Europese euforie?

Uit de Volkskrant van 15 juni 2004:


De uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement weerspiegelt in de acht Oost-Europese landen die 1 mei toetraden tot de EU vooral scepsis en desinteresse. Slechts een kwart van de stemgerechtigden in Polen, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Slovenië, Slowakije en Tsjechië ging naar de stembus.

Nu deed Nederland het bij de vorige Europese verkiezingen bepaald niet beter (toen stemde 29% van de stemgerechtigden), maar wat opmerkelijker is, is het contrast tussen deze opkomst en de beelden die wij te zien kregen bij de toetreding tot de EU van diezelfde acht landen. Indertijd trakteerde de pers ons op opgetogen, feestende massa’s, kennelijk dolblij eindelijk opgenomen te zijn in de vaart der volkeren. Waar was die feestende massa toen er stembiljetten te verzilveren waren? Of zag de pers in mei de feestjes van hotemetoten aan voor volksfeesten?

Best wel belachelijk!

[Deze titel is een parafrase van de leus die de Nederlandse burgers moest oppeppen om hun stem uit te brengen bij de Europese verkiezingen: ‘Europa, best wel belangrijk’.]

De Europese verkiezingen komen eraan, op 10 juni mogen we weer stemmen. Maar waarvoor, vraag je je geregeld af.

De macht van het Europees parlement is nog steeds gering. Het Europees parlement kan, anders dan de nationale parlementen, zelf geen wetsvoorstellen initiëren; het mist het recht om individuele leden van de Europese Commissie (zeg maar: de regering van Europa) weg te stemmen; en tenslotte mag het Europees parlement niet meebeslissen over voorstellen op het gebied van belastingen, justitie en buitenlands beleid. Tel uit je winst. De Europese Commissie maakt feitelijk in een een-tweetje met de nationale regeringen uit wat er in Europees verband gebeurt.

Die Commissie bepaalt daarmee in steeds grotere mate het nationale beleid van de aangesloten landen; circa zestig procent van alle wetgeving die tegenwoordig in de lidstaten aan de orde komt, is een (verplichte) implementatie van door haar opgestelde EU-richtlijnen. Alleen al om die reden zou meer invloed van het Europees parlement op de Europese Commissie een groot goed zijn: dan maakt haar onderhavig aan democratische controle.

Het Europees parlement wil uiteraard z’n invloed vergroten. Dat lukt deels (vroeger mochten ze nog minder meebeslissen dan nu). Maar het recente verleden stemt niet optimistisch: de Europese Commissie negeert het parlement nogal vlot.

Het Europees parlement zette bijvoorbeeld grote vraagtekens bij het gemak waarmee de EU instemde met het overhandigen van de passagiersgegevens van wie naar de VS vliegt. De VS wil veel weten: van iemands dieet tot zijn mobiele nummer en zijn creditcardnummer. Het Europees parlement achtte het overhandigen van al die gegevens in strijd met onze eigen Europese privacyregels (Amerika wil die gegevens bovendien te lang bewaren), maar kreeg met haar kritiek geen poot aan de grond bij de Commissie. In april van dit jaar besloot het Europees parlement om die reden uiteindelijk de zaak aanhangig te maken bij het Europees Hof van Justitie. Was dat wellicht aanleiding voor de Eurocommissarissen hun instemming te heroverwegen? Nee. De Commissie besloot vorige week gewoon akkoord te gaan met het overhandigen van al die passagiersdata aan de VS.

Vorig jaar is in het Europees Parlement lang gedebatteerd over de nieuwe richtlijn voor softwarepatenten. Het EP voorzag dat de te strenge wet het moeilijk maakte om software te (blijven) ontwikkelen en vond dat de voorstellen teveel op de maat van grote, vaak monopolistische bedrijven waren gesneden. Het EP wist via een serie aangenomen amendementen het wetsvoorstel om te bouwen naar een acceptabeler snit: de kleine ontwikkelaars – op wie de kenniseconomie minstens evenzeer steunt als op de monopolisten – haalden opgelucht adem.

Totdat kortgeleden de nieuwe richtlijn van de Commissie bekend werd. Alles wat het EP erin had geamendeerd, is plots verdwenen. Menigeen acht de nieuwe richtlijn – die dwars tegen uitspraken van het EP in gaat – nog strenger en beperkender dan het aanvankelijke voorstel. Weg invloed van het parlement. Je zou daarop protest verwachten van onze democratisch ingestelde regering. Maar nee. Minister Brinkhorst van Economische Zaken stuurde vorige week een brief waarin hij aangeeft deze nieuwe patenten-richtlijn van harte te steunen en rept met geen woord over het bruskeren van het EP.

Best belangrijk, Europa? Nou en of is Europa belangrijk. Alleen telt onze stem meer bij het Eurovisie Songfestival dan in de Europese politiek, en dat bij beiden geregeld erg vals wordt gezongen, geeft bij het songfestival toch minder erg.

AIVD volgt 150 moslims dag en nacht

“AIVD volgt 150 moslims dag en nacht – Jihad-strijders permanent geschaduwd.” Met die kop opende de Volkskrant op zaterdag 15 mei 2004. Sheesh, denk je dan, dat is heel serieus. Het artikel begint zo:


Politie, justitie en de veiligheidsdienst AIVD houden samen permanent honderdvijftig mogelijke moslimterroristen in de gaten. De AIVD schaduwt tientallen van deze jihadisten dag en nacht. Politie en justitie treden op zodra een strafbaar feit is gepleegd. Dat bevestigen woordvoerders van de AIVD en het landelijk parket van het Openbaar Ministerie. Het kabinet heeft op deze intensieve samenwerking aangedrongen kort na de bomaanslag in Madrid in maart dit jaar.

Merk op dat justitie en politie altijd moeten optreden nadat er een strabaar feit is gepleegd en merk voorts op dat, terwijl in de eerste zin nog wordt gesproken over mogelijke moslimterroristen, dat voorbehoud in de tweede zin is komen te vervallen. Daar heten de betrokkenen gewoon jihadisten. Maar de meest onthutsende zin was toch die meteen na het eerste citaat volgde:


Voor zover bekend zijn er nog geen arrestaties verricht.

Duh. Honderdvijftig mensen worden dag en nacht gevolgd en zodra er een strafbaar feit wordt geconstateerd, treden politie en justitie onmiddellijk en onverbiddelijk op. En ze hebben nog niemand gearresteerd. Het loopt kennelijk dus wel los met die ‘jihadisten’ annex moslimterroristen hier ten lande. Of is hier sprake van stemmingmakerij?

Moslims en waarden & normen

De zoon van een goede vriendin – laat ik hem Piet noemen en haar Anna – is een tijdje terug moslim geworden. Hij vat zijn geloof serieus op: geen alcohol of varkensvlees, vasten tijdens de Ramadan en voor dag en dauw bidden. Overdag werkt hij hard en ‘s avonds lopen hij en zijn vrienden de deur bij elkaar plat. Hij had altijd al een hang naar het religieuze, en aangezien hij op straat vriendjes werd met moslims en zodoende veel over hun godsdienst hoorde, leek hem dat een logische keus. De moskeegangers zijn reuzetrots op hem: witte jongens die lid worden zijn zeldzaam. Piet zelf vindt het niet zo bijzonder: hij is gewoon gelovig, net als de meeste van zijn vrienden. Daar praat je verder niet over.

Piet was jarig: hij werd achttien en dus volwassen. Het feest werd gevierd met al zijn vrienden en familie. ‘Uhm, ik moest toch wel even slikken,’ vertelde een familielid later aan mijn vriendin. ‘Zoveel Marokkanen in je huis. Ik greep meteen naar mijn portemonnee.’ Anna ontplofte beheerst: ‘Je moest je diep schamen. Het zijn de vrienden van mijn kind. Waar zie je hen, waar zie je mijn kind voor aan? Wat denk je toch allemaal, geloof je nu heus dat alle Marokkanen dieven zijn?’

Anna’s familielid werd wat ongemakkelijk na haar uitval, want nee, dat had hij nu ook weer niet bedoeld. Maar ja, je hoort van die rare dingen he, en dat blijft hangen. Die Marokkaanse jongens, hoe keken die nu eigenlijk naar haar, vroeg hij bedeesd verder. Vonden ze haar geen hoer, zo zonder man? Anna lachte. ‘Ze zeggen meestal heel beleefd: “Dag moeder van Piet,” en ze staan geregeld met z’n allen in de keuken te koken en dan vragen ze of ik ook iets wil.’

Van een ander familielid kreeg Anna een krantenknipsel overhandigd waarin werd beschreven dat binnen moskeeën soms jongeren werden geronseld voor de Jihad. Ze kreeg dat stukje uit zorg toegespeeld, het was lief en goed bedoeld, maar behalve dat sprak er ook angst uit. Je weet het maar nooit, met die moskeeën… Voor je het weet gaat zoiets mis.

Waarna Anna vriendelijk uitlegde dat voor jonge kinderen en jongvolwassenen overal gevaar dreigt. Op school hadden Piets (Nederlandse) vrienden hem de coffeeshops ingesleept waar altijd wel een paar (witte) volwassenen andere dingen begonnen te pushen. Op de sportschool liepen geregeld (witte) mannen met steroïde anabolen te leuren. Overal zit gespuis, maar als het om moslims of Noord-Afrikanen gaat scheren we plots iedereen over een kam en verdenken we ze en masse van van alles.

Piet wordt niet met de nek aangekeken en in zijn buurt grijpen witte mensen niet naar hun portemonnee. Hij ziet er immers niet uit als moslim. Maar veel van zijn vrienden wel. En waar Anna Piets geloof zo nodig kan verdedigen en al doende die angsten en vooroordelen misschien een beetje kan ontwrichten, krijgen zij die kans niet: Anna’s familieleden en al die andere Nederlanders die islamieten niet vertrouwen, praten daarover niet met die islamieten zelf. Zo gaan die dingen helaas: wat je vreest, dat schuw je. Waarmee je je angst in stand houdt, ook als die op niets geschraagd is.

Die verdenkingen en vooroordelen blijven. En ze worden gevoeld. Pierre Bokma gelezen in het PS van afgelopen zaterdag, die zich boos maakte dat de koran alle andere godsdiensten afwees en vooral in geboden en verboden handelde? Doet de bijbel anders? Nee, maar als de koran hetzelfde doet is het ineens vreselijk eng.

Moslims ervaren het klimaat jegens hen als gaandeweg vijandiger, meldden de inlichtingendiensten eerder deze maand. Het erge is dat daardoor ook de grote groep moslims die zich democraat acht, zich ontheemd begint te voelen: ”Te constateren valt dat een groeiend aantal moslims zich door opiniemakers en opinieleiders in het maatschappelijk verkeer onheus bejegend voelt. Hierbij komt dat in hun ogen de overheid zich niet – of onvoldoende – als onpartijdige arbiter opstelt. Deze gedachte leeft onder de kleine groep van politiek radicale moslims maar ook binnen een groot deel van moslims dat zich wel verbonden voelt met – en gebonden acht aan – de principes van de democratische rechtsstaat,’ schrijft de AIVD.

Naarmate de islam en haar gelovigen meer worden gewantrouwd en geweerd, verhardden de linies zich. Juist in de uitstoting die zo op gang gebracht wordt ligt een grote voedingsbron voor radicalisering, waarschuwt de AIVD. Anders gezegd: de radicalisering waarvoor we hier zo bang zijn komt niet uit de islam voort, maar uit onze argwanende behandeling van haar aanhangers. Wat gij niet wilt dat u geschiedt…

Macht en moraal

Amerika wil, zo meldden de kranten vorige week, op de minstens zeven grote Europese vliegvelden – waaronder Schiphol – zijn eigen inspecteurs neerzetten om alle vertrekkende passagiers te screenen. Deze ‘immigratiebeveiliging’ zou terroristen moeten onderscheppen voordat ze Amerika bereiken. Maatschappijen die vluchten naar Amerika willen blijven verzorgen, moeten nu al uitgebreide informatie over alle passagiers naar de VS sturen om hun landingsrechten te behouden: het gaat om zaken als nationaliteit, creditcardnummer en maaltijdkeuze (terroristen eten anders dan oppassende burgers, of proef ik per ongeluk een vooroordeel jegens iedereen die geen varkensvlees wil eten?). Daarnaast leeft al langer het plan om op alle vluchten naar de VS zogeheten ‘air marshals’ te stationeren, bewapend veiligheidspersoneel dat in burger mee vliegt.

Een raar idee, natuurlijk, die Amerikaanse politie op Schiphol. Voor dergelijke controles hebben we onze eigen marechaussee: die doet zijn werk naar behoren. En sinds wanneer kan een vreemde mogendheid het recht opeisen om op Nederlands grondgebied controles uit te voeren op Nederlandse passagiers? We zijn toch geen Amerikaanse kolonie, of wel soms? Och nee, ‘t is geen eis, repliceerde de VS, maar ja, dat was het overhandigen van die passagiersgegevens ook niet. Dat was slechts economische chantage: overhandigen of we trekken je landingsrechten in. Waarop de rest van de wereld zich en masse schikte. Alleen Brazilië nam tegenmaatregelen en riep dat zij zulke gegevens dan ook wilde van alle passagiers die vanuit de VS naar Brazilië vlogen. Politiek gezien een hilarische zet, maar van privacy blijft op die manier niet veel over.

Bij de Nederlandse regering (en bij die van een paar andere Europese landen met drukke internationale vliegvelden) ligt binnenkort de vraag of ze dat Amerikaanse verzoek inwilligen. Balkenende en Donner zijn vast voor, die zagen er ook geen been in om zich tegen het verschaffen van die passagiersgegevens te verzetten. ‘Het recht op privacy is schuilplaats voor het kwaad’ zei de Groningse korpschef Welten eind vorig jaar namens de Raad van Hoofdcommissarissen. De regering lijkt het hartelijk met hem eens te zijn, vergetend dat je om één kwaaie te pakken de privacy van tienduizenden onschuldigen systematisch moet schenden.

Donner kwam afgelopen week alvast met een nieuw voorstel om cybercriminaliteit in te dammen. En passant worden daarin nieuwe bevoegdheden voor Justitie omschreven: hulpofficieren mogen plots telefonisch beslag laten leggen op gegevens van individuele gebruikers zonder dat er een rechter-commissaris aan te pas komt. (Waar telefonische bevelen toe leiden heeft een brave internet-gebruiker vorig jaar met grote schrik ontdekt: een misverstaan IP-nummer leidde tot een politie-inval, een vernielde voordeur en een onterechte verdenking van het verspreiden van kinderporno.)

Donner wil daarnaast dat de gezamenlijke providers, justitie en een auteursrechtenorganisatie dwingend kunnen adviseren over de verwijdering van illegaal materiaal op het net: zonder transparantie in de besluitvorming, zonder beroepsmogelijkheid van de gebruiker, en – erger – zonder dat enige instantie die de rechten van gebruikers in het oog houdt zijn zegje kan doen. De rechten van gebruikers komen simpelweg niet in het plaatje voor. Maar wat legaal en illegaal is is lang niet altijd duidelijk, en soms vindt een rechter zelfs dat inbreuk gerechtvaardigd is: de zaak die Scientology tegen mij heeft aangespannen wegens auteursrechtinbreuk sleept al ruim acht jaar en heeft het zelfs tot de Hoge Raad geschopt nadat het Haagse Hof oordeelde dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval boven auteursrecht ging. Kan een klein clubje in dwingend conclaaf voortaan nu heus dergelijke complexe beslissingen voor zijn rekening nemen?

Zulke voorstellen – van Donner tot de Amerikaanse politie gestationeerd te Schiphol – maken me buitengewoon ongerust. Ze suggereren dat voor het bestrijden van criminaliteit zowat alles moet wijken, inclusief de rechten van burgers. Maar wat of wie wil je nu eigenlijk beschermen? Diezelfde burgers, toch? De slang bijt in zijn eigen staart: om gewone burgers tegen criminaliteit en terrorisme te beschermen, worden de rechten van diezelfde burgers aangetast en moeten ze steeds kleine beetjes privacy inleveren. Opsporingsbevoegdheden worden veel te gemakzuchtig verruimd (alsof opsporing ooit makkelijk kan worden), privacy wordt schaarser, en er zijn steeds minder waarborgen dat doodnormale burgerrechten fatsoenlijk worden verdisconteerd in fora waar verstrekkende beslissingen worden genomen.

Ondertussen meldt Balkenende keer op keer dat het volk haar eigen moraal moet gaan verbeteren. Spreek voor jezelf, kan ik dan niet nalaten te denken. De minister-president levert de soevereiniteit van ons land in, durft bouwfraudeurs niet aan te pakken, en verruilt concrete burgerrechten voor vage bezweringsformules als ‘nationale veiligheid’. Balkenende buigt telkenmale voor economische macht. Een geweldig moreel voorbeeld, die man.

Eendagsvliegen

Kamervoorzitter Weisglas stelde kortgeleden voor dat parlementsleden die uit hun partij stappen, verplicht zouden moeten worden hun zetel aan die partij terug te geven. Weisglas deed zijn voorstel naar aanleiding van de dreigende afsplitsing van Lazrak van de SP. Lazrak is, zo zei Weisglas, ‘op het ticket van de SP in de Kamer gekomen. Kiezers willen dat hun partij zo sterk mogelijk vertegenwoordigd is in de Kamer. Er is niemand geweest die een groep-Lazrak wil.’

Mogelijk wil niemand een lijst Lazrak, maar dat doet niet veel terzake. Net als alle andere kamerleden is Lazrak, zoals dat zo prachtig-parlementair heet, ‘zonder last of ruggespraak’ gekozen. Kamerleden staan weliswaar op een partijlijst, maar ze worden op persoonlijke titel benoemd en zijn niet horig aan hun partij. Hun zetel is om die reden helemaal van henzelf, niet van de partij waarvan ze lid zijn. Dat betekent ook dat parlementariërs, in het geval zich een breuk voordoet tussen hen en die partij, het recht hebben die zetel te behouden en als eenmensfractie door te gaan.

Natuurlijk willen keizers hun partij zo sterk mogelijk vertegenwoordigd zien in de Tweede Kamer, daar heeft Weisglas volkomen gelijk in. Maar partijen zijn geen moloch: binnen een en dezelfde fractie bestaan geregeld kleine en grote meningsverschillen, soms is er zelfs sprake van een openlijke richtingenstrijd. Kiezers zijn verstandig genoeg om dat te weten, het hele principe van voorkeursstemmen is erop gebaseerd: binnen de partij van je keuze hoop je zo accenten te kunnen leggen en licht te kunnen sturen. Als zetels van een partij zouden zijn in plaats van parlementariërs, zou het volstaan alleen de lijsttrekker op de stembiljetten te zetten: wie de andere zetels bezetten, doet er in die opzet niet toe.

Dat zetels van mensen zijn en niet van partijen, is een belangrijk principe. Weisglas zou dat bij uitstek moeten weten, je bent niet voor niets kamervoorzitter. Juist de wetenschap dat iemand in het uiterste geval kan opstappen en dan zijn zetel mag behouden, geeft parlementsleden een zekere vrijheid om naar eer en geweten hun eigen opstelling te kiezen, ook indien die tegen de gevestigde partijlijn ingaat. Het dwingt de kamerfracties om meningsverschillen coulant te benaderen in plaats van met de botte bijl. Die partij kan mensen die in een afwijkende mening volharden er immers niet zonder consequenties uit gooien: ze mogen hun zetel immers meenemen, en in het uiterste geval zou het een gestage afkalving van een partij betekenen. Met andere woorden: dat een kamerzetel aan een persoon is toegekend in plaats van aan een partij, voorkomt kadaverdiscipline en bevordert interne conflictoplossing, en daarmee intern debat en inhoudelijke verandering.

Het toeval wil dat Lazraks verwijt aan de SP nu juist is dat er binnen die partij teveel kadaverdiscipline heerst. Marijnissen maakt er als enige de dienst uit, stelt Lazrak, de rest heeft zich naar hem te voegen. De documentaire De Tweede Kamer van René Roelofs die in de herfst van vorig jaar werd uitgezonden, geeft Lazrak geljk: de SP kent een buitengewoon strakke hiërarchie. Tijdens de fractievergaderingen van de SP werden de overige SP-kamerleden geregeld afgesnauwd door Marijnissen, hij had de agenda volledig in handen, en wie het niet met hem eens was zag zich het woord ontnomen of werd afgebekt.

Weisglas zal zo’n effect niet wensen, daar is hij teveel democraat voor. Zijn zorg ging vermoedelijk meer uit naar de effecten van afsplitsingen: elk uitgetreden kamerlid dat aan zijn zetel vasthoudt wordt automatisch fractievoorzitter, heeft recht op een aparte fractiekamer en een secretariaat, en (uiteraard) op spreektijd in commissies en plenaire vergaderingen. Naarmate partijen meer zouden versnipperen wordt het kamerdebat chaotischer en slechter gevoerd – want die eenmensfracties willen wel iets zeggen maar ontbreekt de tijd zich goed in dossiers te verdiepen. Eenmensfracties doen er in de politiek amper toe en komen na verkiezingen zelden in de kamer terug. (Die wetenschap zet omgekeerd een rem op iemands aandrang voor zichzelf te beginnen. Je weet op voorhand dat je al snel roemloos ten onder gaat.)

In Rotterdam is het spel van afsplitsing in volle gang: inmiddels hebben vier fractieleden zich van Leefbaar Rotterdam afgescheiden, die zowat allemaal voor zichzelf zijn begonnen. De Rotterdamse gemeenteraad kent thans zodoende maar liefst dertien fracties (waarvan een deel elkaar wel kan villen).

Het niveau van de Rotterdamse politiek gaat er niet op vooruit. Maar die situatie is een rechtstreeks gevolg van de crisis waarin de politieke partijen – Leefbaren incluis – zich momenteel bevinden. Dat is een probleem dat je met kadaverdiscipline niet oplost.

Vraaggesprek

De tarieven voor de thuiszorg zijn danig verhoogd. Nogal wat mensen zijn daar zo van geschrokken dat ze die zorg subiet hebben opgezegd. Triest maar begrijpelijk: want wie structureel zorg nodig heeft kan over het algemeen niet werken, en wie werkloos of arbeidsongeschikt is, heeft het zelden breed. Zeker niet onder Balkenende. Ondertussen stijgen de eigen bijdragen op allerlei gebied: dat merk je flink. En dus voelde Ferry Mingele afgelopen vrijdag de minister-president aan de tand. ‘De organisaties voor thuiszorg schreeuwen moord en brand. Duizenden mensen hebben de thuiszorg opgezegd. Wat vindt u daarvan?’ Dat moord en brand, dat deugde al niet. Met die term gaf Mingele die organisaties meteen iets hysterisch, hij haalde hun ernst weg: alsof ze alleen maar wat blèren en niet argumenteren.

Balkenende legde eerst uit dat de tarieven in de thuiszorg sinds 1997 niet zijn verhoogd. Dat de uitkeringen in die jaren evenmin zijn verhoogd hield hij wijselijk voor zich, noch liet hij merken weet te hebben dat sinds de invoering van die euro al het andere wel danig in prijs was gestegen. Deze maand waren het juist de de ziektekostenverzekeringen die mensen deed schrikken. Maar goed, zulk selectief citeren schijnt bij het vak van politicus te horen.

ijn tweede argument was een retorisch juweel. Balkenende zette de zorgbehoevenden van later in als wapen en als methode om de vraag van de zorgbehoevenden van nu in te perken: ‘We moeten ook kijken of we de thuiszorg op langere termijn kunnen behouden voor de groepen die het echt nodig hebben.’ De vergrijzing zal de druk op de thuiszorg alleen maar doen toenemen, dat is een open deur, de waarschuwingen daarover zijn al bejaard (en hebben vast zelf thuiszorg nodig). Maar ‘t is ook al jaren bekend dat veel mensen die dagelijkse zorg nodig hebben, die momenteel niet kunnen krijgen: personeelstekort, wachtlijsten en bureaucratie spelen hen parten. Balkenendes probleem, zo prettig en veilig geprojecteerd in de toekomst (later is er immers een ander kabinet en is Balkenende allang éminence grise), is al actueel.

Dieper in Balkenendes opmerking ligt een vileine suggestie besloten: we moeten nu de thuiszorg minder bereikbaar maken om haar te kunnen behouden voor de mensen die het later echt nodig hebben. De valsheid zit ‘m in dat woordje ‘echt’. Die mensen van nu, daarvan valt nog maar te bezien hoe echt en hoe erg ze afhankelijk zijn van hun thuiszorg. Zei onze premier onderhuids.

Kort daarna werd hij explicieter. Mingele legde hem wat woorden in de mond: ‘Heeft u een verklaring voor het feit dat kennelijk toch veel mensen – de organisaties spreken over duizenden – nu hun thuiszorg opzeggen? Is dat bijvoorbeeld een teken dat die thuiszorg eigenlijk ook niet zo nodig was?’ Balkenende trapte ‘m er vol in. ‘Het was natuurlijk al bekend dat er destijds mensen profiteerden van een betrekkelijk laag tarief.’ Dus die bezuiniging was eigenlijk heel goed, nu kwam het eindelijk weer op de eigen verantwoordelijkheid aan, mensen moesten leren zelf weer keuzes te maken. Er werd geprofiteerd.

Balkenende verduidelijkte dat laatste nog wat voor de slechte verstaander. ‘Er zijn natuurlijk ook mensen die best kunnen zeggen: “nou, ik ga iets anders bedenken, ik heb mensen die me helpen, of ik ga het op een commerciële manier doen of wat dan ook, ik vind zelf een oplossing.” Sommige mensen zeggen ook “ja als ik een keuze moet maken tussen deze bedragen voor de thuiszorg of mijn vakantie…” ook dan worden keuzes gemaakt.’

Het klonk warempel of iedereen vroeger (u weet wel, vroeger toen we nog met guldens betaalden en geen eigen verantwoordelijkheid kenden) zonder meer bij de thuiszorg terecht kon. Alsof er nooit indicaties werden vastgesteld, geen inkomenstoetsen of zorgevaluaties en andere duur klinkende woorden werden gehanteerd om kaf van het koren te scheiden, zodat de mensen die het echt nodig hadden, overbleven. Alsof thuiszorg een luxe is in plaats van bittere noofdzaak.

Op hulp van vrienden en familie (de zogeheten mantelzorg, wie verzint toch in hemelsnaam die vreselijke termen) wordt nu al een bijzonder zware wissel getrokken omdat er te weinig mensen door de reguliere thuiszorg kunnen worden geholpen. Erger, er zijn teveel mensen die voor hun dagelijkse beslommeringen zoals eten, wassen en aankleden, volledig afhankelijk zijn van zulke mantelzorg door naasten. Er zijn zelfs al jarenlang wachtlijsten bij de vrijwilligersorganisaties die de mantelzorgers wat moeten ontlasten.

Dat hindert Balkenende allemaal niets, hij vindt de mantelzorg met liefde en zonder kennis van zaken opnieuw uit. Als-ie er zijn begroting maar mee kan dekken.

De eigenrichting van het MDI

Nu het stof wat is opgetrokken – na een publieke ruzie in Het Parool tussen Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) en Maroc.nl, twee artikelen in Netkwesties (hier staat het mijne), een stroom reacties in allerlei webfora en nadat het MDI eindelijk recente jaarverslagen online heeft gezet – is het mogelijk een balans op te maken van de werkwijze van het MDI en haar voorman Ronald Eissens. Op minstens vier punten zijn er fundamentele kanttekeningen te plaatsen: ondoorzichtigheid, liegen over cijfers, onzorgvuldig bestuur en overijverige interpretatie van de wet.

Wat allereerst opvalt, is hoe buitengewoon moeilijk het is om informatie van het MDI zelf te krijgen over haar werkzaamheden. De enige jaarverslagen die online stonden, waren oud en bestreken de periode 1997 tot aan 2000. Meer recente informatie gaf het MDI simpelweg niet, ook niet aan mensen of instanties die het meldpunt daar gericht om vroegen. Nadat het MDI in het kielzog van mijn artikel Netkwesties schimmigheid was verweten, zette het meldpunt druppelsgewijs de jaarverslagen van 2001 en 2002 op haar site (en verwijderde daarnaast, heel onlogisch, oudere jaarverslagen).

Een organisatie als het MDI moet het van publiciteit en transparantie hebben. Alleen door inzage te geven in de ontvangen meldingen kan het MDI haar functie van monitor uitoefenen: hoeveel klachten over discriminatie ontvangt de organisatie precies, hoe ernstig zijn de betwiste uitlatingen, om wat voor type discriminatie gaat het eigenlijk, wat gebeurt er precies met klachten, wat is het effect van de interventies van het MDI? En alleen door het publiek duidelijk te maken welk soort uitlatingen inhoudelijk over de schreef gaan, kan het MDI bevorderen dat internetgebruikers foute opmerkingen gaan schuwen.

Die transparantie heeft het MDI nimmer betracht. De enige publiciteit die het meldpunt verkoos, was de algemene stelling dat antisemitisme toeneemt, aangevuld met harde aanvallen op zowel Maroc.nl als Indymedia.nl, fora die door MDI-directeur Eissens respectievelijk als ‘een vieze modderpoel’ en als ‘een publiek urinoir’ werden gekwalificeerd. Maar uitleggen welke uitlatingen op de bewuste fora dan zover over de schreef gingen, weigerde hij apert. Niet alleen publiek, maar ook in correspondenties met de bewuste fora.

Dat is buitengewoon vreemd. Sterker, het is onfris. Waarom zou je in hemelsnaam een forum publiek aanvallen als je tegelijkertijd halsstarrig weigert uit te leggen wat daar in jouw ogen inhoudelijk verkeerd gaat? Eissens antwoord op dergelijke vragen komt neer op: “Ze merken vanzelf wel wat ze fout hebben gedaan. We hebben immers aangifte tegen ze gedaan.”

Ben je bovendien niet gehouden om, als je iemand publiek aanvalt, hem of haar door specificatie van je klacht de gelegenheid te bieden zichzelf te verklaren of te verdedigen? Wie precisering van zijn klacht bewust en herhaaldelijk achterwege laat, zoals het MDI in haar uitlatingen in de pers over Maroc.nl en Indymedia.nl heeft gedaan, wekt ten minste de schijn dat het eerder te doen is om verdachtmakingen en zwartmakerij, dan om een integer debat over de grenzen van het recht en van de vrijheid van meningsuiting, en hoe om te gaan met het spanningsveld tussen beide.

De cijfers

Het tweede opmerkelijke feit is het verschil tussen de cijfers van het MDI en hun uitspraken daarover. MDI-directeur Eissens verklaart in de pers geregeld dat antisemitisme fors toeneemt, maar nauwkeurige lezing van de eigen, ten langen leste geplaatste jaarverslagen staaft die uitspraak niet. Een analyse in de vorige editie van Netkwesties liet zien dat het aantal klachten over antisemitisme in de loop der jaren verhoudingsgewijs zelfs iets is gedaald, zij het licht.

Geen wonder dat het MDI die cijfers niet wilde publiceren, zou de cynicus zeggen: als de feiten de mening van het MDI niet schragen is dat jammer voor die cijfers… Veel spraakmakender – maar nimmer door het MDI ten overstaan van de pers meegedeeld – is dat het aantal meldingen van discriminerende opmerkingen over moslims, Turken en Marokkanen groeit en in absolute zin het aantal meldingen van antisemitisme nu overstijgt.

Waarom worden die cijfers over discriminatie van moslims door het MDI zo achteloos behandeld? Vanwaar die zo exclusieve aandacht voor antisemitisme, getuige ook de publieke aanval van het MDI op Maroc.nl? Dat is toch niet de enige vorm van discriminatie waarover het MDI zich druk heeft te maken?

Er hoeft toch geen wedstrijd gevoerd te worden tussen de verschillende vormen van discriminatie? Discriminatie van Marokkanen is simpelweg even fout en verkeerd als discriminatie van joden en behoeft even veel aandacht, kritiek en maatregelen.

Onzorgvuldig bestuur

Als derde is er de kwestie van onbehoorlijk bestuur. Het MDI telt een aantal werknemers en een directeur, Ronald Eissens. Het bestuur wordt gevormd door de stichting Magenta. Dat de directeur van het MDI de levenspartner is van een van de bestuursleden van datzelfde Magenta is al minder netjes: zo’n intieme relatie maakt de onderlinge verhoudingen apert onzuiver, en wie netjes is vermijdt zulke verwikkelingen. Andere bestuursleden hebben dan immers altijd een informatieachterstand en partijdigheid van zo’n bestuurslid – of het verwijt ervan – ligt op de loer.

Maar pertinent onacceptabel is dat datzelfde bestuurslid – Suzette Bronkhorst – tevens werknemer is van de stichting. Dat mag simpelweg niet. Bronkhorst heeft als bestuurslid de taak Eissens te instrueren en te controleren; als werknemer is ze zijn ondergeschikte en heeft ze formeel zijn orders op te volgen. Die bizarre constructie maakt niet alleen de verantwoordelijkheden buitengewoon schimmig en ondoorzichtig, maar geeft Eissens feitelijk volledig de vrije hand.

Dat de rest van het bestuur van het MDI voorts niets in de pap te brokkelen heeft, is de ethische doodsklap. Penningmeester Onno Rodbard heeft thans een spreekverbod opgelegd gekregen van medebestuurslid Bronkhorst, op grond van zijn eerdere openheid over de geldstromen in Netkwesties. In dat eerste gesprek zei Rodbard dat “het meldpunt .. ook eigenlijk van hun is”. Dat wil zeggen: het is van Eissens en Bronkhorst.

Daarmee diskwalificeert hij zichzelf en het bestuur volledig als controlerende instantie: ze zouden er net zo goed niet kunnen zijn. Voorzitter Brieuc-Yves Cadat zegt publiekelijk al helemaal niets: hij reageerde simpelweg niet op een groot aantal verzoeken om informatie of opheldering.

Het MDI draait volledig op subsidie van het ministerie van Justitie. Je zou dan toch iets meer controle en verantwoording willen eisen dan wat twee geliefden elkaar bij het ontbijt vertellen.

Het handelen van het MDI

Tenslotte: de overijverige interpretatie van de wet door het MDI. In het jaarverslag 2002 meldt het MDI: “Van 1.238 uitingen constateerde het Meldpunt dat er sprake was van strafbaar materiaal. Naar aanleiding hiervan werden 881 verzoeken tot verwijdering [van de bewuste teksten, KS] verzonden. In 557 gevallen werd dit verzoek opgevolgd door verwijdering en in 324 gevallen niet. Van deze 324 uitingen zal over 143 aangifte worden gedaan (26 dossiers) en 169 zullen aan het [Openbaar Ministerie] worden voorgelegd voor verdere toetsing.”

Allereerst is toetsing aan de wet natuurlijk voorbehouden aan de rechter, niet aan het Meldpunt. De rechter is de enige instantie die een oordeel kan vellen over de toelaatbaarheid van publieke uitingen, juist omdat er altijd sprake is van een delicate afweging tussen verboden en rechten – in casu: van het discriminatieverbod versus de vrijheid van meningsuiting.

De formulering dat ‘het Meldpunt .. constateerde dat er sprake was van strafbaar materiaal’ is dan ook op zijn minst voorbarig en aanmatigend. Aangenomen dat een goed geïnformeerde burger – en dus ook het Meldpunt – zich een globaal beeld kan vormen van wat de rechter wel en niet toelaatbaar acht, kan het meldpunt hooguit iemand waarschuwen dat zijn uitlatingen waarschijnlijk niet door de beugel kunnen indien iemand aangifte zou doen, en dienen ze het daarbij te laten (of zelf aangifte te doen, wat iedereen natuurlijk vrij staat).

Al het meerdere is eigenrichting. En het MDI doet meer. Ze sturen brieven op hoge poten – zie bijvoorbeeld de brief die het MDI aan Geenstijl.nl stuurde waarin het dreigen met aangifte als dwangmiddel wordt gebruikt en onmiddellijke verwijdering van materiaal wordt geëist. Het MDI gedraagt zich daarmee als beoordelaar en handhaver van de wet.

Naar uit het jaarverslag 2002 blijkt, zijn die boze brieven redelijk effectief: veel van de omstreden uitlatingen werden terstond verwijderd. Maar van de resterende 324 uitlatingen, oftewel ruim een derde van alle door het MDI strafbaar geachte uitspraken, wil het MDI zelf uiteindelijk over slechts 143 metterdaad aangifte doen. Over 169 gevallen willen eerst ze zelf nog hun licht opsteken bij het Openbaar Ministerie om uit te zoeken of die nu wel of niet kunnen.

Hoe nu? Het MDI had zich naar eigen zeggen toch al uitgebreid vergewist van de strafbaarheid van alle 881 uitlatingen waarvan ze verwijdering verlangden? Waarom bindt het meldpunt plots in wanneer zijzelf voor het blok wordt gezet, doordat de aangeklaagden weigerden hun opmerkingen te verwijderen?

De 324 opmerkingen die niet werden verwijderd, zouden toch – volgens MDI’s eigen logica – terstond tot aangifte moeten leiden? Was die strafbaarheid ervan wellicht niet zo evident als het MDI het aanvankelijk voorstelde, aangezien ze over ruim de helft van alle niet verwijderde uitlatingen eerst overleg willen voeren nu puntje bij paaltje komt?

Wat zegt die zo plots optredende aarzeling voorts over de strafbaarheid van de wel op verzoek van MDI verwijderde berichten? Was daar wellicht ook, ondanks de stelligheid van het MDI, ruimte voor aarzeling en behoefte aan overleg met het OM? Met andere woorden: in hoeveel gevallen is er onder grote druk van van het MDI materiaal verwijderd waarvan de strafbaarheid helemaal niet zo evident was als het MDI jegens de betrokkenen deed voorkomen?

Die vragen worden des te prangender voor wie verder leest in het jaarverslag van 2002. Want uiteindelijk blijkt dat het MDI in 2002 helemaal niet over 143 gevallen aangifte heeft gedaan, maar over slechts zes. Deze zes aangiften bestreken bij elkaar 70 uitlatingen.

De rest wordt in portefeuille gehouden: ze zijn blijkens het jaarverslag ‘in voorbereiding’ dan wel ‘in dossier’. Kennelijk bieden de betreffende uitlatingen te weinig houvast om terstond tot aangifte over te gaan, terwijl zulks wel de grond was waarop het MDI eerder onmiddellijke verwijdering eiste.

De ‘grondige toetsing’ die het MDI zegt te verrichten, blijkt wel heel wankel, en het dreigen met aangifte doen is precies dat: een dreigement, dat zelden wordt waargemaakt.

Wat de kwestie van aangiftes nog lastiger maakt is dat het MDI de jurisprudentie over onrechtmatige uitlatingen op internet in minstens twee gevallen bewijsbaar fout heeft geïnterpreteerd, namelijk in de aangifte tegen Indymedia.nl en in die tegen Maroc.nl.

De zaak waar eenieder zich op verliet als het ging om de verantwoordelijkheid van providers was die van Scientology versus XS4all en Spaink (arrondissementsrechtbank Den Haag, 96/1048, 9 juni 1999). In die uitspraak legde de Haagse rechtbank vast dat een provider “die ervan in kennis wordt gesteld dat een gebruiker van zijn diensten op diens home page auteursrechtinbreuk pleegt of anderszins onrechtmatig handelt, terwijl aan de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen, zelf onrechtmatig handelt indien hij alsdan niet ingrijpt. Van de Service Provider mag dan worden verwacht dat hij de inbreukmakende documenten uit zijn computersysteem verwijdert”.

Met andere woorden: wie een klacht heeft over een gebruiker, mag de provider slechts dan verantwoordelijk stellen wanneer aan twee voorwaarden is voldaan:

  • de provider moet op de hoogte zijn gesteld van de kennelijke onrechtmatige handeling, en
  • aan de juistheid van die kennisgeving kan in redelijkheid niet worden getwijfeld.

De aangiften tegen Indymedia.nl en Maroc.nl die het MDI heeft ingediend, richtten zich beide op de webfora van die sites: op publiek toegankelijke plaatsen waar derden berichten en reacties kunnen plaatsen. Wat betreft de webfora bevinden Indymedia en Maroc.nl zich in de positie van providers: ze plaatsen het materiaal niet zelf, ze zijn slechts doorgeefluik voor anderen.

Indymedia en Maroc.nl kunnen derhalve alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van die berichten indien zij expliciet op onrechtmatige berichten worden gewezen en vervolgens niet ingrijpen. Het MDI heeft echter altijd geweigerd Maroc.nl en Indymedia.nl te wijzen op de precieze berichten die hun wrok wekten.

Met die weigering ontnam het MDI beide webfora niet alleen de mogelijkheid in te grijpen, maar negeerde het MDI ook de jurisprudentie: alleen door een provider – en analoog: een webforumhouder – van tittel en iota op de hoogte te stellen, kan hem verantwoordelijkheid worden aangerekend bij niet-ingrijpen.

Het MDI heeft feitelijk zijn eigen glazen ingegooid door niet opener te zijn tegenover Maroc.nl en Indymedia.nl over de aard van hun klachten: door hen niets te vertellen, pleitte het MDI hen onbedoeld vrij. Eerst informeren, dan pas aansprakelijk stellen: zo hoort het.

Geen wonder dat het OM op 20 december j.l. te kennen heeft gegeven niet tot vervolging van Maroc.nl over te gaan, ondanks de met veel tam-tam omgeven aangifte van het MDI. Het OM kent de jurisprudentie uiteraard wel…

Zeker voor een organisatie die geheel door het ministerie van Justitie wordt gefinancierd is een dergelijke vrije en overijverige interpretatie van de wet – compleet met eigenrichting – een buitengewoon pijnlijke zaak.

Mij lijkt dat de inzet van MDI niet kan zijn om op eigen houtje berichten te laten verwijderen. Wat het MDI wel zou kunnen – en nalaat – is om in goed overleg met webforahouders methodes te ontwikkelen om zorgvuldig te kunnen modereren en secuur met het blokkeren van berichten of deelnemers om te gaan, en daarnaast – eveneens in goed overleg – soms een proefproces te beginnen teneinde de jurisprudentie te verfijnen.

Maar het MDI heeft een andere weg gekozen: die van dreigementen en de publieke aanval via de pers, zonder overleg of transparantie.

Requiem voor een garage

Kom je thuis van een paar dagen buitenland, worden je buren gesloopt. Vanmorgen schoof ik, nog nasuizend van de reis, de vitrage open om te zien waar die herrie toch vandaan kwam: het heien van de nieuwe flats hiertegenover is immers al maandenlang voorbij. Tot mijn schrik zag ik de overburen vermaald worden. Heel grondig: met zo’n gebekte rupsbandenmachine die dak, muren en stutten in een paar uur tijd weghapt en in afvoercontainers uitbraakt.

Het was een garage met een oud woonhuis ernaast. Dat de gemeente het bouwsel weg wilde hebben was bekend, er kwamen mooie koopflats aan met water eromheen. Die plannen riepen veel verzet op: er zat gif in de grond, dat tegen alle regels in een bak in het kanaal zou worden gedumpt, de flats werden minstens twee verdiepingen hoger dan afgesproken, met als gevolg dat het licht in veel bestaande huizen volledig wordt weggenomen. Er is jarenlang geprocedeerd en de wijk won meestal. De gemeente – of de deelraad, tegenwoordig weet je nooit meer met wie je van doen hebt – veranderde dan prompt de regels.

Toen ik midden vorige week vertrok was de garage nog in vol bedrijf. Hij bracht leven in de straat. Er werkten meestal vier tot vijf mannen uit alle windstreken: Zuid-Amerikanen en Noord-Afrikanen, zo op ‘t oog. De baas versleet ik voor nurks totdat ik hem begon te groeten, sindsdien knikte hij vriendelijk terug. Er was altijd wat te zien: van de politie die weer eens poolshoogte kwam nemen (kijken of er illegalen werkten, dacht ik dan altijd) tot klanten die een scène schopten als de rekening hoog was uitgevallen of hun auto nog niet klaar was. Ze lieten zich nergens door van slag brengen, de mannen van de garage.

‘s Zomers zaten ze op klapstoeltjes in de zon, ‘s winters drentelden ze in en uit, en eens per twee jaar schilderden ze de buitenboel krakend wit. Een tijdje deden ze in old-timers en stonden er geregeld zwaar verchroomde Amerikaanse sleeën geparkeerd. Ze hielden een oogje in het zeil: als er vreemd volk aan deuren morrelde of ander onraad was, zagen zij dat. Toen er eens rook uit mijn ramen kwam – broodjes vijftien minuten op vol in de magnetron bakken is niet zo’n goed idee – belden ze meteen aan om te waarschuwen.

En nu werden ze gesloopt. Het hing in de lucht, de nieuwe en te hoge flat schuin achter ze had zes weken geleden de nok bereikt. De garage zou worden uitgekocht maar ze procedeerden nog, geloof ik.

Ik haastte me naar buiten en keek geschrokken naar de machine die de garage aan flarden hapte. Er stonden overal mensen met meewaren te kijken. Een straatgenoot vertelde me dat de boel vrijdag was ontruimd, er waren nog wat machines en bakken met gereedschap afgevoerd.

Een man kwam naast me staan kijken. ‘Tsja,’ zei hij, ‘het moest er eens van komen, he,’ of woorden van gelijke strekking. Ik uitte mijn verbazing over de toch zo plotselinge sloop. ‘Nu ja, ze wisten het al lang,’ zei hij. ‘Dat maakt het niet minder vervelend,’ zei ik, ‘bovendien was die garage het oog van de straat, ik zal ze missen.’ Hij zweeg even. ‘Het huis werd illegaal bewoond,’ zei hij. ‘De bouw van die flats zelf is nu ook niet bepaald netjes gelopen,’ verzuchtte ik, terugdenkend aan de bizarre inspraakprocedure waarbij de buurt alles mocht behalve inspreken en de gemeente dwars tegen bestemmingsplannen en wat dies meer zij inging. De man zei nog iets dat erop neerkwam dat alles volgens de regels was gegaan. Ik antwoordde dat de gemeente de regels daartoe dan ook had aangepast.

Ik keek nog eens naar de man. Een mij onbekend gezicht. ‘Woont u hier?’ vroeg ik. ‘Nee,’ zei hij. Ik bleef hem aankijken. ‘Ik ben van de deelraad,’ vulde hij na een korte aarzeling aan. De motivatie achter zijn ogenschijnlijk zo spontaan aangeknoopte gesprekje was plots glashelder. De man stond hier om de effecten van de besluiten te aanschouwen en de eventuele onlustgevoelens van straatgenoten door tegenspraak de kop in te drukken. Wat slim. En wat kortzichtig. Alsof de straatbewoners die zo verschrikt hadden staan kijken die sloop plots met instemming zouden bezien door zijn zalvende woorden. Alsof we zulke kalmerende woorden niet gedurende die hele inspraakperiode en alle rechtszaken hadden gehoord.

Ik deed een stapje weg bij de man van de deelraad en keek nog even naar het slopen. Dag garage. Dag inspraak.

[Update: De garagehouder is twee maanden na de sloop van zijn levenswerk overleden.]

‘Een vieze modderpoel’

Een paar weken geleden stuitte ik op een ingezonden brief in Het Parool waarin bestuurslid Dick Sipkes van Maroc.nl zich beklaagde over de werkwijze van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI). Lange tijd verwijderde Maroc.nl berichten waarover het MDI klachten had ontvangen: het MDI stuurde de klachten aan Maroc.nl door en Maroc.nl deed er wat aan. Men betitelde de samenwerking over en weer als “prettig”. Tevens had Maroc.nl een eigen klachtenprocedure.

In de zomermaanden van 2002 liep het mis. De bestuursleden waren op vakantie en hadden – erg dom, erkenden ze later ootmoedig – geen vervangende moderators aangesteld. Een discussie tussen buurtende bezoekers van Joods.nl en een vaste Maroc.nl-bezoeker liep uit de hand. Het MDI kreeg vervolgens een serie klachten van (vermoedelijk) de Joods.nl-bezoekers op zijn bureau gedeponeerd. Na de vakantie greep het bestuur van Maroc.nl rap in en de rust keerde weer.

Ogenschijnlijk, tenminste. Maroc.nl maakte een afspraak met het MDI om te bezien hoe ze dergelijke escalerende ruzies voortaan konden bezweren. Het MDI zegde die afspraak op het laatste moment af en weigerde een nieuw gesprek. Het meldpunt motiveerde deze opstelling later schriftelijk met de denigrerende opmerking “wij organiseren geen praatgroepjes bij een kopje thee”. Een nogal bevreemdende kwalificatie voor een instantie die volgens haar eigen site veel aan voorlichting wil doen.

Kort daarna hoorde Maroc.nl via de pers dat het MDI “het helemaal gehad heeft met die site” en bij het Openbaar Ministerie aangifte tegen Maroc.nl had gedaan. MDI-directeur Ronald Eissens meldde voorts publiekelijk dat Maroc.nl niets dan “een vieze modderpoel” was. Maroc.nl had geen idee tegen welke berichten op hun forum de aangifte zich richtte en het MDI wilde daar geen helderheid over verschaffen. Maroc.nl heeft ruim een jaar later nog niets van het OM gehoord.

Maroc.nl heeft een paar keer geprobeerd zijn versie van de gebeurtenissen in de publiciteit te krijgen, maar dat mislukte schromelijk. Kranten herhalen telkenmale het verhaal van het MDI als zou Maroc.nl een beerput zijn tegen wie aangifte loopt, zonder wederhoor bij Maroc.nl te vragen. Maroc.nl heeft uiteindelijk besloten een klacht bij de Raad voor Journalistiek te deponeren, gericht tegen Het Parool, dat de beschuldigingen van het MDI zonder enige verificatie herpubliceerde.

Dat verhaal kwam me bekend voor. Vreselijk bekend. In april 2003 speelde zich iets dergelijks af tussen Indymedia.nl en het MDI. Indymedia.nl werkt via ‘open publishing’: iedereen kan er iets schrijven en dat wordt zonder meer gepubliceerd. Als de redactie wordt geattendeerd op stukken die over de schreef gaan, verhuizen ze die naar de bittenbak.

In de herfst en winter van 2002 liepen de emoties op Indymedia.nl steeds hoger op: de opkomst van Fortuyn werd er met argwaan gadegeslagen, en er kwamen nogal wat rechtse lummels een potje stoken op de fora van Indymedia. Het MDI meldde Indymedia geregeld dat er een klacht over een anti-semitische of racistische bijdrage was binnengekomen. Indymedia verhuisde zo’n bericht dan gewoonlijk naar de afvalbak.

In de lente van 2003 stokte de communicatie plots. Vlak daarna verscheen een groot artikel in de Volkskrant waarin MDI-directeur Ronald Eissens zich bij monde van een Volkskrant-redacteur beklaagde over Indymedia, dat hij ‘één groot urinoir’ noemde. De kop van het paginagrote stuk: ‘Anti-semitische walm’. Eissens beweerde in dat artikel onder meer: “Het linkse web Indymedia.nl plaatst geregeld anti-semitische teksten en weigert ze te verwijderen.”

Dat laatste was aantoonbaar niet waar: Indymedia had eerder, na overleg met het MDI, juist wel anti-semitische berichten verwijderd. Dat Indymedia.nl zulke stukken zelf niet plaatst maar dat de bezoekers het doen, is een verschil dat Eissens helemaal uit het oog verloor. Eissens deelde de Volkskrant mee dat het MDI aangifte tegen Indymedia.nl had gedaan, en gaf en passant Maroc.nl nog een veeg uit de pan door in datzelfde interview die site “een rotte appel” te noemen.

De Volkskrant vroeg Indymedia.nl niet naar diens versie van het verhaal, maar slikte de weergave van Eissens voor zoete koek. En Eissens weigerde Indymedia in te lichten over welke berichten die aangifte precies handelde. Ook Indymedia.nl heeft bij mijn weten nadien niets van het OM gehoord.

Wat is dat MDI eigenlijk? Op de site word je niets wijzer. Er staat uitgebreid uitgelegd hoe ze te werk gaan. Tussen neus en lippen vertellen ze dat ze door de overheid worden gesubsidieerd en dat ze hun inkomsten aanvullen door de “verkoop van producten (website design en onderhoud)”. Een meldpunt tegen discriminatie dat websites zit te bouwen?

Maar daarmee houdt het op. Wie werken er bij het MDI, wie zitten er in het bestuur? Hoeveel meldingen van discriminatie krijgen ze jaarlijks binnen en hoeveel daarvan beoordelen ze als terecht? Wat beschouwen ze precies als discriminatie? Gaat het alleen om anti-semitisme, of ook om moslimhaat? Vallen homofobe uitspraken volgens het MDI onder discriminatie?

Hoe vaak slagen ze erin de beheerders van webfora te overtuigen dat ze specifieke berichten beter kunnen verwijderen? Hoe vaak hebben ze aangifte gedaan? Hoe vaak leidde zo’n aangifte metterdaad tot een veroordeling? Hoe effectief is het MDI?

Allemaal niets over te vinden. Het laatste jaarverslag dateert van 1999, en cijfers van na die tijd zijn nergens te vinden. Ze lijken er wel te zijn: het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) verwijst in zijn eigen rapportage, lopend tot mei van dit jaar, immers naar cijfers van het MDI over 2001 en 2002. Maar het MDI verschaft deze rapportages niet aan de bezoekers van haar eigen site.

Een bestuurslid van Maroc.nl vertelde me dat hij herhaaldelijk om het laatste jaarrapport van het MDI heeft gevraagd, maar het simpelweg niet van ze krijgt. Waarom staan zulke cijfers niet online? Is het MDI, als gesubsidieerde instantie, niet gehouden zo breed mogelijk inzage te geven in zijn werkzaamheden?

Waarom is Eissens in hemelsnaam zo idioot stil over de goede werken die hij verricht, behalve als hij met overtrokken beschuldigingen kan uitpakken in een krant?

[Werd vervolgd in De eigenrichting van het MDI.]