Atheïsten zijn stoerder

Een groep vrijzinnige en humanistische organisaties wil graag luchtig tegenwicht bieden aan al dat publieke uitventen van religie dat ons omringt. Goed plan: wij ongelovigen – om en nabij tweederde van Nederland – mogen gerust ’s wat meer aan de weg timmeren en onze ideeën uitventen. Vandaar dat het plan werd opgevat om bussen of bushokjes op te fleuren met de leus ‘Er is waarschijnlijk geen god. Durf zelf te denken en geniet van dit leven!’

In Spanje en Engeland heeft de locale versie van deze leus al voor veel commotie gezorgd. Woedende uitvallen van de katholieke kerk die de campagnemakers van godslastering beticht (maar hoe kun je nu iets belasteren waarin jijzelf niet gelooft?), gelovigen die zich gediscrimineerd en gekwetst voelen, debatten of zoiets wel thuishoort in de publieke ruimte, et cetera.

In Nederland vloog de SGP meteen in de gordijnen en stelde Kamervragen over deze ‘mogelijk aanstootgevende of krenkende reclameteksten’ en vroeg zij de regering bezorgd hoe dat nu moest met eventuele buschauffeurs die ‘gewetensbezwaard’ zijn: die mogen toch zeker wel weigeren een dergelijke beleusde bus te besturen?

De vraag dringt zich op: wat is er toch loos met gelovigen dat ze zo makkelijk aanstoot nemen? Ze zijn – of dat doen hun vertegenwoordigers tenminste voorkomen – altoos lichtgeraakt en kleinzerig van ziel, en dat terwijl hun geloof ze nota bene zou moeten sterken. En waarom dat zo kokette gescherm met gekrenkt gemoed en bezwaard geweten? Zijn gelovigen werkelijk dusdanig teer en broos dat ze al knakken bij ‘t eerste ’t beste luchtige tegenwoord? (Of willen ze er misschien mee aangeven dat ongelovigen geen gemoed, geen geweten hebben, of althans niet zo fijnbesnaard als het hunne?)

Atheïsten zijn stukken stoerder dan gelovigen, je ontkomt niet aan die conclusie. Wij zijgen niet meteen Eline Vere-achtig ineen op de bank bij een ons onwelgevallige uiting. Persoonlijk heb ik ’t niet op de posters die de Bond Tegen Het Vloeken elk jaar overal op alle treinstations hangt, maar het zou niet in me opkomen om protest aan te tekenen en me als gewetensbezwaard reiziger te afficheren, laat staan om Kamervragen te entameren. Mijn gemoed kneust niet zo snel. Ook het opschrift ‘God zij met ons’ op rand van de gulden en de euro negeer ik lankmoedig, zonder gekrenkte rancune, en nog nooit heeft een atheïstische bankbediende zich gewetensbezwaard ziek gemeld wegens dat tegen zijn opvattingen indruisende godsvertoon tijdens werkuren.

Daarbij: gelovigen mogen al meer dan ongelovigen. Godsdienstvrijheid betekent in de praktijk een vrijbrief voor discriminatie. Kerken mogen homoseksuele medewerkers de laan uitschoppen en weigeren vrouwen aan te stellen, gelovige ambtenaren van de burgerlijke stand mogen weigeren homoseksuelen te trouwen, Bisschop van Eijk kwam voor de rechtbank weg met achterlijke uitspraken over homoseksualiteit – allemaal dingen die je als ongelovige niet moet proberen.

Het is raar dat je complete bevolkingsgroepen voor het hoofd mag stoten zolang je je daarbij maar beroept op je geloof. Het is raar dat je zulke dingen alleen mag indien je streng protestants, rooms-katholiek, fundamenteel moslim of jehova getuige bent. Dat atheïsten en agnosten niet evenveel recht hebben om zulke dingen te beweren, is au fond discriminerend. Sterker: ’t is religieuze discriminatie. En het is nog raarder dat wie zich tegen een dergelijke houding verzet, prompt met gewetensbezwaar om de oren wordt geslagen.

De krant is geen omroep

[Voor de Mediafabriek – een organisatie die zich bezighoudt met media-educatie – schreef ik deze column.]

De kranten raken benauwd over internet. Er zijn weliswaar nog steeds mensen die het heerlijk vinden elke dag een vers exemplaar in hun brievenbus gedeponeerd te krijgen, maar hun aantallen lopen achteruit en ook de losse verkoop zakt. Veel mensen volgen het nieuws via televisie of internet en daarnaast verpesten al die gratis krantjes de markt, zo wordt aangevoerd. De kranten hebben er zelfs bij minister Plasterk op aangedrongen ze financieel te steunen, volgens een model zoals nu voor de omroepen geldt.

Er is meer aan de hand dan gratis krantjes en nieuws op internet en tv. Niet alleen is het medialandschap veranderd, dat geldt ook het advertentielandschap – en de teruglopende advertentie-inkomsten zijn waarschijnlijk een belangrijker reden waarom veel kranten nerveus worden.

Allerlei soorten advertenties die vanouds nergens anders terecht konden dan in de krant – voor personeel, voor huizen, voor relaties, voor onderhandse verkoop – hebben inmiddels elders een betere plaats gevonden. Er zijn tegenwoordig voor elke beroepsgroep specifieke bladen, waarin je als werkgever veel beter (want gerichter) kunt adverteren dan in een algemeen medium. De woning- en relatiemarkt is zowat in z’n geheel naar internet verhuisd, net als de tweedehandsverkoop. Ook de reismarkt is zich aan het verplaatsen. Logisch ook: Funda, Reisradar, Relatieplanet en Marktplaats zijn aanzienlijk beter doorzoekbaar dan een krant ooit kan zijn, en de beheerders kunnen allerlei mooie applicaties op de aangeleverde data loslaten, van GoogleMaps tot integratie met Twitter of Flickr, fora en chats. Bezoekers kunnen geweldige selectiemechanismes gebruiken, foto’s bij hun advertenties zetten,, rechtstreeks onderling contact leggen, meteen boeken, etcetera. Allemaal veel nuttiger – en verleidelijker – dan saaie krantenpagina’s kolom voor kolom doornemen.

De kranten hadden te laat door hoe interessant en gericht internet zou worden, hoe alledaags en doodgewoon het gebruik ervan. Je zou hopen dat ze inmiddels wijzer zijn, maar dat ze zich nu zo aan het omroepbestel vastklampen en daarin een model voor hun redding zien, stemt niet optimistisch. De publieke omroepen zijn al jaren ernstig gedeukt en gekreukeld: de commerciële zenders hebben veel kijkers weggetrokken. Maar ook met de commerciëlen gaat het niet buitengewoon goed. De televisie verliest langzaam maar buitengewoon gestaag kijkers. Aan datzelfde internet.

Die afkalving van tv-kijkers heeft andere redenen dan de dalende aantallen krantenlezers. Bij tv speelt – meer dan bij de krant – dat een dag maar zoveel uren heeft: zodra een nieuwe interesse opdoemt, heeft oud tijdverdrijf daaronder te lijden. Zodra je het drukker krijgt (een nieuwe hobby, een nieuw lief, meer doen op internet), laat je een paar series of vaste programma’s vallen – iets wat mensen met een krant niet snel zullen doen: die wordt toch meer als informatiebron gezien dan als verstrooiing. Want ongeacht de voorstelling van zaken die de verzamelde krantenhoofdredacteuren nu geven: veel mensen gebruiken tv als vulling, als iets wat je doet als je niks anders te doen hebt, en niet als een mooi educatief of informerend, laat staan opiniërend, medium.

Er zijn twee andere, naar mijn idee doorslaggevende redenen waarom de tv aan belang inboet. Eén daarvan is, alweer, reclame; maar dan niet het wegtrekken ervan doch juist de overvloed, vooral bij de commerciëlen. Degene die ooit heeft bedacht dat je een aflevering of film gerust mag onderbreken met een reclameblok, mag wat mij betreft retrospectief worden gevierendeeld – wat precies is wat reclame met tv-uitzendingen doet: ze in onderdelen uiteenrijten totdat het lijdend voorwerp een blèrende dood sterft. Een paar jaar geleden was ik in Canada voor een lezing, en in mijn hotelkamer keek ik beduusd naar de tv: zoveel kanalen, en overal zoveel reclame. Ik heb ’t geklokt en gruwelde: per uur kreeg je minstens tien, meestal twaalf minuten reclame. Maar inmiddels zitten de Nederlandse commerciëlen ook op die verhouding van 1 op 5. Toen ik me dat realiseerde, besloot ik geen commerciële tv meer te kijken. Ik wil immers Lost zien, of House. Ik zet de tv niet aan voor advertenties voor waspoeder of aftershave. Mijn tijd is me kostbaar en zij verspillen ’m.

De tweede reden is beschikbaarheid en zelf kunnen timen. De tv heeft zijn eigen ritme, dat lang niet altijd spoort met het onze. Uitzendinggemist helpt al wat: ik hoef niet achter de tv te kruipen wanneer het hén uitkomt, ik kan tegenwoordig zelf bepalen of ik Pauw & Witteman ’s avonds live zie of pas drie dagen later tijdens het ontbijt. Maar ja, dan kijk ik dus via internet.

En eigenlijk – vanwege reden twee – kijk ik alleen nog maar tv via internet. Waarom zou ik wachten tot het enige omroep hier te lande behaagt om Battlestar Galactica, Californication of House uit te zenden als ik weet dat elders allang een nieuw seizoen is begonnen? Waarom zou ik de zoveelste herhaling van Friends bekijken als zometeen godlof Lost weer in Amerika begint? Lost en BSG wil ik, en via internet krijg ik ze: de dag nadat ze in de VS zijn uitgezonden, kan ik ze hier binnenhalen en ze bekijken wanneer het mij schikt. (En ja, ik koop ze daarna ook, goede series dient men te steunen, maar dat kan pas jaren nadat zo’n seizoen in de VS is vertoond. Want de omroepen hier willen ze eerst nog uitzenden, dus komt de dvd nog niet uit. En als het te lang duurt voor ze op de markt zijn, koop ik ze uiteindelijk niet. Dan ben ik immers alweer fan van een andere serie.)

De tv is derhalve, wat mij betreft, druk doende haar eigen graf te graven en mensen naar internet te drijven. Ik heb me voorgenomen de kabel én mijn abonnement op de omroepgids op te zeggen, ik gebruik ze toch niet meer. Doe mij maar internet. Wat ik wil zien kan ik immers bijna alleen via internet vinden, en wat ik aan dvd’s wíl kopen, kán ik vaak niet kopen. En dan klagen ze nog over piraterij ook.

Ik ben bepaald niet de enige. Voor de jongere generatie geldt dat idee van beschikbaarheid als het jou uitkomt, nog veel sterker. Dat is ook de voornaamste reden waarom zij naar de gratis kranten grijpen: ze pakken er eentje mee omdat-ie er toevallig ligt, niet omdat het soort verslaggeving erin – korte stukjes – ze nu zo bijzonder aanspreekt of hen beter bevalt dan de ‘oude’ verslaggeving van de betaalde krant. Beschikbaarheid is het toverwoord. Als iets niet voorhanden is wanneer jij het wilt, hoeft het voor hen niet meer. De tv overleeft de jonge generatie alleen wanneer zij het roer drastisch omgooit.

De kranten moeten hun eigen plan trekken en alsjeblieft niet naar het huidige omroepmodel kijken. De kranten hebben behoefte aan een nieuw, slim model. Kranten via internet, bijvoorbeeld, met achtergrondartikelen en columns die fijn ’s morgens – of ’s avonds, of wanneer jij dat wilt – thuis worden uitgeprint zodat je lekker in bed met een kop koffie en je allereigenste krant kunt wakker worden (zonder extra bijlages die je toch niet interesseren en die rechtstreeks de kattenbak ingaan) en de rest van de dag koppensnelt. Of kranten waaruit je de voor jou relevante onderdelen in je iPhone laadt, zodat je die in de trein of tram op je gemak kunt lezen. Voor zo’n krant wil ik graag betalen, desnoods het dubbele. En ik wil wedden dat dat ook voor de jongere generatie geldt.

12 januari 2009 / Mediafabriek, 21 januari 2009

Naar de Noordpool

Er was een groepje Nederlanders dat naar de Noordpool zou lopen. Lang geoefend in barre omstandigheden, eindeloos gepiekerd wat wel en wat niet mee mocht, maanden bezig geweest om sponsors vinden, veel gepraat om problemen voor te zijn. Het zou een reis van ruim twee maanden en dik duizend kilometer worden.

Ondanks alle voorbereidingen ging er natuurlijk van alles mis: ruzies over leiderschap (maar uiteindelijk bleek het qua voortgang geen lor uit te maken of je nu de drieste of de makkelijke route koos), iedereen kreeg ruzie met elkaar (en legde dat weer bij), en een teamlid kreeg zo’n pijnlijke rug dat-ie moest afhaken en jankend op het bevoorradingsvliegtuig stapte.

Ze kwamen steeds dichter bij hun doel. Om hen heen was alles wit en licht: niets dan ijs en sneeuw, en de nachten waren zo kort dat ze in een oogwenk in de dag overvloeiden. Maar de Noordpool was nabij, de plek waar ze jarenlang naartoe hadden gewerkt! Ze hielden vol. Het doel was nabij.

Wat dan volgt, is een hilarisch filmpje van drie zwaarbepakte mannen met een GPS-systeem. ‘89’9”, we zijn er bijna! Nog even!’ roept de een uitgelaten, en even later zegt een ander, ook kijkend op zo’n GPS, zwaar teleurgesteld: ‘Fuck. We zijn er al voorbij. Waar is die pool nou?’ Ze lopen terug, en weer vooruit, naar links en naar rechts, totdat iemand voor de zoveelste keer op zijn GPS kijkt en dan zegt: ‘Hier!’ En toen werden ze alledrie eventjes heel blij maar de omgeving was nog precies hetzelfde als tien meter daarvoor en als tien dagen geleden. Ze hadden de Noordpool bereikt. Maar er was geen klap veranderd. Eigenlijk waren ze licht teleurgesteld maar niemand durfde dat hardop te zeggen.

Want de Noordpool is geen ding. Je kunt hem niet aanraken. De Noordpool is een theoretisch construct, iets waarvan de locatie alleen bepaald kan worden met onhandige en soms onnauwkeurige instrumenten, en als je niet oplet loop je ‘m pal voorbij of zie je de verkeerde plek voor de plaats van bestemming aan. De Noordpool is niet zoiets als de overkant van de rivier – die zie je, die voel je, je hebt eindelijk weer vaste grond onder de voeten. De hemel kleurt niet bij toverslag roze als je er bent, noch staat er een ontvangstcomité met slingers en champagne om de plek te markeren. Alles ziet er precies, maar dan ook precies hetzelfde uit als tien, honderd of drieduizend meter terug of verderop.

Die Noordpool, daarvan kun je de plaats nog meten. Je ziet hem niet maar je apparatuur zegt: ‘hier is-ie’. Dan sta je daar, een beetje verloren eigenlijk, en ook wat verdwaasd. Zolang naartoe gewerkt. Nu heb je je doel bereikt en je ziet niks, je voelt niks. En dan wat?

Lastiger is het als je doelen stelt die onmeetbaar zijn. Respect, man. Wanneer heb je respect gewonnen? Wanneer heb je er genoeg van ontvangen om niks meer te hoeven eisen, om niet meer op je strepen te willen staan? Wanneer sta je op je eigen Noordpool?

Dat is precies wat me zo tegenstaat in debatten over waarden en normen. Vaagheid troef, en niemand weet wanneer je bent waar je zou willen wezen omdat je doel niets dan witheid is.

Ogen

Een nieuw jaar strekt zich voor ons uit, vers en koud, maar ongerept was het na twee dagen al niet meer. ’t Is oorlog in Gaza. Er waren al honderden doden, duizenden gewonden, en overal kapotte huizen. En nu is het Israëlische leger daadwerkelijk binnengevallen.

Nee, ik ga het niet over de schuldvraag hebben. Alleen maar over die ogen.

In de kranten zag je foto’s van de binnenmarcherende infanteristen, allemaal jonkies nog, keurig in het gelid, met geweren in hun hand, helmen op hun hoofd en hun gezichten beschilderd in camouflagekleuren. Het zag er allemaal precies uit zoals een leger eruit hoort te zien. Behalve dan die ogen: de angst lekte eruit. Het brak mijn hart. Jongens van rond de twintig die op oorlog werden gestuurd en die doodsbenauwd waren. Jongens van twintig die oorlog moesten gaan voeren, die moesten gaan doden en zelf misschien gedood zouden gaan worden.

Al dagen denk ik aan Waltz with Bashir. De hoofdpersoon, Ari Folman, denkt door de nachtmerries van een vriend voor het eerst in zijn leven terug aan zijn eigen diensttijd in Libanon, dan twintig jaar geleden. Hij weet er eigenlijk niets meer van en kan zich uit die periode alleen nog zijn verloven thuis , in Israël herinneren. Maar plots droomt ook hij: hij komt met een paar kameraden uit zee, de stad is in lichtflitsen gehuld, er klinken machinegeweren. Wat is er gebeurd? Folman besluit het uit te gaan zoeken: wat heeft hij, wat hebben zijn kameraden precies gedaan? Hij graaft vruchteloos in zijn geheugen en besluit uiteindelijk zijn medesoldaten op te zoeken om ze naar hun verhalen te vragen.

Zijn speurtocht trekt een langzame spiraal naar de kern. Gaan de eerste verhalen nog over het peloton dat herhaaldelijk aangevallen wordt en over de dood van veel kameraden, gaandeweg realiseert Folman zich dat hij en zijn groep de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila gefaciliteerd, waar in twee dagen tijd twee- tot drieduizend Palestijnen werden neergeschoten. Een week voordat de Libanese president Bashir Gemayel zou worden ingehuldigd, werd hij vermoord. Woedende christelijke milities namen daarna wraak op de Palestijnen, en het Israëlische leger hielp bij dat bloedbad: ze verschaften de Falangisten nachtverlichting en controleerden de vluchtwegen.

En steeds maar die angst, die als een rode draad door de film loopt. Je ziet ’m in de ogen van de jonge soldaten die genadeloos een oorlog worden ingestuurd, in de ogen van de Palestijnen die worden opgejaagd en uitgemoord, in de ogen van de mensen die een straat uitrennen waar een tank achter ze aan zit. Overal, eigenlijk. Die ogen zag ik nu weer, ditmaal in de krant.

Nog steeds wil Israël niet weten van wat ze indertijd in Libanon hebben gedaan: het verhaal over Sabra en Shatila is diep weggestopt, niemand praat erover. En die jongens, die jonkies die de klus moesten helpen klaren, konden nergens met hun verhalen terecht.

Ooit las ik een uitspraak van de Pools-joodse publicist Hendryk Broder. Volgens hem zouden de Duitsers de joden Auschwitz nooit kunnen vergeven: daarvoor was hun schuld immers te groot. Die opmerking trof me als een diepe waarheid. Sindsdien denk ik wel ’s dat Israël de Palestijnen nooit zal kunnen vergeven wat zijzelf hen hebben aangedaan.

Hacking at Random

Bijna twintig jaar geleden werd de eerste hackersconferentie in Nederland georganiseerd: de Galactic Hackers Party (GHP), in Paradiso. Het was de eerste echt internationale hackerconferentie ter wereld: in Duitsland organiseerde de CCC (Chaos Computer Club) van alles, maar daar kwamen vooral landgenoten op af, en voor wat 2600 in Amerika organiseerde, gold dat er bijna uitsluitend Amerikanen kwamen. Zo niet de GHP: die was opgezet om iedereen bij elkaar te brengen. Er kwamen Nederlanders, Duitsers, Fransen, Amerikanen; er werd gediskussieerd met mensen in Latijns-Amerika en Rusland. Inspirator van de GHP was Rop Gonggrijp, oprichter van Hack-Tic.

Vier jaar na de GHP, in 1993, was er de HEU: Hacking In Progress. Ditmaal in de buitenlucht, een traditie die sindsdien is volgehouden. Voor de HEU werd het tot dan toe grootste niet-militaire veldnetwerk ingericht. Elke vier jaar was er een nieuwe editie: na de HEU volgden de HIP: (Hacking in Progress, 1997), HAL (Hacking at Large, 2001) en WTH ((What the Hack, 2005). En nu, in 2009, HAR: Hacking at Random. Opnieuw in de buitenlucht: in Vierhouten.

De Call for Papers voor HAR is zojuist bekend gemaakt. De drie hoofdonderwerpen zijn dealing with data, decentralisation en people and politics, maar ook andere onderwerpen zijn van harte welkom – zolang het maar technisch of politiek is, en de juiste wow-factor heeft.

Wie een geweldig idee heeft voor een lezing, een workshop, een demonstratie of voor een spreker: meld dat svp via dit formulier. En ja, ik zit in de programmacommissie. Ik verheug me er enorm op om een mooi programma te kunnen helpen samenstellen.

Muziek als marteling

Vorig jaar werd bekend dat gevangenen in Guantanamo Bay worden gemarteld door onder meer keihard en onafgebroken muziek te draaien:


‘Ze lieten voortdurend Meatloaf en Aerosmith horen, ik haatte het. Ook All Eyes On Me van Tupac, de hele dag, de hele nacht.’ Met een koptelefoon vastgeplakt op zijn hoofd en de handen vastgebonden dreunt 24 uur per dag, maandenlang, oorverdovende rock en rap in de oren van Binyam Mohamed. Slapen en bidden zijn vrijwel onmogelijk.
– Amnesty International, Militairen als sinistere DJ’s

Deze week werd bekend wat de top 20 van de gebrukte martelmuziek is: van AC/DC en Eminem tot Metallica en Christina Aguilera. Ook Nine Inch Nails stond in het rijtje. Eergisteren reageerde Trent Reznor, de front man van Nine Inch Nails, op het nieuws:


It’s difficult for me to imagine anything more profoundly insulting, demeaning and enraging than discovering music you’ve put your heart and soul into creating has been used for purposes of torture.
If there are any legal options that can be realistically taken they will be aggressively pursued, with any potential monetary gains donated to human rights charities.
Thank GOD this country has appeared to side with reason and we can put the Bush administration’s reign of power, greed, lawlessness and madness behind us.
– Trent Reznor, www.nin.com

Ondermijnend

Een jaar geleden zijn in ziekenhuizen in Engeland negen keer patiëntendata kwijtgeraakt; het ging om minstens 168.000 patiënten. Na een WOB-procedure die vorige maand werd afgerond, bleek dat er in twee jaar tijd in maar liefst 135 andere gevallen data zijn ontsnapt, kwijtgeraakt, gestolen of verloren; naar schatting waren 10.000 patiënten daar de dupe van.

In Amerika wisten hackers vorige maand binnen te dringen in de computers van een farmacologisch bedrijf dat de medicijnen van 50 miljoen Amerikanen afhandelt; ze stalen het volledige bestand en chanteerden het bedrijf: ‘Betaal ons of we publiceren de gegevens’. De FBI en de CIA, wier werknemers ook in die database zaten, heeft nog geen idee wie de schuldigen zijn.

Een Nederlandse IT-kenner deed in november een mitella om en wandelde allerlei ziekenhuizen binnen. Binnen een paar minuten vond hij steeds een lege werkplek, en gewapend met wat simpele tooltjes wist hij overal in de netwerken binnen te dringen. Hij kon naar believen elektronische patiëntendossiers inzien en kopiëren, en werd niet gesnapt.

In Duitsland is sinds een paar weken een bestand te koop met de volledige gegevens van 21 miljoen creditcardhouders. Duur is het bestand niet: per geldige creditcard vragen de dieven iets meer dan twee kwartjes.

De firma die de infrastructuur van pinautomaten in Nederland beheert, heeft vorige week een noodstop afgekondigd: niemand mag nog software updaten en niets veranderen aan hun lokale infrastructuur. Het skimmen – stiekem uitlezen van passen – heeft dusdanige vormen aangenomen, dat de politie gisteren waarschuwde dat wie pinnen wil, voor de zekerheid eerst ‘een flinke ruk’ moet geven aan het mondstuk van het pinapparaat.

Maar het EPD is veilig en onze privacy gewaarborgd. Alleen bevoegden kunnen erbij. Heus! Minister Klink stuurde gans het volk deswege een jubelende reclamefolder toe.

Elke plaats waar grote hoeveelheden gevoelige data omgaan, is interessant geworden voor criminelen. Waar je vroeger hooguit lokale data kon jatten, levert een veiligheidslek nu tien- of honderdduizenden bestanden op, en je kunt ze bij wijze van spreken op je mobieltje of mp3-speler vervoeren.

Op het EPD kunnen we gerust vertrouwen, zegt dezelfde regering die de landelijke invoering van de OV-chipkaart bepleit, omdat die volgens haar ‘veilig genoeg’ is, ook al is die kaart van alle kanten gehackt en inmiddels op afstand en binnen een paar seconden te kopiëren.

Door het EPD en de OV-chipkaart af te dwingen, ondermijnt de overheid het vertrouwen in onze eigen infrastructuur. En daarmee, uiteindelijk, in zichzelf.

He’s done it :)

Het tellen is nog lang niet klaar, maar Obama zit nu op 247 kiesmannen en McCain op 120. Californië moet nog komen, en daar wint Obama: 55 kiesmannen erbij, en dan gaat-ie met een klap door de magische grens van 270 kiesmannen heen. Obama is de volgende president van de VS.

Hoera. McCain is instabiel, heeft een halve zool als plaatsvervanger – oh, er juicht iets: Californië, Oregon en nog zo wat zijn binnen: Obama staat nu op 324 kiesmannen. Hebbes! – en wil grosso modo de buitenlandpolitiek van Bush doorzetten. Obama is evenwichtig, slim, en snapt dat je groepen met elkaar moet laten praten om ergens te komen, juist als er verschil van inzicht is. Obama kan, anders dan McCain, dat onzinnige en destructieve wij-tegen-zij denken een halt toeroepen. En nog vier jaar Bush-achtig beleid was voor iedereen een ramp geweest.

Welkom, Obama. Je hebt een boel troep op te ruimen, je zult minder doen dan ik hoop en minder kunnen dan je zelf wilt, maar ik ben blij dat jij er zometeen zit.

(Update) Een paar mooie commentaren van elders:


We are all Americans.

– Robert Solé in Le Monde

… one of the largest problems in the country is everyone has an “us against them,” attitude. An overwhelming victory by either side is the only thing that will begin to solve this problem. [..] I think Obama won by enough of a margin that hopefully, many Republicans will realize that America got what it wanted, a change. [..] hopefully Obama’s decisive win will show that we needed something other than a likely continuation of how the country has been ran for the last eight years.
– Tom Hale on Boingboing

… so many people that have felt like they were being held hostage by this reactionary ‘majority’ are celebrating like crazy and there seems to be a real sense of hope, even from the formely cynical. [..] So maybe, just maybe, America’s flirtation with a quasi-fascist hard-right philosophy is at the beginning of the end. We got burned, bad, and maybe that’s enough for us to learn our lesson and move on to something better.
– Keeper of the lantern op BoingBoing

Well done America – and welcome back to the world, we’ve missed you.
– Welldone op BoingBoing

Geheugen en moord

In de sneak van vanavond (nee, niet Oliver Stones W, die is vorige week al in roulatie gebracht), de animatiedocumentaire Waltz with Bashir. De film opent met een roedel van zesentwintig helhonden die kennelijk bloed hebben geroken: ze stormen over trottoirs, springen cafémeubels omver, en verzamelen zich bij een huis waar ze met geel blikkerende ogen omhoog kijken. De man die er woont, droomt ze. Hij heeft deze nachtmerrie al tweeëneenhalf jaar, elke nacht weer, en die heeft te maken met wat hij als Israëlische soldaat in Libanon heeft gedaan. Zijn nachtwolven komen verhaal halen. Elke nacht opnieuw.

Door dat verhaal van zijn vriend droomt de hoofdpersoon, Ari Folman, voor het eerst in zijn leven over zijn eigen diensttijd in Libanon, dan twintig jaar geleden. Hij weet er eigenlijk niets meer van en kan zich uit die periode alleen nog zijn verloven thuis herinneren. Maar plots droomt ook hij: hij komt met een paar kameraden uit zee, de stad is in lichtflitsen gehuld, er klinken machinegeweren. Folman besluit uit te zoeken wat er precies is gebeurd: wat heeft hij, wat hebben zijn kameraden gedaan? Hij graaft vruchteloos in zijn geheugen en besluit uiteindelijk zijn medesoldaten op te zoeken om ze naar hun verhalen te vragen.

Hij hoort incomplete, elkaar tegensprekende verhalen. Hij past, hij meet, hij puzzelt. Iedereen heeft gaten in zijn geheugen en soms weet niemand meer wie nu waar was. Geregeld komt er al luisterend een flard van zijn eigen verhaal boven, soms weet hij niet of hij nieuwe herinneringen maakt op grond van wat hem wordt verteld, en een enkele keer luistert hij maar zegt het hem nog steeds niets: hij was daar niet, hij weet van niks, ook al beweert een vriend anders. En steeds komen er nieuwe, hallucinerende herinneringen boven.

De verhalen trekken een langzame spiraal naar de kern. Gaan de eerste verhalen nog over het peloton dat herhaaldelijk aangevallen wordt en over de dood van veel kameraden, gaandeweg realiseert Folman zich wat hij en zijn groep hebben gedaan: ze hebben de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila, waarbij in twee dagen tijd twee- tot drieduizend Palestijnen werden neergeschoten, gefaciliteerd. Een week voordat de nieuwe Libanese president Bashir Gemayel op 23 september 1982 zou worden ingehuldigd, werd hij vermoord. Woedende christelijke milities namen daarna wraak op de Palestijnen, en het Israëlische leger steunde hen: ze verschaften de Falangisten nachtverlichting en controleerden de vluchtwegen.

Door de vorm – een getekende documentaire – wordt het verhaal nergens te bloederig. Er ontstaat een lichte vervreemding die buitengewoon goed werkt: Folman moet zich ongeveer even vervreemd hebben gevoeld van zijn eigen geheugen als wij als kijkers van de beelden zijn. Door de vorm – gemonteerde interviews, overgezet naar animatie, met de echte stemmen erachter, afgewisseld met geheugenflarden en hallucinaties – worden alle typen verhalen op gelijk niveau gezet, wat natuurlijk klopt. Voor wie in een nachtmerrie zit, is die nachtmerrie immers realiteit. Een mooi subthema is de onbetrouwbaarheid van het geheugen: herinneringen kunnen verdwijnen en weer bovenkomen, ze kunnen later vers worden aangemaakt, of gaandeweg vervormd en vermengd raken.

Waltzing with Bashir ziet er prachtig uit. Soms is het regelrechte animatie, soms heb je de indruk dat de interviews zijn gefilmd en de filmbbeelden later zijn overgetrokken, of door de computer zijn gehaald. Dikke zwarte lijnen, grote egale kleurvlakken, veel details. En dan ineens zie je bij een getekend interview ergens een foto hangen die gewoon nog een echte foto is, of ziet een tank er wel erg levensecht uit.

Politiek gezien is de film buitengewoon interessant (en niet alleen voor Nederlanders, met ons eigen Srebenica-trauma). De film wijst wel naar een paar verantwoordelijken – waaronder toenmalig minister van defensie Ariel Sharon, die later premier van Israël werd – maar daar ligt de kern niet. Wat doen dergelijke oorlogen met de mensen die ‘m moeten voeren? Kunnen ze wel begrijpen wat ze hebben gedaan? Op welk moment begrijp je dat iets geen incident is, maar een massamoord? Hoe trek je de grens? (Of zelfs maar: een grens)? Hoe kun je naar het leed van anderen kijken als je tenondergaat in je eigen angst?

De slotbeelden zijn verpletterend. Moz en ik waren nog lang stil. Daarna gaf ik de film een tien. En dat heb ik nog nooit bij een sneak gedaan.

Tweevoud, drievoud, viervoud

John Stewart had twee weken geleden in zijn onvolprezen politieke programma The Daily Show een item waarin McCains nieuwe plannen – een op voorhand breed aangekondigde ‘stump speech’ waarin nieuwe plannen voor ecconomisch herstel werden aangekondigd – op een bijzondere manier tegen het licht werden gehouden. Volgens Stewart was McCains speech een herhaling van eerdere standpunten. Om die stelling kracht bij te zetten, maakte het team van The Daily Show een knappe videomontage van McCains acceptatierede tijdens de Republikeinse Conventie op … en de bewuste speech van 13 oktober. Dat leidde tot ‘split screen McCain’: twee McCains die twee keer, tegelijkertijd en met dezelfde intonatie, precies hetzelfde zeiden. Split Screen McCain is hier te zien; het item begint op 9:00 en duurt iets meer dan vier minuten. ‘McCain’s supporters will be so angry when they find out he does recycle.’

Deze week maakte iemand een nog knappere montage, waarin ook Obama Barrack betrapt wordt op allerlei voorgebakken zinnen. Wat is erger dan split screen McCain? Een drievoudige Obama en een viervoudige McCain.