[Voor on-line vrouwenmagazine Bepster.]
De Volkskrant portretteerde in haar glossy in september de nieuwe lichting vakbondsvrouwen. Het artikel ging over hun werk en hun ambities, over de vraag welke toekomst zij voor de vakbonden zagen weggelegd, hoe ze naar de rol van arbeid in onze samenleving keken, wat ze van de politiek en de vergrijzing dachten, en of deze vrouwen een andere kijk op al die ingewikkelde vragen hadden dan de doorsnee (vakbonds)man.
Dat je bij zo’n stuk geen zuiver traditionele foto wilt, is logisch. Deze vakbondsvrouwen presenteerden hun ideeën als modern, jong, vlot, snel, wars van dogma’s, ze hadden de oude hap (inclusief hun boring discussies) achter zich gelaten. Ze waren iets waar je bij wilt horen, een stel hippe voortrekkers, trendsetters. De Hyves van vakbondsland. Daar zet je geen foto’s van de dames achter saaie bureaus bij, in mantelpak en met aktetas, of met een megafoon bij een demonstratie of staking. Dat zijn oude beelden.
Daarnaast zijn het vrouwen, die worden altijd anders afgebeeld dan mannen. Met meer privé, glimlachjes, huis en lichaam erin. Vrouwen scheiden werk en privéleven sowieso wat minder en deze vrouwen maakten juist van die grensvervaging hun beleid. Allemaal heel begrijpelijk.
Maar zo? Stuk voor stuk werden ze sexy afgebeeld. Kleren half los, nietsige jurkjes aan, veel buiken en dijen, half ontblote decolletés: alsof ze meededen in de strijd om America’s next supermodel in plaats van die om stemmen, leden, politieke invloed en maatschappelijke verandering.
De foto’s sloten wonderwel aan bij een stuk dat eind augustus in de Volkskrant was verschenen. Christine Brinkgreve had twintig vrouwen tussen de 20 en 40 jaar oud gevraagd naar hun ideeën over werk en ambities, met nadruk op hun opvatting over de positie van vrouwen. De geïnterviewden waren unaniem: van sekse-ongelijkheid hebben ze amper hinder, met de feministen van ‘vroeger’ hebben ze geen affiniteit, wie vooruit komt heeft dat alleen aan zichzelf te danken, en om vooruit te komen mag je gerust – nee, móet je – je lichaam inzetten. ‘Je borsten zijn je wapens’, zei er een, en de rest stemde daar hartelijk mee in.
Brinkgreve vat hun verhalen als volgt samen: ‘Als je [destijds] gelijkheid wilde, moest je niet je lichaam in het spel gooien, dat was vragen om moeilijkheden. Voor de jonge vrouwen van nu ligt dat heel anders, en ze kijken je verbaasd aan als je vertelt hoe dat toen lag. Zij kunnen het zich permitteren hun vrouwelijkheid te benadrukken en in de strijd te gooien, omdat hun positie steviger is.’
Waar zit je verstand, kind, denk ik dan meteen, en je politiek benul? Je borsten als wapens gebruiken is inderdaad vragen om moeilijkheden. Niet alleen omdat je er een grens mee overschrijdt die op het werk beter gehandhaafd kan blijven, maar vooral omdat je ermee kapitaliseert op iets dat per definitie tijdelijk is: je jeugd en je aantrekkelijkheid voor mannen. Hoe denk je je met zulke ‘wapens’ in je werk te handhaven op je vijftigste, als met je borsten zwaaien toch wat pathetisch begint te worden? Julie Birchill zei het al: ‘It has been said that a pretty face is a passport. But it’s not, it’s a visa, and it runs out fast.’
En het is zo seksistisch als maar kan: het uitgangspunt is immers dat je collega’s heteromannen mannen zijn, imponeerbaar met de geur van seks. Zulke ‘wapens’ zijn verdomd ineffectief als je baas een heteromevrouw is, of een nicht.
Ook dat ‘permitteren’ steekt me. Alsof vrouwen van ‘destijds’ hun fysiek onder banken en stoelen staken. Nou reken maar dat sommigen van ons indertijd collega’s en bazen het hoofd op hol konden brengen, maar we bedachten – ja feministen, dan heb je dat – dat we liever op ons verstand en onze capaciteiten werden beoordeeld, daar gaat werk immers over, dan op de prontheid van onze billen of borsten.
Wat doe je overigens als je niet zo heel aantrekkelijk bent? De vakbondsvrouwen: ‘Je lichaam is geen bijzaak maar van existentieel belang. Je lichaam is een instrument, dat perfect moet zijn. [..] Alleen als volmaakte vorm kun je voor de dag komen.’ Hun lichaam is ‘een designobject’. Pfoeh. Op de operatietafel, dus. Me dunkt dat dat nogal een prijs is om te betalen, en bepaald niet een optie die haalbaar is voor de financieel minder bedeelden onder ons. Anders gezegd: deze opvatting ligt alleen binnen het bereik van vrouwen die juist geen vakbond meer nodig hebben.