De Berlijnse baby-ijsbeer Knut moet dood, vond een Duitse dierenbeschermer. Knut is door z’n mamma verstoten en wordt nu door een bewaker gevoed en verzorgd. Dat is niet natuurlijk en een ijsbeer onwaardig, redeneerde de dierenbeschermer; euthanasie leek hem een betere optie.
Een schrikbarend argument, niet alleen om zijn griezelige invulling van het begrip ‘euthanasie’.
De rechtlijnigheid ervan is stuitend: om de rechten van een dier te beschermen moet dat dier maar dood. Maar ook in zijn consequenties is de redenering bizar. De bewoners van een dierentuin worden allemaal door mensen gevoed en verzorgd, ook als ze wel een liefhebbende mamma hebben; dat is de crux van een dierentuin. Wie iets voelt voor de redenering van die dierenrechtenactivist kan alleen maar concluderen dat niet alleen verstoten ijsbeerjongen maar eigenlijk alle beesten in de dierentuin moeten worden omgebracht. En daar stopt het niet: huisdieren – van goudvissen en hamsters tot schoothondjes – zijn volledig afhankelijk van de mensen die ze verzorgen. Ergo: de spuit erin! Varkens, renpaarden, scharrelkoeien en -kippen: hoppa, over de kling met de hele veeteelt. En dat alles in naam van hun rechten.
Nu was deze man natuurlijk een halve gek, en iedereen zo geraakt door het pluizige vachtje en de baby-ogen van Knut dat niemand hem serieus nam, maar ik schrok toch wel van die fanatische redenering. En of iets onnatuurlijk is – och, wat is nog wel natuurlijk in onze wereld? Gesneden brood is niet natuurlijk, giro-afschriften zijn dat niet, en kranten al evenmin. Sterker: rechten zijn niet natuurlijk, die zijn een menselijk construct, en toch zou ik ze niet kwijt willen.
Maar de discussie over dierenrechten ontaardt. GroenLinks heeft recent een voorstel ingediend om dierenrechten in de grondwet op te nemen en zowat het hele parlement leek dat wel een goed idee. Alleen de Raad van State hield het hoofd koel. De grondwet is bedoeld om burgers rechten tegenover de overheid te geven waarmee zij diezelfde overheid op gepaste afstand kunnen houden. De overheid mag burgers niet doden, erkent het recht op vereniging van haar burgers, mag niet op voorhand ingrijpen als die hun mening willen geven, erkent het recht van de burgers om zelf hun vertegenwoordigers te kiezen en dergelijke. Hoe dierenrechten (wat dat die ook mogen behelzen) in dat model passen, is bepaald niet duidelijk. Hoe kun je in dat stramien nu de rechten van dieren opnemen? Daar is-ie niet voor bedoeld, het is een categoriefout, een verkeerd kader.
Mensen hebben al grote moeite hun grondrechten via de rechter te laten toetsen, dat kan formeel niet. Hoe moeten dieren – of hun zelfbenoemde vertegenwoordigers – dat dan ooit gaan doen? Daarnaast hebben GroenLinks of de Dierenpartij nog geen idee hoe ze willen definiëren welke dieren grondrechten zouden krijgen en welke niet. Waar leg je de grens? GroenLinks houdt het op ‘hoogontwikkelde’ dieren, die angst en pijn kunnen voelen. Vallen vissen daaronder? Mag bio-industrie wel met lieveheersbeestjes die in de bloementeelt worden ingezet om luizen op te vreten, of met honingbijen? It’s a can of worms.
Er zit ongelooflijk veel kitsch in de discussie over dierenrechten. Zodra een dier aaibaar lijkt, of ogen heeft die wij kunnen zien en die ons vochtig kunnen aankijken, vallen we als een blok voor ze en kunnen we niet meer verstandig denken.