ouder, waarvan 2,4 miljoen mensen alleen wonen: bijna een kwart van alle volwassenen. Hun belevingswereld telt niet. (Emma Brunt, Theodor Holman en ik af langs de zijdeur, beschaamd. Of stellen zonder kinderen nu wel of niet als gezin meetellen, houdt Wijn nog even in beraad. De witte rook wordt over een paar maanden verwacht: dan maakt hij zijn definitieve plannen bekend.)

Met welk recht wil Wijn gezinsvorming en -behoud fiscaal stimuleren? Is er ooit afgesproken dat gezinnen meer steun verdienen dan alleenstaanden? Met welk recht promoot de staat, via het belastingstelsel, het gezin als geprefereerde woon- en leefvorm, want ‘aansluitend bij de belevingswereld’? (Onderwijl een kwart van de volwassenen ter lande abrupt terzijde schuivend.) Zulk beleid is een vergaande inmenging in de privésfeer. Ontmoedigen mag de staat immers alleen die gedragingen die ze afwijst als moreel zwak of maatschappelijk ongewenst, en sinds wanneer verdient alleen wonen in hemelsnaam die status?

Er kleeft iets vunzigs aan Wijns gedachtegang: de suggestie dat die alleenstaanden er maar op los leven, hun geld egoïstisch verbrassend (‘money makes the world go round,’ roept de VVD in koor, tenminste, dat verwacht je dan), onderwijl die arme gezinnetjes laten verkommeren. Veel alleenstaanden hebben helemaal niet zoveel te verteren, tweeverdieners doorgaans veel meer (‘Pak ze!’ denkt Wijn.) Maar Wijn wil dan ook, je hoort het in alle hoeken en gaten van zijn betoog, een kostwinnersmodel.

Dat model heeft het CDA eerder geprobeerd in te voeren. In 1982, onder Van Agt, entameerde die partij de tweeverdienerswet die gezinnen met één inkomen moest ontlasten. In de praktijk betekende die wet dat getrouwde vrouwen op forse schaal uit het arbeidsproces vielen: hun deeltijdbanen kostten het gezin vaak meer dan hun werk opleverde. Die fiscale regeling, gebaseerd op het klassieke gezinsmodel, bond vrouwen aan een patroon dat niet echt meer paste. En passant bleek diezelfde regeling tevens een flink tekort aan arbeidskrachten in de zorg en het onderwijs te veroorzaken: want juist dat waren de sectoren waar veel vrouwen in deeltijd werkten. De vrouwen die toen uit het arbeidsproces vielen, worden momenteel moeizaam met her- en zij-intredingsprogramma’s geworven. Was allemaal nergens voor nodig geweest, als het CDA maar wat feministischer was geweest.

Nadien is met veel gepriegel en gepruts een fiscaal stelsel ingevoerd dat recht doet aan individualisering en die vrouwen helpt een zelfstandige positie te verkrijgen, ook financieel. Want dat is wel overheidsbeleid, zorgen dat vrouwen hun onafhankelijkheid bewaren. Het CDA trekt zich daar geen lor van aan. Wijn, overtuigd homoseksueel maar verder kennelijk zo rooms als de paus, is een heuse macho-mannenbroeder.

Gratis lunch

De ‘fatsoenlijkste actiegroep van het land’ noemde een andere krant ze, de bewoners van Spaarndam die via beleefde brieven de luchthaven hoopten te bewegen hun dorpje te mijden na invoering van de vijfde baan. Het was een smakelijke casus voor politiek sociologen: poldermodel versus Polderbaan. In 1996 boekte de actiegroep succes. Schiphol beloofde de nieuwe uitvliegroutes zo aan te passen dat ze langs, niet over Spaarndam zouden gaan. In 2002 meldde de luchthaven en passant dat er ‘een kleine verschuiving’ zou plaatsvinden in de nieuwe uitvliegroutes. Sinds deze zomer scheren er soms tot 300 vliegtuigen per dag over het dorp, een permanente stroom van loeiend lawaai veroorzakend, en de grens is nog niet bereikt.

Cerfontaine schuift de verantwoordelijkheid voor de onhoudbare herrie op het bord van de regering. Gisteravond stelde hij op een bijeenkomst in Spaarnwoude van geen afspraak te hebben geweten en dat die afspraak bovendien niet met hem was gemaakt maar met Jorritsma, de vorige minister van Verkeer en Waterstaat. De inconsistentie tussen beide opmerkingen daargelaten, lijkt mij dat als de minister die over Schiphol gaat uitspraken doet over het beleid van de luchthaven en de grenzen van het daar geoorloofde luchtverkeer, Schiphol zich daaraan heeft te houden. De beloftes van de minister zijn immers niet gratuit maar bepalend, tenzij het parlement een andere koers afdwingt uiteraard.

Terwijl de kranten aantonen dat onderzoekscommissies die zich over de nieuw vast te stellen geluidsnormen bogen in regeringsstukken bewust verkeerd zijn geciteerd en Schiphol in haar becijfering van het lawaai fundamentele ‘rekenfouten’ heeft gemaakt, maakt de verse staatssecretaris van Milieu, de CDA’er Van Geel, zich op voor de volgende discussieronde. ‘Er bestaat niet zoiets als een gratis lunch, zeggen de Amerikanen,’ filosofeerde de staatssecretaris gisteren. ‘Ik zou dat willen parafraseren met: er bestaat niet zoiets als een gratis vliegveld. We moeten niet de illusie hebben dat we in Nederland risicoloos kunnen wonen. En we moeten niet denken dat we ons geld kunnen verdienen in de logistiek zonder dat iemand daar last van heeft.’

De discussie gaat echter niet over de risico’s van luchtverkeer, maar over wetsovertredende geluidsoverlast, over geschonden afspraken, over bedrog en valse voorlichting, en uiteindelijk over de vraag of Schiphol geen staat binnen de staat is geworden. De zaak afdoen als een kwestie van burgers die van de overheid al te vergaande bescherming eisen en die menen in een soort verzekeringsstaat met gewaarborgde uitbanning van elk gevaar en een profijtelijke no-claim korting te leven, is vals en onzindelijk. Van Geel zet Spaarndam – en het parlement, dat een aantal lastige maar legitieme vragen voor de regering en Schiphol in petto heeft – ermee neer als broze, licht bezopen popjes die oneigenlijke verwachtingen koesteren en die ageren op grond van hysterische eisen. Als mensen die je niet serieus hoeft te nemen.

Van Geel ziet weinig verschil tussen de commotie rond Schiphol en ‘de hypes rond SARS en legionella’ en wijst gepikeerd op ‘de maatschappelijke verontrusting die grote hoogten bereikt, de roep om maatregelen die steeds verdergaand wordt’. In het geval van Schiphol zijn het juist niet de eisen om beschermende maatregelen die steeds verder gaan, het is de luchthaven die tomeloos uitbreidt en verdergaande rechten opeist, die meer overlast veroorzaakt en zich steeds minder gelegen laat liggen aan overleg, aan regels en normen. De maatschappelijke verontrusting waarvan Van Geel gewag maakt gaat niet over persoonlijke risico’s; die handelt over democratie, openheid en eerlijkheid en over de pijnlijke vraag of burgers nog wel op de overheid kunnen vertrouwen nu die het parlement vals heeft voorgelicht.

Maar Van Geel wijdt daar geen woord aan. Het is een kwestie van psychologie, meent hij. ‘Het lijkt tegenwoordig soms wel of we in de angstige Middeleeuwen terug zijn: alsof de Verlichting nooit heeft plaatsgevonden. Irrationele angsten en politieke correctheid lijken de agenda te bepalen.’ Het volk moet zich niet zo kinderlijk gedragen, zegt-ie eigenlijk, als volwassenen onder elkaar dienen we te accepteren dat men dient te betalen voor het middagmaal en dat alleen de zon voor niks opgaat.

Ondertussen mietert Van Geel zelf een belangrijk kenmerk van de verlichting weg: de gedachte dat burgers rationele wezens zijn die rechten hebben waarmee rekening gehouden dient te worden, en de gedachte dat er een sociaal contract tussen burgers en staat bestaat waaraan beiden zich hebben te houden. Verbreekt een van beide partijen dat contract, dan verliest de staat onherroepelijk haar legitimiteit. Burgers die zich machteloos voelen ten opzichte van de staat denken en doen soms rare dingen. Belangrijker nog: ook de overheid kan niet gratis lunchen.

Het nieuwe gezicht van overheidscensuur

[Op 13 en 14 juni 2003 organiseerde het bureau FOM (Freedom of the Media) van de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) een conferentie over vrijheid van de media en internet. Het resultaat daarvan: de zogeheten Amsterdam recommendations, aanbevelingen die namens de OVSE/FOM naar alle aangesloten lidstaten zijn gestuurd. Eerdere teksten die ik voor de OVSE/FOM ter voorbereiding van dit congres schreef, zijn

Burgemeester Job Cohen en OSCE/FOM directeur Freimut Duve,
vlak voor de opening van het congres

nternet, wijd verspreid en ver vertakt als het is, is feitelijk piepjong. Diensten als e-mail en discussiegroepen zijn weliswaar ouder, maar de ‘big bang’ vond precies tien jaar geleden plaats. 1993 was het jaar dat de eerste webbrowser werd gelanceerd, het jaar dat het Witte Huis en de VN een website openden, en tevens het jaar dat het grote publiek toegang kreeg tot het net. In die tien jaar is het internet onvoorstelbaar rap gegroeid. Inmiddels worden er wereldwijd een paar miljard mails per dag verstuurd, zijn er bijna vijftigduizend discussiegroepen op Usenet en ligt het totale aantal webpagina’s ver boven de drie miljard.

De crux van het net is dat mensen, waar ook ter wereld, informatie kunnen opvragen en uitwisselen. Regelmatig betreft het informatie die overheden hun bevolking liever willen onthouden of binnen hun landsgrenzen zelfs verboden hebben. Waar censuur op tijdschriften of kranten betrekkelijk makkelijk is te realiseren, is dat op internet lastiger, juist door het open en internationale karakter van het net. Er is immers altijd wel een land te vinden waar dergelijke informatie wel legaal en vrij voorhanden is. Nadat Singapore websites verbood waar politieke of religieuze discussies plaatsvonden die niet met het nationale beleid strookten, weken zulke sites uit naar andere landen; de meeste van die sites zijn daardoor nog steeds lokaal toegankelijk. Australië heeft betrekkelijk strenge fatsoenseisen opgesteld waaraan websites in dat land moeten voldoen, maar het land kan – tenzij het tot draconische, Chinese maatregelen overgaat – niet voorkomen dat haar onderdanen sites in het buitenland bezoeken die de nationale toets der kritiek niet kunnen doorstaan.

In de tien jaar dat het net stormenderhand groeide, zijn de censuurmaatregelen die overheden treffen echter ook volwassener geworden – en daarmee efficiënter. De OVSE, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, heeft als een van haar kerntaken het bewaken van de vrijheid van de media in de veertig aangesloten landen. Journalistiek en informatie op het net verdienen niet minder bescherming dan die in andere, oudere media. Het is het hoog tijd om censuurmaatregelen rond het net te identificeren en inventariseren: vandaar dat we daar dit weekend in Amsterdam met experts over congresseren.

Wat ons in de voorbereiding voor het congres opviel – die onderzoekingen zijn gebundeld in ons boek From quill to cursor – is dat censuur van gezicht lijkt te veranderen. Ondemocratische regimes censureren als vanouds: ze stellen, zoals China en Saudi-Arabië – scherpe nationale proxies in: webservers die simpelweg verzoeken om bepaalde informatie weigeren. Maar ook moderne, democratische landen filteren en blokkeren steeds meer informatie, soms zonder dat de eigen bevolking daar weet van heeft, of stellen onhoudbare eisen aan internetjournalistiek.

Zo hebben Spanje, Italië, Turkije en Finland bestaande mediawetten van toepassing verklaard op het internet (of zijn daarmee bezig). In Italië betekent deze aanpak bijvoorbeeld dat iedereen die op het web wil publiceren, zich bij de overheid als journalist dient te registreren en moet melden wie de drukker is van zijn website. Dat laatste is uiteraard een onmogelijke eis, die naar juristen vrezen vooral tegen critici van de overheid gebruikt zal worden. Voorts claimt de Italiaanse overheid middels deze wet jurisdictie over websites die in het buitenland worden gehost; een juridisch monstrum. In Spanje betekent de maatregel dat internet providers verantwoordelijk worden gesteld voor materiaal dat hun abonnees publiceren en dat zij de inhoud daarvan dienen te screenen. Voorts mag volgens de nieuwe wet elke ‘bevoegde autoriteit’ een website sluiten, een daad die eerder een gerechtelijke uitspraak vergde.

Filteren is een andere moderne, en steeds populairder, censuurmaatregel. Amerika stelt filtersoftware verplicht voor openbare scholen en bibliotheken, met als oogmerk te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan seks en geweld. Maar de betreffende software blijkt altijd veel meer te censureren dat officieel vermeld, en maakt ook volstrekt legitieme pagina’s ontoegankelijk. Onderzoeker Ben Edelman, spreker op de OVSE-conferentie, heeft lange lijsten aangelegd van ten onrechte geblokkeerde pagina’s. De Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen heeft universiteiten en internet providers bevolen neo-nazi sites te blokkeren, maar ook deze maatregel weert bewijsbaar aanzienlijk meer dan bedoeld en dan grondwettelijk verantwoord is.

Wat ons vooralsnog het meeste zorg baart, is de sterke nadruk die Westerse overheden en internationale instanties leggen op ‘zelfregulering’: de overheid komt niet met wetten, maar verwacht dat de betrokken partijen zelf hun verantwoordelijkheid nemen en ingrijpen waar nodig. De Raad van Europa is een van de vele supranationale instanties die deze methode aanbevelen; ook Nederland is er een warm voorstander van.

Het probleem van zelfregulering is dat gebruikers en hun rechten daarbij vermoedelijk het onderspit delven: zij zijn geen georganiseerde partij en hebben geen vertegenwoordigers. Zelfregulering betekent in de praktijk dat internet providers hun abonnees reguleren – daar komt weinig ‘zelf’ aan te pas. Voorts wordt deze zelfregulering met name aanbevolen op gebieden die juridisch schimmig zijn: het meest genoemd is ‘hate speech’, oftewel discriminerende of opruiende taal. Het is echter zelden in een oogopslag duidelijk of neerbuigend, platvloers of uitdagend taalgebruik daadwerkelijk de grenzen van het toelaatbare overschrijdt, en voor het beantwoorden van zulke lastige vragen zijn nu juist rechtbanken ingesteld. Het beoordelen van dergelijke heikele kwesties rond vrijheid van meningsuiting is in een rechtstaat geen taak die providers toevalt. Temeer niet daar gebruikers in dat geval alle civiele rechten ontberen: er is geen transparantie, geen toetsbaarheid van de beslissing, geen recht op verdediging, noch recht op beroep.

‘Zelfregulering’ lijkt, zo vrezen wij, vooralsnog nog het meest op privatisering van censuur. De overheid laat het aan het bedrijfsleven – in casu internet providers – over om paal en perk te stellen aan de rechten van gebruikers, zonder dat diezelfde overheid aan te spreken is op haar gedelegeerde censuur. Dat zijn ontwikkelingen die de vrijheid van de media en van expressie bepaald niet bevorderen.

Karin Spaink, external advisor OVSE/FOM
Christiane Hardy, senior advisor OVSE/FOM

De commissaris en de trias politica

De rechtbanken zijn flink overbelast. Een van de nare gevolgen daarvan is dat het langer duurt voordat zaken voorkomen of voor er uitspraak kan worden gedaan. Zelf wacht ik al een jaar op de uitspraak in het hoger beroep dat Scientology tegen mij en XS4all heeft aangespannen: de uitspraak is inmiddels maar liefst zes keer uitgesteld. (We hopen thans op erkenning door het Guinness Book of Records.) De rechtsgang wordt zodoende langer, wat voor alle betrokken partijen – het Openbaar Ministerie, de politie, de klager, de aangeklaagde – buitengewoon frustrerend kan zijn. Alleen de advocatuur spint er garen bij: die kan meer ongeduldige brieven sturen.

De Amsterdamse politie kwam vorige week met een revolutionair plan om het aantal zaken te reduceren. “Laat ons voortaan kleine zaken afdoen zonder tussenkomst van de rechter,” zeiden hoofdcommissaris Jelle Kuiper en commissaris Joop van Riessen bij de presentatie van het jaarverslag van de Amsterdamse politie. Ze stellen voor om de politie, net zoals Justitie dat nu kan, het recht te geven schikkingen te treffen met burgers. Er hoeven dan, zo veronderstellen ze, minder omvangrijke dossiers te worden aangelegd en de gang naar de rechter kan in zulke gevallen worden vermeden. Alleen zaken waar gevangenisstraf dreigt, zouden nog voor de rechter moeten worden gebracht.

Het is een nogal ondoordacht voorstel. Verkeersboetes worden nu al administratief afgedaan, dat wil zeggen: zonder tussenkomst van de rechter. Als overtreder krijg je een beschikking van Justitie in de bus en dat was dat. De ervaring leert echter dat steeds meer mensen in beroep gaan tegen een dergelijke beschikking, zodat de rechter alsnog ingeschakeld moet worden. (“De bezwaarschriften plukken ze van internet,” mopperde commissaris Van Riessen in de krant.) De politie dient altijd voldoende bewijs en dus een goed dossier te hebben mocht een burger bezwaar tegen een beschikking aantekenen. Daarmee valt een van de pijlers onder het verhaal weg: met minder dossiers komt de politie nooit weg – tenzij het recht op bezwaar geheel komt te vervallen, maar dan wordt de politie plots wel bijzonder autocratisch en ondoorzichtig.

Het voorstel treft de grondslag van onze staatsinrichting in het hart: de trias politica, de scheiding der machten, wordt erdoor aangetast. In ons staatsbestel kennen we drie instanties die altijd onafhankelijk van elkaar horen te werken en die niet in elkaars taken mogen treden: de uitvoerende macht (de politie), de wetgevende macht (het parlement) en de rechterlijke macht (de rechtbank). De politie mag geen recht spreken of wetten maken, het parlement kan niemand aanhouden of opsluiten, de rechtbank mag geen wetten maken. Voorts hebben zowel de rechterlijke macht als de wetgevende macht een controlerende taak: ze houden elkaar én de uitvoerende macht in de gaten.

Het voorstel van beide korpschefs vernielt de precaire balans tussen die drie verschillende machten. De politie zou plots, als enige, een dubbele taak hebben: uitvoering en rechtspraak. Daarmee vervalt de controlerende instantie. Want de rechtbank dient natuurlijk niet alleen om straffen uit te delen en wetten te interpreteren, de taak van de rechter is ook – en vooreerst – om te controleren of de politie haar werk naar behoren heeft uitgevoerd: of aan vormvereisten is voldaan, of het bewijs deugdelijk is en langs de geëigende weg verkregen, of de belangen van de verdachte of overtreder niet zijn geschaad, en of de principes van de rechtstaat in ere zijn gehouden.

Uitvoering en controle in één hand leggen is apert onwenselijk. De politie zou er eigen rechter mee worden, en dat wil je niet. Om principiële redenen: du moment dat de politie haar eigen werk dient te beoordelen is alle transparantie zoek, en wordt zij eigenmachtig. Dat past een rechtstaat niet. En je zou willen dat korpschefs zulke principes niet alleen begrijpen, maar ook zonder mankeren hoog houden. Je zou willen dat politiecommissarissen controle op hun werk op prijs stellen, om elke keer tevreden te kunnen constateren dat ze een fiat van de rechter hebben gekregen, dat ze hun werk naar behoren en volgens de regels der kunst (en rechtstaat) hebben gedaan. Je wilt geen pluim van de juf als jijzelf die juf bent, net zoals een berisping futiel is als die van jezelf afkomstig is.

Er is een ander, logischer voorstel. De schikkingen en administratieve beslissingen zoals Kuiper en Van Riessen die nu aan de politie toedenken, kunnen door de rechtbank zelf worden genomen. Klerken zouden boetes en transacties kunnen vaststellen en schikkingen kunnen treffen. Desnoods verzinnen we een lager type rechtbank, een schikkings- of afhandelingsbank. Met beroepsmogelijkheid. Maar laat de controle op de politie niet aan de politie.

Prikkels

De bezuinigingen die het kabinet in spe voorbereidt, zijn immens. Het gaat om 15 miljard euro, en Zalm wil daar sinds deze week nog anderhalf miljard extra aan besparingen bij verzinnen. Wie zoals ik nog steeds euro’s terugrekent naar guldens, realiseert zich dat dit de grootste bezuigingsoperatie moet worden die een Nederlands kabinet ooit heeft voorgesteld: bij elkaar gaat het om bijna 34 miljard gulden, en Zalm is – zo valt te vrezen – nog lang niet klaar.

Een van voorstellen is om mensen met een uitkering ‘financieel te prikkelen’ om aan het werk te gaan. De premisse die daarin besloten ligt, is dat de hoofdoorzaak van werkloosheid luiheid is, of positiever gesteld: inertie. Vastgelopen geraakt in niets meer doen en vervolgens de fut ontberen ergens aan de slag te gaan, of zo gewoon zijn geraakt aan een arbeidsloos dagritme dat de discipline om te solliciteren weggevallen is. En bovendien, zo vervolgt de redenering, ontbreekt ook de aanmoediging. Die uitkering komt immers elke maand vanzelf binnen. Hoef je niks voor te doen. Kun je rustig bij blijven zitten.

Werkloos zijn klinkt in zo’n toonzetting bijna paradijselijk, maar de realiteit is harder. De uitkeringen zijn in de loop der jaren fors verlaagd en de uitkerende instanties zijn aanmerkelijk strenger geworden, maar prikkelen alleen volstaat niet. Nog maar kort geleden heeft Amsterdam haar Mega-Banenmarkt afgesloten, ook zo’n leuk prikkelprojekt: wie niet naar die banenmarkt kwam, verloor zonder pardon z’n uitkering. Duizenden mensen kwamen verplicht opdraven. De operatie betekende uiteindelijk vooral een opschoning van de bestanden van de Sociale Dienst en deed weinig qua werkverschaffing. Slechts een paar honderd mensen zijn er daadwerkelijk door aan een baan geholpen, meest mensen die nog maar kort werkloos waren en ook zonder Mega-Banenmarkt al een redelijke kans van slagen hadden. De rest moest onverrichter zake naar huis: er was onvoldoende werk.

Mij lijkt dat wie werklozen een duwtje in de rug wil geven om aan de slag te gaan, zichzelf daarmee verplicht hen daartoe ook een serieuze kans te bieden. Zonder reëel alternatief kun je iemand prikkelen tot zowel jij als hij een ons wegen, maar het zal niemand helpen. Het enige resultaat is frustratie bij de prikkelaar en getergdheid bij de geprikkelde: die kan immers geen kant op, hoe hard hij ook in de rug wordt gestoten.

Die serieuze kans is precies waar het aan schort. De economie raakte sowieso al in het slop – die zou je nu juist moeten prikkelen, maar dat is vloeken in het kabinet – en dat proces is na de beurscrashes, na september 2001, na de invoering van de euro en na het démasqué van teveel multinationals die financieel wanbeleid en bedrog gepleegd hadden, alleen maar versneld. Overal vallen massa-ontslagen en de aanstaande regering meent dat werklozen moeten worden geprikkeld om aan een baan te geraken?

Voorts zou juist een kabinet van VVD en CDA beter dan elke andere regering kunnen weten dat het ‘prikkelen’ van uitkeringsgerechtigden alleen niet helpt. Het kabinet Van Agt-Wiegel voerde indertijd met Bestek ’82 voor die tijd buitengewoon strenge bezuinigingen door en sneedt – precies zoals de huidige incarnatie dat wil – fors in de uitkeringen en in de begrotingen. Krappere en kortere uitkeringen bereikten ze, dat zeker. Prikkels zat. Maar sociaal en economisch gezien was het een dieptepunt. Bestek ’82 bracht de hoogste werkloosheidscijfers sinds de Tweede Wereldoorlog voort, en voor het eerst in decennia was er weer echte armoede in Nederland.

Het domste van de prikkeltheorie is de veronderstelling dat je kunt bepalen welke kant mensen oprennen als ze venijnig geprikt worden. Als je iemands uitkering voldoende verlaagt, zal hij heus wel iets gaan doen. Je weet echter niet wat. Ja, hij kan schoonmaker worden – maar ook de werkgelegenheid in die sector is eindig, en tegen de tijd dat alle hoger opgeleiden de lager opgeleiden uit de markt hebben geprijsd, zit de zaak potdicht en zit die werkloze nog steeds geprikkeld te wezen, zonder geld en zonder uitzicht. Wie weet springt hij wel voor de trein. Maar je hebt er ook rekening mee te houden – zeker in een maatschappij waar de rijkdom steeds ongelijker verdeeld raakt en de rijken s teeds meer pronken – dat zo iemand gaat stelen: oude mensen beroven, of juwelierszaken.

Abram de Swaan zei jaren gelden al dat de rijken, om hun eigen goed en veiligheid te beschermen, baat hebben bij een solide sociale zekerheid. Je moet kansloze mensen niet teveel prikkelen, al was het maar uit welbegrepen eigenbelang. Want wie niets meer te verliezen heeft, kan alleen nog maar winnen.

Waarom bibbert Bush?

“Syrië moet in het licht van de jongste ontwikkelingen haar handelingen en gedrag herzien. Niet alleen wat betreft massavernietigingswapens en wie er toevlucht krijgt, maar vooral wat betreft de steun aan terroristische activiteiten,” zei Colin Powell gisteren. Rumsfeld beschuldigde het land ervan chemische wapens te bezitten, en Bush hield het pruilend kort: “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.”

Ministers en presidenten heb ik altijd een zekere intelligentie toegekend, plus dingen als overredingskracht, argumentatie, inzicht in verhoudingen, historische kennis en prudent gedrag. De laatste week heb ik het gevoel dat ik een slecht jongensboek in handen heb als ik de krant lees. Of een driestuiverroman, want dat “ze moeten gewoon achter ons staan” van Bush klinkt meer naar een door een ongelukkige kalverliefde geplaagde tiener dan naar een staatsman. “Het is niet eerlijk! Waarom keek ze nou naar hem en niet naar mij? Ze moet gewoon van me houden!”, en dan boos in de kussens snikken en vals gaan plannen hoe je de snoodaard die haar aandacht van je stal morgen in het speelkwartier kunt pootjehaken.

Maar dit is heus het nieuws. “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.” Met welk recht vergt Bush dat? Sinds wanneer is het een eis in de internationale politiek dat landen achter Amerika staan? Op grond waarvan verlangen de Verenigde Staten een verandering van regime van welk ander land ook? Wat is er in de afgelopen maanden in hemelsnaam gebeurd met ons concept van soevereine naties en de daaruit voortvloeiende gedachte dat geen enkele staat in de interne aangelegenheden van een ander land mag treden? Zijn met de Twin Towers alle internationale normen neergehaald en ingestort, en is het sindsdien simpelweg oorlog? Wij tegen zij?

Na de aanslag van Bin Laden op Amerika hield Bush een toespraak waarin hij stelde dat wie in de strijd tegen internationaal terrorisme niet met hem was, derhalve tegen hem was. Zijn snerpende commentaar op Syrië krijgt in dat verband meer reliëf. Maar volledig te begrijpen is die laatste opmerking denkelijk alleen in het licht van Amerika’s recente herdefinitie van haar interne veiligheid: het land zal zich immer kwetsbaar voelen zolang er tegenstrevers zijn, zolang er politieke groeperingen (of landen) zijn die de val van Amerika ambiëren of een aanval op dat land zouden kunnen uitvoeren. Uit die gedachte ontsproot het concept van de preventieve oorlog, waarvan Irak de afgelopen weken de premiere mocht beleven (en Afghanistan de generale repetitie); Amerika zal niet rusten voor het veilig kan gaan slapen, en haar veiligheid is volgens haarzelf slechts dan gewaarborgd als er geen tegenstand van belang is.

Je kunt bezorgd zijn over zo’n concept – en ik denk dat daar buitengewoon veel reden toe is – maar in de allereerste plaats past er verbazing, grenzeloze verbazing. Hoe kan het dat het machtigste land ter wereld zo fundamenteel angstig redeneert en meent dat al wie haar weerstreeft in het gareel gebracht moet worden? Olifanten hoeven toch helemaal niet bang te zijn voor muizen? Hoe kan het dat Amerika niet begrijpt dat met harde hand ingrijpen juist meer oppositie creëert van het soort dat ze nu juist wil uitbannen? (De Egyptische president Mubarak waarschuwde twee weken geleden dat elke dag dat Amerika oorlog voerde in Irak, er tientallen Bin Ladens werden geboren.)

Hoe kan een land überhaupt geloven dat alle gewelddadige tegenstand kan worden uitgeroeid? Paul Bremer III, die eerder ambassadeur voor de VS in Nederland was en tegenwoordig een gerespecteerd expert is op het gebied van terrorisme, sprak vlak na de aanslag op de Twin Towers de gedenkwaardige woorden dat moderne samenlevingen inherent kwetsbaar zijn en dat veiligheid om die reden een mooi en noodzakelijk streven maar in essentie onhaalbaar is. Een gek of fanaticus vindt uiteindelijk altijd wel een zwakke plek, bracht hij in herinnering. De enige manier om terroristische aanslagen volstrekt te voorkomen is door iedere burger in zijn eigen bunker te zetten, maar dat is een prijs die niemand wil betalen. De kans op aanslagen is daarmee een gruwelijk maar onontkoombaar gegeven geworden, iets waarmee niet alleen Amerika maar iedereen – elk land, elk mens – moet leren leven, hoe pijnlijk en moeilijk dat ook is.

Amerika lijkt zich geen raad te weten met haar kwetsbaarheid. De paradox is dat hoe machtiger het land wordt, hoe kwetsbaarder het zal zijn. Niet alleen omdat macht behouden, geconsolideerd en verdedigd moet worden, maar vooral omdat macht oppositie uitlokt. Naarmate Bush meer met zijn vuist op tafel slaat, zal zijn lip vaker trillen. Onze ellende is dat elke bibber van Bush de wereld doet beven.

Newspeak revisited

[Begin april organiseerde de SP een viertal avonden over de oorlog in Irak. Hoofdgast was Scott Ritter, voormalig VN-wapeninspecteur die in 1998 ontslag nam omdat Amerika naar zijn mening de inspecties saboteerde. Ik las een van die avonden een gesproken column voor over de berichtgeving over de oorlog.]

“…de zogeheten wapeninspecties…” (Bush in zijn speech tot Amerika, 17 maart 2003)

Er was weinig ‘zogeheten’ of ‘zogenaamds’ aan de wapeninspecties. UNSCOM is erin geslaagd minstens 90 tot 95% van Iraks wapenmachinerie en -industrie te ontmantelen. UNSCOM werkte daartoe nauw samen met allerhande inlichtingendiensten, inclusief de Amerikaanse en Israëlische. Geen enkele inlichtingendienst is er nadien in geslaagd aan te tonen dat Irak nucleaire, chemische of biologische wapens bezat, produceerde, zou kunnen produceren of voorbereidingen daarop trof. En als die wapeninspecties ‘zogenaamd’ waren, waarom was Amerika dan zo boos toen Irak ze na 1988 niet meer wilde toelaten? Zit daar geen discrepantie tussen?

“…oorlogsmisdaden zullen worden bestraft en oorlogsmisdadigers vervolgd.” (Bush op 17 maart 2003)

Via welk gerechtshof precies? Was het niet Amerika die het Internationaal Strafhof met grote verontwaardiging afwees en zelfs tot ontsteltenis van de Nederlanders een invasiewet opstelde om elke Amerikaan die voor dat hof in Den Haag zou moeten verschijnen, te kunnen komen ‘bevrijden’? Of wil Amerika zelf de Iraakse oorlogsmisdadigers gaan berechten, volgens het recept van Guantanamo Bay?

“Dat het Iraakse leger beschermende pakken heeft, bewijst dat het land massavernietigingswapens heeft.”

Heeft het Amerikaanse leger niet ook beschermende pakken? Heeft niet élk leger tegenwoordig beschermende pakken?

“Dat Irak tot nu toe geen massavernietigingswapens heeft gebruikt tegen de Amerikanen, bewijst dat Saddam Hussein ze achter de hand houdt.”

Hier past alleen stilte. Het is dezelfde logica als eerder gebruikt jegens de wapeninspecteurs: “Dat jullie niks vinden bewijst alleen dat Saddam ze goed heeft verstopt, niet dat hij ze niet heeft.” Daar is geen verweer tegen mogelijk, behalve machteloos gelach. Wie iemand wil beschuldigen, heeft tenminste een draadje bewijs nodig.

“Het tonen van Amerikaanse krijgsgevangenen is een grove schending van het Verdrag van Genève.”

…zei de Amerikaanse regering twee weken geleden woedend, nadat wij al dagen achtereen foto’s in de kranten en op CNN hadden gezien van gevangen genomen Iraakse soldaten. Maar voor hen geldt het verdrag van Genève kennelijk niet. Net zoals Genève volgens Amerika niet geldt voor de mensen die nu al ruim een jaar in Guantanamo Bay vastzitten. Als zij krijgsgevangenen zijn, hebben ze het recht op een fatsoenlijke behandeling – die ze niet krijgen. Als ze daar vastzitten als terroristen, hebben ze recht te weten hoe de aanklacht tegen hen luidt en hebben ze recht op een advocaat en een eerlijk proces. Ze krijgen niets van dat al, en Amerika schendt daarmee hetzij de Geneefse Conventie, hetzij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vermoedelijk beide, en hoe dan ook: haar eigen wetgeving.

Het is schandalig dat Irak burgers dwingt deel te nemen aan de oorlog.” (Amerika, zo’n anderhalve week terug).

Veel hebben we daar niet van gezien, van burgers die gedwongen worden aan de oorlog deel te nemen. Wel van vluchtende burgers die door de Amerikaanse troepen worden neergeschoten. Maar mocht Irak inderdaad haar eigen burgers gedwongen in het leger inlijven, dan vind ik dat niet vreemd. Hier in het Westen noemen we zoiets gewoon ‘algehele mobilisatie’. Het is overal ter wereld, ook in Amerika, gewoonte jonge mannen onder de wapenen te roepen wanneer dat land zich in staat van oorlog bevindt, en wie weigert, heet dan een deserteur. Waarom zou Irak niet hetzelfde mogen doen? Omdat dat regime ons niet zint? Maar daarom voeren wij nu juist oorlog tegen ze. En ook een regime dat ons niet zint heeft het recht zich te verdedigen. En daar hoort mobilisatie bij, als het oorlog is.

“Wij komen daar de democratie brengen.”

Democratie brengen? Met een geparachuteerde regering van ex-generaals en oliedirecteuren, terwijl Britse en Amerikaanse bedrijven zich de benen uit het lijf rennen om in te schrijven op de ‘wederopbouw’ van Irak?

Natuurlijk, de democratie brengen via generaals! De Amerikanen hebben immers een lange geschiedenis en rijke ervaring op dat vlak, wie kan dat beter doen dan zij? Loop het alfabet maar af: Argentinië, Brazilië, Chili, tot aan Uruguay. Amerika steunde de Griekse kolonels en de Nicaraguaanse contra’s. Het voornaamste verschil tussen toen en nu is dat indertijd de CIA ‘buitenlandse democratieën beschermde’ terwijl het Witte Huis elke betrokkenheid bij dergelijke praktijken ontkende. Thans lijkt het Witte Huis elke discretie overboord te hebben gegooid: ze gaan Irak de democratie brengen. Houzee.

Maar democratie leg je niet op. Democratie bouw je op: met onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, een zekere mate van welvaart en rechtszekerheid, en vooral: met vrijheid, openheid, overleg en verantwoordelijkheid. Niet met geparachuteerde interimbesturen geleid door buitenlanders, aangevuld met ex-Iraki’s als Ahmed Chalabi waarvan buiten Amerika nog nooit iemand heeft gehoord (behalve dan in verband met bankfraude). Democratie bereik je niet met buitenlands bestuur, mandaatgebieden of protectoraten. Langs die weg, gevolgd door de Britten aan het begin van de vorige eeuw, is nu juist een groot deel van de malaise in het Midden-Oosten ontstaan, met kunstmatige grenzen, semi-bezetters en eindeloze konkelarijen van het Westen om het ene land tegen het andere uit te spelen en snel-wisselende allianties te sluiten. Alles om hun olie en hun invloed veilig te stellen, daarmee het ene monster van Frankenstein na het andere scheppend – van Osama Bin Laden tot, inderdaad, Saddam Hussein.

Naschrift, d.d. 20 april 2003:

De oorlog tegen Irak is officieel voorbij (Saddam Husseins standbeeld in het centrum van Bagdad werd omvergetrokken op de dag dat ik deze column uitsprak – maar de berichtgeving is vaak nog even belabberd. Bij deze twee ‘ pareltjes’ uit de kranten:

Deze kop komt uit de Volkskrant van 19 april 2003. Waarom staat de term bezettingsmacht tussen aanhalingstekens? Irak is toch binnengevallen door een vreemde mogendheid?

Deze kop komt uit Trouw van 19 april (op de 20e van het net geplukt). Waarom zijn de betogers nu omgedoopt tot ‘islamisten’? Toen ze met hulp van de Amerikanen in Bagdad het grote standbeeld van Saddam Hussein neerhaalden, heetten ze nog gewoon Irakezen. Maar nu ze in datzelfde Bagdad tegen iets protesteren dat wij geacht worden goed te vinden, heten ze plots ‘islamisten’. Merk voorts op dat er aanzienlijk meer Irakezen bij deze demonstratie waren (ruim tienduizend) dan bij het omhalen van dat standbeeld (maximaal een paar honderd mensen).

Els Iping en het buurtleed

Je kon je kont niet keren in de Dirk op Wittenburg, maar hij was goedkoop en godlof centraal voor alle Oostelijke Eilanders. In een buurt met veel oude mensen en met lage inkomens telt dat. Elk jaar werden er huizen bijgebouwd in de buurt: elk blok betekende langere rijen bij de supermarkt en verhoogde de kans op misgrijpen. Ondertussen sloten de groenteboer, de bakker en het postkantoor. De supermarkt wilde graag uitbreiden maar kreeg dat niet voor elkaar. Toen de woningbouwvereniging de huur fors verhoogde, werd het de supermarkt genoeg: ze besloten weg te gaan.

Buurt in paniek. De dichtstbijzijnde super is veertien procent duurder en een dikke kilometer verderop. De buurt richtte een werkgroep op die de woningbouwvereniging smeekte een nieuwe huurder voor de supermarkt te vinden. De woningbouwvereniging en de gemeente waren niet bijster geïnteresseerd: die wilden liever een vers te bouwen complex op de kop van de Csaar Peter. Dat was ook een injectie voor die straat vonden ze, die werd immers opgefrist en gerenoveerd en een grote nieuwe supermarkt paste mooi in dat plan. Dat zou de Csaar Peter leuk ophalen.

Tsja, zeiden de Oostelijke Eilanders, dat zeiden jullie indertijd over ons ook. Sterker: indertijd hebben jullie om die reden zelfs winkels van de Csaar Peter naar Wittenburg laten verhuizen, dat zou andere winkels aantrekken. En zie het resultaat: alleen de slager is over. Wij willen liever een nieuwe supermarkt op Oostenburg, da’s redelijk centraal voor alle Eilanders. Kijk, we hebben samen met een architect een ontwerp gemaakt, er past prachtig een supermarkt in het Wienergebouw, de projectontwikkelaar heeft beloofd niet dwars te gaan liggen en we hebben al twee goedkope supermarkten gevonden die er graag in willen.

Tsja, zeiden ook de Csaar Peterbewoners, wij willen helemaal geen grote supermarkt op onze kop. De paar buurtwinkels die wij nog hebben, hebben al aangekondigd dat ze dan vertrekken, en bovendien: er i­s al een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, alleen moet je effies de straat oversteken. Ja die dure, die van de veertien procent meer. Wij willen veel liever een bibliotheek op de kop, een kinderdagverblijf, en een postkantoor of een bank.

U wilt wel een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, snibde de inmiddels opgetrommelde stadsdeelbestuurder, Els Iping. Dat hebben we zelf gehoord van de projectgroep daar. Ha, zei de buurtvertegenwoordiger, dat komt omdat wij bewoners wel drie jaar hebben meevergaderd, maar onze ideeën nooit zijn meegenomen, kijk, hier is ons buurtonderzoek. Nietes, zei Iping. Welles, zei de buurtvertegenwoordiger. Nu moet u wel fatsoenlijk blijven, stampvoette de PvdA- bestuurder, ik zit hier niet om beledigd te worden.

Er komt toch een nieuwe huurder voor de oude Dirk, hernam de stadsdeelbestuurder zich. Nou dan! Dan heeft u binnenkort zelfs twee supers! Hoezo twee, zei de buurt, want er lijkt na dertien maanden zoeken inderdaad een huurder voor de oude Dirk te zijn gevonden, maar da’s een club die net in de supermarktenhandel is gegaan, dit wordt hun tweede filiaal. U zet al uw kaarten in op een nieuwkomer. Als zij het niet redden in die te kleine winkel en met de concurrentie die u hen toebereidt hebben we dus alleen die ene nog te bouwen op de Csaar over, plus natuurlijk die dure van veertien procent meer naast de kop. En die zijn alletwee te ver weg voor veel Eilanders. Dus wij willen liever een super centraal op de Eilanden, op Oostenburg.

Wij willen ook liever naar Oostenburg dan naar de Csaar, zei de Dirk. Hou je d’r buiten, Kok, zei de stadsdeelbestuurder.

U maakt zich teveel zorgen, zei de stadsdeelbestuurder. Maar wij zijn ook bezorgd, zei de buurt, en ondertussen geloven wij dat u onze problemen onderschat. U moet niet zo demagogisch doen, zei de wethouder, wij hebben heus goede ideeën. Wij ook, zei de buurt, maar u wilt ze niet in de deelraad bespreken, de deelraadsleden moesten onze plannen uiteindelijk inbrengen. We hebben de indruk dat u allang besloten heeft.

In mijn buurt trok het anders wel aan toen er een grote supermarkt kwam, zei de stadsdeelbestuurder, wij hebben nu zelfs een markt. Wat een gotspe, zei de buurt, wij vragen al jaren om een markt maar dat mocht nooit van u. Ik zit hier pas elf maanden, zei de stadsdeelbestuurder, dus ik weet van niks. Die indruk kregen we al, zei de buurt. Ik vind u wel erg beledigend, zei de wethouder. Ja hallo, zei de buurt, en schudde haar hoofd over een democratie gebouwd op gebelgde ego’s.

Oorlog in een kruitvat

De wonderen zijn de wereld nu definitief uit. Deze week wordt het oorlog, dan breekt de hel los. Bush denkt dat hij een (voor hem) schone oorlog kan voeren, maar oorlogen zijn per definitie vies, duren langer dan wie ook dacht en kosten altijd veel teveel doden.

Bush gaat oorlog voeren in een kruitvat. Israël grijpt sinds 11 september 2001 het feit dat de ogen van de wereld iets oostelijker zijn gericht, dankbaar aan en vernielt nederzetting na nederzetting. De Palestijnen zijn de wanhoop al jaren nabij en niemand maakt zich echt druk om hen; ze worden daarmee een makkelijke prooi voor fundamentalisten en extremisten en worden voor ieders kar gespannen. Turkije heeft zojuist ontdekt dat beloftes over economische hulp verdampen als je niet als militaire uitvalsbasis wilt dienen. Iran overweegt om – net als Irak al eerder heeft gedaan – over te stappen op euro’s in plaats van dollars voor hun olie en duwt de Amerikaanse economie daarmee nog een stapje dieper het dal in. De Koerden in Noord-Irak beginnen hardop na te denken over een eigen staat, en Turkije staat klaar om ze de kop in te duwen, bang voor een opstand in eigen land.

Bin Laden wrijft onderwijl in zijn handen. Hij hoeft de haat waarop fundamentalisten tieren, niet meer zelf te zaaien: hij kan kalmpjes oogsten. Voor elke bom die de Verenigde Staten op Bagdad zullen laten vallen, krijgt hij er gratis tientallen rekruten bij, zo gulzig om martelaar te worden dat ze liever vandaag een terroristische aanslag plegen dan morgen.

Bush heeft de buitengewoon treurige primeur de eerste Amerikaanse president te zijn die een land binnenvalt zonder dat dat land andermans soevereiniteit heeft geschonden. Dat maakt deze oorlog volkenrechtelijk illegaal. De VN staat daarmee op zijn grondvesten te trillen en ziet haar bestaansrecht ernstig ondermijnd: Amerika doet kennelijk toch wat het wil. Amerika’s angst opnieuw doelwit te worden van een terroristische aanslag is waarschijnlijk de motor daarachter, maar zelfs de CIA heeft geen duidelijke banden tussen Saddam en Bin Laden kunnen aantonen. Dezelfde geheime diensten die ondanks Bush’ fervente aansporingen VN-inspecteur Blix niet van fatsoenlijke bewijzen konden voorzien dat Irak inderdaad massadestructiewapens verborgen houdt, meldden vorige week in een rapport dat de optimistische dominotheorie van Bush – als Irak democratisch wordt, volgt de rest van de regio vanzelf – op drijfzand is gebouwd.

De Iraakse oppositie – voor zover aanwezig – is verdeeld en bang. Ze vertrouwt Amerika niet. Het land heeft Saddam in de jaren tachtig gesteund, en slachtoffers hebben doorgaans een goed geheugen voor zulke dingen. Pappa Bush maakte het er niet beter op toen hij bij de vorige Golfoorlog het volk opriep tegen Saddam in opstand te komen. Toen ze dat tenslotte deden trok pa zich terug, het land slechter achterlatend dan voorheen, terwijl Saddam ettelijke tienduizenden mensen afmaakte. Daarnaast boezemt het lot van Afghanistan vrees in: de oorlog duurt er nog steeds voort en warlords hebben het voor het zeggen gekregen.

Diezelfde VN waaraan Bush nu voorbijgaat, kreeg van hem afgelopen weekend de taak toebedeeld het ‘proces van democratische opbouw’ te gaan begeleiden. De logica ervan is voor mij onnavolgbaar: eerst zonder de VN optreden en het enige supranationale orgaan met het recht op ingrijpen terzijde schuiven, en dan van diezelfde, inmiddels uitgeholde instantie verwachten dat zij de troep achteraf opruimt, het land aanharkt en het de manieren bijbrengt die je zojuist zelf hebt geschonden.

In zijn oorlogsaankondiging van gisteren kwam Bush met een al even bizarre tournure. Hij waarschuwde het Iraakse leger geen oliebronnen in brand te steken noch vernietigingswapens tegen de Amerikanen of het eigen volk in te zetten. “Oorlogsmisdaden zullen worden vervolgd, oorlogsmisdadigers zullen worden gestraft,” zei Bush streng – dezelfde Bush die heeft geweigerd het convenant voor het vorige week in Den Haag geïnstalleerde Internationaal Strafhof te ondertekenen, dezelfde Bush die een wet heeft gemaakt om Nederland binnen te vallen mocht er ooit een Amerikaan wegens oorlogsmisdaden voor datzelfde Strafhof worden gebracht.

Wat doen Bos en Balkenende ondertussen? Spreken ze zich uit tegen deze ondermijning van het internationaal recht? Wijzen ze Bush erop dat hij de VN en het Strafhof kennelijk gebruikt of dumpt naar het hem uitkomt? Welnee. “Nederland geeft wel politieke steun aan Amerika, maar geen militaire,” orwellde Balkenende, en Bos zweeg. Morgen gaan ze weer gezellig verder thee teuten in het torentje. En overmorgen breekt de hel los.