Nobody knows

Vroeger, toen we nog met guldens betaalden en internet nieuw was, maakten we ons druk om de deelname, de zichtbaarheid, de rol en de betekenis van vrouwen op het net. We schrijven 1994, 1995. Er werd gloedvol gedebatteerd. Was de aanname dat vrouwen onhandiger waren met techniek eigenlijk niet erg ouderwets? Zou het feit dat het om communicatie draaide vrouwen wellicht juist stimuleren? (Of was ook dat een ouderwetse aanname?) Internet was een geweldig medium om snel informatie uit te wisselen; konden we het misschien uitbouwen tot een actie- en coördinatienetwerk?

Sommige vrouwen gingen zich cyberfeministen noemen, ook al wist niemand precies wat dat moest inhouden. Feminisme op internet, natuurlijk, maar dan anders. ’t Klonk in elk geval stukken moderner dan ‘analoog’ feminisme. En dat cyber had trouwens wel iets stoers: het klonk stevig en flexibel tegelijk.

Intussen kon je wel constateren dat, eerder bij verstek dan uit de wens tot moedwillige uitsluiting, vrouwenkwesties niet echt waren meegenomen in de ontwikkeling en vormgeving van het net. Wie nooit over zulke dingen nadenkt, meent immers al snel dat gender niet veel uitmaakt, en de gedachte dat iets genderneutraal zou zijn, leidt vervolgens doorgaans tot het onbedoeld implementeren van bestaande stereotypen.

In zowat alle platforms zag je dat terug. Gebruikers werden steevast in de mannelijke vorm aangesproken, inclusief uitglijders als ‘bezoekers en hun vrouw’ of ‘als uw vrouw gaat zeuren dat u zoveel tijd achter de computer zit…’, van mannen werd vanzelfsprekend verondersteld dat ze zich wel zouden redden met de techniek, fora over kwesties die vooral vrouwen aangingen – of die vrouwen anders aangingen – waren sporadisch, in de organen en instanties die beslissingen namen zaten zelden of nooit vrouwen. En niemand die zich realiseerde dat een nerd ook best een vrouw kon wezen. On the internet, nobody knows you’re a woman.

Zodat vrouwen op het net toch ineens de grote afwezigen leken, het wormvorming aanhangsel van de man die achter de computer zat, en op fora figureerden als object van flauwe grappen. Vrouwen die zich als zodanig bekend maakten, konden rekenen op veel (soms seksueel getinte) interesse. ‘Gut. Wat kom jij hier doen? Enneh, hoe zie je eruit?’

Inmiddels zijn we vijftien jaar verder. We betalen tegenwoordig met euro’s, internet is volkomen ingeburgerd geraakt en alomtegenwoordig. Dat ook mannen kunnen kleppen dat het een aard heeft is sinds bloggen, Twitter en Facebook onomstotelijk vast komen te staan; dat ook zij vaak onhandig zijn met techniek eveneens. Je kunt fora en websites vinden over borstkanker, over vrouwen en wiskunde, over de representatie van lesbianisme in soaps & series, en over vaders die echt willen vaderen.

Dat je in ongewenste reclames als nooit tevoor wordt aangesproken als was je een man (‘Vergroot uw penis’) is op de keper beschouwd minder hinderlijk dan de spam zelf, en dat Facebook du moment dat ze doorhebben dat je een vrouw bent, met ‘aangepaste’ reclames komt (‘Last van de menopauze?’ ‘Win een roze Macbook!’ ‘Laat uw lippen voller lijken’) is stom en achterlijk, maar geen vrouw laat zich erdoor van de wijs brengen.

Van cyberfeminisme hoor je nooit meer wat. Discussies over vrouwen en internet zijn er nog zelden. Alles lijkt koek en ei.

Maar dat is het niet. Want voor zover internet een onderling communicatiemiddel is, is een discussie over feminisme wellicht achterhaald (we hebben het immers ook niet over vrouwen en de telefoon, of over vrouwen en postpapier als serieus politiek onderwerp). Zodra je echter kijkt naar de broadcastingkant van internet is het echter een ander verhaal. Op internetredacties zitten amper vrouwen (van WebWereld en Wired tot BoingBoing en Salon: bijna allemaal mannen); over vermeende privékwesties als voortplanting, abortus, seksueel geweld lees je zelden doorwrochte stukken.

De papieren krant heeft zich de afgelopen tijd enigszins geëmancipeerd. Maar de internetkrant, tsja, da’s toch eigenlijk een ouderwetse meneer.

[Gepubliceerd in Lover 2009-3, september 2009.]

Hacken op de Paasheuvel

Het is verbazingwekkend wat een groep toegewijde vrijwilligers voor elkaar kan krijgen. HAR, het vierdaagse hackerscongres dat de afgelopen dagen op een kampeerterrein in Vierhouten werd gehouden, kostte een jaar voorbereiding en werd onbetaald in elkaar gezet. Circa 2300 hackers uit alle landstreken op een kampeerterrein bij elkaar brengen is geen sinecure.

De honderd sprekers gaven onbezoldigd een lezing en hadden vaak zelfs hun eigen reiskosten betaald: het was een eer om op HAR te mogen spreken, nergens vind je immers zoveel vakgenoten en deskundig commentaar als daar. Er was een imposant netwerk gebouwd dat iedereen van internet voorzag, compleet met servers in een tuinhuisje en een wifi-netwerk dat vijftienhonderd mensen aankon. IP-adressen werden op wasknijpers uitgedeeld, en bij de tenten stonden tot hubs omgebouwde mobiele wc’s waar je je computer op kon inpluggen.

Het kampeerterrein was uitbundig versierd met lichtobjecten, de bomen waren in lampen en ledjes gehuld; ’s avonds was het er feeëriek. Er waren drie enorme tenten voor de lezingen en twee iets kleinere voor de horeca. Er waren shuttles die tussen het kampeerterrein en het dichtstbijzijnde treinstation reed; er was een EHBO-team, een veiligheidsteam, een infoteam, een team dat het internet op de been hield, en een eigen nieuwsdienst. Er was HAR-radio en HAR-tv. Er waren mensen die de bar draaiden, tenten opbouwden, elektriciteit aanlegden en een lokaal telefoonnet onderhielden; er waren immens veel mensen die achter de schermen honderduit regelden en deden. En er was een bus vol politieagenten die helemaal niets te doen hadden, behalve soms een ommetje over het terrein maken. (Die kregen denkelijk wél betaald.)

Er werd verteld hoe je je eigen deeltjesversneller kunt bouwen en er werd gedebatteerd over quantumcryptografie. Er was een 3D-printer en een harddisk-versnipperaar. We kregen gedemonstreerd hoe makkelijk elektronische sloten open te maken zijn en een deskundige vatte nog maar weer eens samen hoe brak de OV-chipkaart is (‘zo kapot dat hij niet te repareren is’). Er werd uitgelegd hoe je signalen van ingebouwde chips kunt onderscheppen en hoe je je eigen GSM-station kunt bouwen en dat voor echt kunt laten doorgaan. Er werd uitgelegd dat internet vol en GSM-verkeer onveilig is. Er werd nagedacht over auteursrecht en overheidstransparantie, en voor de kinderen werd een robotwedstrijd georganiseerd. Bits of Freedom, de Nederlandse digitale burgerrechtenorganisatie, beleefde er tot mijn immense opluchting zijn feestelijke wederopstanding – wel zo gepast, daar op die Paasheuvel. Er vielen maar drie lezingen uit en er was slechts één incident, dat gelukkig snel werd opgelost.

Het was een groot feest.

Pas toen het afgelopen was – of nu ja, het afbreken moest nog beginnen, en daar zouden zeker nog een paar dagen mee gemoeid zijn – drong het gaandeweg door tot de mensen die zich al maandenlang het vuur uit de sloffen hadden gelopen: verhip, het is gelukt! We did it!

Aldert Hazenberg mag trots zijn. Hij is degene die ruim een jaar geleden besloot de organisatie op zich te nemen, die gaandeweg meer mensen bij het evenement betrok, al die vrijwilligers coördineerde, brandjes bluste, mensen moed insprak en ze begeesterde. He did it. Dat hij daarbij een grote groep jonge hackers en technologieliefhebbers aan het festijn heeft weten te binden, geeft ons allen een prachtige belofte voor de toekomst. Want zonder hackers – mensen die uitzoeken wat technologie wel en niet kan – kunnen we niet.

Anti-privacy

Paul Vogel beschreef deze week op de mailinglist van Nettime-nl zijn grote zorgen over het Nederlandse anti-privacybeleid, en staafde zijn zorgen met een tamelijk benauwend overicht van enkele maatregelen van de afgelopen jaren.

Vanwege mijn column van vandaag over het enorme wantrouwen waarmee onze regering haar eigen burgers bejegent, vond ik het gepast Pauls overzicht hier te plaatsen.

Lees en huiver, en weet dat dit bepaald geen uitputtend overzicht is.

Overzicht anti-privacy maatregelen:

Wantrouwen

‘Ik begrijp niet waarom de bestuurders van dit land zo keihard worden weggezet. Waarom er dingen worden gezegd als: dit kabinet bakt er helemaal niets van. Het komt voort uit een houding van wantrouwen, daar heb ik moeite mee.’ Dat zei Guusje ter Horst, minister in het kabinet Balkenende, eerder deze maand in VN. En: ‘Een maatschappij functioneert alleen als er een zekere mate van vertrouwen is, en die is in Nederland voor een deel weg.’

Verder vond ze dat de ‘culturele elite’ in Nederland zich vaker moest uitspreken, bijvoorbeeld tegen Wilders – en vermoedelijk vóór het kabinet. Of dan tenminste voor de PvdA.

Och gut. Meiske toch. Val toch alsjeblieft om.

Wantrouwen is naar, dat ben ik hartgrondig met Guusje eens. En ik begrijp niet waarom de burgers van dit land zo keihard door hun eigen overheid als onbetrouwbaar worden weggezet. Waarom geen land ter wereld zoveel eigen burgers afluistert als Nederland. Waarom de regering de gegevens van al onze telefoongesprekken, mails en chats wil laten vastleggen en bewaren. Waarom wordt vastgelegd waar en wanneer we met bus of trein reizen. Waarom er tegenwoordig geen rechter-commissaris meer aan te pas komt om te beoordelen of het terecht is dat de politie onze gegevens van bank, verzekeraar of klantenkaart wil hebben. Waarom we zelfs niet meer verdacht hoeven te zijn om onze gegevens geplunderd te zien. Waarom per maand van 250.000 burgers wordt nagevraagd welk telefoonnummer of e-mail adres ze gebruiken. Waarom advocaten keer op keer worden afgeluisterd.

Ik begrijp niet dat ons kabinet de grondwet telkens met voeten treedt en het dan raar vindt dat hun wantrouwen op ons overslaat. Ik snap al helemaal niet dat leden van zo’n kabinet ons nog durven te vragen hen te vertrouwen.

Ik begrijp niet dat Guusje ter Horst diezelfde ‘elite’, die nooit wordt gehoord als ze verstandige dingen schrijven over discriminatie, opsporing, dataverzamelingen, stemcomputers en blind geloof in automatisering of tientallen andere kwesties, nu ineens wel wenst te horen. Want als Wilders straks aan de macht komt, heeft het kabinet waaraan Ter Horst deelneemt een akelige infrastructuur voor Wilders klaar gelegd om erg enge dingen te doen.

Wat ik ook niet snap, is waarom het kabinet ons bewezen onbetrouwbare technologie in de maag splitst en met een stalen gezicht blijft volhouden dat er niks aan de hand is. De OV-chip kaart is van voren naar achteren en van onder tot boven gekraakt, maar toch voert het kabinet hem in en verplicht zij ons hem te gebruiken. Terwijl ziekenhuizen ferme boetes krijgen omdat ze slecht met elektronische patiëntengegevens omgaan en artsen en masse zeggen dat ze zelf niet in het EPD willen, doet het kabinet of haar neus bloedt en roept opgewekt dat het EPD gewéldig wordt.

Onze eigen inlichtingendiensten luisteren journalisten af die niets meer hebben gedaan dan opschrijven wat iedereen allang weet, namelijk dat de beslissing van het kabinet Balkenende om oorlog te voeren in Irak was gebaseerd op valse, klakkeloos van de VS en Engeland overgenomen informatie. Ik begrijp niet dat het kabinet, dat al onze gangen wenst na te gaan en opvraagbaar temaken, zichzelf niet transparant wenst te maken en in plaats daarvan liever een potje klaagt dat het zo akelig is dat ze ‘niet meer vertrouwd’ worden.

Ik snap niet dat Ter Horst zich niet doodschaamt.

Katjes in de voorhoede

Natuurlijk is Mouhavi geen echte hervormer – dan had-ie ’t nooit tot kandidaat geschopt. De Raad van Hoeders bepaalt immers welke aspirant-presidenten op de kieslijst mogen staan, dat filtert behoorlijk uit. Maar ik geloof niet dat de Iraanse bevolking alle heil van Mousavi verwacht. Het was meer dat ze eindelijk eens tegen Ahmajinedad konden stemmen. Al dagen voor de stembussen open gingen, werd er feest gevierd op straat.

En ineens sloeg de vlam in de pan, in een serie van kettingreacties. Het is een fascinerend en angstig schouwspel. Tienduizenden mensen op straat, en ineens zien wij het allemaal live gebeuren. Ik geloof geen seconde dat het protest zich via internet organiseert – mond-tot-mond reclame en sms’jes zijn veel effectiever – maar internet maakt wel dat het nieuws over wat er gebeurt zich zoveel makkelijker verspreidt. Ineens hebben gebeurtenissen die eerder alleen lokaal getuigen hadden, een wereldpubliek.

De Iraanse overheid probeert allerlei internetdiensten af te sluiten, maar slaagt daar niet goed in: buitenlanders beginnen proxies, verzinnen listen en bouwen technische omwegen die ze mensen in Iran aanbieden.

Maar er zijn grenzen aan wat het regime kan. Als ze een demonstratie te hard uiteendrijven, maken ze enerzijds weliswaar een boel mensen bang maar anderzijds wordt daarmee voor evenzoveel anderen een grens gepasseerd: je schiet geen meisjes dood. Verelendung in een notendop.

Hetzelfde dilemma heeft het regime met internet. Je kunt wel de toegang tot alle blogs, al het nieuws en alle twitterfeeds blokkeren, maar internet wordt voor zoveel dingen gebruikt dat je daarmee ook iedereen tegen je in het harnas jaagt die a-politiek gebruikt maakt van diezelfde diensten. De enige manier om alle nieuws over het Iraanse verzet verzet te weren, is om Blogspot en Facebook in zijn geheel af te sluiten, ook voor de mensen die er alleen maar recepten of roddels uitwisselen. Maar zo wek je uiteindelijk alleen maar meer weerstand op, ook in kringen die niet geneigd zijn tot verzet. ‘Hoezo mag ik niet meer met mijn vrienden chatten? Ik zeg tot helemaal niks over politiek? Mag gewoon praten dan óók niet meer? Ja hallo!’

Gebruik een dienst voor alles – voor politiek nieuws, voor het uitwisselen van grappige foto’s van kittens en voor weerberichten – en juist daardoor wordt zo’n dienst onaantastbaar. Opstandberichten gaan in dezelfde stroom mee als de vertrouwde dagelijkse kout. Op internet staat het fenomeen bekend als de Cute Cat Theory, maar het is dezelfde vuistregel als waarop guerillastrijders zich baseren: duik onder in de massa, gebruik de mainstream. Dan ben je niet meer te identificeren en zijn de sociale kosten om je uit te schakelen te groot. Sterker, elke poging je af te knijpen raakt zoveel buitenstaanders, dat steeds meer mensen hun buik vol krijgen van de opgelegde beperkingen en beknottingen. Zo worden onschuldige katjes de beschermengels van het verzet.

Ik lees op internet, en probeer de katjes weg te filteren want ik wil weten over Iran. Wat ik toen las was dat Nokia en Siemens een contract zijn aangegaan met de Iraanse overheid: ze leveren software die het regime in staat stelt directer af te luisteren op internet. ‘We overschrijden daarmee geen enkele wet,’ zeiden Nokia en Siemens. Wellicht niet. Maar ze helpen wel katjes en opstandelingen uit elkaar te houden. Die twee bedrijven verdienen een levenslange boycot.

Vreemde vogels

Gesproken column ter opening van de Queer Kick-off BiTransdag in Den Haag, eerder vanmiddag.]

QueerBiTrans. Vreemde eenden in de bijt. Mensen die van twee walletjes eten en mensen die niet horen in het geslacht waarin ze zijn geboren. En die gaan nu samenwerken.

Wat deze mensen gemeen hebben, is dat ze oplopen tegen de grenzen van sekse en geslacht; zij wonen in een grensgebied waarvan het bestaan meestal wordt ontkend. We zijn óf dit, óf dat: man of vrouw, hetero of homo. Hom of kuit moeten we hebben, in de uitersten moeten we wonen. Hom of kuit moeten we zijn.

Iedereen vindt maar altijd dat we kleur moeten bekennen, maar op curieuze wijze betekent ‘kleur bekennen’ gewoonlijk dat we geacht worden zwart of wit te zijn, elkaars diapositief. We zijn het één of het ander, en nooit ‘s een beetje van allebei. Mengen is geen gemeengoed in onze cultuur. Laat staan dat je zomaar wat kunt dwalen, het terrein mag verkennen, of geregeld wat heen & weer kunt reizen tussen die op voorhand gedefinieerde uitersten. Vreemde vogels.

Ik vind het geweldig dat deze twee groepen gaan samenwerken. Twee groepen die overigens her en der overlappen, want natuurlijk heb je transen die ook bi zijn en biseksuelen die transgender zijn, ook dát is helemaal niet zo zwart/wit.

Waarom is die samenwerking een goed ding? Inhoudelijk zijn er sterke overeenkomsten. We lopen, zoals gezegd, allemaal tegen de grenzen van sekse en gender op. Maar er zijn ook grote verschillen. Waar biseksuelen gewoonlijk minder om sekse geven, om iemands fysieke geslacht, is juist dat fysieke geslacht – of beter gezegd, de mismatch daarin – het alfa en omega van transseksualiteit.

Tegelijkertijd zijn er – en dat is voor mij een cruciale notie – binnen de mensen die we als ‘groep’ definiëren, ook grote verschillen. De ene trans is de andere niet, de ene bi niet de andere. Sommige transseksuelen willen niks aan sekse morrelen, ze willen alleen emigreren naar het andere geslacht. Andere transen willen dat hele sekseverschil juist liefst opblazen, als het kan een beetje feestelijk, met vuurwerk en toeters en malle hoedjes, en met een goede fles champagne erbij. Sommige biseksuelen zijn hartstikke queer, andere zo behoudend als maar kan. Je hebt anarchistische bi’s en PVV-stemmende bi’s; sommigen houden van klassieke muziek en anderen alleen van punk of metal. je hebt transseksuelen die gelukkig worden van huisje-boompje-beestje en transseksuelen die daar gillend van wegrennen.

Maar met al die onderlinge verschillen en onderlinge overeenkomsten, met al onze uiteenlopende affiniteiten en antipathieën, hebben we ook gemeenschappelijke belangen. De voornaamste daarvan zijn: morrelen aan de gedachte dat er maar twee seksen bestaan, bij uitsluiting van al het andere; morrelen aan de gedachte dat sekse en seksuele voorkeur onwrikbaar en eenduidig zijn; en tenslotte: morrelen aan de gedachte dat ieder mens eens en voor altijd vast ligt.

Wees flexibel. Blijf open. Ben veranderlijk. Vergeet nooit wie je gisteren was en wie je morgen wilt zijn. Vier het verschil, en geniet van de overeenkomsten.

Wees een vreemde vogel. Ik wens u een behouden vlucht.

Propagandapeiling

Vandaag las ik in de krant dat het NPCF een opiniepeiling naar de opvattingen over het EPD had laten doen. Na de scherpe kritiek van de Consumentenbond en de vernietigende enquête van Medisch Contact onder de opinie van artsen over het EPD, moest er uiteraard een tegenoffensief komen. Want het NPCF is voor, erg voor.

Zodat er vandaag een nieuwsbericht het land werd ingestuurd waaruit zou blijken dat we allemaal erg blij zijn met dat EPD. En voor zover we niet blij zijn, komt dat omdat we niet genoeg weten – niet omdat we tegenargumenten hebben. Zegt het onderzoek, zegt het NPCF.

Mark Chavannes
vertrouwde het bericht al evenmin als ik. Hij heeft het bewuste NIPO-onderzoek erop nageslagen en komt – beargumenteerd – tot deze vernietigende conclusie: “Het is een besteld onderzoek met een bestelde uitkomst. Het is geen nieuwsbericht waard.” Het is actievoeren met opniniepeilingen.

Oordelen over de rechter

Binnenkort komt SM rechter uit, een film die op een spraakmakende Vlaamse zaak is gebaseerd. Een rechter begeeft zich samen met zijn echtgenote op het SM-pad: zij heeft er een dusdanig sterke aandrang toe dat ze dreigt hem te verlaten als hij haar niet tegemoet komt. Getweeën verkennen ze, met steeds minder schroom, het gebied waar pijn en genot samenvloeien. Voor Magda, de echtgenote, is het een verademing; Koen moet erg wennen maar ziet hoe zijn vrouw opbloeit.

In een gerechtelijk onderzoek duiken onverhoopt foto’s van Magda op, genomen tijdens een SM-sessie. De man die haar met hun beider instemming onderhanden nam wordt gezocht wegens verkrachting en het Openbaar Ministerie volgt hem al geruime tijd. Vanaf dat moment ligt hun seksleven op straat. Het OM doet een inval bij hen thuis en vindt tapes van SM-sessies, Koen wordt mishandeling van zijn echtgenote en souteneurschap ten laste gelegd (er heeft ooit iemand betaald om Magda’s meester te mogen wezen).

Koen wordt veroordeeld en verliest zijn baan. De schrik over SM speelt daarin een grote rol – zulke pijn kan iemand toch niet zelf verlangen, dat kan toch niets anders dan misbruik zijn? – maar ook de naweeën van de zaak Dutroux, waar steeds opnieuw werd geïnsinueerd dat tot in de allerhoogste regionen mensen deelnamen aan stiekeme en verderfelijke seksuele praktijken, speelde mee. Er moest een Barbertje hangen. En Barbertje, dat was Koen A.

De film speelt meesterlijk met de scheidslijn tussen privé en openbaar. Nergens zijn de seksscènes ranzig, en het enige moment dat je ongemakkelijk wordt is als een groepje rechters naar de sekstapes van Magda en Koen kijkt. ‘’t Is toch een schande, kijk nou toch!’ hitsen ze elkaar in koor op, en intussen wéét je dat ze allemaal met een paal in hun broek zitten en dat Koen de rekening gepresenteerd zal krijgen van hun eigen lustige ongemak.

Maar het gaat ook over de vraag hoe dat nu werkt: op een prominente positie verkeren en in je privéleven iets doen dat tegen de publieke moraal indruist. Mijn eerste neiging is te denken dat je a) weet dat zoiets ooit fout loopt en dat je dus b) bereid moet zijn om van je persoonlijke verlangen en omstandigheden een publieke zaak te maken als c) de kat uit de mouw komt.

Of sterker: misschien moet je er zelf wel op voorhand over beginnen. Langs die weg heeft immers elke minderheid zijn rechten verworven: van vrouwen die in de jaren zeventig publiekelijk meldden dat ze een abortus hadden ondergaan tot Kamerleden die openlijk homoseksueel zijn. Ze doorbraken daarmee het idee dat ze iets hadden om zich over te schamen, dat ze minder waren. En terwijl je weet dat een dergelijke openbare stellingname je zakelijk leven kan benadelen, gaat het om kwesties die nooit evenwichtig over het voetlicht komen tenzij iemand zich dapper uitspreekt.

Anderzijds is dat nu precies de kern van de zaak: dat niet alles wat je doet publiek bezit is, ook niet indien je een publieke functie inneemt, en dat geen enkele emancipatiebeweging ooit iemand kan claimen, zelfs niet indien het om een van de hunnen gaat. Ook een rechter mag participeren aan een ongewoon seksfeestje, en daar heeft helemaal niemand iets mee te maken.

Zombies

Morgen gaat een netwerk van twaalf miljoen besmette computers iets doen. Niemand weet wat. Beveiligingsexperts onderzoeken het Confickervirus al maanden, maar hebben alleen kunnen achterhalen dat ’t aan de lopende band websites aanmaakt, waar ze op 1 april contact mee zullen zoeken. Naar verwachting zullen ze daar nadere instructies ophalen.

Mensen wiens computer met Conficker besmet is, hebben daar meestal geen weet van: het virus doet nog niets. Maar feitelijk is hun computer door anderen overgenomen. Zo’n leger van op afstand bestuurde computers heet een zombienetwerk. Dat wordt meestal gebruikt om spam mee te versturen, maar ditmaal lijkt er iets anders achter te zitten. Alleen: wat?

Gisteren werden details over GhostNet bekend, een ander zombienetwerk, dat 1300 gekaapte computers in ruim honderd landen beslaat. Vergeleken met Conficker een peuleschil. Alleen – en daar wordt ’t buitengewoon pijnlijk – zijn die computers met zorg uitgekozen: ze zijn allemaal van overheden, ministeries van Buitenlandse Zaken, ambassades, adviesorganen, handelsinstanties, NGO’s en dergelijke. GhostNet blijkt webcams te kunnen aanzetten of gesprekken opnemen en kan documenten of e-mails naar huis versturen. Er is een zeer serieuze verdenking dat ‘thuis’ de Chinese staat is. De code is Chinees, de besmette computers staan meestal in landen waar China een oogje in het zeil wil houden, de servers waar de informatie naar wordt verzonden staan in China, en er zijn inmiddels een aantal gevallen bekend waarin China over gedetailleerde informatie beschikte van e-mails die zijn uitgewisseld tussen buitenlandse NGO’s onderling en die informatie tegen mensen of instanties heeft gebruikt.

Tragisch is dat een Zweedse beveilingsexpert in augustus 2007 al hoogte kreeg van GhostNet. Hij trof in een obscure hoek van internet inlogcodes aan van ambassadecomputers op hoog niveau. Samen met een journalist waarschuwden hij tal van getroffen diplomaten en ministeries in Vietnam, Zuid-Korea, Taiwan en India. Niemand reageerde. Wel deed de Zweedse overheid kort daarop een inval bij hem en nam zijn computers in beslag. Maar niemand nam de moeite die besmette computers op te schonen van een spionerend virus. De onderzoekers die gisteren rapporteerden over GhostNet constateerde dat die nog immer waren besmet.

Zo vilein is Conficker vast niet, al zijn er voldoende mensen die vrezen dat het virus internet morgen ernstig zal ontwrichten. Het is eerder gebeurd dat e-mail verkeer zowat spaak liep als een zombieleger werd ingezet. En internet zou internet niet zijn zonder valse grappen. Wat gaat Conficker doen? Uitzoeken of twaalf miljoen apen Shakespeares volgende meesterwerk kunnen schrijven, Skynet opstarten, Arnold Schwarzenegger terugsturen naar 1984 om te voorkomen dat Skynet morgen wordt opgestart, pi tot recordlengte uitrekenen en daarin een bitmap ontdekken met het gezicht van Jezus, documenten die bewijzen dat Bush de kluit heeft belazerd op al die zombiewebsites zetten.

Maar een Nederlands ministerie en sinds kort ook het Britse parlement zijn met datzelfde Conficker besmet. Ik vind het choquerend dat mensen en instanties die zoveel verwachten van technologie en hopen er de wereld mee te regelen en controleren, er op de keper beschouwd zo weinig kaas van hebben gegeten dat ze hun eigen computers niet eens op orde kunnen houden. Daarom hoop ik vooral dat Conficker, zoals eerdere virussen deden, documenten van besmette computers in het wilde weg rond gaan mailen.

Maar waarschijnlijk gaat Conficker botweg spammen. Dus als u woensdag mail krijgt van Balkenende die vertelt hoe uw penis kunt vergroten, weet u waarom.

Papa plus

[Gepubliceerd in Lover, maart 2009.]

De papa’s laten van zich horen. Een aantal mannen heeft bij hun werkgever – soms na veel gehannes – een papadag weten los te peuteren, en zij roepen nu anderen op hetzelfde te doen: ‘Wij hebben onze plek opgeëist in de levens van onze kinderen. Wij hebben onze papadag veroverd en toch zijn we niet op een zijspoor beland.’ Het gaat ze niet alleen om ‘leuke dingen doen’ met de kinderen. Er is sprake van echte bevlogenheid: ‘Door onze papadag te claimen, geven we onze vrouwen en vriendinnen de kans om juist meer te werken. Zodat zij meer uit zichzelf kunnen halen.’

Aandacht voor de haken en ogen hebben ze ook: ‘Wij begrijpen het heel goed als mannen die keuze nu niet durven te maken. Want het kan ten koste gaan van je loopbaan. De cultuur in het bedrijfsleven is nog steeds die van het kostwinnersmodel. De man werkt, de vrouw blijft thuis. Maar heren werkgevers, wake up. Dit is de 21e eeuw! Zorg voor kinderen is geen vrouwentaak. Mannen eisen hun plek op in het gezin. [..]Niks geen kostwinners- of anderhalfverdienersmodel. Als we al moeten kiezen, dan kiezen we voor twee keer vier. Twee partners die allebei vier dagen werken.’

Daar word je toch helemaal vrolijk van? Mannen die zich eigener beweging buigen over iets dat ten onrechte alleen als een vrouwenprobleem wordt gezien. Mannen die een plaats in het gezin opeisen en die poepluiers willen verschonen. Mannen die boos worden over de bezuinigingen in de kinderopvang, en over halfhartige woorden in slappe emancipatienota’s. Mannen die één lijn trekken met hun dames. Mannen die werk willen maken van hun gezin. Mannen die het kostwinnersmodel aanvechten, en die zich boos maken over het gemak waarmee vrouwen in het gezin worden gedacht en zij, vice versa, buitenshuis aan het werk,

Het kan trouwens best, een dag minder in de week. Ook op hoog niveau. Bij een bedrijf dat ik goed ken, hadden zowel de voormalige directeur als de voormalige technisch directeur een mama- respectievelijk papadag; ik meen dat indertijd van het hele managementteam een kleine 40% zo’n thuisdag had, en het bedrijf leed er niet onder. De enige vereiste was dat ze die dag wel telefonisch bereikbaar waren, maar met een mobieltje is dat geen probleem.

Met werk op lager niveau lijkt het me lastiger te onderhandelen over een dag minder, reden waarom de overheid hier gerust beleid op mag loslaten. Als een bedrijf je graag wil hebben (of houden) heb je een stevige onderhandelingspositie, maar bij vrachtwagenchauffeurs of loodgieters zal de baas eerder redeneren: voor jou tien anderen. Ook voel je die dag minder dan verhoudingsgewijs harder in je portemonnee. Wat wel weer een fijne stok achter de deur is voor hun dames om meer werk van hun werk te maken.

Wat hard nodig is. Werk, zorg en inkomen zijn slecht verdeeld over de seksen: 80% van de vaders werkt fulltime, tegen 17% van de moeders. Van de vrouwen van 27 jaar staat een kleine 70% financieel op eigen benen. Daarna gaat het steil bergafwaarts: als ze 37 zijn, is nog maar 44% economisch onafhankelijk. Er is een heel klein oplevinkje rond hun 48e, dan is de helft van alle vrouwen eventjes financieel onafhankelijk, en daarna stort de lijn vrolijk verder in: op hun 65e is minder dan 25% van alle vrouwen economisch zelfstandig. (Cijfers van het CBS, dat ‘economische zelfstandigheid overigens heel minimaal definieert: met 860 euro in de maand tel je al als zodanig. De meeste economisch zelfstandige mannen verdienen een stuk meer dan die karige 860 euro.)

Papaplus maakt mamameer.

7 december / Lover, maart 2009