Je borsten als wapens

[Voor on-line vrouwenmagazine Bepster.]

De Volkskrant portretteerde in haar glossy in september de nieuwe lichting vakbondsvrouwen. Het artikel ging over hun werk en hun ambities, over de vraag welke toekomst zij voor de vakbonden zagen weggelegd, hoe ze naar de rol van arbeid in onze samenleving keken, wat ze van de politiek en de vergrijzing dachten, en of deze vrouwen een andere kijk op al die ingewikkelde vragen hadden dan de doorsnee (vakbonds)man.

Dat je bij zo’n stuk geen zuiver traditionele foto wilt, is logisch. Deze vakbondsvrouwen presenteerden hun ideeën als modern, jong, vlot, snel, wars van dogma’s, ze hadden de oude hap (inclusief hun boring discussies) achter zich gelaten. Ze waren iets waar je bij wilt horen, een stel hippe voortrekkers, trendsetters. De Hyves van vakbondsland. Daar zet je geen foto’s van de dames achter saaie bureaus bij, in mantelpak en met aktetas, of met een megafoon bij een demonstratie of staking. Dat zijn oude beelden.

Daarnaast zijn het vrouwen, die worden altijd anders afgebeeld dan mannen. Met meer privé, glimlachjes, huis en lichaam erin. Vrouwen scheiden werk en privéleven sowieso wat minder en deze vrouwen maakten juist van die grensvervaging hun beleid. Allemaal heel begrijpelijk.

Maar zo? Stuk voor stuk werden ze sexy afgebeeld. Kleren half los, nietsige jurkjes aan, veel buiken en dijen, half ontblote decolletés: alsof ze meededen in de strijd om America’s next supermodel in plaats van die om stemmen, leden, politieke invloed en maatschappelijke verandering.

De foto’s sloten wonderwel aan bij een stuk dat eind augustus in de Volkskrant was verschenen. Christine Brinkgreve had twintig vrouwen tussen de 20 en 40 jaar oud gevraagd naar hun ideeën over werk en ambities, met nadruk op hun opvatting over de positie van vrouwen. De geïnterviewden waren unaniem: van sekse-ongelijkheid hebben ze amper hinder, met de feministen van ‘vroeger’ hebben ze geen affiniteit, wie vooruit komt heeft dat alleen aan zichzelf te danken, en om vooruit te komen mag je gerust – nee, móet je – je lichaam inzetten. ‘Je borsten zijn je wapens’, zei er een, en de rest stemde daar hartelijk mee in.

Brinkgreve vat hun verhalen als volgt samen: ‘Als je [destijds] gelijkheid wilde, moest je niet je lichaam in het spel gooien, dat was vragen om moeilijkheden. Voor de jonge vrouwen van nu ligt dat heel anders, en ze kijken je verbaasd aan als je vertelt hoe dat toen lag. Zij kunnen het zich permitteren hun vrouwelijkheid te benadrukken en in de strijd te gooien, omdat hun positie steviger is.’

Waar zit je verstand, kind, denk ik dan meteen, en je politiek benul? Je borsten als wapens gebruiken is inderdaad vragen om moeilijkheden. Niet alleen omdat je er een grens mee overschrijdt die op het werk beter gehandhaafd kan blijven, maar vooral omdat je ermee kapitaliseert op iets dat per definitie tijdelijk is: je jeugd en je aantrekkelijkheid voor mannen. Hoe denk je je met zulke ‘wapens’ in je werk te handhaven op je vijftigste, als met je borsten zwaaien toch wat pathetisch begint te worden? Julie Birchill zei het al: ‘It has been said that a pretty face is a passport. But it’s not, it’s a visa, and it runs out fast.’

En het is zo seksistisch als maar kan: het uitgangspunt is immers dat je collega’s heteromannen mannen zijn, imponeerbaar met de geur van seks. Zulke ‘wapens’ zijn verdomd ineffectief als je baas een heteromevrouw is, of een nicht.

Ook dat ‘permitteren’ steekt me. Alsof vrouwen van ‘destijds’ hun fysiek onder banken en stoelen staken. Nou reken maar dat sommigen van ons indertijd collega’s en bazen het hoofd op hol konden brengen, maar we bedachten – ja feministen, dan heb je dat – dat we liever op ons verstand en onze capaciteiten werden beoordeeld, daar gaat werk immers over, dan op de prontheid van onze billen of borsten.

Wat doe je overigens als je ni­et zo heel aantrekkelijk bent? De vakbondsvrouwen: ‘Je lichaam is geen bijzaak maar van existentieel belang. Je lichaam is een instrument, dat perfect moet zijn. [..] Alleen als volmaakte vorm kun je voor de dag komen.’ Hun lichaam is ‘een designobject’. Pfoeh. Op de operatietafel, dus. Me dunkt dat dat nogal een prijs is om te betalen, en bepaald niet een optie die haalbaar is voor de financieel minder bedeelden onder ons. Anders gezegd: deze opvatting ligt alleen binnen het bereik van vrouwen die juist geen vakbond meer nodig hebben.

De marketing van Pink Ribbon

Pink Ribbon 1De roze lintjes vliegen je deze maand om de oren: allerlei fabrikanten doen aan borstkankerliefdadigheid. Wie in Amerika een testrit in een BMW maakt, steunt het borstkankeronderzoek: BMW maakt voor elke gereden testmijl één dollar over. De BMW ‘lifestyle site’ heeft tijdelijk een aparte Pink Ribbon collectie: roze t-shirts, een roze notitieboekje, een roze horloge, een roze koffiemok voor maar liefst 12 dollar of een roze badhanddoek voor 30 dollar – alles met die roze strik erop, alles even popperig.

M&M’s levert deze maand roze snoepjes. KPN en Samsung verkopen momenteel speciale ladyphones, roze uiteraard (echte vrouwen willen geen rood of zwart) en vanzelf weer met zo’n strik, ditmaal als screensaver. Er is zelfs een Pink Ribbon Barbie op de markt gebracht, een pop met hoog opgestoken haar in een roze galajurk en een roze lintje op haar schouder. (Commentaar op een website: ‘Ze hadden beter Chemo Barbie kunnen uitbrengen, kaal, met een geamputeerde borst en een roze kotsemmertje als accessoire. Dat was echt dapper van Mattel geweest.’)

Pink Ribbon 2Van alle producten gaat een bedrag naar het goede doel: help mee in de strijd tegen borstkanker, koop een ladyphone! Eet M&M’s en steun de goede zaak!

Het is consumentisme in zijn puurste vorm: verwen jezelf, koop ons product en krijg een heilig aureooltje cadeau. Want wie zo’n borstkankerbarbie koopt, geeft uiteraard niks aan een fraaie stichting, dat doen Mattel, M&M en Samsung voor je. Voor zulke multinationals is het te doneren bedrag een schijntje – nog aftrekbaar van de belastingen ook – en het levert ze een heleboel op. Voor een prikkie kopen ze zich immers een maatschappelijk geëngageerd gezicht.

Er is niet eerder een ziekte geweest waar de markt zich met zoveel animo op wierp. Hoe komt het dat borstkanker zo’n hoge marketingwaarde heeft? De Canadese lector gezondheidskunde Samantha King schreef er een boek over, De BV Pink Ribbon. Ze stelt daarin dat borstkanker een buitengewoon veilig maatschappelijk onderwerp is: iedereen vindt het Heel Erg maar het is Niet Controversieel. Borstkanker treft daarnaast vrijwel uitsluitend vrouwen, precies de bevolkingsgroep die de beslissingen neemt over de besteding van het huishoudbudget. Dan is een campagne waarin je beweert je druk te maken over borstkanker is een geweldig middel om bij hen in een goed blaadje te komen.

Pink Ribbon 3Als het allemaal zou helpen, was er nog geen man overboord. Zulke commerciële campagnes hebben echter een prijs, stelt King. Vrijwel al het geld dat op deze manier wordt bijeengebracht gaat naar bewustwording en voorlichting, er gaat amper geld naar onderzoek naar behandeling en oorzaken. En die bewustwordingscampagnes zijn braaf en zelden praktisch: ze hameren erop dat vrouwen borstonderzoek moeten doen, maar niemand maakt ooit ‘s geld vrij om overal instructieposters op te hangen of om groepen vrouwen les in zelfonderzoek te geven.

De commerciële drijfveren achter al die Pink Ribbon campagnes kleuren ook het beeld van borstkanker zelf. Foto’s van geamputeerde borsten – toch de werkelijkheid van erg veel borstkankerpatiënten – worden geweerd, evenals de verhalen van kale vrouwen, kotsende vrouwen, depressieve vrouwen, vrouwen die ondanks al die gezellige roze lintjes ten dode zijn opgeschreven. Het moet immers wel leuk blijven, zo’n campagne: nare verhalen stoten BMW en KPN alleen maar af en geven kooplustige consumenten een slecht gevoel. En zo wordt de Pink Ribbon campagne gaandeweg een campagne voor ons, maar zonder ons.

De Volkskrant, 7 oktober 2006

Verslag van Renée Braams. ‘De borstkankerglossy Pink Ribbon toont alleen mooie bekende Nederlanders met twee borsten in glamourjurken. Karin Spaink daarentegen toont haar ontblote bovenlichaam met geamputeerde borst. Welke benadering is beter voor de emanicpatie van de borstkankerpatiënt?’ Braams inventariseerde voor haar artikel het commentaar op een aantal internet fora, waaronder dat van de Amazones.

» artikel de Volkskrant: ‘Ik voel me goed, al heb ik er maar eentje’

De leugens na 9/11

De aanhang van alternatieve theorieën over wat er nu werkelijk is gebeurd op 9/11, neemt toe. Sommigen geloven dat hooggeplaatste mensen weet hadden van de geplande aanval en een oogje toe knepen, in de wetenschap dat ze zo de argumenten in de schoot geworpen zouden krijgen voor een aanval op Afghanistan en Irak en niet alleen hun olie konden veiligstellen, maar ook de dollar, en in diezelfde beweging allerlei (lastige) burgerrechten handig konden bevriezen. Anderen geloven dat 9/11 van begin tot einde een inside job was.

Er zijn inderdaad onbegrijpelijke dingen gebeurd. Het schijnt praktijk te zijn dat vliegtuigen die van koers raken en die niet reageren op oproepen van de vluchtleiding, worden opgezocht door straaljagers die oogcontact maken. Dat schijnt in de VS zo’n honderd keer per jaar te gebeuren. Volgens de procedures moet een vliegtuig als het ook dan niet reageert, uiteindelijk worden neergehaald. Waarom is dat op 9/11 niet gebeurd? Waarom kon het eerste vliegtuig een half uur lang van koers zijn zonder dat er straaljagers opstegen? Waarom kon na die eerste inslag in de WTC-torens het tweede vliegtuig ongestoord doorvliegen?

Maar dat er honderd keer per jaar zo’n interventie wordt uitgevoerd, zegt weinig zolang je niet weet hoe vaak een vliegtuig van koers of incommunicado raakt zonder dat er straaljagers in actie komen, en die cijfers geven de aanhangers van alternatieve theorieën nu weer niet. Misschien is het niet uitzonderlijk dat de luchtmacht te laat wakker wordt, daar hoeft niet meteen een snood plan achter te steken. ‘Moedwil hoeft niet te worden ingeroepen als incompetentie voldoende verklaring biedt’ luidt niet voor niets de moderne variant op Occam’s scheermes. En dat na die eerste inslag iedereen te perplex was om iets te doen, kan ik me levendig voorstellen.

Algehele incompetentie lijkt voor veel onopgehelderde 9/11-kwesties vooralsnog een uitstekende verklaring. Amerika is bepaald minder effectief dan het zich voordoet, zoals een paar jaar later bleek toen Katrina New Orleans ramde: de waarschuwingen waren halfslachtig en te laat, het vervoer schoot dramatisch tekort, de opvang van daklozen was abominabel, niets ging volgens plan en de burgemeester moest een rel trappen voordat iemand ook maar iets deed. Ook de totaal verkeerd ingeschatte gevolgen van de Amerikaanse inval in Irak getuigen van grove incompetentie; naar later bleek heeft Bush alleen geluisterd naar hem welgevallige geluiden en alle aarzeling en tegenwerpingen botweg genegeerd. En nooit gemaakte fouten toegeven, natuurlijk: dat onvermogen is onderdeel van diezelfde incompetentie.

Ik wou dat de energie die nu wordt besteed om het onderzoek naar 9/11 te heropenen, werd besteed om bewezen moedwil te bestraffen. Bush, en in zijn gevolg, Blair, heeft willens en wetens gelogen over de banden van Irak met Al Qa’ida; ze hebben gelogen over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in dat land; Bush heeft, tegen alle internationale verdragen in, gevangenen laten martelen en wil nu opnieuw de wet veranderen om dat legaal te kunnen blijven doen; Bush heeft, ondanks uitspraken van het Amerikaanse Hooggerechtshof, nog steeds niet de namen vrijgegeven van de mensen die al bijna vijf jaar vastzitten in een modern concentratiekamp; er bestaan wel vergelijkbare kampen elders; Europese regeringen zijn door hun bondgenoot voorgelogen.

De leugens van ná 9/11 zijn van dien aard dat je helemaal geen complottheorie nodig hebt om Bush een oorlogsmisdadiger, een leugenaar en een ramp voor de wereld te noemen.

Werk in de wilgen

[Voor online vrouwenmagazine Bepster.]

Elke keer weer schrik ik me rot. Het zou intussen toch beter moeten gaan… maar nee. Met de economische zelfstandigheid van vrouwen is het nog steeds belazerd gesteld. ‘Vrouwen vaker onafhankelijk’, kopte de Volkskrant op 5 september opgewekt, en drukte daar vervolgens een tragisch grafiekje bij af dat ze hadden gemaakt op grond van recente gegevens van het CBS.

Tot hun twintigste gaan mannen en vrouwen keurig gelijk op, daarna gaan mannen in dezelfde lijn pijlsnel omhoog: op hun dertigste is negentig procent van hen economisch onafhankelijk en daarna stabiliseert die lijn zich. Mannen hebben geen partner nodig om financieel overeind te blijven. Pas na hun 55e moet de overheid soms bijspringen (dat zal vanwege de VUT zijn), maar ook na hun vijfenzestigste houdt een vette tachtig procent van de mannen zelf het hoofd boven water.

Grafiek CBS

Bij vrouwen dondert de boel in elkaar rond hun zevenentwintigste, als een krappe 70% financieel op eigen benen staat. De lijn gaat daarna bijna even hard naar beneden als-ie eerder omhoog ging. Tien jaar later, ze zijn dan zevenendertig, is nog maar 44% van de vrouwen economisch onafhankelijk. Er is een heel klein oplevinkje rond hun achtenveertigste, dan is de helft van alle vrouwen eventjes financieel onafhankelijk, en daarna stort de lijn vrolijk verder in: op hun vijfenzestigste is minder dan een kwart van alle vrouwen economisch zelfstandig.

Wat het plaatje erger maakt is dat ‘economisch onafhankelijkheid’ in deze cijfers van het CBS buitengewoon minimaal is gedefinieerd: iedereen die meer dan 10.300 euro verdient, valt in die categorie. Da’s 860 euro per maand, bepaald geen vetpot. De meeste mannen verdienen ruim meer, terwijl de meeste vrouwen maar heel weinig boven dat bedrag zitten.

Het komt door de kinderen. Vrouwen stoppen en masse met werken als ze kinderen krijgen. Soms nemen ze later een parttime baan, maar vrijwel altijd verdienen ze daarmee te weinig om zelf van te leven. Ik zie het ook om me heen: van alle stellen met kinderen die ik ken, zijn er maar drie met een baan. De rest heeft het werken volledig aan de wilgen gehangen.

Dat is hun eigen keus, zeggen we dan. ‘Vrouw verkiest opvoeding boven werk’ kopte diezelfde Volkskrant eind februari van dit jaar, zonder ook maar een seconde te bedenken dat mannen die volledig buitenshuis willen blijven werken en die het verdommen mee te werken aan de opvoeding van godbetere hun eigen kinderen, mogelijk wellicht heel misschien ook een klein beetje oorzaak zijn van deze ‘keuze’ van vrouwen.

‘Maar hij verdient meer’, is vaak het argument. Ja dat haalt je de koekoek, mannen verdienen bijna altijd meer dan vrouwen, en als je stopt met werken gaat-ie zeker meer verdienen dan jij, dus voor je het weet draai je rondjes in een cirkelredenering en zit je op die fijne lijn bergafwaarts, hopla, het ravijn van het CBS in.

‘Tijdelijk’ je werk opgeven voor de kinderen heeft grote repercussies, uiteindelijk ook voor de doorwerkende mannen: herintreden is moeilijk en in sommige vakken bijna onhaalbaar, zodat op de lange termijn het gezinsinkomen lager is en blijft dan wanneer beide partners blijven doorwerken. Als een relatie strandt, en dat gebeurt vaak, hebben vrouwen die thuis voor de kinderen zorgen, een bijzonder slechte uitgangspositie: de bijstand is hun voorland en daar uit komen is nog veel lastiger dan ‘gewoon’ herintreden.

Mannen moeten eindelijk ‘s meer gaan zorgen en vrouwen moeten hun poot stijf houden: als hij geen werk inlevert, wordt zij mooi niet zwanger, anders zet ze de rest van haar leven haar vrijheid op het spel. Dat is een hoge prijs. We moeten beter kijken hoe homoseksuele stellen het aanpakken met hun kinderzorg: de vanzelfsprekendheid dat een van beiden hun betaalde werk opgeeft, bestaat bij hen niet – en toch lukt het ze buitengewoon goed om hun kinderen op te voeden.

Tussen Jiskefet en Murphy

De wegen van de bureaucratie zijn soms ondoorgrondelijk. ‘Aangezien u niet op de afspraak met de keuringsarts bent verschenen en u geen bericht van verhindering heeft gegeven, beëindigen wij uw uitkering per ommegaande. U kunt bezwaar tegen deze beslissing aantekenen door een brief te sturen aan…’

Het was sowieso vreemd dat ik voor een herkeuring werd opgeroepen. Sinds begin vorig jaar verdien ik mijn eigen geld en ontvang ik geen uitkering meer van het UWV. Dat ik een stuk beter ben dan vijf of tien jaar geleden is derhalve voor iedereen evident. Mijn enig overgebleven band met het UWV en de WAO is dat ik, mocht mijn oude kwaal opnieuw opspelen, mag terugvallen op mijn oude uitkering. Dat is een wettelijk vastgelegd recht waar herkeuringen niet veel aan af kunnen doen. Maar met uitkerende instanties weet je het nooit en is braaf de regels volgen van het grootste belang, zodat ik de telefoon weer pakte.

Tegenwoordig kun je de medewerkers van het UWV niet meer rechtstreeks bereiken, er zit een call-center tussen hen en ons dat hun binnenkomende telefoontjes afhandelt. ‘Toets nu uw sofinummer in,’ meldt een ingeblikte mevrouw daar zodra je verbinding hebt; niettemin is zowat het eerste dat de medewerkers van het call-center je vragen: ‘Wat is uw sofinummer?’

Een vriendelijke meneer zocht de kwestie voor me uit. Het systeem registreert de gevoerde gesprekken perfect: tot op de minuut nauwkeurig stond aangetekend wanneer (tijdig) en waarom (chemo) ik had afgebeld. Alleen had de afmelding zelf het UWV zelf kennelijk niet bereikt. Dat is zorgelijk, zeker als het verloren gaan van een enkel bericht tot acute stopzetting van iemands uitkering kan leiden. Bovendien: als het call-center al niet met het UWV kan communiceren, hoe moet dat individuele klanten dan lukken? Ook mijn brief met uitleg was niet bij het UWV aangekomen, zo vertelde de mevrouw daar die me uiteindelijk terugbelde om een nieuwe keuringsafspraak te maken.Waarom ik moet worden herkeurd, weet ik nog steeds niet.

Een vriendin die vorige week spoorslags naar Nederland moest afreizen omdat haar weduwenuitkering ten onrechte was stopgezet – ze werkt een jaar lang in Peru bij een organisatie die opvang aan straatkinderen biedt – trof het erger. Ergens was post kwijtgeraakt. Bij bureaucratische procedures geldt gewoonlijk de wet van Murphy: als er eenmaal één ding fout is gegaan, gaat daarna alles fout dat fout kan gaan. Ineens was ze overal uitgeschreven en werd ze als geëmigreerd beschouwd.

Op naar de Vreemdelingendienst. Ze trof een lege wachtruimte aan en een onderuitgezakte ambtenaar achter de balie. ‘Nee-hee, daar gaan wij niet over,’ zei de man, ‘u moet bij het Bevolkingsregister zijn.’ Toen ze vroeg of hij even in zijn computersysteem kon kijken hoe ze bij hen stond geregistreerd, keek hij haar strak aan en zei lijzig: ‘Daar hebben wij helemaal geen tijd voor.’ Lege wachtkamer. Man alleen achter computer. Niemand in de rij. Geen bedrijvigheid te zien. Maar toch: geen tijd, en een gezicht waarop te lezen was: ‘Wie denkt u wel dat u bent? Denkt u nu heus dat wij er voor u zijn?’ Zodat de uitgewiste, uitgeschreven vriendin beleefd goedendag zei en naar het Bevolkingsregister toog. Waar haar werd verteld dat ze niet daar maar bij de Vreemdelingendienst moest wezen. Inmiddels is ze zover dat ze weet welk papier ze waar moet laten zien, maar het blijft Jiskefet.

Onder ons

In een artikel in de Volkskrant over de zoveelste kostenstijging van de Noord-Zuidlijn (op hoeveel miljoen overschrijding zitten we nu al, alles bij elkaar?) maakt de verantwoordelijke wethouder, de VVD’er Mark van der Horst, zich boos op politici die de kwestie tot onderdeel van de verkiezingsstrijd maken.


‘Azijnzeikerij’, vatte hij woensdag de kritiek samen op een verdere kostenstijging met 14,7 miljoen van het miljardenproject.

Welja. Op een paar miljard is 15 miljoen natuurijk peanuts, daar heeft Van der Horst gelijk in. Je moet groot denken. Dan zegt hij:


Zonder namen te willen noemen liet Van der Horst er geen misverstand over bestaan wie het project naar zijn stellige indruk willen ondermijnen: de SP en GroenLinks, nog steeds tegenstanders van de tweede metrolijn. ‘Je moet er niet aan denken dat die partijen mogelijk bestuursverantwoordelijkheid gaan dragen.’

Van der Horst: ‘Hier zie je een scheiding tussen de mannen en de jongens.’

Ah. Mannen en jongens. Verhelderend. Van der Horst hoort volgens zichzelf natuuurlijk bij de mannen. Maar de vrouwen in de politiek: waar horen die bij?

Parlement passé

Vandaag meldde de Volkskrant dat het kabinet druk bezig is een databank in te richten waarin de gezichtscans en vingerafdrukken in komen van alle Nederlanders die een paspoort hebben. Het parlement moet nog bespreken of een dergelijke databank zinnig, nodig en proportioneel is, maar het kabinet vindt die discussie kennelijk niet zo belangrijk.


Het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt aan een databank met gelaatsscans en vingerafdrukken van alle Nederlanders met een paspoort. Daarmee worden de Eerste en Tweede Kamer gepasseerd, die de wetswijziging nog niet hebben goedgekeurd.

de Volkskrant, 24 februari 2006

Dat parlement kun je gerust passeren, lijkt het kabinet te vinden.

Donner ging deze week nog verder. Terwijl de Tweede Kamer hem had opgedragen om tegen de bewaarplicht te stemmen, ging hij daarmee op 22 februari in de JBZ-raad juist akkoord. Er kraaide geen haan naar. Geen kamerdebat, geen stukken in de kranten, geen item in NOVA, geen boze brieven in de krant. Het interesseert niemand.

PvdA-voorzitter wil code van zuiverheid voor media

In de Volkskrant van vandaag staat een stuk over PvdA-voorzitter Van Hulten, die in een interview met de Revu een aantal nieuwe gezichtspunten over de media naar voren bracht. De man wenst een ‘code van zuiverheid’ voor de media:


De pers zou geen gebruik meer moeten maken van gelekte informatie, niet meer moeten werken met anonieme bronnen en niet knippen in redeneringen van politici. Dat zegt de nieuwe PvdA-voorzitter Van Hulten deze week in een interview met Nieuwe Revu.

‘Wat mij betreft komt er in Den Haag een politiek-journalistiek dogma, een code of conduct: tien regels van zuiverheid waaraan journalisten, maar ook politici, zich conformeren’, aldus Van Hulten in het vraaggesprek. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de pers niet mag knippen in een redenering.’Of je publiceert een antwoord van een Kamerlid of minister in zijn geheel, of in zijn geheel niet.’
– de Volkskrant, 8 februari 2006

Politici moet je altijd laten uitpraten. Je mag niet knippen in hun woorden. Persberichten en toespraken van politici dienen altijd in hun geheel te worden afgedrukt. Of een zin uit een vraaggesprek citeren nog wel binnen Van Hultens acceptatiegrens valt, is nog te bezien, maar het ergste valt te vrezen.

Een code van ‘zuiverheid’ voor de media. Goed plan! Laten we hem Pravda noemen. Die krant publiceerde de toespraken en standpunten van politici ook altijd in extenso. Je moet politici laten uitpraten, zelfs als ze de pers willen breidelen.

Nachtmerries aan de macht II

Sinds 9/11 wordt de wereld verscheurd door een moslimfanaat zonder leger maar met een groeiende aanhang en een wedergeboren Christen, die de wereld angst aanpraat en oorlog voert. Beiden zien alles in het licht van een wereldomspannende strijd tussen Goed en Kwaad, tussen Licht en Donker, tussen God of Allah en de Satan. In fundamentalisme ontlopen die twee elkaar niet veel, en hoewel ze beiden een voortbrengsel van de Verlichting zijn, is dat bepaald niet in de zin die Voltaire voor ogen stond.

Bush opponeert tegen de Verlichting: hij spreekt haar taal wel – ‘we brengen democratie, riolering en de vrije markt’ – maar leeft die niet na. Bush gelooft in een wrekende god, laat bijstandsuitkeringen verdelen door de kerken in plaats van door de overheid, wil de evolutieleer uit de scholen bannen of minstens op gelijke voet behandelen als het religieuze dogma van het scheppingsverhaal, en vindt dat het Westen inherent christelijk is. Bin Laden vindt dat allemaal ook, alleen leest hij Allah voor God en is zijn bijbel de Koran.

Bin Laden op zijn beurt staat een strikte versie van de islam voor, een rigoreuze interpretatie die pas in de laatste decennia van de twintigste eeuw is ontstaan. Al even eigentijds is zijn afhankelijkheid van moderne communicatiemiddelen en mediahypes: Bin Laden zou nergens zijn zonder mediatechnologie. Zijn van Hollywood afgekeken media-teasers zijn de natte droom van elke reclame-agent, de aanslag op WTC de rampenfilm die niemand had durven maken. Het meest moderne aan Bin Ladens islam, een onmisbaar onderdeel erin, is het verzet tegen het Westerse liberalisme – waarbij dat liberalisme verwrongen wordt voorgesteld natuurlijk, alsof wij hier allemaal in zonde leven en gesticht moeten worden. Maar dat laatste vindt Bush ook, die heeft een even grote hekel aan een liberale moraal als Bin Laden.

Daar zitten we dan, caught between a rock and hard place. Wat we nu meemaken is niets meer of minder dan een moderne godsdienstoorlog, zei hoogleraar informatierecht Egbert Dommering vorige week, en hoe naargeestig en sombermakend de situatie ook is, die beschrijving vond ik verfrissend. Oh, een godsdienstoorlog, ja natuurlijk! Wij vinden dat zij niet aan onze waarden mogen tornen en zij vinden precies hetzelfde. En dus staan ‘we’ recht tegenover elkaar.

Het helpt altijd erg om posities en kampen te ontleden, dan zie je dat ‘wij’ en ‘zij’ niet zulke stevige blokken zijn als de vechtersbazen beweren. De meeste moslims moeten niks hebben van Bin Laden (en ook niet van Bush, maar met dat laatste zijn miljoenen westerlingen het erg eens). De meeste moslims belegeren geen Deense ambassades vanwege spotprenten. Veel moslims zijn niet erg geporteerd van dergelijke cartoons maar accepteren ze liever dan de straat op te gaan. En zijn we vergeten hoe nog geen twintig jaar geleden in het ‘liberale’ Westen christenen te hoop liepen tegen Scorceses film The last temptation of Christ? Er werd van de kansels gepredikt tegen de film, nog voordat-ie uit was; de film werd als pornografisch en blasfemisch beschreven, de maker werd bedreigd, er werd opgeroepen vertoningen te verhinderen. Nee, er werden geen ambassades bestormd, maar dat was omdat Scorcese niet als vertegenwoordiger van een natie werd gezien.

Soms denk ik dat dat het enige verschil is; en dat Bush erg zijn best heeft gedaan dat belangrijke verschil teniet te doen. Die viel immers een land binnen om een man.