Pas op uw voordeur

‘t Is dat de jurering van de Big Brother Awards al heeft plaatsgevonden, anders was dit geheid de winnaar geworden in de categorie ‘Voorstellen’. We zullen dit onzalige plan bij de uitreiking van de Awards echter zonder twijfel noemen, al was het maar om er bekendheid aan te geven. Nemand van de jury – toch allemaal mensen die goed zijn ingevoerd in privacyzaken – wist namelijk dat dit plan speelde; het blijkt nota bene al als wetsvoorstel bij de Tweede Kamer te liggen. Onderstaand artikel is overgenomen van het Nederlands Dagblad van vrijdag 15 januari.

Let op de details: het gaat om een draconische maatregel, maar het kabinet ‘verwacht hierdoor niet meer fraude op te sporen dan nu het geval is’. Dat betekent dat het kabinet zelf al aangeeft dat er van nut, noodzaak of proportionaliteit geen sprake is. Dat blijkt ook uit de passage dat een verdenking niet nodig is vooraleer een ambtenaar de woning mag binnendringen: waarom moet iemand überhaupt gecontroleerd worden als er geen sprake is van verdenking? Voorts lijkt dit voorstel bedoeld om eerdere, door de rechter afgekeurde maatregelen er alsnog door te krijgen: ‘Het doorzoeken van een woning van iemand die niet verdacht is, mag sinds 2007 alleen nog wanneer de burger vrijwillig meewerkt.’ Dus nu moet het vrijwillig, een contradictio in terminis. Is ergens binnenkomen door te dreigen met een korting op je uitkering ‘vrijwillig binnenlaten’? Mij komt het eerder voor als chantage…


Ambtenaar mag toegang tot woning eisen

DEN HAAG – Miljoenen Nederlanders moeten binnenkort controleambtenaren binnenlaten, zonder verdenking, maar op straffe van verlies van kinderbijslag, AOW of bijstand.

Ook voor weduwen en weduwnaren, wezen en oudere arbeidsongeschikten geldt: wie de controleur niet binnenlaat, wordt daarvoor gekort. Dat staat in een wetsvoorstel van het kabinet dat in behandeling is bij de Tweede Kamer. De kinderbijslag wordt in het wetsvoorstel wanneer de controleambtenaar niet binnen mag in zijn geheel ingehouden, de andere uitkeringen voor de helft. Rechtsgeleerden achten het wetsvoorstel in strijd met het thuisrecht van burgers, dat is vastgelegd in de grondwet, en met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Op grond van de nieuwe wet mogen gemeenten, de Sociale Verzekeringsbank en het UWV zelf bepalen wanneer zij toegang tot iemands woning willen. Dit om na te gaan of iemand echt alleen woont, of zijn eigen kinderen verzorgt.

Draagvlak

Het kabinet acht de wet noodzakelijk om ‘het draagvlak van sociale voorzieningen’ in de samenleving te behouden. Van het wetsvoorstel moet ‘een preventieve werking’ uitgaan. Maar het kabinet verwacht dankzij de ruimere controlebevoegdheden níet meer fraude op te sporen dan nu het geval is. Dit omdat het allang is toegestaan huisbezoeken te doen bij burgers, als zij worden verdacht van fraude.

Het doorzoeken van een woning van iemand die niet verdacht is, mag sinds 2007 alleen nog wanneer de burger vrijwillig meewerkt. Veel gemeenten willen echter al bij de eerste aanvraag van een uitkering een kijkje kunnen nemen in de woning van de aanvrager; het wetsvoorstel moet dat mogelijk maken.

Escalatie

Nam een terrorist een vliegtuig. De cockpitdeur was inmiddels versterkt en daarom bedreigde hij de passagiers. Sindsdien reizen er op elke vlucht naar Amerika voor de zekerheid gewapende US marshals mee. (Wat deden die eigenlijk toen de laatstgevangen terrorist aanstalten maakte? Het was een medepassagier die de klootzak aanvloog, overmeesterde en in een houdgreep hield.)

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had flaconnetjes bij zich die, indien gemixt, een explosief mengsel zouden vormen. Sindsdien mag niemand in het vliegtuig iets meenemen dat meer dan 100 cc vocht bevat, tenzij het is aangeschaft in de tax-free zone. De winkels op de luchthavens maken nadien woekerwinsten op water en frisdrank. Zelf zou ik, als ik terrorist was met een snood masterplan, ruim op voorhand een handlanger in een tax-free shop planten en jaren later van hem geprepareerde flesjes cola kopen met buitengewoon enge dingen erin. Je hebt een masterplan of niet, en wie slecht wil zijn moet flink vooruitdenken.

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had semtex in de holle hak van zijn schoen gefrut en klapte onderweg de hak open om de ontsteking erin te zetten, maar werd overmeesterd door een oplettende medepassagier. Sindsdien moeten we allemaal onze schoenen uit en riemen af als we de vliegvelddouane passeren en stuk voor stuk door een poortje moeten terwijl onze handbagage wordt gescand. Een bevreemdend spektakel van mensen die op één been hupsen om een schoen uit of aan te trekken, onderwijl ongerust speurend naar hun tas, jas en mobieltje die verderop op een lopende band te graai liggen.

Nam een terrorist een vliegtuig. In zijn ondergoed had hij explosieven genaaid die de poortjes niet konden detecteren: die letten vooral op metaal. De ellendeling trachtte ze vlak voor de landing tot ontploffing te brengen, maar waar hij op een fiere stormram met een orgiastische explosie had gehoopt, kreeg-ie een ejaculatie praecox en verschroeide alleen zijn eigen ballen. Straks moeten we, zo wil ineens elk land, allemaal door een bodyscan vooraleer we het vliegtuig mogen betreden.

Nu kunnen we gaan jammeren van privacy en naakt worden gezien enzo, maar dat raakt niet het hart van de zaak. Onze privacy zijn we allang kwijt, zeker als het om vliegen gaat. Protesteren tegen een nog wantrouwender en vernederender bejegening van onschuldige passagiers haalt niks uit. De crux is dat morgen, of volgende maand, iemand ook deze nieuwe maatregel omzeilt: dan neemt een terrorist weer een vliegtuig.

In laatste instantie resteren ons twee opties. Een: wetend dat je kwaad nooit kunt uitbannen, leggen we ons erbij neer dat individuen in een minuscuul deel van ons internationale verkeer een ramp kunnen aanrichten. De consequentie is dat we terrorisme gaan beschouwen als een verkeersongeluk, een tragisch maar onvermijdbaar incident. Hoe goed je ook je best doet en hoe prachtig je beleid ook is, je kunt misbruik, ongelukken en ellende helaas nooit uitbannen, en één gek kan altijd meer kapot maken dan duizend verstandige mensen kunnen verzinnen.

Of twee: we spuiten iedereen die per vliegtuig wil reizen bij de douane in een tijdelijk coma, kleden ze uit, onderzoeken al hun lichaamsin- en uitgangen, stapelen ze in bomvrije compartimenten in het vliegtuig, en maken ze pas wakker als ze ’s anderenlands door de douane heen zijn. Want daar stevenen we op af: levende, denkende mensen verschepen is een veiligheidsrisico.

(Met dank aan Dave Boyce, die mijn eigen idee nog net een stap absurdistischer maakte.)

Vergaardrift zonder hygiëne

Een medewerker van de Rabobank verloor vorige week een usb-stick, waar zich onder meer de gegevens van drieduizend klanten op bevonden. Hun persoonlijke gegevens stonden erop, maar ook welke beleggingen ze hadden gedaan en wat hun totaal belegde vermogen was. Dat de kwestie in het nieuws kwam, was uitsluitend omdat de vinder de usb-stick bij een krant afleverde en de krant er nieuws in zag.

Zulke datalekken zijn aan de orde van de dag. Soms gaat het om diefstal, maar vaker gaat het om slordigheid of onnadenkendheid van de mensen die beroepshalve met gevoelige informatie werken: verloren laptops, websites waar gevoelige informatie per ongeluk voor het oprapen ligt, rondslingerende usb-sticks, verdwaalde cd’s, afgedankte computers of harde schijven waar nog van alles op blijkt te staan.

Juist in een maatschappij die zichzelf zo afhankelijk heeft gemaakt van elektronische data, is dergelijke slordigheid buitengewoon pijnlijk. Je wilt niet dat duizenden elektronische patiëntendossiers ergens rondslingeren of dat ineens de financiële historie van de klanten van een bank op straat ligt. Zulke slordigheid leidt geregeld tot akelige inbreuken op iemands privacy; de gedupeerden staan vervolgens ook potentieel bloot aan misbruik van hun gegevens. Kwaadwillenden kunnen er makkelijk identiteitsfraude mee plegen (een type misdaad dat sterk in opkomst is), of nagaan wie een interessant slachtoffer is voor inbraak of chantage.

Iedereen wil de hele tijd maar gegevens van ons en onze gedragingen liefst real-time volgen. Voor zowat alles moet je je registreren, en bijna alles wat we doen leidt tot digitale sporen die aan ons worden onttrokken en vervolgens worden opgeslagen en bewaard. De vergaardrift van bedrijven en overheid kent haast geen grenzen.

Er zit een wrange paradox in die verzameldrift. Terwijl de dataverzamelaars enerzijds wonderen verwachten van het koppelen en verwerken van al die gegevens – betere gebruikersprofielen en risicoanalyses maken, sporen beter natrekken, misdaad voorkomen, monitoring opschroeven, logistiek en efficiëntie verbeteren, kosten drukken enzovoorts – zijn ze met het beheer van die gegevens vaak erg nonchalant. Te veel mensen hebben toegang, gegevens worden onversleuteld bewaard en gekopieerd, laptops en usb-sticks hebben geen beveiliging, computernetwerken zijn onvoldoende afgeschermd of hebben een architectuur die meer let op gebruiksgemak dan op veiligheid.

Sinds kort wordt er nagedacht over een meldplicht voor datalekkages. De plannen zijn helaas buitengewoon beperkt. Zo gaat de EU via een richtlijn de telecomaanbieders verplichten datalekken te melden, maar blijven alle andere vergaarders – van financiële instanties tot de zorg, van bedrijfsleven tot overheidsinstanties – buiten schot. Ook zij zouden onder zo’n meldplicht horen te vallen.

En aan meldingen alleen heb je uiteindelijk natuurlijk niks. De hoop is dat bedrijven en overheden uit angst voor reputatieschade zorgvuldiger zullen worden, maar elke gedragsdeskundige weet dat straf uitdelen alleen zelden helpt: dat leidt namelijk vooral tot pogingen om gemaakte fouten te verdoezelen.

We zouden eens moeten gaan nadenken over datahygiëne. Net zoals we het gewoon vinden in ons dagelijks leven hygiëne te betrachten – je handen wassen na toiletbezoek, geregeld douchen, je tanden poetsen, servies afwassen, geen water drinken uit een plas op straat – zouden we een vergelijkbare serie gewoontes rondom dataverkeer, dataopslag en dataoverdacht moeten ontwikkelen.

Wellicht dat we dan gaandeweg leren terug te deinzen als iemand een onbeveiligde usb-stick in een computer steekt en het vies gaan vinden als data niet versleuteld wordt overgedragen: alsof iemand je met een gebruikte naald wil prikken.

Verder lezen:

De verdingelijking van alles

[Verschenen in nrc.next en NRC Handelsblad: recensie van Bert-Jaap Koops e.a. (red): De maakbare mens. Tussen fictie en fascinatie, uig. Bert Bakker, en Tjalling Swierstra e.a.: Leven als bouwpakket, uitg. Klement.]

Wat voor mensen willen we eigenlijk worden?

Over de maakbare samenleving hoor je tegenwoordig zelden, over de maakbare mens des te vaker. Er komen steeds meer technologieën voorhanden waarmee we in de verschijning, de prestaties, de gevoelens en het functioneren van mensen kunnen ingrijpen: cosmetische chirurgie, ivf, preventieve geneeskunde, cybernetische protheses, biotechnologie, gentherapie, embryoselectie, designer drugs, human enhancement.

De meeste mensen haken ergens halverwege die opsomming af. Mensen beter maken is volkomen geaccepteerd, ze verbeteren van een andere orde. Sommigen vrezen dat we al doende voor god gaan spelen of de menselijke waardigheid schenden. Anderen voelen een diffuser moreel ongemak en vrezen een hellend vlak: waar houdt dit op, waar trekken we de grens, en hoe kunnen we die vervolgens bewaken? Sommigen wantrouwen het reductionisme dat inherent is aan de knutselende wetenschap: dat is toch geen fatsoenlijk mensbeeld, zo mechanisch zijn we toch niet? Anderen vrezen onvoorziene consequenties: technologie heeft de neiging bredere effecten te hebben dan de bedenkers ervan voorzagen. Nog weer anderen ten slotte staan te popelen en hopen dat de wetenschap hun leven substantieel kan verlengen of opwindende nieuwe opties biedt.

Iedereen kan zich maar beter schrap zetten. Doordat we genetische structuren beter kunnen uiteenrafelen, steeds kleinere structuren kunnen (na)bouwen, biologische processen kunnen verstaan als informatie-uitwisseling op celniveau en beter leren allerlei informatiesystemen aan elkaar te knopen of op elkaar te laten ingrijpen, is er sprake van een hausse aan nieuwe ideeën en ambities over lichaam en leven. We kunnen inmiddels daadwerkelijk genetische bouwblokken ontwerpen, genetisch materiaal aanpassen en biologische informatie veranderen – zij het nog beperkt.

Alles is ding

Dit nieuwe paradigma – alles is informatie, inclusief het gen; als je informatie kunt lezen, uitwisselen, veranderen en wegschrijven, kun je derhalve ook genetische informatie coderen – zet het oude onderscheid tussen bouwen en scheppen op de helling. Alles, ook dode materie, is informatie geworden en daarmee programmeerbaar; alles, ook levende substraten, is ding geworden en daarmee een potentieel object van manipulatie.

De gedachte dat een mens ooit ‘ding’ zou kunnen zijn, strijkt ons tegen de haren. Tegelijkertijd zijn de stappen die de laatste jaren zijn gezet weliswaar groot, maar bouwen ze voort op noties die we al langer hebben en die gemeengoed zijn. Misschien behoeven een aantal van onze indelingen herziening. Wellicht zijn de strikte conceptuele categorieën die we hanteren (leven versus dood, mens versus materie, lichaam versus machine, keuze versus determinisme) uiteindelijk geen tegengestelden en zijn ze beter te begrijpen als vlottende begrippen, of als gradaties op een schaal. Misschien ook moeten we accepteren dat ontrafelen, ingrijpen en verbeteren een onvervreemdbaar onderdeel van onze natuur is, en technologie van oudsher de biotoop van de mens. Misschien moeten we sommige vergezichten toelaten waar we nu nog erg van schrikken, of juist ontwikkelingen afzweren waaraan we momenteel ons hart hebben verpand.

Zulke vragen worden behandeld in twee recent verschenen boeken. De maakbare mens verkent de geschiedenis, de toekomst en de praktijk van maakbaarheidstechnologiëen; Leven als bouwpakket beschrijft de versmelting van nanotechnologie, synthetische biologie, neurowetenschappen en informatietechnologie. De boeken verschillen vooral in hun blikrichting. De maakbare mens is geestiger en kijkt breder om zich heen. De auteurs trachten lessen te trekken uit science fiction of vragen zich af hoe een toekomstige grondwet, een die rekening houdt met niet-, of minder natuurlijke lichamen, eruit zou kunnen zien. Leven als bouwpakket kijkt dieper in een select aantal gebieden, zoals gedragsturing en preventieve geneeskunde.

De maakbare mens onderzoekt bijvoorbeeld het idee van klonen van mensen, iets dat nu nog onmogelijk is, en in de meeste landen op voorhand verboden. Maar wat als het straks wel kan? Want iemand gaat het ooit doen, verbod of niet. Hoe zou een kloon, die immers in alles een kopie is van zijn origineel, zich ontwikkelen? Is het idee terecht dat we zo een leger van uniforme mensen scheppen? Via een handvol romans over het onderwerp bespreekt het boek die vragen, in acht nemend dat literatuur zowel manier is om zonder risico’s opties te verkennen, als een manier om gestileerd uitdrukking te geven aan onze preoccupaties, onze angst en onze hoop, en daardoor onze ambities meebepaalt. De voorlopige conclusie: terwijl de kloon zelf zich, zodra hij weet dat hij een kopie is, prangend zal afvragen wie hij of zij eigenlijk is– ben ik de ander? – maakt het simpele feit dat geen enkele kloon hetzelfde leven leidt als zijn origineel al voldoende verschil om tot een ander mens te komen.

Nooit meer ziek, zwak of misselijk

De gedachte dat we ziekte de pas kunnen afsnijden, wordt in Leven als bouwpakket uitgebreid terug. Diverse onderzoekers werken aan nanochips die specifieke biomarkers kunnen detecteren en dan al vroeg kunnen waarschuwen dat er een ziekte in aanbouw is, nog voor die zich heeft gemanifesteerd. Zo’n ingebouwde nanochip zou rapporten naar onze arts kunnen sturen en ons kunnen waarschuwen voor het naderende gevaar.

Los ervan of zulke cellen uiteindelijk een goed detectiemiddel blijken te zijn en of ziekte zich wel zo strikt lineair ontwikkelt – veel kankercellen worden gewoon door het lichaam zelf opgeruimd, iedereen heeft overal wel een beetje kanker – is de grote vraag wat zo’n voortdurende monitoring doet met ons idee van ziekte en gezondheid. Gaan we ons lichaam wellicht beschouwen als permanent potentieel ziek? Vinden we inderdaad dat ziekte altijd te voorkomen moet zijn? Zou zulke monitoring verplicht moeten zijn? Gaan we raar aankijken tegen mensen die hun lichaam niet continue in de gaten willen houden? Mogen zij zich dan bijvoorbeeld nog wel verzekeren?

Als we lichamen kunnen uitbouwen – zo peinst een ander in De maakbare mens – bijvoorbeeld door haperende of missende ledematen en zintuigen te vervangen of te compenseren, hoe zit het dan met de lichamelijke integriteit die de grondwet ons garandeert? Is zo’n uitbreiding onderdeel van ons lichaam geworden? Is het afnemen ervan een schending? Als functies van ons lichaam op afstand kunnen worden uitgelezen – bijvoorbeeld wanneer bloedwaardes via een RFID-nanochip kunnen worden doorgeseind – waaronder valt die informatie wettelijk gezien dan? Is zij onderdeel van onze lichamelijke integriteit, van het communicatiegeheim, of van het medisch geheim? Zijn we eigenaar van de informatie die ons lichaam genereert? Is het een privacyschending als iemand zulke informatie stiekem uitleest? Hoe weet je of een onbevoegde je lichaam uitleest? En als zulke informatie voor lange tijd buiten ons lichaam opgeslagen wordt, wie beschermt haar dan?

Leven als bouwpakket gaat uitgebreid in op persuasive environments: elementen in onze omgeving die ons gedrag in de gaten houden en sturen. Aan auto’s met cruise control zijn we inmiddels gewend. Maar wat als we een stap verder gaan en een deel van ons geweten uitbesteden aan de dingen om ons heen en we die inzetten om ons het goede te laten doen? Willen we een boodschappenwagentje dat ‘nee’ knikt wanneer we een pak chips uit de schappen van de supermarkt halen, of een spiegel die ons elke ochtend voortovert hoe we er over tien jaar uitzien indien we onze huidige leefwijze volhouden?

Alleen: wie bepaalt dan wat ‘het goede’ is, en in hoeverre tast een dergelijke omgeving onze vrije wil, onze verantwoordelijkheid en onze aansprakelijkheid aan? Wie draagt schuld als er iets fout gaat? Kunnen we ons voorstellen dat we verplicht worden dergelijke apparaten te gebruiken? Willen we dat de overheid zoiets invoert? Mag je een zekere mate van onaangepastheid vertonen, en zo ja, welke, en wanneer? Zo nee, waarom niet?

Beide boeken wijzen er nadrukkelijk op dat veel van de aanspraken die moderne maakbaarheidstechnologieën doen, nog lang niet zijn bewaarheid. RFID-chips die na injectie in ons lichaam rondzwerven en noodsignalen uitzenden als er biomarkers voor kanker worden gevonden, bestaan nog niet, evenmin als auto’s die zelf ingrijpen als zij vinden dat wij te hard rijden. De claim dat zulke ontwikkelingen nabij zijn, is vaak de enige manier om investeerders te trekken. Wel is dit de richting die veel onderzoek inslaat (en de kant waar fiks geld naartoe gaat: aan nanotechnologie werd in 2007 circa 150 miljard dollar besteed). Alleen daarom al zouden we nadrukkelijker en hardop moeten nadenken over wat we willen, wat we vinden, waarom we dat vinden en waar we grenzen trekken.

Want uiteindelijk is de vraag wat voor mensen we willen zijn, hetzelfde als de vraag in welke maatschappij we willen leven. De maakbare maatschappij is terug van weggeweest: hij zit in onszelf. En ditmaal is het niet de politiek die ons daarop wijst, maar de wetenschap.

Inzet: Toepassingen van nanotechnlogie

Nanotechnologie werkt met deeltjes van een miljardste meter klein. Zo kunnen piepkleine laboratoria in een minuscule chip worden ingebouwd; de chip verricht metingen en kan signalen uitsturen, die bijvoorbeeld door een mobieltje of een MRI worden ontvangen. Veel onderzoek richt zich op medicijnen verpakt in nanobolletjes die zich uitsluitend aan kankercellen hechten en die pas oplossen op de plek des onheils. Er wordt zowel geëxperimenteerd met afbreekbare nanodeeltjes (liposomen) als met niet-afbreekbare nanodeeltjes, zoals nanokristallijne zilverdeeltjes.

Vooral over die laatste groep maken mensen zich zorgen. Het is nog onduidelijk wat losse, niet-afbreekbare nanodeeltjes in een mensenlichaam doen als ze zwerven of zich ophopen. De halfwaardetijd voor uitscheiding van zulke deeltjes lijkt lang te zijn: bij muizen ruim vier maanden. Er zijn (omstreden) aanwijzingen dat zeer hoge concentraties nanokoolstofbuisjes een vergelijkbaar effect hebben als asbestvezels.

Onverdraaglijk verdrag

Nadat de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht kortgeleden haar rapport had uitgebracht, beloofde de regering haar huidige beleid voorlopig te handhaven. Op termijn wordt het auteursrecht aangescherpt – het downloaden van illegale kopieën wordt te zijner tijd verboden, terwijl dat nu mag – maar eerst, zo vond ook de regering, moest de entertainmentindustrie zelf met betere plannen komen om muziek, tv-series en films adequaat te distribueren en het legale aanbod te moderniseren.

Aan die voorgenomen strafbaarstelling van het downloaden van illegale kopieën kleven overigens grote principiële problemen. Hoe wil je zoiets in hemelsnaam handhaven? Dat kan alleen door al het internetgebruik van particulieren nauwgezet te monitoren en controleren, wat nu niet bepaald past in een democratie. De regering beloofde haar voornemen niet meteen uit te voeren. Eerst moest de industrie zelf over de brug komen.

Dat was een leugen. Er blijkt er een nieuw multilateraal handelsverdrag op stapel te staan, de ACTA: een verdrag dat namaak en handelsinbreuk moet beperken. Nederland onderhandelt in het geheim mee. Op aandringen van de muziek- en filmindustrie zijn ook inbreuken op het auteursrecht in de ACTA ondergebracht. Hoe een en ander precies is geformuleerd, was lange tijd onduidelijk: ook de stukken zelf zijn namelijk geheim en de onderhandelingen vinden niet plaats binnen een bestaande structuur (zoals de EU).

Uit wat er inmiddels van de ACTA gelekt is, lijkt de voorgestelde aanpak vele malen strenger te zijn dan wat Nederland of de EU momenteel aan wet- en regelgeving kent. Anders gezegd: als Nederland tekent, geven we onze beleidsvrijheid op en committeren ons aan een verdrag dat tegen onze eigen nationale en Europese afspraken ingaat, en waarvan burgers noch parlement kennis hebben kunnen nemen.

De Amerikanen blijken voorgesteld te hebben om providers via de ACTA medeverantwoordelijk te maken voor de eventuele auteursrechtinbreuken van hun klanten; een principe dat we in Europa nadrukkelijk afgewezen hebben. De enige weg die providers geboden wordt om aan die medeaansprakelijkheid te ontkomen, is een verplichte medewerking aan de claims van de rechthebbenden. Providers zouden mensen direct moeten afsluiten, namen en adressen moeten doorgeven, administratieve boetes moeten opleggen etc. zodra de entertainmentindustrie claimt dat haar rechten worden geschonden.

In een uitstekende brief legden Bits of Freedom en Vrijschrift vorige week uit waarom dat een fundamentele fout is. Zulke dingen horen niet in handelsverdragen te worden geregeld: ‘Het opleggen van administratieve taken aan bedrijven is niet verenigbaar met het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens.’ Bedrijven zijn niet opgericht om rechtbank te spelen, en deze aanpak ontneemt ‘verdachte’ gebruikers hun recht op een advocaat en op beroep. Daar komt bij dat veel claims van de entertainmentindustrie bij de rechter geen stand hielden; wellicht een extra reden waarom zij die stap liever overslaan en zelf rechter willen zijn.

De regering is de ACTA-onderhandelingen ingegaan zonder het parlement daarvan op de hoogte te brengen en stemde daarenboven in met een geheimhoudingsdocument over diezelfde onderhandelingen. ‘Elke democratische legitimering ontbreekt,’ concluderen Bits of Freedom en Vrijschrift terecht.

Dat de entertainmentindustrie weinig oog heeft voor andere rechten dan de hunne, was al langer duidelijk. Dat de regering daarin gretig meegaat en het parlement intussen voorliegt, is onverdraaglijk.

[N.B.: Met mijn oprechte excuses aan Vrijschrift, die ik – heel dom – aanvankelijk Vrijbit noemde. Op mijn website kan ik dat makkelijk aanpassen, in de krant helaas niet.]

Meer lezen:

  • ACTA: Wikipedia (EN)
  • ACTA revealed, European ISPs might have a big problem: EDRi
  • EU-reactie op Amerikaanse voorstellen: .pdf
  • Brief Bits of Freedom en Vrijschrift: .pdf

Update 10 december: Er is een open brief opgesteld, gericht aan onder meer het Europees parlement, waarin gepleit wordt in het ACTA geen afspraken op te nemen die indruisen tegen burgerrechten. NGO’s kunnen de open brief ondertekenen.

Blond

[Column voor Lover.]

‘Ik snap niet dat niet iedere feministe PVV stemt. Ik ben juist vanwege de vrouwenrechten bij de Partij voor de Vrijheid terechtgekomen,’ zei Tweede-Kamerlid Fleur Agema in het septembernummer van Opzij. ‘Vroeger waren vrouwenrechten veilig bij traditionele emancipatiebewegingen als GroenLinks en de PvdA, maar die hebben het laten lopen. Als feministe zou je je keihard moeten verzetten tegen de onderdrukkende gevolgen van de islam.’

Wanneer Agema wordt geprest uit te leggen wat er nu zo feministisch is aan de PVV, komt ze niet verder dan fulmineren tegen de islam en zeggen dat haar partij de zorg minstens even hard steunt als de SP dat doet. Geen woord over herverdeling van arbeid, zorg of macht. Geen woord over seksuele autonomie of seksueel geweld. Geen woord over gelijke rechten, loopbaan- of voorkeursbeleid. Geen obligaat gemurmel over herwaardering of herinterpretatie van ‘vrouwelijke’ waarden of capaciteiten. Zelfs een kontlikkende verwijzing naar Hirsi Ali kan er niet van af. Feminisme wordt binnen het vertoog van de PVV gereduceerd tot het xenofobisch verdedigen van kleinburgerlijke waarden: alsof zonder de islam de vrouwenzaak in kannen en kruiken was.

Als het niet zo triest was, zo je onder tafel rollen van het lachen: het feminisme als een kwestie die we met gerust hart aan meneer Wilders kunnen overlaten. Het is de wrangste grap van het decennium.

Wilders, die vrouwen aan de lopende band beledigt; Wilders, die vrouwen afschildert als sullige slachtoffers; Wilders, die weigert te zien hoe patriarchaal westerse religies zijn; Wilders, die het met zijn epitaaf ‘voddenkoppen’ presteert om de vermeende objecten van zijn zorg een venijnige veeg uit de pan te geven; Wilders, die vrouwenrechten alleen noemt waar het over kinderen, zorg en opvoeding gaat; Wilders, die binnen zijn partij het enige haantje wenst te zijn; Wilders, die een broertje dood heeft aan diversiteit en debat – bij díe Wilders zouden onze belangen veilig zijn? Ik vrees dat het enige waarvoor feministen Wilders ooit een pluim in zijn gat kunnen steken, is dat-ie de term ‘dom blondje’ sekseneutraal heeft gemaakt.

Bij eerdere nieuwrechtse partijen kon ik me – zij het met uiterst pijnlijk hart – nog enigszins voorstellen waarom zij aanhang trokken onder homoseksuelen of modieus feministisch angehauchte vrouwen. Fortuijn en Verdonk waren immers elk een verpersoonlijking van een volledig nieuw politiek personage: de presidentiële relnicht, respectievelijk de vrouw die het roer ambieerde. Wat je verder ook van hun standpunten mocht vinden, hun stijl en ambities boden een spektakel dat dwars tegen genderstereotypen inging en daarmee een focus voor genoegdoening bood; zo ongeveer als twintig jaar terug veel conservatieve vrouwen hun hart ophaalden aan Thatcher. Ha. Zij leerde die mannen tenminste een lesje! En via haar voelden ze zich een beetje sterker, een beetje meer gelegitimeerd, zonder dat ze zelf ooit meer hoefden te doen dan een passieve stem uitbrengen.

Maar zelfs een dergelijke persoonlijke identificatie, hoe rancuneus en au fond reactionair ook, kan Wilders niet bieden. Welke feminist, welke queer, welke genderbender – or, for that matter, welke wereldburger – kan zich ooit plaatsvervangend optrekken aan Wilders en zijn patriarchaal provincialisme?

Wilders staat, zo vrees ik, voor heel iets anders. Hij past perfect in de trend naar newspeak die we momenteel beleven. Veiligheid is vrijheid. Uitschelden is debat. Rechten ontnemen is een recht. Pluriformiteit bescherm je door uitstoting. Slachtoffers zijn schuldig. Eenwording is emancipatie.

Blond is het nieuwe bruin.

Steun Het nieuwe rijk!

Gisteren zijn in een aantal grote steden folders verspreid door Het Nieuwe Rijk. Het is een actie tegen de centrale opslag van de vingerafdrukken van alle Nederlanders. Het comité is buitengewoon ongerust over de toenemende privacy-schendingen door de overheid, en doet dat door middel van een – uitstekend geslaagde – parodie: ‘Laat je BSN op je arm tatoueren! Handig voor u als burger, handig voor ons als overheid!’

Binnenlandse Zaken is boos over de actie en beweert aangifte te hebben gedaan tegen de verspreiders van de folder. Op grond waarvan is geheel niet duidelijk…

De actie wordt publiekelijk gesteund door een aantal mensen, en ik ben trots dat ik daarbij hoor. Op de website kun je de folder plus een toelichting daarop vinden; er staat tevens een petitie die je kunt tekenen. Doen!

Meer lezen? Dat kan:

  • NRC weblog: Het nieuwe rijk
  • Webwereld: Ministerie pakt nepfolder vingerafdrukdatabase aan
  • Security.nl: Het Nieuwe Rijk niet bang voor aangifte Bijleveld
  • Solv: Het nieuwe rijk gaat verder dan u denkt
  • Bright: Rel rond actie tegen databank vingerafdrukken
  • NRC.next: Aangifte Bijleveld tegen tatoeagefolder
  • NRC.next: Ministerie waarschuwt voor folder over tatoeëren BSN
  • Security.nl: Folder Het Nieuwe Rijk in Nederland verspreid
  • Volkskrant: Tatoeagefolder is actie tegen vingerafdrukkendatabase
  • NRC Handelsblad: Nooit meer BSN vergeten
  • De Pers: Staatssecretaris vindt folderactie ‘smakeloos’
  • Trouw: Actiegroep tegen nieuw paspoort

De broek van Osterhaus

[Gesproken column voor De Praktijk.]

Er brak een rel uit toen bleek dat viroloog Ab Osterhaus – die zich de afgelopen maanden overal erg bezorgd had betoond over de Mexicaanse griep en die als regeringsadviseur de overheid had geprest om grote hoeveelheden vaccin in te slaan – een belang van bijna 10% bleek te hebben in ViroClinics, een bedrijf dat vaccins test. Onder de door ViroClinics onderzochte vaccins viel ook Tamiflu, dat door Osterhaus aanbevolen wordt wegens diezelfde Mexicaanse griep.

Men sprak van belangenverstrengeling en van winst maken door angst aan te jagen. Iedereen riep prompt schande, er werden overhaast kamervragen gesteld – de PVV waakt over u! – en Osterhaus moest zich publiekelijk in bochten wringen.

De berichtgeving was echter danig gekleurd. ViroClinics produceert namelijk helemaal geen vaccins, ze testen alleen de werking ervan, en Osterhaus wordt derhalve geen spat wijzer van de verkoop van Tamiflu of enig ander vaccin.

Toch is daarmee de kous niet af. De kwestie is meer dan de zoveelste mediahype. Osterhaus is de exponent van een tweetal ontwikkelingen die zorgen baren.

Ten eerste is daar de gedachte dat ziek zijn altijd vreselijk is en dat we ziekte koste wat kost moeten en kunnen voorkomen. Doe dit niet, dat wel, eet zus, slik zo, preventie hier en vaccinatie daar, mijd mensen die iets hebben als de pest en sluit elk risico uit! Ziekte en verval laten zich echter niet bedwingen, we moeten per slot van rekening ergens aan dood, en de gedachte dat we onze gezondheid volledig in eigen hand kunnen hebben getuigt van overmoed en arrogantie.

Dat idee dat we onze gezondheid zelf kunnen beheren, zorgt er verder voor dat mensen met wie iets is gaandeweg met een scheef oog worden aangekeken. Het bevordert een eigen-schuld-dikke-bult houding. Ziek? Oh, zeker geen voorzorgsmaatregelen genomen, ja dan kunnen wij er ook niks aan doen. U heeft kanker? Nou dan zal u wel ongezond hebben geleefd. Een griepje, mevrouw? Tsk. Had u maar Tamiflu moeten nemen. Hartklachten, meneer? Tsja. U wist best dat u meer moet bewegen en andere boter hoort te gebruiken (u weetwel, die van Unilever). Maar gezond leven geeft geen garantie, ongelukken zitten in kleine hoekjes en cellen doen vaak iets anders dan wij prettig vinden. Ook wie supergezond leeft kan allerlei naars oplopen.

Bovendien worden de risico’s van ziekte tegenwoordig sterk overdreven. Dat deed helaas ook Osterhaus, die om die reden flink onder vuur lag van iets evenwichtiger collega’s. Zij vonden dat je die Mexicaanse griep beter zo snel mogelijk kon krijgen. Dan was je er tenminste van af en hij is momenteel stukken ongevaarlijker dan veel eerdere griepvarianten. (Zelf zie ik trouwens het meest in het idee om mensen cohortgewijs te besmetten met de Mexicaanse griep: om de veertien dagen een nieuwe groep. Na een maand of drie, vier zijn we allemaal aan de beurt geweest en hebben we keurig , en helemaal zelf, immuniteit opgebouwd.)

De tweede ontwikkeling waar Osterhaus de exponent van is – en helemaal zijns ondanks – is dat medisch wetenschappelijk onderzoek vrijwel over de hele linie afhankelijk is geworden van het geld van farmaceutische bedrijven. Dat maakt zuiver en oprecht onafhankelijk onderzoek lastig: de industrie eist vaak dat tegenvallende resultaten onder tafel worden gemoffeld, laat alleen kortlopend onderzoek toe, en prefereert onderzoek dat in hun voordeel is. Osterhaus kan er geen klap aan doen dat hij voor zijn wetenschappelijk onderzoek deels afhankelijk is van opdrachten van de farmaceuten. Dat is te wijten aan overheden die wetenschappelijk onderzoek een lage prioriteit geven en die vinden dat wetenschappers, zoals dat zo akelig heet, ‘hun eigen broek moeten ophouden’.

De schande die we over Osterhaus hebben afgeroepen, is verkeerd geadresseerd. U moet bij de regering wezen, wegens haar promotie van belangenverstrengeling.

Neutrale netwerken

Gisteravond heeft een commissie van het Europees Parlement vergaderd over de Telecomrichtlijn, een kaderwet voor internet en telefonie. Ter tafel lag onder meer een amendement, ingefluisterd door telefoniegigant AT&T, waarin wordt geregeld dat leveranciers ‘in voorkomende gevallen’ bepaalde soorten verkeer op internet te mogen afknijpen, bijvoorbeeld om ‘opstopping’ te voorkomen.

Zweden heeft zich als enige sterk verzet tegen het voorstel: zij willen dat providers zich neutraal opstellen ten aanzien van het verkeer dat zij transporteren. De grote vraag is hoeveel medestanders de Zweden hebben kunnen vinden. Nederland heeft zich tot nu toe erg op de vlakte gehouden.

Het oogt allemaal dodelijk saai en weinig belangrijk. Maar het gedonder dat klanten van UPC al geruime tijd ervaren, gaat precies daarover: UPC schendt de netwerkneutraliteit. UPC belooft haar klanten een bepaalde snelheid. Die haal je ook gerust als je websites ophaalt, maar zodra je bittorrent wil gebruiken, zakt de snelheid dramatisch in. UPC knijpt dat verkeer namelijk af, zo stelde de Consumentenbond onlangs vast.

Het venijn daarvan is dat veel mensen hun keuze voor een provider laten afhangen door de beloofde snelheden: je koopt met je abonnement niet alleen toegang maar ook bandbreedte. Dan is het bizar te merken dat juist verkeer waarbij snelheid ertoe doet, wordt afgeknepen. Bovendien gaat het UPC geen klap aan voor welk verkeer hun klanten internet gebruiken: zolang het legaal is, mag UPC geen onderscheid maken, en mocht verkeer illegaal zijn dan dient de bron te worden aangepakt, niet de vervoerder – die immers niet behoort te weten wat haar klanten zoeken, bekijken, sturen of ontvangen, laat staan dat ze specifiek verkeer doelbewust vertraagt of verhindert.

Schendingen van netwerkneutraliteit komen geregeld voor. Vaak doet een provider dat uit gewin. Zo tracht datzelfde AT&T dat in Europa zo hard heeft gelobbyd voor het bewuste amendement, in de VS de mogelijkheid te blokkeren om VoIP (bellen over internet) te gebruiken op mobieltjes. VoIP is namelijk stukken goedkoper dan gewoon mobiel bellen, en AT&T hoopt op deze manier haar concurrenten de voet dwars te zetten en haar omzet in dure belminuten nog een tijdje vast te kunnen houden. Apple weigerde afgelopen week voor de tweede keer om Google Voice – een andere methode om goedkoop via internet te bellen – toe te laten als applicatie voor de iPhone. De reden? Druk van AT&T, dat nauw samenwerkt met Apple.

AT&T wil niet dat wij goedkoper kunnen bellen. Liever dan zelf met nieuwe technologie te komen, probeert ze innovaties van anderen te dwarsbomen.

Een ouder (tot nu toe afgehouden) voorstel dat de netwerkneutraliteit schendt, is om voortaan het verkeer van commerciële sites voorrang te geven en consumenten in de wacht te zetten. Dat laatste verkeer – uw e-mail, uw poging om een website op te vragen, het filmpje dat u wilt zien op YouTube – zou in dat model pas worden afgehandeld als er luwte is in het systeem. Da’s een beetje alsof de postbode zegt: ‘Nee hoor, die brief aan u bezorg ik pas als ik alle zakelijke klanten van dienst ben geweest. Reclamefolders rondbrengen is belangrijker. Bovendien, dat kaartje van uw moeder aan u heeft toch geen enkele haast!’

Helaas vinden gevestigde bedrijven een betrekkelijk gewillig oor in Europa. In Amerika snappen steeds meer mensen dat netwerkneutraliteit technologische innovatie bevordert en onmisbaar is voor de communicatievrijheid van burgers. Alleen neutrale netwerken garanderen dat mijn moeder mij kaartjes kan blijven sturen.

Rompslomp

We moeten vooral praktisch zijn. Niet te lang doorpraten over aarzelingen of bezwaren. De principes die in stelling worden gebracht zijn op zich natuurlijk heel loffelijk, uiteraard staan we daar van harte achter, maar we staan nu voor een serieus probleem en dat vergt een meer pragmatische aanpak. Als we ons laten belemmeren door zulke overwegingen komen we nooit een stap verder, en dat is juist in deze situatie cruciaal.

Ik kan zulke discussies inmiddels uittekenen, je hoort ze overal. Bij het bedrijf dat privacy hoog in het vaandel heeft staan maar toch haar klanten wil gaan volgen, bellen, aanschrijven en ze anderszins beter in kaart wil brengen. Bij de overheid die stelt dat inspraak en transparantie een integraal onderdeel van ons stelsel is, maar wetten steeds meer vervangt door algemene maatregelen van bestuur, die – heel handig – nooit in de Kamer hoeven te worden besproken. Bij politieagenten die de rechtstaat verdedigen maar advocaten een onhandige uitvinding achten. Bij burgers die zichzelf democraat vinden, maar die toch menen dat verdachten minder rechten horen te hebben.

In zulke betogen weegt iemand een abstract grondrecht af tegen een concreet belang: meer omzet maken, misdaad sneller aanpakken, beslissingen vlotter regelen. Dikke kans dat het concrete belang wint.

De fout zit ‘m in de afweging, die is er een van ongelijke grootheden. Wie zo’n probleem neerzet als dat van een lastig principe versus een voor het grijpen liggend succes, wint de discussie vrijwel zeker, maar heeft dat gedaan door dat succes heel armetierig te definiëren en niet te kijken naar de maatschappelijke kosten ervan. Want dat principe, dat brokkelt al doende af. Principes kunnen alleen overleven als er heel zelden en slechts met buitengewoon goede redenen inbreuk op wordt gemaakt.

Elke keer dat we zeggen: ‘in principe wel, maar nu even niet’ hollen we ons precaire systeem van grondrechten en morele uitgangspunten kaasschaafsgewijs uit.; we snijden in ons eigen en elkaars vlees.

Of iets praktisch of efficiënt is, is daarbij wel het allerslechtst denkbare argument. De democratie zélf is niet praktisch. Ze is traag, zit vol rompslomp en omhaal, maar ze is dat juist omdat alleen veel overleg en bijsturen er zorg voor dragen dat er met veel verschillende belangen tegelijkertijd gejongleerd kan worden en aan iedereen zo veel mogelijk recht kan worden gedaan.

U wilt praktisch zijn? Geen verkiezingen houden is veel efficiënter. Voortaan laten we Maurice de Hond een poll doen en klaar zijn we. Geen gedoe met stembureaus in alle scholen, met stemhokjes die opgebouwd en biljetten die geteld moeten worden. U wilt snelle beslissingen? Geen inspraak is veel handiger, scheelt ook veel papier.

Democratie is rompslomp. Die rompslomp dient een hoger doel: te zorgen dat onze rechten worden gewaarborgd; dat wij worden gehoord, ook als we tegendraadse meningen hebben of zelfs we verdacht zijn; dat wij – noch als klant, noch als burger, noch als werknemer – overgeleverd hoeven te zijn aan degenen die ons een valse afweging voorschotelt.

Bij het Amsterdamse Tropenmuseum stond een paar weken lang een groot bord met daarop een uitspraak van Wibaut: ‘Van democratie niets dan goed. Maar als tijdsbesparing is ze kennelijk niet bedoeld.’ Wibaut doet het een beetje sneu voorkomen, ik had het graag krachtiger gezien: ‘Van democratie niets dan goed. Maar als tijdsbesparing is ze niet bedoeld.’