Liegende premiers

Het premiersdebat van afgelopen zondag was akelig braaf. Gespreksleider Frits Wester wilde vooraleerst zichzelf als capabel gespreksleider neerzetten: kijk mij eens chic, zakelijk en neutraal wezen! Kan ik niet prachtig orde orde houden? Gaandeweg ging ik geloven dat Wester een verkapte sollicitatie deed bij de vier debaters, door te bewijzen dat hijzelf ook héél ministeriabel kon zijn.

In al zijn hoffelijkheid vergat Wester dat zijn taak een journalistieke was: laten zien waar tegenstellingen worden verdoezeld, waar om de brij werd heen gedraaid, waar uitspraken niet met stemgedrag of partijprogramma’s strookten, en vooral: waar keihard werd gelogen.

Maar nee. Wester degradeerde zijn rol tot de stopwatch van het debat. Dan kun je net zo goed een grensrechter of spreekstalmeester inhuren, dunkt me. Want zo werd het premiersdebat een kwestie van wie zichzelf het leukst wist te presenteren. Of er waarheid werd gesproken, was RTL kennelijk worst.

Op Twitter regende het commentaar. ‘ Rutte beweert dat Nederland de hoogste belastingdruk ter wereld heeft. Niet waar.’ ‘Wilders liegt dat de PVV de hypotheekaftrek nooit zal beperken. Tijdens de kabinetscrisis had hij dat punt al ingeleverd.’ ‘Roemer, vraag toch door: Rutte wil het eigen risico in de gezondheidszorg wel degelijk vergroten.’

Maar ja. Dat ‘tweede scherm’, zoals internet in de tv-wereld tegenwoordig heet, vond RTL vooral leuk voor de anekdotes achteraf. Plus dat kijkers daar vooral moesten doen wat ze straks doen: stemmen wie de leukste was. Want aan de inhoud van wat werd gezegd, durfde RTL niet te tornen.

Terwijl er ondertussen toch zulke leuke apps voorhanden zijn, Vooral dat appje dat real-time lichaamstaal en toonhoogte analyseert, en aangeeft wanneer iemand waarschijnlijk liegt, leek me hier nogal gepast. (De kandidaten een ouderwetse leugendetector aanleggen, mag van mij ook, hoor.)

Iemand opperde om tijdens zulke politieke debatten voortaan fact-checkers aan het werk te zetten, die dan pal na het debat strafpunten konden uitdelen voor elke gedebiteerde leugen. Dat leek me een aardig idee.

Alleen: straf geven werkt het beste wanneer dat consequenties heeft. Zodat mijn voorstel zou zijn: voor elke geconstateerde leugen krijgt een liegebeeest in het volgende debat een volle minuut minder spreektijd. Dat zal ze leren!

Als we dat detecteren van die leugens vervolgens leuk crowdsourcen – daar kan Sywert vast een leuk appje voor publiceren – voorzie ik dat politieke debatten volgen een nieuwe volkssport wordt.

En Frits Wester mag dan gerust de strafpunten optellen.

Alleen octrooien zijn duur

Na de commotie over ‘te dure’ medicijnen tegen zeldzame ziektes als Pompe en Fabry, stelde het Erasmus MC gisteren voor om zulke medicijnen voortaan in EU-verband te gaan produceren. De verenigde academische ziekenhuizen in Europa hebben immers genoeg kennis in huis om zulke medicijnen zelfstandig te ontwikkelen, en misschien moesten ze dat nu eens gaan doen?

Het was een lief voorstel. Mijn hart smolt, eerlijk waar.

Maar het is ook pijnlijk naïef. Want de ontwikkeling van nieuwe medicijnen die de farmaceutische industrie later met groot pandoer op de markt brengt, vindt sowieso al vooral plaats in academische ziekenhuizen.

Nadat overheden in de jaren negentig fundamenteel onderzoek afknepen en die bezuinigingen rechtvaaardigden met gehamer op ‘public-private partnerships’, zijn veel medische instituten uit bittere noodzaak allianties aangegaan met farmaceutische bedrijven.

Het effect? Universiteiten moeten leuren bij bedrijven om fatsoenlijk onderzoek te kunnen doen. Immers, alleen wanneer er voldoende ‘externe’ financiering is, stoppen overheden daar nog geld in. Vervolgens eisen de farmaceutische bedrijven waarmee de universiteiten noodgedwongen samenwerken, contractueel alle patenten en octrooien op die uit zulk onderzoek voortvloeien.

Bot gezegd: universiteiten kunnen alleen nog onderzoek doen wanneer ze samenwerken met een farmaceutisch bedrijf. Ook al is daar een boel publiek geld mee gemoeid, eisen die bedrijven vervolgens doodleuk een monopolie op de aldus verkregen kennis op.

Voor de farmaceuten is het een geweldige deal: ze hoeven niemand op te leiden, geen instituut in stand te houden, geen verliezen in te calculeren, geen doodlopende wegen in hun boeken op te nemen.

Ze hoeven alleen maar geld te voteren. Dat wordt beloond met een aanvullende overheidsgift. Later strijken de deelnemende farmaceuten het monopolie van de aldus vergaarde kennis op, en kunnen ze zelfs eisen dat de betreffende wetenschappers fundamentele kanttekeningen bij hun eigen onderzoek verzwijgen. (Dat zou het business model van de public-private partners immers kunnen schaden.) Via datzelfde mechanisme kunnen de farmaceuten verhinderen dat andere bedrijven hetzelfde medicijn voor een lagere prijs mogen produceren.

Octrooien pakken vaak uit als een gruwelijke manier om de prijs van medicijnen kunstmatig hoog te houden. Dat ‘generieke’ medicijnen – spul waarvan het octrooi is verlopen – worden verkocht voor een fractie is van de oorspronkelijke prijs, bevestigt dat idee.

Dat farmaceutische bedrijven gemiddeld tweemaal zoveel geld besteden aan marketing van hun producten als aan research, lijkt me het killer argument. Een middel tegen de ziekte van Pompe en Fabry hoef je immers sowieso niet te marketen?

Exit GroenLinks

Ik heb – op één keer na – altijd op GroenLinks gestemd of op de PSP, een van haar voorouders. Maar nu is het basta: GroenLinks heeft voor me afgedaan. De operatie in Kunduz ondersteunen vond ik al ongelooflijk dom. Denken we heus dat de aanstaande agenten van een land dat in een burgeroorlog is verwikkeld, verheugd uitkijken naar lesjes in conflictbeheersing? De trots waarmee Jolande Sap opschepte over haar onderonsje op het Catshuis, maakte de zaak er niet beter op. Sap deed of ze de hoofdprijs voor de poorten van de hel had weggesleept, terwijl ze zich knollen voor citroenen had laten verkopen.

Na de val van het kabinet donderde GroenLinks finaal ineen. Ze namen deel aan een idioot Voorjaarsakkoord – welke oppositiepartij sluit, pal nadat de regering is gevallen, in hemelsnaam een politiek akkoord met twee partijen uit diezelfde regering? Dan verlam je jezelf toch in de komende verkiezingen?

Ook intern werd de rommel steeds groter. Het bestuur wilde, buitengewoon ondemocratisch, geen andere kandidaten dan Sap accepteren voor het lijsttrekkerschap. Kort daarna serveerden zij nieuwe kandidaat-Kamerleden af met knullige, quasi-psychologische schoolrapporten. Vertrekkend Kamerlid Ineke van Gent – de enige GroenLinkser die dapper tegen Kunduz had gestemd – liet voorts weten dat het fractiebestuur al tijden niet meer functioneerde.

Afgelopen week deelde Sap de genadeklap uit door tegen het CDA aan te schurken: “Wij delen een visie op de samenleving,” beweerde ze. Persoonlijk deel ik verdomd weinig met het CDA, en ik meen dat hetzelfde geldt voor iedereen die vrouwenrechten, het homohuwelijk, het recht op abortus en euthanasie, de scheiding tussen kerk en staat, plus nog zo wat kleinigheidjes een warm hart toedraagt.

Toen Sap begon over ‘samenredzaamheid’ als punt van overeenkomst tussen GroenLinks en het CDA, was voor mij de maat vol. ‘Samenredzaamheid’ is een wee en wollig concept, dat het CDA hoegenaamd niets zegt – behalve wanneer ze weer eens op de zorg willen bezuinigen, dan komen ze steevast aanzette met ‘mantelzorg’.

Sap verkwanselde alles waar GroenLinks voor stond – wat deze week subiet bleek toen CDA-minister Spies de weigerambtenaren in het zadel hield, ondanks een breed aangenomen motie (van diezelfde dappere Ineke van Gent) om deze ambtenaren die de wet niet willen uitvoeren, na tien jaar nu eindelijk eens te gaan ontslaan.

Wie Sap te zijner tijd ook opvolgt, zal er een harde dobber aan hebben om mijn stem ooit terug te winnen. Voorlopig stem ik op de Piratenpartij.

Vreemde tijden

Van complottheorieën was ik altijd wars. Maar dit zijn vreemde tijden.

Niemand had kunnen bedenken dat de banken die een paar jaar geleden achter elkaar omvielen, juist de instanties zouden zijn die het meest profiteerden van de economische crisis. Maar dat is precies wat er is gebeurd. Door interstatelijke interventies konden de banken vrijwel al hun beschamende verliezen na veel pandoer ‘afschrijven’ – lees: afwentelen op de diverse lokale overheden – terwijl ze alles wat winstgevend was, uitsluitend zelf bleven opstrijken.

Hun sanering werd betaald met publiek geld; de daardoor verworven gezondheid werd echter privé verzilverd. Een jaar na aanvang van de crisis deelden banken alweer dikke bonussen uit aan hun vertrekkende commissarissen.

De sanering van Griekenland? Van hetzelfde laken een pak. Bijna al het geld dat Europa nu in Griekenland stopt, wordt gebruikt als onderpand dan wel als buy-out voor de eerdere onverantwoordelijke high-risk investeringen van Europese banken en pensioenfondsen. Europa saneert Griekenland niet: Europa draait op voor de fouten van internationale investeerders. Maar zodra diezelfde investeerders winst maken, is dat plotseling ‘privaat kapitaal’ en zeuren ze dat overheden zulks niet mogen belasten, omdat zij daardoor ‘initiatief’ en ‘innovatie’ zouden tegenwerken.

Als iemand me een jaar geleden had verteld dat zestien bankiers tijdens hun dagelijkse lunches in Londen de internationale rentestand niet bepaalden op grond van feiten, maar die vaststelden op grond van wat hun zakelijk gezien het beste uitkwam, had ik die persoon hartelijk uitgelachen.

Als iemand me een jaar geleden had verteld dat de man die de volgende president van de Verenigde Staten wil worden en zich daarbij beroept op zijn kennis als zakenman, vooral heeft geëxcelleerd in het outsourcen van werk naar het buitenland en in het wegwerken van banen in zijn eigen land, terwijl hijzelf daardoor een godsvermogen opstreek, had ik gegeneerd gegiecheld.
Want dat waren toen rare complottheorieën. Zo bot, zo simpel perfide kon de wereld toch niet in elkaar steken? Zo blatant fout kon toch niemand zijn?

In de afgelopen weken bleek dat allemaal waar te zijn. De banken die speculeerden op elkaars ondergang, zijn niet alleen gevrijwaard van verliezen en vrijgesteld van winsten, maar bleken ook (via Libor) zelf hun waarde te kunnen vaststellen. Geen toezichthouder die er iets van zei. En Mitt Romney is de zakenman van het jaar, ook al heeft hij meer mensen ontslagen dan aangenomen en vloeide alle winst alleen in zijn zak.

Je zou er goddomme Marxist van worden. Of complotdenker.

Misdrijf

Dus nu gaan we ouders hoofdelijk verantwoordelijk stellen voor het overgewicht van kinderen. Wanneer ouders niet genoeg doen om hun kinderen slanker te krijgen, kunnen die zelfs onder toezicht worden geplaatst. De Amsterdamse wethouder van der Burg gooide er nog een schep bovenop door in zijn rechtvaardiging van deze maatregel vetzucht bij kinderen gelijk te stellen aan kindermishandeling.

Welja, geef de ouders alle schuld en maak er maar meteen een misdrijf van om een te dik kind te hebben. Zo gaat-ie lekker, meneer van der Burg. Wat is uw volgende voorstel? Zulke ouders in de gevangenis gooien?

Dat inmiddels een kwart van de Amsterdamse kinderen aan overgewicht lijdt, is zorgwekkend. Maar het is raar om ouders daarvoor als enige schuldige aan te wijzen. Ernstig overgewicht bij kinderen is een internationale ontwikkeling, van Europa en de VS tot China en Japan; zou dat nu écht uitsluitend aan die ouders liggen?

Op straat kun je nergens meer spelen, sportvelden liggen ver buiten de stad, kinderen worden voor de veiligheid overal per auto of achterop de fiets naartoe gebracht. Scholen hebben de uren voor sport en gym flink meten wegbezuinigen. In de winkels zijn hele schappen gevuld met snoep en snacks op graaihoogte, en bij de kassa word je bijkans besprongen door suikerwerk. Reclames houden vol dat repen waar noten in zitten ‘gezond’ zouden zijn, al bevatten ze evenveel calorieën als een Mars, en vruchtensap dat stijf staat van de suiker wordt aangeprezen als een ‘verstandige’ keus.

Maakt allemaal niet uit. Heerlijk, de ouders hebben het gedaan!

Was het van der Burg ernst, dan zou hij ervoor pleiten om voortaan alle snoep, sapjes en snacks verplicht van een vetgedrukte waarschuwing te voorzien: ‘Dit is slecht voor uw gezondheid’. Desnoods met fijne griezelplaatjes erop, zoals we momenteel ook overwegen om op de verpakking van sigaretten te plakken. Dan zou hij eisen dat alle reclame voor vet en suiker in de ban wordt gedaan, net zoals tabak niet meer mag worden aangeprezen.

Maar dat wil van den Burg natuurlijk niet: zo’n ingreep zou de markt verstoren en voor een oprechte VVD’er is dat een doodzonde. Liever verhaalt hij het probleem op de ouders: dan kan hij tenminste nog fijn iets mompelen dat ‘iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen’ en zo. Zolang hij de schuld maar kan afschuiven, want zélf verantwoordelijkheid nemen, gaat van der Burg te ver. Dat zou immers niet liberaal zijn.

Hackwinkels

Wie bij hackers nog steeds denkt aan bleekneuzige jongetjes die zich met cola en pizza’s achter hun computer verschuilen, loopt achter. Wat hackers bindt is hun hang naar kennis en hun experimenteerlust.

Ze ontleden dingen tot op het bot, zoeken uit wat er anders of beter aan kan, en waarvoor je het nog méér kunt gebruiken. Alles uitproberen en alles zelf doen staat hoog in hun vaandel: nergens tref je zoveel mensen met een duikdiploma, een vliegbrevet of – sociaal iets minder aanvaard – een wapenvergunning als onder hackers.

Veel hackers zijn wandelende encyclopedieën. Elke vraag wordt in principe met een lezing beantwoord, of je nu iets wil weten over de geschiedenis van Japanse anime of op het voormalige katholieke monopolie op wort. Nieuwe problemen krijgen voorgelegd, vinden ze nog veel leuker. Testen hoe veilig een slot is, uitzoeken of een chipkaart goed is beveiligd, verzinnen wat je met een GPS-tracker kunt doen.

Hackers denken snel; zeker in groepsverband leveren ze een bijna onstuitbare stroom ideeën op, die rap worden geschift, getest en verbeterd. Dat procedé werkt juist zo goed omdat ze alles volop bediscussiëren, en bijna iedereen een andere invalshoek heeft: dat voorkomt blindstaarderij.

Daarom verbaast het me dat bedrijven die met technologie tobben, niet vaker contact leggen met hackerspaces. Waar anders vind je mensen die graag meedenken, die tal van deskundigheden in huis hebben en die zich uit puur enthousiasme koppig op een probleem storten?

Vroeger had je wetswinkels en milieuwinkels. Individuen konden daar gratis hun probleem voorleggen, en voor een miniem bedrag konden stichtingen, verenigingen en kleine bedrijven advies krijgen. Die constructie was slim: kennis werd verspreid; deskundigheid werd maatschappelijk ingezet; kleine bedrijven konden de concurrentie met grote, gevestigde bedrijven beter aan, omdat degelijk advies nu ineens betaalbaar werd.

Het wordt tijd voor hackwinkels! Plekken waar bedrijven tijdelijke coalities aangaan met hackers en hun hulp kunnen inroepen om ideeën en producten te testen; plekken waar technologisch vernuft wordt uitgewerkt en productief kan worden gemaakt.

Er zijn teveel leuke bedrijven die net te weinig expertise in huis hebben, en teveel grote adviseurs die een boel geld kosten, maar niets anders doen dan procedures opschrijven zonder dat ze zelf ooit iets bedenken. Ondertussen laten we een enorm potentieel aan kennis liggen en doen we het voorkomen alsof wat daar gebeurt, niks anders dan vaag hobbyisme is.

Ga hacken. Ga winkelen bij hackers. En vooral: ga ’s naar zo’n hackerspace.

Kijken komt na luisteren

Wanneer er op een tentoonstelling een koptelefoon naast een schilderij hangt, denk je meteen: ‘Oh nee, achtergrondinformatie.’ Niemand die zo’n ding oppakt, want dan zit je eraan vast. Zet je hem na twee seconden af, dan ben je alsnog een cultuurbarbaar, en welk gezicht trek je in hemelsnaam met die koptelefoon op? Moet je bedachtzaam naar het schilderij knikken, zo van ‘Goh, nu u het zegt, dat was me niet eerder opgevallen…’?

Deze keer was alles anders. Nadat de eerste bezoekers in de grote tentoonstelling van de Impressionisten in Hermitage hun schroom hadden overwonnen – daarbij heftig aangemoedigd door mij – stonden de kijkers in de rij voor die koptelefoon. Want ditmaal huist daarin geen droge uitleg. Zbigniew Wolny heeft een geluidslandschap gemaakt bij het schilderij dat voor ons hangt. We zien badende dames in Versailles. We horen klaterend water, ruisende bomen, fluitende vogels en flarden van conversaties.

Via een ingenieus systeem van sensors ‘weet’ de koptelefoon precies waar de kijker staat, waardoor het afgespeelde geluid afhankelijk is van je positie voor het schilderij. Wie heen en weer drentelt, hoort steeds het gesprek pal voor zich opklinken, terwijl de geluiden van links en rechts tot gemurmel wegzakken. Het resultaat: Wolny brengt het schilderij tot leven. (Zelf noemt hij het resultaat een sonic painting.)

Anderhalf uur lang heb ik staan kijken hoe mensen reageerden. Nu had ik daar persoonlijk belang bij: ik had namelijk de teksten mogen verzinnen van de gesprekken die op dat schilderij werden gevoerd, en was razend nieuwsgierig hoe mensen zouden reageren.

Het overtrof mijn stoutste verwachtingen. Sommige mensen zetten de koptelefoon geschokt af: het was ze te intiem, ze voelden zich plotseling een voyeur. Kijken naar die blote dames vonden ze geen probleem, maar naar ze luisteren was moeilijk te verteren. Anderen drentelden eindeloos heen en weer, in een poging om alle conversaties – die immers simultaan werden gevoerd – enigszins te volgen.

Bijna iedereen zei: ‘Ik ging anders kijken. Beter, vooral. Ik keek ineens niet naar de techniek of de compositie, maar naar het verhaal. Wie waren die mensen? Hoe leefden ze? En ik vroeg me steeds maar af: die vrouw daarachter, die zelfs nu nog stil bleef, wat zou zij hebben gezegd?’

Ik heb altijd geloofd dat mensen een stem geven, maakt dat je beter – en vaak: anders – naar hen gaat kijken. Zbigniew Wolny heeft die theorie prachtig bevestigd.

Zorgeloos

In plaats van kinderen heb ik katten genomen. Die zijn veel handiger in de omgang. Ze hoeven niet steeds naar de crèche als je van huis bent, ze zeuren nooit om zakgeld, ze eten altijd hun bordje leeg, en ze bedelen niet elk halfjaar om nieuwe Nikes. Ze komen nooit dronken thuis en hebben geen foute vriendjes. Zich wassen doen ze zonder enige aanmaning, zelfs achter hun oortjes en tussen hun tenen.

De laatste jaren ben heb ik een nieuwe reden om blij te zijn met mijn keus. De toekomst oogt somber: we raken door de gas- en olievoorraad heen, het klimaat verandert, onze rechtstaten kalven af, en nu zitten we nog middenin een economische crisis ook. Had ik kinderen, dan zou ik geheid nacht na nacht liggen woelen over hun toekomst. In wat voor wereld leven zij als ze volwassen zijn? Doe ik ze op pianoles, of is survival-training wellicht toch verstandiger?

Niet dat je kinderen de enige geldende reden zijn om te zorgen dat de wereld ook na ons bewoonbaar blijft. Maar zulk eigenbelang, in de vorm van persoonlijke nazaten, maakt de zaak wel een stuk minder abstract.

Het gekke is dat de kinderen die ik ken – pubers, en al bijna een beetje volwassen – zich zelf nergens zorgen over lijken te maken. Ze volgen goede opleidingen en gaan her en der studeren, Ze kunnen piano spelen en schaken. Ze spreken hun talen. Ze reizen dat het een aard heeft. Ze volgen de politiek. Ze hebben meningen en een volle agenda. Over de wereld zijn ze niet bezorgd, laat staan over de toekomst: die liggen immers gewoon waar ze horen, namelijk aan hun voeten. Ze zijn vast voornemens om beide te veroveren.

Natuurlijk scheelt het dat ’t kinderen van redelijk welstaande ouders zijn. Geld is nooit echt een probleem voor ze geweest, en het stond vast dat ze een goede opleiding kregen, plus cultuur per paplepel. Maar ook bij minder bevoorrechte jongeren zie ik diezelfde houding: ze gaan er wat van maken, de toekomst is aan hen.

Zodat ik me van de week afvroeg of ik het niet bij het verkeerde eind had. Misschien maakt het luttele feit dat je kinderen hébt, je automatisch optimistisch over de toekomst. Misschien somber ik vooral over de toekomst omdat ik zelf geen kinderen heb?

Vandaar dat ik nu serieus overweeg dan maar mijn katten te laten jongen.

Duimen voor Ahmedinejad II

Mijn column van afgelopen week kwam me op veel kritiek te staan. Wat gaf het nou dat de VS en Israël via een computervirus de oorlog hadden verklaard aan Iran? Je mag gerust via Stuxnet proberen om Iraanse kerncentrales op afstand onklaar te maken. Tegen een dictator zijn immers alle middelen geoorloofd?

Ook jegens een dictator heb je je als overheid aan internationale regels te houden. Anders verklaar je de diplomatie au fond tot luxeartikel: als iets dat je alleen inzet zolang het je uitkomt en het jouw doelen dient. Wanneer wij menen dat we ons jegens onze vijanden alles mogen veroorloven en daarbij oorlogsrecht mogen schenden, hebben wijzelf geen poot meer over om op te staan wanneer onze tegenstanders vinden dat zij op hun beurt ons óók alles mogen flikken. Wie zichzelf eenmaal heeft verlaagd, verliest voortaan elk moreel argument.

Dat is één.

Wie zichzelf eenmaal zo heeft verlaagd, nodigt zijn vijanden voorts uit om vergelijkbare middelen in te zetten. Dat afgelopen week bekend werd dat computerchips bedoeld voor militaire doeleinden, door Amerikaanse bedrijven in China besteld, mogelijk een achterdeurtje hebben die de producent in staat stelt om de boel op afstand over te nemen, is buitengewoon pijnlijk maar past naadloos in dit vuige, ongecontroleerde oorlogsmodel. Aangezien de VS deze tactiek zelf hebben geïnitieerd, hebben ze nu elk recht verkwanseld om boos te worden op de Chinezen. Immers: wij zijn ermee begonnen.

Dat is twee.

Wil een computervirus effectief zijn, dan moet het zich geniepig aan elke detectie onttrekken en – wanneer het alsnog herkend wordt – zich terdege teweerstellen tegen pogingen het in te dammen. Dat is precies wat er bij Stuxnet gebeurde. Terwijl het virus exclusief gericht was op de Iraanse opwerkingsfabriek in Natanz, verloren de virusmakers binnen de kortste keren de controle over hun schepping. Vanuit Washington bekeken ze met afgrijzen hoe Stuxnet kerncentrale na kerncentrale besmette. Ze ontdekten dat ze Pandora’s doos hadden opengemaakt.

Dat is drie.

Hoe haal je het in je hoofd om een virus te maken dat nota bene kerncentrales ontregelt? Hoe pervers moet je zijn om een milieuramp te durven riskeren terwijl je een illegale oorlogsdaad orkestreert?

Dat is vier.

Dat onze overheden zulke dramatische, riskante, volstrekt onberekenbare en immorele middelen inzet zonder enig publiek debat – dat is vijf. De crux van een democratie is immers dat je als burger iets kan zeggen over wat jouw overheid doet.

Duimen voor Ahmadinejad

In juni 2011 werd Stuxnet ontdekt, een virus dat zich twee jaar eerder in de besturingssystemen van Iraanse kernreactors had genesteld en daar de boel platlegde. Vanwege de omvang en complexiteit ervan constateerden westerse onderzoekers eendrachtig dat Stuxnet door een overheid ontwikkeld moest zijn.

De verdenking viel op Israël en Amerika, beiden immers gebrand op de stopzetting van het Iraanse kernwapenprogramma. Inmiddels zijn diverse documenten opgedoken die bevestigen dat Stuxnet vrijwel zeker door die twee landen op Iran is losgelaten.

Wat moet je daar nu van vinden? Het westen grossiert al jarenlang in conferenties over het risico van computerterrorisme en -oorlogsvoering, en dan blijkt ineens dat wijzelf op dat vlak de grootste agressor zijn. Je zou haast denken dat die vergaderingen vooral dienden om het gewone volk te rijpen voor de gedachte dat de rest allang cyberoorlogje speelt en dat onze aanvallen daarom ‘eigenlijk’ slechts een vorm van verdediging zijn.

Het nieuwe van cyberwarfare is niet dat-ie via computers wordt uitgevoerd; dat doen we immers al sinds de Golfoorlog. Het waarlijk moderne eraan is dat Israël en de VS tegenwoordig kennelijk oorlogen beginnen zonder dat daar enige parlementaire beslissing aan te pas komt. De bevolking wordt zelfs geheel onkundig gehouden dat haar overheid systematisch aanvallen uitvoert op vreemd grondgebied.

Dat maakt deze tactiek verderfelijk: een handjevol mensen beslist in het diepste geheim dat ze elders effies een stel kerncentrales gaan platleggen, of wellicht dit keer het lokale betalingssysteem. Niemand die daar ooit rekenschap voor hoeft af te leggen: de uitvoerders van deze oorlogshandelingen doen publiekelijk of hun neus bloedt. ‘Stuxnet, wij? Welnee! Dat waren vast hackers.’

Wat mij betreft klaagt Ahmadinejad Israël en de VS subiet aan bij het Internationale Strafhof, en dan duim ik van ganser harte dat hij wint.

Wijzelf moeten intussen als de sodemieter debatten over cyberwarfare eisen, zowel nationaal als internationaal. Sinds wanneer kunnen onze overheden achter onze rug om een oorlog beginnen? Waarom breken onze overheden alle beginselen van het internationaal recht? Lokken zulke achterbakse aanvallen niet juist een tegenreactie uit?

Gisteren werd de ontdekking van een nieuw, extreem slim virus bekendgemaakt. Flamer blijkt al twee jaar actief te zijn in Iran, Libanon en de VAE, en legde onlangs zes van Irans grootste olieterminals plat. Flamer diept overal uit de besmette systemen informatie op, en stuurt die ontraceerbaar naar huis. De makers? Vrijwel zeker Israël en de VS.