Vroeger, toen we nog met guldens betaalden en internet nieuw was, maakten we ons druk om de deelname, de zichtbaarheid, de rol en de betekenis van vrouwen op het net. We schrijven 1994, 1995. Er werd gloedvol gedebatteerd. Was de aanname dat vrouwen onhandiger waren met techniek eigenlijk niet erg ouderwets? Zou het feit dat het om communicatie draaide vrouwen wellicht juist stimuleren? (Of was ook dat een ouderwetse aanname?) Internet was een geweldig medium om snel informatie uit te wisselen; konden we het misschien uitbouwen tot een actie- en coördinatienetwerk?
Sommige vrouwen gingen zich cyberfeministen noemen, ook al wist niemand precies wat dat moest inhouden. Feminisme op internet, natuurlijk, maar dan anders. ’t Klonk in elk geval stukken moderner dan ‘analoog’ feminisme. En dat cyber had trouwens wel iets stoers: het klonk stevig en flexibel tegelijk.
Intussen kon je wel constateren dat, eerder bij verstek dan uit de wens tot moedwillige uitsluiting, vrouwenkwesties niet echt waren meegenomen in de ontwikkeling en vormgeving van het net. Wie nooit over zulke dingen nadenkt, meent immers al snel dat gender niet veel uitmaakt, en de gedachte dat iets genderneutraal zou zijn, leidt vervolgens doorgaans tot het onbedoeld implementeren van bestaande stereotypen.
In zowat alle platforms zag je dat terug. Gebruikers werden steevast in de mannelijke vorm aangesproken, inclusief uitglijders als ‘bezoekers en hun vrouw’ of ‘als uw vrouw gaat zeuren dat u zoveel tijd achter de computer zit…’, van mannen werd vanzelfsprekend verondersteld dat ze zich wel zouden redden met de techniek, fora over kwesties die vooral vrouwen aangingen – of die vrouwen anders aangingen – waren sporadisch, in de organen en instanties die beslissingen namen zaten zelden of nooit vrouwen. En niemand die zich realiseerde dat een nerd ook best een vrouw kon wezen. On the internet, nobody knows you’re a woman.
Zodat vrouwen op het net toch ineens de grote afwezigen leken, het wormvorming aanhangsel van de man die achter de computer zat, en op fora figureerden als object van flauwe grappen. Vrouwen die zich als zodanig bekend maakten, konden rekenen op veel (soms seksueel getinte) interesse. ‘Gut. Wat kom jij hier doen? Enneh, hoe zie je eruit?’
Inmiddels zijn we vijftien jaar verder. We betalen tegenwoordig met euro’s, internet is volkomen ingeburgerd geraakt en alomtegenwoordig. Dat ook mannen kunnen kleppen dat het een aard heeft is sinds bloggen, Twitter en Facebook onomstotelijk vast komen te staan; dat ook zij vaak onhandig zijn met techniek eveneens. Je kunt fora en websites vinden over borstkanker, over vrouwen en wiskunde, over de representatie van lesbianisme in soaps & series, en over vaders die echt willen vaderen.
Dat je in ongewenste reclames als nooit tevoor wordt aangesproken als was je een man (‘Vergroot uw penis’) is op de keper beschouwd minder hinderlijk dan de spam zelf, en dat Facebook du moment dat ze doorhebben dat je een vrouw bent, met ‘aangepaste’ reclames komt (‘Last van de menopauze?’ ‘Win een roze Macbook!’ ‘Laat uw lippen voller lijken’) is stom en achterlijk, maar geen vrouw laat zich erdoor van de wijs brengen.
Van cyberfeminisme hoor je nooit meer wat. Discussies over vrouwen en internet zijn er nog zelden. Alles lijkt koek en ei.
Maar dat is het niet. Want voor zover internet een onderling communicatiemiddel is, is een discussie over feminisme wellicht achterhaald (we hebben het immers ook niet over vrouwen en de telefoon, of over vrouwen en postpapier als serieus politiek onderwerp). Zodra je echter kijkt naar de broadcastingkant van internet is het echter een ander verhaal. Op internetredacties zitten amper vrouwen (van WebWereld en Wired tot BoingBoing en Salon: bijna allemaal mannen); over vermeende privékwesties als voortplanting, abortus, seksueel geweld lees je zelden doorwrochte stukken.
De papieren krant heeft zich de afgelopen tijd enigszins geëmancipeerd. Maar de internetkrant, tsja, da’s toch eigenlijk een ouderwetse meneer.
[Gepubliceerd in Lover 2009-3, september 2009.]