Snor

Hebben we eindelijk de borstkankermaand kunnen afsluiten – de roze lintjes vlogen iedereen weer om de oren – en nou willen mannen óók zo’n hippe maand waarin ze een feestelijk tintje aan een rotziekte geven. November moet movember worden: de maand waarin je je moustache laat staan om het bewustzijn over prostaatkanker te promoten en je solidariteit met je broeders een publiek smoel te geven. Hun heldhaftige motto: Grow a mo’, save a bro’.

Zulk simplisme werkt enorm op mijn zenuwen. Je strijdt niet tegen borstkanker door een roze stofzuiger of mobieltje te kopen; je snor laten staan redt niemand van prostaatkanker.
Al dat roze gedoe is niets dan een consumentenaflaat. Je gaat jezelf te buiten onder het mom een goed doel te steunen. Kijk mij eens solidair zijn: ik koop roze pumps! Dat bedrijven die een miniem percentage van jouw aankoopsom doorschuiven naar Pink Ribbon en dat bedrag daarna als aftrekpost bij de belastingdienst opvoeren, zichzelf als ‘maatschappelijk geëngageerd’ wensen te afficheren, is nog wranger.

Moeten we zulke larie nu ook voor mannen invoeren? Vecht tegen prostaatkanker, koop een blauwe Blackberry! Strijd tegen prostaatkanker, koop een Ray Ban met een gratis opplaksnor! Gaan we bij mannen ook doen alsof kanker hebben een solidaire, feestelijke aangelegenheid is, waarvan je – na de ziekte natúúrlijk te hebben overwonnen – enorm veel hebt geleerd? Gaan we prostaatkanker nu bejegenen als een broodnodige levensles? Waarom denken we überhaupt dat we kanker glamour kunnen geven en alle angst en paniek eruit kunnen halen?

Borstkanker heeft één ding voor op prostaatkanker: bewustmaking helpt. Wie regelmatig haar borsten bevoelt, kan de ziekte vaak vroeg signaleren. Dat scheelt enorm in overlevingskansen. Voor prostaatkanker bestaat zo’n eenvoudige test niet. Ook bevolkingsonderzoeken helpen geen lor: driekwart van de mannen met een verhoogd PSA blijken na verder onderzoek namelijk helemaal niks te hebben. Inmiddels hebben ze wel wekenlang in de rats gezeten en moesten ze een pijnlijk biopt ondergaan.

Bewustzijn over een ziekte promoten is alleen relevant wanneer mensen individueel iets kunnen aanvangen met dat besef. Anders is het gratuit. Erger: dan reduceer je zo’n ziekte tot een oppervlakkig teken, tot een modieus icoon. ‘Leuke snor heb je. Prostaatkanker? Ja, dat sucks. Maar die snor staat je goed, man. Houwen zo.’

Roze lintjes tegen borstkanker, snorren tegen prostaatkanker. Nog even, en we krijgen campagnes met luchtballonnen tegen longkanker en een maand waarin iedereen in het bruin moet wegens de strijd tegen darmkanker.

Methusalem

[Vanavond vindt voor de tweede keer de Avond van de polemiek plaats. Tien uitverkoren columnisten leveren verbaal strijd en moesten daartoe op voorhand een stukje inleveren; slechts een ervan kan met de eer strijken en krijgt als beloning ‘Het scalpel’ toegekend. Ik ben een van de deelnemers; dit is mijn bijdrage.]

De Nederlandse Hendrikje van Andel was ooit de oudste vrouw ter wereld. Ze stierf in 2005 en was toen 115. Hendrikje was een medisch wonder: ze leek langzamer te verouderen dan anderen. Op haar 112e scoorde ze bijvoorbeeld bovenmatig goed in een geheugentest – afgezet tegen 60- tot 75-jarigen.

Hendrikjes uitmuntende conditie bleek genetisch te zijn bepaald. Onderzoek toonde later aan dat ze zeldzame genen had die haar beschermden tegen aderverkalking en allerlei hartkwalen. Zo werd Hendrikje de lieveling van wetenschappers die de levensverwachting van de mens willen verlengen. Stel je voor dat we ieders genetische klok kunnen vertragen…!

Aubrey de Grey, een Britse gerontoloog, stelde deze zomer dat we celschade binnenkort kunnen repareren; daarmee ligt preventie van ouderdomskwalen binnen handbereik. In die opvatting staat hij bepaald niet alleen. De Grey schat in dat 150 worden nog deze eeuw haalbaar blijkt. Na die doorbraak is het volgens hem een peuleschil om onze levensduur te verlengen tot 1000 jaar. In de toekomst, zo verwacht hij, gaan mensen alleen nog aan ongelukken dood.

Een geweldige bio-hack: Methusalem als ons aller voorland! Maar sta mij toe deze wetenschappelijke klok even flink te ontregelen.

Een. De omvang van de wereldbevolking wordt gereguleerd door twee fenomenen: geboorte en dood. Ons overlijden structureel uitstellen geeft een bevolkingsexplosie van jewelste. Zodra de dood onze aantallen niet langer kortwiekt, is het tegengaan van nieuwe aanwas nog het enige wat de bevolkingsgroei kan beteugelen.

Eeuwig oud worden én kinderen krijgen is een weelde die we ons niet kunnen veroorloven. Overbevolking leidt immers altijd tot ruimtegebrek, watertekort, voedselschaarste, en uiteindelijk tot oorlog. Bepaald andere koek dan de ‘ongelukken’ die De Grey als enig resterende doodsoorzaak voorziet.

Het is kiezen of delen. Wie het eeuwig leven wenst, moet zijn kinderen opofferen; wie kinderen wil, moet zelf plaats maken.

Twee. Heeft u laatst ook dat filmpje gezien van de peuter die niet begreep hoe een tijdschrift werkt, en meende dat het een kapotte iPad was? Onze wereld verandert niet langer lineair, maar exponentieel. Technologische veranderingen volgen elkaar zo snel op iedereen zélf al moeite heeft ze bij te benen. Kinderen snappen de wereld van hun ouders niet meer.

U kunt natuurlijk tegenwerpen dat we straks tóch al geen kinderen meer hebben – zie boven – en dat we met onze lange levens tijd zat hebben om elkaar bij te scholen over ons verleden. Of desnoods dat de verwarring over al die veranderingen dan tenminste een gedeelde ervaring is. Maar er is een bovengrens aan de hoeveelheid veranderingen die een mens kan verdragen. Ons leven doelbewust zo inrichten dat we de draad ervan welhaast moeten kwijtraken, lijkt mij geen goed plan.

Drie. Wie ouder wordt, krijgt steeds meer geschiedenis en wordt vanzelf conservatiever. Dat is psychologisch zelfbehoud, voortkomend uit de drang om je eigen verleden te valideren. Hoe het ‘vroeger’ ging, wordt van de weeromstuit belangrijker. Methusalem zal ten ondergaan aan zijn eigen nostalgie.

En tenslotte: wanneer de dood zeldzaam wordt, zal men hem juist meer begeren. Ik voorzie een stralende toekomst voor zelfmoordenaars.

Opwarmertje

Aanstaande woensdag (2 november) wordt in De Balie, in samenwerking met Het Parool, voor de tweede keer De avond van de polemiek georganiseerd. Tien geselecteerde columnisten strijden er die avond om de trofee: ‘Het scalpel’.

De deelnemers zijn Martin Bosma, Ties Prakken, Hafid Bouazza, Karin Spaink, Thomas von der Dunk, Bert Brussen, Annemarie Oster, Meindert Fennema, Thierry Baudet, Ad Fransen en Kees Tamboer. De jury bestaat uit Pierre Vinken, Hans van den Bergh, Jaffe Vink (de winnaar van Het Scalpel 2010), Barbara van Beukering (Het Parool), Yoeri Albrecht (De Balie) en Theodor Holman.

Het Parool publiceert vandaag een kort stukje van/over alle deelnemers, waarin zij uiteenzetten aan welke criteria een polemiek dient te voldoen. Bij deze mijn stukje:

***

Polemist ben je pas wanneer je puntig kunt schrijven en niet bang bent voor een robbertje verbaal vechten.

Een polemiek handelt altijd over een politiek of sociaal onderwerp. Een polemiek moet voorts scherp zijn, liefst hier en daar ook grappig. En ten slotte hoor je in een polemiek het standpunt van je opponent fatsoenlijk te beschrijven. Pas daarna ga je eens flink aan die opvatting rammelen, op zoek naar de inconsequenties, de vergeten feiten, de barsten en de scheuren erin.

De columnist die op alleen op de man speelt, produceert niks dan een veredelde burenruzie. De columnist die de lezers uitsluitend zijn eigen standpunt opdist, vervalt al snel tot getoeter en gedram. De columnist die het standpunt van zijn opponent slechts persifleert, is geen polemist maar een cabaretier, of erger: een politicus.

Iemand kwetsen in een polemiek mag gerust. Het is zelfs onvermijdelijk wanneer je opponent – zoals tegenwoordig nogal in de mode is – elk weerwoord hoogstpersoonlijk op zichzelf betrekt. Anders dan we nu lijken te denken, is iemand kwetsen helemaal niet zo eng of erg. Mensen zijn niet van fondant, wie kaatst mag een bal verwachten, en als opinies niet botsen, verandert er nooit iets.

Maar doelbewust met modder gooien is nooit raadzaam. Niet alleen zet je daarmee jezelf buitenspel; vooral bezoedel je je eigen argumenten ermee, waardoor je opponent alleen nog maar het vuil van zich af hoeft te wassen.

Een goede polemiek daagt kortom uit tot een zinnig antwoord.

Prostitutie

Wethouder Asscher wil af van de wantoestanden in de prostitutie en zint daartoe op maatregelen. Dat siert hem. Er is veel mis daar, van regelrechte vrouwenhandel en uitbuiting tot intimidatie en mishandeling. Ondanks legalisering en registratieplicht werken veel prostituees nog steeds illegaal. (Niet zo vreemd, trouwens: wie wil er nu levenslang bij de belasting bekend staan als ZZP’ende sekswerker?)

Aan zwaaien met verboden, zoals Asscher nu al wekenlang doet, hebben de vrouwen in kwestie niets. Prostitutie illegaal maken betekent dat de sector verder ondergronds gaat en zich juist meer aan controle – en dus aan interventies – onttrekt.

Al wie uit de prostitutie wil en daartoe hulp zoekt, zal zichzelf dan eerst als delinquent moeten afficheren, met alle gevolgen van dien. Pooiers en handelaars krijgen van overheidswege gratis een nieuw chantagemiddel in handen gedrukt: ‘Als je lastig bent, leveren we je aan de politie uit!’ Voor de vrouwen zelf wordt het riskanter om aangifte tegen hun handelaars te doen, laat staan tegen ze te getuigen.

Daar sta je dan met je regulering en je handhaving: doel volledig voorbijgeschoten. Maar ja, we zien het niet meer hè, niemand die dan nog klaagt…

Naar Zweeds voorbeeld overweegt Asscher ook een andere optie: niet de hoer, maar de hoerenloper aanpakken. Juridisch is dat een gedrocht: wanneer een dienst zelf legaal is, is het afnemen ervan dat ook. En het werkt amper. In Zweden worden jaarlijks zo’n vijftig mannen als prostituant veroordeeld.

Bovenal is het een ouderwets concept, gebaseerd op het romantische beeld van prostitutie waartegen Asscher zich juist zo afzet. ‘Winkelen’ – de ramen langsgaan op zoek naar een prostituee – wordt steeds zeldzamer. Tegenwoordig bestel je iemand via een website of een mobiel nummer. Vervolgens wordt er iemand uit de ‘stal’ gehaald en binnen het uur per taxi op het gewenste adres afgeleverd. Vroeger vormden escorts de top van de branche, nu zijn zij bij uitstek de meest machteloze vrouwen uit het circuit – juist omdat ze permanent buiten zicht worden gehouden.

In interviews laat Asscher zich snerend uit over ‘comfortfeministen’ die de kwaden van prostitutie bagatelliseren. Beste Lodewijk: dertig jaar geleden was ik óók tegen legalisering van prostitutie, op – naar ik dacht – feministische gronden. Pas nadat andere feministen zich beter in de kwestie verdiepten, leerde ik dat legalisering het enige is dat echt helpt om misbruik te stoppen, en dat hulpverlening alleen werkt als prostituees vindbaar en benaderbaar zijn.

Heus: dat was bepaald een oncomfortabel inzicht.

Crisiskoorts

De meeste banken zijn weer opgestaan en keren als vanouds bonussen uit. In de zakenwereld stijgen de topsalarissen, vaak ook de winsten. Wel zijn er veel werknemers weggesaneerd, een noodzakelijke ingreep om weer gezond te worden. Toch bedreigt de crisis ons nog uit alle hoeken. Om ons stelsel van groei en krediet in stand te houden, moeten alle overheden derhalve fors bezuinigen en daarnaast investeren in bedrijven en banken.

Ik had koorts, zoveel was duidelijk. Want wie ijlt, heeft een volkomen eigen logica: je huishouding wordt gedreven door onnavolgbare, oververhitte dromen.

Zwetend belandde ik bij het Amerikaanse CBS. De cijfers duizelden me voor de ogen. In Amerika leeft een op de zes mensen momenteel onder de armoedegrens. Een op de zeven heeft geen zorgverzekering. Een op de acht huizen staat er leeg: de bewoners moesten vertrekken omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen. Een op de tien Amerikanen is werkloos, zonder uitzicht op een baan. De inkomensongelijkheid in het land is de laatste decennia fors toegenomen. Ondertussen schreeuwde de Tea Party me toe dat Obama een vieze socialist was.

Met bonkend hoofd probeerde ik thuis te komen. Mijn knieën knikten in de Arabische landen. In Syrië schoot een president het volk dood om ze in ’t gareel te krijgen. In Egypte organiseerde het leger samen met huurlingen een fatale religieuze rel. Een westerse krant dwarrelde voor mijn voeten. In vette koppen schreef men de doden aan moslims toe. ‘Dat is toch evenzeer religieuze stemmingmakerij,’ dacht ik koortsachtig, maar ik werd weggelachen door een andere krantenkop die Egypte verweet dat het land in een half jaar tijd een halve eeuw aan repressie niet ongedaan had weten te maken.

Zoekend naar verkoeling dook ik in de Middellandse Zee en dreef naar Spanje. Daar was de werkloosheid nu ruim 21%; een kwart van de kinderen is er ondervoed. Andere Zuid-Europese landen gingen hard die kant op. In Italië overleefde Berlusconi voor de 51e keer in drie jaar een vertrouwensstemming, en beloofde grijnzend de honderd vol te zullen maken. Ik vluchtte naar Griekenland maar dat werd juist failliet verklaard.

Op Icarus’ vleugels – mijn onderpand van de Grieken – wist ik Amsterdam te bereiken. De marathon in de stad trok meer bezoek dan de bezetting van het Beursplein, zag ik in vogelvlucht.

Thuisgekomen verstopte ik me onder mijn bed en woof mezelf koelte toe met een rapport waarin stond dat Nederland, op de staat Delaware na, het beste belastingparadijs ter wereld is.

Facebook dwang

In navolging van Google+ is ook Facebook nu begonnen een real-name policy af te dwingen. Wie onder een alias post, riskeert te worden geblokkeerd – vaak zonder waarschuwing vooraf of uitleg na afloop.

Waarom zulk beleid kortzichtig is en makkelijk tot politiek wapen kan verworden, legde ik al eerder uit in een column voor Het Parool. En wat is eigenlijk iemands ‘echte’ naam? De naam die in je paspoort staat? Dan komt elke Johannes die zich sinds jaar en dag Jan of Johan noemt, elke Geertruida die voor iedereen Gerda heet, onder vuur te liggen. En hoe moet het met getrouwde, gescheiden en hertrouwde vrouwen? Heet Jacqueline Kennedy volgens Facebook Jackie Kennedy, Jacqueline Lee Bouvier of Jacqueline Onassis?

De maatregel treft – buiten mensen die hun echte naam om veiligheids- of politieke redenen liever niet willen prijsgeven – vooral artiesten. Lang niet elke musicus, zanger, schrijver, tekenaar of columnist opereert immers onder ‘eigen’ naam. Denk aan Bernlef, Prince, Zak, Yrrah, Bibeb, Junkie XL, Anna Enquist, Gummbah, Kronkel, Opheffer, A.F.Th., Andreas Burnier, Marjolijn Februari, Drs. P., Arjan Ederveen, Elton John, Kader Abdollah, Freddy Mercury, Blixa Bargeld, Erwin Olaf, Marilyn Monroe. Gerard Reve is dood, maar had-ie volgens Facebook Gerard Reve moeten heten, Gerard van het Reve, Gerard van ‘t Reve of Gerard Kornelis van het Reve?

In Nederland sloot Facebook recent een serie mensen af die daar onder hun publieke pseudoniem actief waren, oftewel juist onder de naam waarmee ze het meest bekend zijn. Het betrof – of dat toevallig was of niet laat ik aan uw verbeelding over – een duidelijk omschreven groep Facebookers: mannen die geregeld in travestie optreden en dat als politiek statement gebruiken. Exit Jennifer Hopelezz, exit Pamela Andersom.

Sommige van hen werken al bijna twintig jaar onder hun artiestennaam en hebben in die hoedanigheid een serieuze carrière opgebouwd, zoals Dolly Bellefleur. Vanzelfsprekend gebruiken zij op Facebook daarom hun artiestennaam wanneer ze over hun werk en activiteiten vertellen. (Soms hebben ze daarnaast onder hun oorspronkelijke naam een ander account, bedoeld voor contact met vrienden.)

Afgelopen week werd zodoende ook Dolly Bellefleur afgesloten. Ze kreeg pas na veel gedonder haar account terug en dat alleen op voorwaarde dat ze voortaan haar artiestennaam aan haar persoonlijke naam koppelde. Sindsdien heet Dolly op Facebook verplicht ‘Ruud Douma (Dolly Bellefleur)’. Een gewrochte en onhandige oplossing, die twee pijnlijke consequenties heeft. Enerzijds ondermijnt-ie ‘Dolly Bellefleur’ als zelfstandige entiteit en daarmee haar impact als performer. Bij alles wat Dolly voortaan op Facebook zegt of doet, wordt ze gereduceerd tot een rol, tot een ‘fictief’ persona, waarmee haar politieke dimensie onderuit wordt gehaald. Anderzijds kan Ruud Douma zich nu nooit meer persoonlijk op Facebook manifesteren: Facebook heeft hem – op straffe van verbanning – verplicht zijn privéleven volledig gelijk te stellen aan zijn werk.

Facebook wordt steeds minder leuk. Maar er is één troost: naarmate Facebook strenger wordt in wie we er mogen zijn en wat we er kunnen zeggen, wordt het minder aantrekkelijk om daar even te gaan buurten. Ik doe steeds minder met Facebook…

(Foto: Dolly Bellefleur, door Erwin Olaf.]

Ruilen

De rollen omdraaien is vaak leerzaam. Wat je eerder vanzelfsprekend vond, is nu oneerlijk of ongemakkelijk; wat normaal scheen, is verwarrend. Zodra een rolwisseling iemands beleving van de situatie anders maakt, wijst dat erop dat die rollen niet neutraal zijn. Omdraaiing maakt ongelijkheid en machtsverschil zichtbaar.

Neem zoiets onschuldigs als iemands jas ophouden. Tegenwoordig zien we dat als een hoogst innemend, zij het licht ouderwets gebaar. De geste wordt geapprecieerd, ook wanneer de uitvoering ervan tot onbeholpen gestuntel leidt. (Niet elke in-de-jas-geholpene is op de galante interventie voorbereid, niet elke in-de-jas-helper weet hoe je een jas hándig kunt ophouden.) De waardering overheerst: wat attent dat iemand me in mijn jas wil helpen!

Maar er speelt meer dan beleefdheid en egards, hoe hard iedereen die voor een ander een jas ophoudt ook roept dat hoffelijkheid het enige motief is. De geste is immers niet neutraal, preciezer, hij is niet sekseneutraal. Nooit houdt een gastheer gedienstig de jassen van de vertrekkende heren op, nooit helpt de gastvrouw de afscheid nemende dames vriendelijk in hun jassen.

Alleen vrouwen worden in hun jas geholpen, alleen mannen houden jassen op. Het gebaar is daarmee onderdeel van een gewrocht onderscheid tussen de seksen, een reliek van de gedachte dat vrouwen door mannen moeten worden geholpen of beschermd.

Maar ja. Een man die een heer wil zijn bozig voor de voeten werpen dat-ie ‘dus’ een seksist is, is bepaald contraproductief. Goede intenties moet je nooit met wapengekletter beantwoorden. Daarnaast: elke ideologie die beleefdheid aanvalt, is kortzichtig en bijt uiteindelijk in zijn eigen staart. Beter te streven naar meer beleefdheid; beter te benadrukken dat iederéén beleefd kan zijn.

Daarom praktiseer ik de omdraaiing. Ik help bijvoorbeeld alle vertrekkende gasten (m/v) in hun jas. Vrouwen zijn eventjes verrast maar hernemen zich vlot; ze herkennen de oorspronkelijke bedoeling – egards, attentie – en kunnen die ineens fris van de lever waarderen. Al het kleinerende dat iedereen altijd ontkent maar toch aanwezig weet, is plots uit het gebaar gevallen.

Mannen wiens jas ik ophoud, raken altoos van slag. Ze kijken een paar seconden lang naar hun jas, die uitnodigend in mijn handen hangt, en dan naar mij. En ze weten: ‘Wij zeiden altijd dat dit gebaar pure beleefdheid was.’ Soms proberen ze daarna mij hun jas af te pakken, soms steken ze aarzelend een arm achterwaarts in de door mij opgehouden mouw.

En dan lispel ik in hun oor: ‘Een echte feminist is óók een heer.’

Amerikaanse drones besmet

Voor u gelezen:

De VS werkt al enig tijd met zogeheten drones: kleine vliegende robots die van grote afstand kunnen worden bestuurd. Vanuit de VS heeft Amerika via drones al een paar keer precisie-aanvallen uitgevoerd en zelfs heel gericht specifieke mensen in het Midden-Oosten geliquideerd. De Predator en Reaper drones blijken momenteel geïnfecnfecteerd te zijn met een virus. Voor zover valt na te gaan doen deze virussen niets anders dan keyloggen: ze leggen alle commando’s vast die de drones krijgen en sturen die naar elders door. Het is niet zeker of dat inderdaad het enige is dat het virus (of de virussen) doen. En vooral: hoe is de infectie tot stand gekomen? Betekent dat ook dat anderen de drones eventueel kunnen overnmen?

Wired heeft er een artikel over:


‘The virus, first detected nearly two weeks ago by the military’s Host-Based Security System, has not prevented pilots at Creech Air Force Base in Nevada from flying their missions overseas. Nor have there been any confirmed incidents of classified information being lost or sent to an outside source. But the virus has resisted multiple efforts to remove it from Creech’s computers, network security specialists say. And the infection underscores the ongoing security risks in what has become the U.S. military’s most important weapons system. [..]

Military network security specialists aren’t sure whether the virus and its so-called “keylogger” payload were introduced intentionally or by accident; it may be a common piece of malware that just happened to make its way into these sensitive networks. The specialists don’t know exactly how far the virus has spread. But they’re sure that the infection has hit both classified and unclassified machines at Creech. That raises the possibility, at least, that secret data may have been captured by the keylogger, and then transmitted over the public internet to someone outside the military chain of command. [..]

Some of the GCSs are classified secret, and used for conventional warzone surveillance duty. The GCSs handling more exotic operations are top secret. None of the remote cockpits are supposed to be connected to the public internet. Which means they are supposed to be largely immune to viruses and other network security threats. [..]

In the meantime, technicians at Creech are trying to get the virus off the GCS machines. It has not been easy. At first, they followed removal instructions posted on the website of the Kaspersky security firm. “But the virus kept coming back,” a source familiar with the infection says. Eventually, the technicians had to use a software tool called BCWipe to completely erase the GCS’ internal hard drives. “That meant rebuilding them from scratch” — a time-consuming effort.’

Natte maand

Datalekken vinden is inmiddels een gewilde sport geworden. Helaas is het geen topsport: terwijl instanties instellingen en bedrijven steeds meer gegevens van ons willen, zijn diezelfde dataverzamelaars vaak laks met de beveiliging ervan – wat raar is.

Juist wanneer onze gegevens zo onmisbaar zijn voor hun bedrijfsvoering, voor onze identificatie en voor het correct uitvoeren en verwerken van onze transacties, verdienen die een hoge graad van bescherming. Desondanks gaan veel websites en applicaties gebukt onder elementaire fouten. Derden kunnen daardoor makkelijk met onze gegevens aan de haal gaan. Privacyschendingen, fraude, identiteitsdiefstal en valse verdenkingen zijn het gevolg.

Zo bleek vorige maand dat je bij de Belastingdienst met een willekeurig DigiD op andermans naam een toeslag voor huur-, zorg- of kinderbijslag kon aanvragen, diens rekeningnummer in het jouwe kon veranderen en die toeslag kon wegsluizen. De Belastingdienst is zo naar schatting voor ruim een miljoen opgelicht; honderden – mogelijk duizenden – mensen zijn ofwel hun toeslag misgelopen, ofwel valselijk als fraudeurs aangemerkt.

SQL-injects en cross-site scripting (XSS) klinken ingewikkeld, maar elke skriptkiddie kan het, waardoor de achterdeur van veel site wagenwijd openstaan. Via deze weg en kun je volledige databases uitlezen of iemands inlogsessie overnemen. Door precies zo’n fout kon ik een paar jaar geleden alle 1,2 miljoen patiëntendossiers van een groot ziekenhuis bekijken, ja zelfs veranderen. Dat zulke basisfouten nog steeds bij de vleet worden gemaakt, is verontrustend.

Webwereld is het zat. Het blad heeft oktober prominent uitgeroepen tot lekmaand en wil elke dag een datalek publiceren. Alles in het nette, uiteraard: het blad zal eerst de falende instanties waarschuwen, opdat men daar de boel kan repareren. Pas dan wordt het lek daadwerkelijk gepubliceerd.

Behalve een hopelijk leerzaam lesje voor overheid, bedrijven en instellingen, is het initiatief ook een slim charme-offensief van hackers. Ze tonen er hun goede wil mee aan, laten zien dat zij vaak meer kaas hebben gegeten van beveiliging dan allerlei dure ontwikkelaars, en onderstrepen de noodzaak voor zowel een meldplicht van datalekken als bescherming van de melders ervan. (Nog vorige week deed de provincie Noord-Holland aangifte tegen iemand die braaf een lek in hun site meldde.)

Uit vrees voor ‘maatschappelijke ophef’ hebben de gemeentes zich al schrap gezet voor de resultaten van deze lekmaand. Eindelijk! Nu de ziekenhuizen, de huisartsen, de apothekers, de datingsites, de zorgcentra, de jeugdzorg, de scholen, de Belastingdienst, de politiesystemen, de ambulances, de verzekeraars, de notarissen, de advocaten en al die anderen nog.

Emancipatie

[Voor Lover.]

Het gaat de goede kant op met de emancipatie: eindelijk worden meisjes crimineler! Ze hebben weliswaar nog een flinke afstand in te lopen, maar hun aantallen stijgen sneller dan die van de jongens. Ook zijn de delicten die meisjes plegen door de bank genomen iets minder ernstig dan die van jongens, maar ja, je moet immers ergens beginnen. Jezelf opwerken kan nadien altijd nog. Bovendien: waarom zou men een gestolen paard in de bek willen kijken?

In 1996 werden er slechts drieduizend meisjes door de politie aangehouden, tegen zestienduizend jongens – een armzalige verhouding van grofweg 1:5. In 2007 hadden de meisjes hun aantallen liefst weten te verdubbelen tot zesduizend. De groei onder de jongens lijkt op het oog eveneens spectaculair – een stijging van zestienduizend naar vijfentwintigduizend – maar dat is nader beschouwd een toename van slechts zo’n vijftig procent. Volgens deze nieuwe statistieken is de verhouding tussen criminele meisjes en jongens een stuk gezonder: 1:4.

Het is opnieuw een bewijs dat het overheidsbeleid haar vruchten afwerpt. Meisjes zijn kennelijk minder angstig geworden, ze maken tegenwoordig duidelijker keuzes, ze hebben hun horizon verruimd en zijn evident minder geneigd zich te conformeren aan de altijd wat brave, gezapige feminiene stereotypen.

Wel is er nog heel wat werk te verrichten voordat ook op dit vlak met recht gesproken kan worden van formele gelijkheid tussen de seksen. Voorts kan bij het streven naar dit doel volumebeleid alleen niet volstaan. Immers, kwantiteit en kwaliteit zijn niet altijd hetzelfde, en waar de cijfermatige inhaalslag die meisjes hebben gemaakt een imposante prestatie genoemd mag worden, is er inhoudelijk nog veel werk te verrichten.

Zo laat de taakopvatting van de criminele meisjes nog te wensen over. Teveel van hen hebben een wat luchthartige benadering: ze beschouwen hun exercities snel als een incident, of als iets dat ze ‘overkwam’ in plaats van het gevolg van een bewuste keuze.. Zelfs meisjes die al blijk geven van een zekere bedrevenheid in deze discipline, zien hun activiteit desgevraagd eerder als een hobby dan als een serieuze carrière.

Wellicht is daarom flankerend beleid, in de vorm van bij- en nascholing, op dit punt gewenst. We denken hierbij onder meer aan het opzetten van expertisekringen waarin meisjes hun kennis onderling kunnen delen. Voordeel van deze aanpak is dat, juist vanwege hun over het algemeen hoogontwikkelde sociale vaardigheden, meisjes goed zijn in netwerken; een fenomeen waarvan we gedienstig gebruik kunnen maken nu inhechtenisneming en veroordeling nog steeds typisch mannelijke domeinen zijn waarvan meisjes makkelijk worden uitgesloten.
Ook hopen we hun ambitieniveau nog iets bij te kunnen stellen. Er wordt weinig ‘groot’ gedacht onder criminele meisjes. Te vaak stellen zij zichzelf tevreden met een luttele winkeldiefstal (waarbij cosmetica hoog scoort), terwijl dito jongens hun zinnen eerder zetten op breedbeeld-tv’s, scooters, of de inhoud van een kas of pinautomaat.

Voor geweldsgebruik geldt iets dergelijks: ook daar ontberen meisjes de meer professionele houding die jongens vaak tentoonspreiden. Meisjes denken nog te vaak een situatie met hun handen of tanden af te kunnen, waar jongens veel makkelijker geneigd zijn hun werk te verlichten met behulp van instrumenten. Dat meisjes niet snel een baksteen gebruiken, is met een beroep op hun lichamelijke ontwikkeling (spierkracht!) goed te begrijpen, maar waarom zij ook andere middelen onbenut laten is niet geheel duidelijk. Een suggestie kan zijn de markt te stimuleren instrumenten te ontwikkelen beter aansluiten op hun de behoeftes van criminele meisjes. We denken daarbij aan vuurwapens met een kleiner handvat, in een roze uitvoering, of met verwisselbare hoesjes in pastelkleuren.

Ook het taalgebruik behoeft aanpassing. De nu algemeen in zwang zijnde term ‘crimineel’ heeft een sterk mannelijke bias en is derhalve een begrip dat meisjes niet snel op zichzelf zullen betrekken, terwijl anderzijds de term ‘dievegge’ de inspanning die criminele meisjes zich getroosten, marginaliseert. Onze commissie stelt derhalve voor om vrouwelijke dieven voortaan als diva te betitelen.