Onder homoseksuelen bestaat zorg over het veranderende klimaat. Het leek erop dat homoseksualiteit gaandeweg geaccepteerd raakte, maar op straat en op het werk is het de laatste jaren juist moeilijker geworden openlijk homoseksueel te zijn. Onderwijzers hebben last op school; valse en denigrerende opmerkingen nemen toe; op straat worden homoseksuele stellen vaker lastig gevallen of zelfs in elkaar geslagen.
De zorg deel ik, de analyse erachter niet. De oorzaak wordt gezocht in de invloed van de Islam. Het zouden vooral moslimouders en -scholieren zijn die zeuren over homoseksuele leraren, en vooral Marokkanen die zich op straat agressief betonen jegens homo’s. Zelden wijst iemand daarbij op katholieke en protestantse schoolbesturen die homoseksuele onderwijzers publiekelijk afwijzen, terwijl die toch hard meehelpen dat vijandige klimaat te legitimeren. Net als directies van openbare scholen die hun eigen personeel niet openlijk steunen en die homohatelijkheden laten passeren met het excuus dat ‘anderen’ nog niet zo ver zouden zijn.
Wijzen op de Islam is goedkoop. Het legt het probleem ten onrechte bij ‘anderen’. Het schept een valse tweedeling: alsof homoseksualiteit uitsluitend hier voorkomt en niet bij hullie. Het doet het voorkomen of ongenoegen, ongemak, rancune, vijandigheid of verzet jegens homoseksualiteit uitsluitend van ‘daar’ komt en ‘ons’ vreemd zou zijn. Maar potenrammen is helaas een oud fenomeen, een kwalijke sport die sinds jaar en dag in Nederland wordt beoefend.
Twee, nee drie andere dingen steken me in het debat: de klagerigheid, de a-historische blik en het gebrek aan solidariteit.
Tot ver in de jaren negentig ontbrak de gebelgde, zielige toon. Ja, homo’s werden soms in elkaar geslagen zuiver om wie of wat ze waren. Dat was ernstig. Daar moest je dus wat tegen doen, vonden we. Dat betekende: debatten opzetten, het gesprek aangaan, publiekelijk je bestaansrecht opeisen en aanspraak maken op plichtsbesef, hulp & benul van anderen (beleidsmakers, politie, voorbijgangers). Het betekende ook: weerbaarheidscursussen opzetten, op zelfverdediging gaan, en een roze knokploeg organiseren die ’s nachts langs riskante straten trok om in geval van nood lik op stuk te kunnen geven, en passant bewijzend dat een flikker nog geen mietje was.
Van die baaierd aan antwoorden is nu geen sprake. Weerbaarheid en inventiviteit zijn ingeruild voor afhankelijkheid, het probleem wordt beschouwd als Fremdkorper. De overheid moet het voor ons oplossen: wij zijn zielig en behoeven bescherming, het probleem ligt buiten onze cultuur en de oplossing gaat onze macht te boven.
Waarmee we ons lot leggen in de handen van dezelfde overheid die soms zo verrekte ‘hullie’ is. Die weigerambtenaren een rechtspositie geeft, die meent dat religie een geldige grond is om homoseksuelen in het onderwijs te discrimineren, die homofobie in de Koran veroordeelt maar ’m in de Bijbel en vanaf de kansel volkomen acceptabel vindt.
Dan die a-historische blik. Als feminist heb ik geleerd dat emancipatie in golven komt en helaas ook in golven wijkt. Je moet verworven rechten blijven verdedigen: anders wint de contramine terrein en eroderen ze, en ontdek je later dat je winst als zand tussen je vingers is weggeglipt. Wie strijdt voor zijn rechten kan nooit op zijn lauweren rusten. (Ter troost: verdedigen wat je hebt gewonnen kost gewoonlijk minder moeite dan iets centimetersgewijs veroveren.)
Anders dan de vrouwenbeweging heeft de homobeweging die les duidelijk niet geleerd. Feministen weten dat na winst onherroepelijk terugval volgt, en dat na elke vooruitgang de restauratie logischerwijs aan zet is. Wij weten dat veel winst uiteindelijk cosmetisch blijkt te zijn. Dus vanwaar dat geklaag van de heren homo’s? Niet zeuren. Stroop op, die mouwen!
Tot slot steekt me het gebrek aan solidariteit, het gebrek aan een breder besef dat vrijheid en rechten ondeelbaar zijn. De heren homoseksuelen die nu klagen over de afnemende sociale tolerantie voor hun positie en belangen, hoor je nimmer gewag maken van de dalende maatschappelijke affiniteit met feminisme. Dat vrouwenbelangen steeds vaker worden afgedaan als ‘gezeur’, daar hoor je ze niet over. Toen Pim Fortuyns ster rijzende was en half mannelijk homo-Nederland geilde op het idee van een nicht als premier, maakte geen hunner zich ook maar een seconde boos over het dedain waarmee Fortuyn vrouwen afserveerde en hen naar de keuken terugwenste.
4 oktober 2010 / Lover, december 2010