Koninginnetje

Kort na het aantreden van Palin als McCains running mate zeiden mensen dat haar benoeming een geweldige opsteker voor het feminisme was: er was met één mep een ferme barst geslagen in het glazen plafond waar vrouwen altijd tegen vastlopen. Het was inderdaad een slimme zet van McCain: met Palin aan zijn zijde bood hij een alternatief voor alle aanstaande stemmers die hun zinnen op een vrouw hadden gezet en Hilary aan hun neus voorbij hadden zien gaan. Maar Palin een opsteker voor het feminisme? Nou nee.

Haar schandalige positie over abortus nog daargelaten – niks de vrouw beslist: wie zwanger is, ook al is het door een verkrachting, zal baren; daarmee vergeleken steekt zelfs onze eigen aartsconservatieve Balkenende als een halve Dolle Mina af – is Palin eerder een blamage voor het feminisme. Ze lijdt aan mateloze zelfoverschatting, is blijkens de paar interviews die ze heeft gedaan werkelijk van niets op de hoogte, denkt zich uit elke netelige situatie te kunnen redden met een flirterige knipoog of een stralende glimlach en heeft meer belangstelling voor haar kledingkast dan voor een stevig debat. Alle nepstoerheid van op elanden jagen doet daar niets aan af.

Palin lijkt te denken dat wereldpolitiek voeren niets anders is dan een wat groot uit de kluiten gewassen huishouden bestieren. Soms vrees ik werkelijk dat ze, mocht McCain onverhoeds winnen en zij over een paar maanden ergens bij een topconferentie aanzit, haar kemphanende collega’s zal toespreken als waren het koters die om een bal vechten of ze zonder eten naar bed wil sturen. (Mijn allergrootste angst is dat ze oprecht gelooft dat die aanpak nut zal hebben.)

Zo’n vreselijke vrouw die denkt volledig op haar charmes te kunnen varen, in noodgevallen een kwinkslag maakt en denkt haar huid daarmee te redden. Zo’n vrouw waardoor je denkt: gut, die mannen hebben misschien toch gelijk. Dit exemplaar kan beter in de keuken. Vort jij. Bek houden en plastic mooi wezen.

Nu we Palin in actie hebben gezien, blijkt het allemaal nog een graadje erger. Ze heeft een ambtenaar ontslagen omdat-ie haar ex-zwager niet de laan wilde uitsturen, loog daarna glashard dat in het rapport over het geval geconcludeerd werd dat ze niet onethisch had gehandeld (het rapport meldde precies het omgekeerde), ze schafte via de partijkas een exorbitante garderobe aan en toen ze werd betrapt, giechelde ze dat die kleren van de partij waren en ze die alleen maar leende.

Een enkele vrouw die een hoge positie verwerft, maakt nog geen zomer en een glazen plafond slaat niemand in haar eentje kapot. (Anders was in Nederland na Neelie Kroes alles in kannen en kruiken geweest: diens hele carrière bestaat uit doorbraken, en ze brengt het er beter van af dan menig man.) Maar een enkele vrouw kan meer kapotmaken dan je lief is. Bij Thatcher kon je als feminist nog denken dat die zoveel vrouwelijke stemmen trok omdat al die dames zich plaatsvervangend aan haar optrokken, maar iedereen die zich aan Palin optrekt kan zelf niet veel meer diepgang hebben dan een centimeter of twee. Maximaal.

De Republikeinen schijnen een paleisrevolutie voor te bereiden. Als McCain verliest, wil een deel van de partij Palin als nieuwe leider. Wedden dat ze voor die strijd op kosten van de partij een hermelijnen mantel aanschaft en dan roept: ‘Off with his head’?

(Foto: Punditkitchen.com – Finally, a beauty queen who doesn’t want world peace.)

Herintredende overheid

De kredietcrisis werkt enorm op mijn lachspieren. Al anderhalve week sla ik de ochtend- en avondkranten giechelend open: weer een bank door een staat gered, de zoveelste bank gestut door overheidsingrijpen. De kampioenen van de vrije markt zijgen ineen als soufflés met acuut luchttekort en klampen zich klauwend aan moeders rokken vast. Veilig tussen haar rokplooien schuilend roepen ze vervolgens heel hard: ‘Nee hoor, wij zijn heus niet bang, maar ‘t is fijn voor onze broertjes, want die zijn minder sterk dan wij.’

Er zit veel leedvermaak bij mijn vrolijkheid. De topmannen met hun graaibonussen, hun gouden handdrukken en hun riante vertrekpremies vallen eindelijk door de mand, Ploep, daar gaat er weer een. Hopla, nog een. Het zou tijd worden, opgeruimd staat netjes en ga je diep, diep schamen met het kredietrood op je wangen. Winst maken met opties en shorts is niets dan handel in speculaties en in andermens’ mogelijke schulden: het is metahandel. En net zoals praten over de liefde leuk is maar je nergens komt met liefde voor de liefde alleen, is ook metahandel hooguit tijdelijk tastbaar. De geldhandel had zich losgezongen van de realiteit. (Vult u verder nog maar wat kaartenhuis- en kleren-van-de-keizermetaforen in.)

Dat ik er zo opgewekt naar kijk, komt natuurlijk ook omdat ik er geen klap aan kan doen. Daar word ik altijd wat stoïcijns van: we zien wel, vriezen we dood dan vriezen we dood. (Ik raak alleen boos en ongelukkig waneer ik denk dat ik dingen zou moeten kunnen beïnvloeden en daar vervolgens niet in slaag. Om exact dezelfde reden ben ik zelden boos op anderen en vaak op mezelf.)

Ook gewone mensen worden geraakt, ik weet het: banen op de tocht, spaargeld onzeker, pensioen niet langer gegarandeerd. Maar de machinaties van de grote geldspeculanten raakten diezelfde gewone mensen ook en tastten al langer hun bestaanszekerheid aan; eindelijk krijgen de regionen aan de top ook eens de rekening geserveerd.

Maar waar ik vooral zo vrolijk van word, is dat de staat weer herintreedt. Ineens roept iedereen om overheidsingrijpen, en warempel: toen verzameld Europa het heft in handen nam, stegen de koersen voor het eerst sinds lange tijd weer. Oh moedertje staat, wat hebben we je gemist.

En wat heerlijk dat regeringen en kabinetten wereldwijd ineens wél over geld blijken te beschikken. Jarenlang trad de overheid terug, dat zou beter voor de markt zijn, en bovendien nodig vanwege dringend moeten bezuinigen. Nu toveren regeringsleiders de ene na de andere diepe geldbuidel tevoorschijn, en al die bedrijven die eerder vals riepen ‘Als jullie ingrijpen, gaan wij lekker puh naar een ander land. Moet je zien hoe je dan zult piepen!’ hullen zich ineens in deemoed.

Het enige wat ik hoop, is dat de overheid doorpakt. Niet alleen moet ze nu fiks belasting gaan heffen over over-the-topinkomens, maar bovenal moet zijzelf flink gaan investeren, in echte, tastbare dingen. In onderwijs. In zorg. In groene energie. In kinderopvang. In infrastructuur, in verstandig vervoer, in schone productie. Zelfs in Engeland en Amerika, de bakermat van de ideologie van de vrije markt, zeggen economen van links en rechts dat de enige manier om deze crisis bestendig te lijf te gaan, is door werk te scheppen.

En sinds dit weekend kan geen enkele overheid nog zeggen dat ze daar het geld niet voor heeft. Go, moedertje staat, go!

We kunnen het regelen

Wetenschappers die beleid onder de loep nemen: dat leidt vaak tot grote vrolijkheid bij de lezer en tot schrik en acute leesblindheid bij de makers van dat beleid. Zo ook bij het rapport dat een aantal wetenschappers opstelde over de effectiviteit van het kinderpornofilter, dat door de politie wordt opgesteld en door een paar providers wordt gehanteerd.

Een paar maanden geleden toonde ik aan dat het filter niet alleen een ratjetoe was – de ene site werd geblokkeerd, de andere, volkomen vergelijkbare site juist weer niet – maar vooral dat het filter onder valse voorwendselen werd gepropageerd. Alleen sites die geparkeerd stonden in landen waarmee Nederland geen justitiële contacten had, zouden erop belanden, bezwoeren minister en politie het parlement. Ik trof echter uitsluitend sites aan die vanuit Engeland, de VS en Nederland werden ontsloten. Nadat daarover Kamervragen waren gesteld, bleek dat de politie de standplaats van de sites op het kinderpornofilter maar eens in de twee maanden controleerden. Een rare luiheid: het is iedereen die iets van kinderporno afweet, bekend dat zulke sites om de haverklap verhuizen om ongrijpbaar te blijven.

Enfin. Nu is er dus een wetenschappelijk rapport over de kwestie, en de geleerden maken mootjes van het beleid. Je richten op websites heeft niet zoveel zin, want uitwisseling van kinderporno vindt hoofdzakelijk elders plaats: in nieuwsgroepen, via chats, op virtuele harde schijven (ruimte bij een provider die niet algemeen toegankelijk is en die met anderen kan worden gedeeld), en via peer-to-peer programma’s. De procedures en de criteria voor opname op de lijst zijn bepaald niet duidelijk en er wordt niet getoetst. Het onderhoud van de lijst is slecht en traag.

Erger: niemand weet of websites wegfilteren überhaupt helpt en niemand wil het eigenlijk weten. We verwachten dat het effectief is, maar daar is eigenlijk weinig indicatie voor. Nog erger: er is geen wettelijke grondslag voor het huidige convenant tussen politie en enkele providers. Dergelijke afspraken zijn niet rechtsgeldig, ook al heeft het parlement nog zo hard geroepen dat zo’n filter verplicht door alle internetproviders gevoerd zou moeten worden. Nog erger: het Meldpunt Kinderporno weet te vertellen dat klachten over in Nederland gehoste kinderpornosites sinds 2006 zijn verzevenvoudigd.

Hoorde u die knal? Dat was het geluid van een minister onder wiens vloer het fundament werd weggetrokken.

Hirsch Ballin – de minister in kwestie – had vier maanden nodig om te bekomen van zijn kwetsuren en een triplex vloertje te leggen. Het rapport werd gisteren na vier maanden gepubliceerd, en thans wist hij wat hem stond te doen. Particulieren zouden filters moeten instellen om te vermijden dat zij per ongeluk worden geconfronteerd worden met kinderporno, er komt een onafhankelijke stichting die de lijst gaat beheren en controleren, en de politie houdt zich er voortaan buiten. Waarna hij juichend riep: ‘…en die zullen de zo vrijgekomen tijd besteden aan de opsporing van kinderporno!’

Nu is dat laatste een mooi ding, maar dat Hirsch Ballin de politie van een oneigenlijke, ja zelfs onwettelijke taak ontslaat en de KLPD weer haar echte werk laat doen , hadji beter met deemoed dan met vreugdegejoel mogen aankondigen. Intussen zit ik met die in allerlei toonaarden herhaalde opmerking uit het rapport: ‘We kunnen vast wel een acceptabele versie van het kinderpornofilter regelen. Alleen wil niemand weten of dat ook maar een spat helpt.’

Links:

Citaten uit het WODC-rapport:

  • Of er onschuldige internetters zijn die op webpagina’s (daarop zijn de filters gericht) ongewild in aanraking komen met kinderpornografisch materiaal is overigens een goed bewaard geheim.
  • Concrete, meetbare doelstellingen om kinderpornografie op internet te filteren en te blokkeren ontbreken veelal. Veel genoemde doelstellingen zijn: het tegengaan van seksueel misbruik van kinderen, het onaantrekkelijk maken van het commercieel aanbieden van kinderporno en het beschermen van argeloze gebruikers tegen kinderporno op internet. Er zijn geen studies gedaan naar de maatschappelijke effectiviteit van filteren en blokkeren van kinderpornografisch materiaal op internet. Wie onder welke omstandigheden op het filter stuiten en wat dat tot gevolg heeft, is onbekend. De grond voor toepassing van filteren en blokkeren van kinderpornografisch materiaal wordt dan ook voornamelijk gevonden in de verwachting dat de maatregel effectief is.
  • Ook de huidige regering wil een daad stellen in de bestrijding van kinderporno en daarmee gehoor geven aan de morele verontwaardiging in de samenleving. Aangezien er, zoals gezegd, geen onderzoek beschikbaar is naar de effectiviteit van filteren en blokkeren, is de huidige inzet van filters door of namens de Nederlandse overheid niet gebaseerd op onderbouwde kennis omtrent de effectiviteit van deze maatregel.
  • Uit dit onderzoek blijkt dat de inhoud en de wijze van samenstelling van de blacklist van het KLPD op basis waarvan ISP’s kinderpornosites blokkeren een aantal onvolkomenheden bevat. De lijst heeft betrekking op circa 100 websites, terwijl de totale omvang van kinderpornosites die vallen binnen de reikwijdte van art. 240b Sr hier vermoedelijk een veelvoud van is. Bovendien bevat de lijst websites die (inmiddels) niet meer bestaan of die (inmiddels) geen kinderporno meer bevatten. Ook komen sites op de lijst voor die in Nederland worden gehost en wordt een belangrijk deel van de vermelde sites gehost in landen waarmee Nederland een rechtshulpverdrag heeft (vooral de VS). Voor het beheer van de lijst zijn door het KLPD geen procedures vastgelegd en zijn geen toetsbare criteria geformuleerd op basis waarvan tot toevoeging aan de lijst wordt besloten. Het onderhoud van de lijst is onvoldoende frequent.
  • Het KLPD gaat met private partijen convenanten aan ter uitvoering van een veronderstelde publiekrechtelijke taak, namelijk de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Aangezien het filteren en blokkeren van internetverkeer een inbreuk maakt op het grondrecht van vertrouwelijke informatie [..] behoeft een dergelijke maatregel een formeelwettelijke grondslag. Zo de wet al in een dergelijke bevoegdheid zou voorzien [..] komt deze niet toe aan de politie en aan het KLPD als onderdeel daarvan. [..] Deze convenanten vormen daarom een onaanvaardbare doorkruising van publiekrechtelijke bevoegdheden en daarmee van publiekrechtelijke waarborgen. Deze convenanten zijn daarom in de Nederlandse rechtsleer niet rechtsgeldig. Vanuit het oogpunt van rechtstatelijkheid is het niet aanvaardbaar dat de overheid zich bedient van instrumenten zonder deugdelijke juridische grondslag ter bereiking van een overigens legitiem doel.

Waarheidscommissie

Elke keer dat ik het teruglees word ik bozer, en elke keer ben ik verbaasder dat er geen storm van protest opstak – van links, van rechts, van midden, onder of boven – over deze valse en vuige vergelijking. Er is zelfs amper aan gerefereerd in de pers. Maar het is wel degelijk gezegd en kennelijk is het klimaat ernaar dat niemand opvalt dat dit wel heel buitenissig is.

Duyvendak was net afgetreden en het behaagde onze minister-president om commentaar op de zaak te geven. In reactie op Duyvendaks oproep om ‘een maatschappelijk debat’ te beginnen over de jaren tachtig zei Balkenende dat het ‘goed’ was dat mensen te rade gingen bij zichzelf en verwees in zijn volgende zin naar de waarheidscommissie die in Zuid-Afrika na het opheffen van de apartheid werd ingesteld. Ik citeer het verslag in Elsevier van 18 augustus 2008: ‘Die commissies bieden een oplossing om er met het verleden uit te komen. Maar het was wel een hele andere situatie in Zuid-Afrika”, tekende de premier aan. “Het gaat erom dat zaken niet blijven hangen, die kunnen een last gaan vormen.’

Inderdaad was Zuid-Afrika een heel andere situatie. Daar had de overheid decennialang apartheid verordonneerd en haar eigen onderdanen in meerder- en minderwaardig verdeeld. Daar had de overheid lynchpartijen getolereerd, mensen die vreedzaam verzet pleegden in de gevangenis gemieterd, daar mochten zwarten niet stemmen, daar werden burgerrechten ontkend of afgenomen. In die ene zin waarin hij de huidige situatie ‘heel anders’ noemde, legde Balkenende tegelijkertijd een buitengewoon onsmakelijk verband. Het wordt tijd voor een waarheidscommissie voor links. Links moet verantwoording aflegen, vindt onze premier.

De week erop viel half Nederland over minister Cramer die al dan niet haar handtekening had gezet onder een advertentie die opriep tot coulantheid jegens Bluf!, dat gestolen overheidsstukken had gepubliceerd waaruit bleek dat de overheid haar onderdanen bedonderde. Niet dat de rel ging over het bedonderen. Was dat maar waar. Duyvendak struikelde omdat de manier waarop hij en de zijnen dat bewijs had geleverd, niet door de beugel kon; Cramer dreigt te sneuvelen omdat haar naam onder een oproep staat die aandringt niet overmatig naar de methode maar naar de inhoud van de kwestie te kijken.

Intussen is Nederland al ruim vijf jaar verwikkeld in een oorlog waarvan inmiddels te uit en te na is vastgesteld dat die onder valse voorwendselen is gestart. Een oorlog die een hele regio instabiel heeft gemaakt, die tienduizenden doden heeft veroorzaakt en ook Nederlandse slachtoffers heeft gemaakt. Onder ‘onze’ deelname aan die oorlog staat Balkenendes handtekening.

Me dunkt dat die handtekening bepaald meer discussie verlangt dan die mogelijke krabbel van Cramer. Maar Balkenende weert – daarbij nota bene gesteund door de PvdA – elk onderzoek naar zijn eigen handelen en dat van het kabinet af. Hoe je het, tegen die achtergrond, in je godvergeten hoofd haalt te mekkeren over waarheidscommissies en ondertussen vroom te blijven kijken – daarbij breekt mijn klomp.

Ik heb eerder, in een van de vele debatten over moslims, betoogd dat mensen in een bedenkelijk daglicht zetten bepaald niet helpt om ze te binden aan onze maatschappij; in tegendeel, je veroorzaakt daarmee alleen dat wie gewoonlijk heel redelijk zou zijn, zich afkeert en radicaliseert. Dat is precies wat bij mij is gebeurd, de afgelopen weken. Wie aantoont dat de regering loog, wordt gecriminaliseerd. De regering zelf werpt intussen stenen naar de onthullers.

Deze rechtsorde is de mijne niet meer.

Peters principe

[Gepubliceerd in Lover, september 2008.]

We hebben het altijd maar over dat glazen plafond waartegen vrouwen hun hoofd stoten en dat ze tegenhoudt om hogerop te komen in hun werk. Die discussie bevalt me slecht. Als er één ding is dat ik heb geleerd van het feminisme, is het dat je moet leren de goede vragen te stellen en dat je zaken altijd van twee kanten moet bekijken. Elke ouderwetse probleemstelling heeft een pendant. De kunst is die tegenhager naar boven te halen. Dat nu doen we zelden in die glazen-plafonddebatten.

Allereerst: de vraag is niet alleen waarom vrouwen minder vaak promotie wordt aangeboden, waarom ze minder voor commissariaten en directeurschappen worden gevraagd en vaak een lager salaris krijgen voor hetzelfde werk als hun heren collega’s. De corresponderende vraag is waarom mannen zoveel vanzelfsprekender promotie, commissariaten en hoger loon wordt aangeboden: waarom mannen verhoudingsgewijs makkelijk op hun carrièreladder stijgen; waarom vrouwen tobben met een glazen plafond, terwijl mannen een glazen lift hebben die ze met aanzienlijk minder hoofdbrekens omhoog voert.

Er is een oude sociologische wet die zegt dat een hiërarchie geneigd is werknemers net zolang te promoveren totdat ze hun niveau van incompetentie hebben bereikt. Dat is geen genderneutrale wet, hij heet niet voor niks ‘The Peter Principle’. Het is een mannending: je doet je werk goed en dus word je min of meer automatisch opgewaardeerd, ongeacht of je de volgende verdieping beheerst of aankunt, en dat net zolang totdat je blijft hangen omdat je ooit een niveau bereikt dat boven je macht blijkt te liggen. De verwachting van competentie werkt totdat je incompetent blijkt. De vaste – en cynische – aanvulling op het Peter Principle is dan ook dat na verloop van tijd elke positie binnen een bedrijf wordt vervuld door iemand die daar incompetent voor is, terwijl het echte werk onderwijl wordt verzet door degenen die hun niveau van incompetentie nog niet hebben bereikt

Nu wil ik bepaald niet zeggen dat de mensen die hun incompetentieniveau hebben bereikt alleen mannen zijn en dat de tweede groep, die van de echte werkers, hoofdzakelijk uit vrouwen bestaat, maar het Peter Principle komt bij vrouwen amper voor en bij mannen is het een veelvoorkomend doch maatschappelijk genegeerd verschijnsel. Volgens mij is het ‘t missende onderdeel in de discussie over dat glazen plafond, en een invalshoek die we beter moeten benutten. Vrouwen hebben een ingebouwde anti-Peter. Wij stijgen minder vanzelfsprekend tot incompetente hoogten. Wij zijn minder riskant voor onszelf en voor een bedrijf. Wij prijzen onszelf niet te ver de lucht in, ins blaue hinein.

Ook het eindeloze gevraag aan vrouwen hoe ze werk en gezin combineren is zo’n valse, want eenzijdige kwestie. Waarom wordt die vraag alleen op vrouwen van toepassing verklaard? Waarom vragen we dat nu nooit ‘s systematisch aan mannen? Waarom is Cisca Dresselhuys de enige journalist die mannen die vraag voorlegt? Mannen hebben toch ook een huis, en geliefden, en soms kinderen naast hun werk?

Juist de aanname dat het combineren van werk en gezin een vrouwenprobleem is, is het probleem. De vraag zou juist, en principieel, vooral aan mannen moeten worden gesteld. Want de maatschappelijke aanname dat zulks niet hun probleem zou zijn, is het werkelijke venijn in de staart. Die aanname pint vrouwen immers vast op iets waarvan ze los willen. Die aanname is onderdeel van het glazen plafond, en laat mannen lustig doorPeteren.

26 mei 2008 / Lover 2008-3, september; foto: Nuglass bouwbedrijf

Leugens

De hypocrisie acht ik schrijnend. Dat Duyvendak inbrak in een ministerie is niet netjes, daar zul je me niet over horen. Maar dat die inbraak ingegeven werd door gekonkel van de regering, maakt het plaatje net iets anders. Zoals een kennis me schreef: Duyvendak wordt gekielhaald omdat hij zich toegang verschafte tot informatie waar hij via de WOB wettelijk recht op had en die hij niet kreeg.

Publiekelijk beweerde het kabinet indertijd dat investeringen in kernenergie waren stopgezet. Het parlement had hen dat immers opgedragen en de afgedwongen ‘brede maatschappelijke discussie’ over kernenergie had laten zien dat de bevolking bepaald niet geporteerd was van meer centrales. De regering luisterde braaf – zei de regering. De milieubeweging had goede gronden om aan te nemen dat de zaak in werkelijkheid anders in elkaar stak, en Duyvendaks buit bewees hun vermoedens. Onze bewindslieden trokken zich in de praktijk geen lor aan van hun democratische opdracht: er lagen geheime contracten, er waren geheime investeringen. De regering had ons voorgelogen.

Natuurlijk was het netter geweest als Duyvendak & Co niet alleen hun buit maar ook zichzelf bekend hadden gemaakt. Volgens de gouden regels van de burgerlijke ongehoorzaamheid is openheid immers de eerste vereiste. Tegelijkertijd toont de geschiedenis van klokkenluiders aan dat wie staat voor zijn daden dat gemeenlijk zelf moet bekopen.

De staat heeft wat dat betreft helaas een slechte reputatie opgebouwd. Klokkenluiders die herhaaldelijk door de rechter in het gelijk zijn gesteld en aan wie schadesommen zijn beloofd, worden ook nadien nog getraineerd, gekleineerd, belasterd en bureaucratisch kaltgesteld. Dat maakt de opdracht van openheid wel heel zwaar: het legt de last eenzijdig bij een individuele burger met een overdosis aan moed en langdurige financiële reserves.

Wat de kwestie des te schrijnender maakt, is dat we enerzijds openheid en inzage in methodes en doelen eisen van de actievoerder, van de klokkenluider, van de burgerlijke ongehoorzame, maar anderzijds accepteren dat onze overheid zichzelf steeds meer verschanst achter ondoorzichtige afspraken, gepingpong tussen Den Haag en Brussel, halfhartige WOB- procedures, geheime overleggen en grote termen als ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ of ‘nationale veiligheid’. Of ordinair en glashard liegt.

Herinnert iemand zich nog hoe minister Donner de bezwaren van de Tweede Kamer over de bewaarplicht tot twee maal toe aan zijn laars lapte, en in Brussel en Straatsburg heel iets anders zei dan waartoe de Kamer hem had verordonneerd? Herinnert iemand zich nog hoe de regering ons voorloog over de stemcomputers die zoveel goedkoper en efficiënter zouden zijn dan het rode potlood? Hoe komt het dat Nederland nu het Europese verdrag steunt terwijl we in een referendum nog ‘nee’ zeiden? Heeft iemand de Nederlandse regering ooit tot openheid over hun steun aan de valse voorwendselen begonnen oorlog in Irak weten te dwingen? Heeft iemand Zalm tot de orde geroepen toen hij, Balkenende vervangend, eind 2004 de Pakistaanse president Musharraf publiekelijk feliciteerde wegens de liquidatie van een tegenstander in plaats van hem voor de rechter te brengen? Horen we Nederland protesteren, nu Amerika vorige week heeft aangekondigd – nadat een militair tribunaal eindelijk een oordeel heeft uitgesproken over Bin Ladens chauffeur en de man tot 5,5 jaar gevangenisstraf heeft veroordeeld – die uitspraak niet te zullen honoreren en de man levenslang te willen vasthouden?

Spreek me dan niet van recht, openheid en eerlijkheid.

Verdragsklem

De crux van vrijheid van meningsuiting is niet dat jij mag zeggen wat je wilt, maar dat je andermens recht ondersteunt opinies te ventileren die jijzelf abject vindt. Jezelf rechten toekennen is makkelijk; de werkelijke toets is of je andersdenkenden aan het woord wilt laten. Wat dat betreft heeft Wilders – zijn oproep tot een verbod op de Koran indachtig – bepaald een slecht trackrecord, ook al werpt hij zichzelf nog zo luidkeels op als eerzame underdog die als laatste het fort bewaakt.

Wilders mag van mij zeggen wat hij wil: dat recht is immers ten diepste verbonden met het mijne om te schrijven dat ik zijn brainfarts abject vind. (Wel had ik graag dat de kranten minder kwijlend achter hem aanliepen en niet elke gedachtekronkel van hem tot opiniestuk bombardeerden.)

Om diezelfde reden baart het me grote zorgen dat Jordanië een arrestatiebevel tegen de man heeft uitgevaardigd, een bevel dat krachtens internationale verdragen ook elders uitvoerbaar is. Wilders is Nederlands staatsburger en doet hier iets wat hier mag, en geen enkel ander land heeft dan nog het recht zich daar buiten haar eigen grondgebied tegenaan te bemoeien. Jordanië zou uitsluitend het recht mogen hebben Wilders de toegang tot het land te ontzeggen; de mogelijkheid hem door anderen te laten aanleveren, schendt niet alleen zijn rechten maar in dezelfde manoeuvre die van alle wereldburgers.

Een paar maanden geleden speelde eenzelfde kwestie, ik schreef erover in
januari. Een aantal Nederlanders hing een opsporing via Interpol en uitlevering aan India boven het hoofd. Een Indiaas bedrijf had in Bangalore een zaak aangespannen tegen Schone Kleren, een Nederlandse actiegroep die op haar website verslag deed van wangedrag van dat bedrijf. Volgens de Nederlandse wet deed Schone Kleren niets verkeerd, maar dat maakte Bangalore niet uit. Ook de directeuren van de provider die de website hostte (Antenna) en van de provider die hun internetverbinding leverde (XS4ALL) hing arrestatie boven het hoofd, wat helemaal bizar was: providers worden in Nederland niet aansprakelijk geacht voor wat hun klanten doen, behoudens een aantal nauwgezette uitzonderingen, waar dit geval bepaald niet aan voldeed.

India had godlof het Cybercrimeverdrag niet ondertekend. Was dat wel het geval geweest, dan was Nederland verplicht geweest de ondernemers uit te leveren. Maar andere landen, die andere verdragen met India hadden – bijvoorbeeld alle landen van het oude Gemenebest – hebben die verplichting wel. Kortom: de directeuren in kwestie hadden een reisverbod, op risico van uitlevering.

Het kostte XS4ALL en Antenna enorm veel moeite om Economische Zaken en Buitenlandse zaken voor hun probleem te interesseren. Zelfs toen eindelijk op hoogambtelijk niveau was doorgedrongen dat het absurd was dat Nederlandse ondernemers dreigden te worden uitgeleverd voor iets dat a) hier legaal was en b) iets dat zijzelf niet eens deden, weigerde Economische Zaken de kwestie te berde te brengen tijdens al geplande handelsmissie naar India, zodat Beatrix daar vriendelijk handenschuddned rondliep en elke lastige discussie meed. (Wat dat betreft krijgt Wilders helderder en oprechter steun van de regering. En nog klaagt-ie.)

Het gaat niet om Wilders versus Jordanië, meneer Wilders. De kwestie is dat onze eigen overheid in de loop der jaren allerlei verdragen heeft getekend die het mogelijk maken dat wij onze eigen onderdanen moeten uitleveren voor zaken die hier volkomen legaal zijn. In die zin doet het me deugd dat ditmaal een politicus in de klem zit: een koekje van eigen deeg.

Zwarte kousen

De discussie over embryoselectie die is ontstaan, is een kabinetscrisis waard: ineens wil het gereformeerde smaldeel van de regering op zuiver religieuze gronden ingrijpen in een al langer bestaande, met veel zorgvuldigheden en voorzichtigheden omklede medische praktijk.

Daarbij zijn de argumenten vals. Het gaat bij genetische kanker om een kans van circa 90% dat dragers die ziekte inderdaad ontwikkelen: een zo hoog percentage dat het aan akelige zekerheid grenst. Bij andere ernstige erfelijke ziektes die voor embryoselectie in aanmerking komen, zoals Huntington of Duchenne, zijn de percentages niet veel hoger. Dus niksniet hellend vlak. Waarom zou je wel embryo’s op Duchenne mogen selecteren en niet op erfelijke borst- of maagkanker?

‘Zulke ziektes ontstaan meestal pas na je dertigste, tegen die tijd kan de geneeskunde toch zoveel méér,’ zei een ChristenUnie-mevrouw op televisie. De hypocrisie is stuitend: enerzijds alles inzetten op de belofte van de medische wetenschap, anderzijds de daadwerkelijke oplossing die medici nu bieden, veroordelen. Bovendien snap ik de logica niet. Als je niet mag ingrijpen in het ontstaan van een leven, waarom mag je dan wel iets doen aan een lichaam dat daaruit geboren wordt?

De geneeskunde begrijpt steeds meer van kanker, maar genezen kan ze lang niet altijd. Denken dat dat in de toekomst anders zal zijn, is dom. Bovendien wil geen ouder zijn kind met open ogen opzadelen met een leven waarover de doem van Duchenne of van preventieve borstamputatie of maagverwijdering hangt.

Gereformeerden zijn vertrouwd met onontkoombaar lot: God heeft al bepaald of je bij de bokken of de schapen hoort, niks wat je doet helpt nog, en toch moet je altijd erg je best blijven doen. Dat sentiment van de predestinatie zal aan het standpunt van de ChristenUnie over ziekte en geboorte ten grondslag liggen. Maar zij ervoor kiezen met een zwaard van Damokles te leven, wil niet zeggen dat ze dat lot aan anderen mogen opleggen.

Eigenlijk wil de ChristenUnie die hele embryoselectie niet. Maar rommelen in de schepping doen we al eeuwen, en embryoselectie is verre te prefereren boven het huidige – wel geaccepteerde – alternatief van prenatale diagnostiek: vlokkentesten en puncties, en dan soms een abortus in het tweede trimester. Liever selecteren als er nog zo min mogelijk leven in spe is. Liever die ouders dat leed besparen.

‘En jij dan,’ vroeg iemand me, ‘als je van te voren wist dat je borstkanker zou krijgen, zou dat dan een reden zijn om helemaal niet te willen leven?’ Dat is een vraag uit het ongerijmde, want een tijdsparadox. Als ik niet geboren was, was er niemand die dat kon betreuren want niemand had dan van mij geweten, ik al helemaal niet. Nu ik er wel ben, ja nu zit ik met die kanker.

De betere vraag is: als mijn borstkanker nu genetisch was, met welk recht scheep ik mijn kinderen dan op met 90% kans dat ze het ook krijgen, wetend hoeveel ellende het mij heeft opgeleverd? Wetend dat zo’n kind al die tijd het besef heeft van wat haar te wachten staat, en dat het geen donder uitmaakt hoe ze verder leeft, want van die 90% komt ze nooit meer af? Met welk recht veroordeel ik mijn kind tot de keus tussen preventieve amputatie of een vroege dood?

(De beste vraag is uiteraard waarom mensen überhaupt zo’n sterke drang hebben om kinderen te krijgen. Het antwoord daarop ben ik nog altijd schuldig.)

Even slecht is ook gelijk

De PvdA pleit voor een enkele regeling waarin alle soorten arbeidsongeschikten in zouden worden ondergebracht. Momenteel wordt onderscheid gemaakt op grond van de leeftijd waarop iemand arbeidsongeschikt raakt: wie nooit – of maar kort – heeft gewerkt belandt in de Wajong en krijgt 75% van het minimumloon, wie enige tijd heeft gewerkt komt in de WAO en krijgt 75% van zijn of haar oude salaris. De PvdA wil dat gelijktrekken: in de toekomst krijgt elke arbeidsongeschikte 75% van het minimumloon. ‘We trekken één lijn, om een einde te maken aan de oneerlijkheid in het systeem,’ zei fractievoorzitter Mariëtte Hamer vorige week.

Dat klinkt redelijk. Meer gelijkheid en minder oneerlijkheid, wie is daar nu tegen? In de praktijk echter valt het voorstel anders uit: de scheiding tussen wie werken kan en wie niet, wordt scherper. Alle arbeidsongeschikten worden, ongeacht hun leeftijd en hun arbeidsjaren, in de plannen van de PvdA op 75% van het minimumloon gezet – alle geleidelijkheid gaat uit het systeem. Wie op latere leeftijd in de WAO belandt, krijgt ten opzichte van de huidige situatie een fikse aderlating te verduren: ze krijgen voortaan een even belabberd inkomen als de Wajongers nu hebben.

De achtergrond van het plan is dat de PvdA vindt dat meer arbeidsongeschikten aan het werk moeten. Een contradictio in terminis uiteraard, waar fractievoorzitter Hamer met groot gemak overheen wandelt. Ze behandelt het probleem alsof het een kwestie van mentaliteit van de zijde van de arbeidsongeschikten is. ‘Een gehandicapte op de werkvloer moet de normaalste zaak van de wereld worden.’ Hamer hoopt dat arbeidsgehandicapten via een proefplaatsing van drie maanden een reguliere baan vinden tegen cao-loon. De overheid moet bij het aannemen van ‘mensen met een vlekje’ een stapje harder lopen. Desnoods overweegt Hamer om quota in te voeren.

Die stelling heeft de overheid al eerder betrokken. In de jaren negentig werd een streefcijfer gehanteerd: overheidsinstellingen en bedrijven zouden minstens vijf procent gehandicapten in dienst moeten hebben. Loonsubsidies, aanmoedigingssubsidies, omscholingscursussen, subsidies om werkplekken aan te passen en wat al niet werden ingezet. Het hielp allemaal bitter weinig. De meeste werkgevers voldoen bij lange na niet aan deze norm. Erger nog, ook de overheid zelf gooit er met haar pet naar en neemt amper gehandicapten in dienst. De Rekenkamer deed een aantal jaren na invoering van de streefcijfers een onderzoek, en meldde na secuur telwerk dat de verzamelde ministeries hooguit anderhalf tot drie procent gehandicapte werknemers in dienst hebben. Die vijf-procentsnorm is al jaren een grote farce.

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben het al moeilijk, ze merken nog steeds dat werkgevers weinig geneigd zijn hen aan te nemen. Hoe stelt Hamer zich dan voor dat mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, aan de bak komen?

Ik heb een tegenvoorstel voor mevrouw Hamer. Laat de fractie zelf het goede voorbeeld geven: voortaan zet de PvdA vijf procent arbeidsongeschikten op al haar kandidatenlijsten en zorgt ze dat alle partijwerknemers en -vrijwilligers voor minstens vijf procent uit arbeidsongeschikten bestaat. Als dat lukt, praten we verder.

Maar in gedachten zie ik haar al terugdeinzen: ‘Oh, maar fractiewerk vergt een hoge inzet, bij ons kan dat niet. Politiek werk is zwaar. Ons werk is voor gezonde mensen al niet goed vol te houden.’ Uh-uh. Alles moet anders, maar Not In My Backyard.

» Foto: blue_J op Flickr, CC license.

Power in numbers

[Originally published in Het Parool; translation by Anonymous, at Enturbulation.org.]

The unexpected effect of the internet is, organizing becomes easy. The costs of gathering information and getting people together have been reduced alarmingly: no printing is required, no shipping, no “snowball” list of phone numbers, no member administration, no desk clerk. Apart from that, internet enables evenly distributed participation and variety in different kinds of contribution, without anyone having to direct, or plan or distribute tasks. Mary will start an article, John adds to it, Ann edits it and Carl can use it.

Clay Shirky describes the phenomenon in his wonderful book Here comes everybody: the power of organizing without organizations. Because doing something has become so easy and costs so little – whatever that “something” may be: setting up a website for birdwatchers in Amsterdam, gathering costumer reviews of hotels, TVs or vacuum cleaners, e-mailing al your friends you’ll be at bar X that night – suddenly it’s become relatively easy to get projects off the ground that would previously have been too costly. And some of those new, formerly too expensive activities turn out pretty advantageous.

Shirky doesn’t describe the current protests against Scientology, those are too recent, but they would seamlessly fit in his book. After Scientology attempted to take a video off the net in which Tom Cruise, in a confused speech, sounds Scientology’s praises, Anonymous rose up and told the cult by “video letter” it had gone quite far enough. “Duh”, I thought, as an old time Scientology critic, “that’s gonna need a whole lot more.”

But it works. Anonymous has by now held four worldwide protests against Scientology in about fifty cities, and more people are drawn to it every time. The participants all wear masks. That makes their protests a sensational spectacle, and at the same time accentuates their criticism that the cult regularly makes the lives of their critics miserable. Each protest is extensively documented on Flickr and YouTube. For example, the video in which a Scientologist last month in Amsterdam willfully destroyed a camera belonging to a member of Anonymous found its way: because of it, it quickly became apparent who that aggressive cultist was, and consequently he’ll be presented with the bill for a new camera this week.

Anonymous is making Scientology very nervous indeed. The funniest part is that Anonymous is not an organization: Anonymous is an ever-changing group of people who plan openly for protests on a number of websites, without knowing who will show up. Anyone can join in the discussion on those websites, including Scientology itself. And that won’t help Scientology one bit. The most they can do is organize their own counter-demonstration (which they’ve in fact tried once) which only got Anonymous more attention from the general public and the press. Ouch.

As an old time critic, I look on with amazement. More people are protesting Scientology now than ever. Anonymous is lobbying to undo Scientology’s tax exempt status. Anonymous is so many – and so ever-changing – that the cult can’t even begin to trace people, let alone intimidate them. And meanwhile, more and more of Scientology’s documents are leaked. Whereas I had to endure ten years of trouble and lawsuits from the cult over twenty pages from OT3 – the most secret piece from the cult – now all of OT3 has been on the internet for months, and there’s nothing Scientology can do.

Anonymous understands the internet. Scientology does not, and it will be their Waterloo.