Waarom ik weduwe wilde worden

Wat doe je wanneer je hartsvriendin een doodsvonnis krijgt? Paroolcolumniste Karin Spaink nam een tegendraads besluit en trouwde met Christiane Hardy. Verslag van 173 dagen huwelijk. [Foto: Reinoud van Leeuwen.]

Honderden gelukwensen kreeg ik toen ik op Facebook mijn verloving bekendmaakte. Mijn naaste vrienden onthielden zich verbaasd van commentaar, zij wisten dat ik wars was van het huwelijk. Bovendien had ik al jaren geen relatie, zelfs geen affaire. Dus hoezo ging ik trouwen? En met wie dan wel?

Twee weken eerder had mijn hartsvriendin Christiane gebeld: “Spaink, het is foute boel. Kanker. Ik ga dood.” “Ik ben zo bij je,” zei ik.

Chris had al maanden diarree en was bijna twintig kilo afgevallen. Na eindeloos medisch modderen gaf een CT-scan uitsluitsel: alvleesklierkanker, inoperabel, dodelijk. Ze had naar schatting nog een half jaar.

We huilden uit, maakten lijstjes van wat Chris nog wilde doen, wat ze allemaal moest regelen en wat ik daarvan kon overnemen. Waar ze het meest tegenop zag, was haar vrienden inlichten. Ze had er veel, heel veel, en vreesde hun emotionele reacties. Misschien kon ik een brief sturen, opperde ik. Maar dat zou het probleem niet echt oplossen, want dan wilden ze vast allemaal alsnog langskomen.

Krap vijf jaar eerder hadden we een groot feest gegeven ter ere van onze 25-jarige vriendschap. We vonden het maar raar dat terwijl huwelijksjubilea normaal zijn, niemand een langdurige vriendschap viert. “Misschien kunnen we een tweede vriendschapsfeest geven?” stelde Chris nu voor. “Dan informeren we de hele meute in één klap en hoef ik niet al die mensen thuis te ontvangen.”

Terwijl we doornamen wat er allemaal aan papierwerk moest worden georganiseerd – testament, euthanasieverklaring, volmachten – zei ik in een opwelling dat we wellicht beter konden trouwen. Dat zou alles in één klap regelen. Chris giechelde. Anderhalve dag later sms’te ze dat ze dat eigenlijk dolgraag wilde.

Dus toen waren we verloofd.

***

Dat Chris via een huwelijk op een wettelijke beschermengel hoopte, begreep ik. Dat ze de voorkeur gaf aan een groot feest in plaats van talloze individuele, pijnlijke afscheidssessies, snapte ik ook. Wat ik pas later doorkreeg, was dat Chris juist nu heftig behoefte had aan iemand die haar beloofde dat ze naast haar zou staan, no matter what. Iemand die niet zou wijken. Die een buffer wilde zijn tussen haar en haar ziekte, tussen haar en de heftige emoties van haar vrienden; tussen haar en haar eigen angsten.

Met het huwelijk beloofde ik dat allemaal onomstotelijk. Wonderlijk – maar dat bedacht ik weken later pas – hoe gemakkelijk je serieuze principes overboord gooit als de situatie dat vergt. Of, beter, als andere principes de overhand nemen. Met een lief zou ik nooit trouwen, maar nu Chris dat vroeg, aarzelde ik geen seconde.

Vijf weken later traden we in het huwelijk.

Ik heb niet eerder een bruiloft meegemaakt waar zoveel mensen, de trouwambtenaar incluis, zeiden dat ze eigenlijk tegen het huwelijk waren, maar in dit éne geval van ganser harte een uitzondering maakten. En dat gold ook voor ons, de bruiden. Trouwen was ineens een prachtige combinatie van legale mogelijkheden naar onze hand zetten, verdriet & verlies compenseren met een openlijk ritueel, en laten zien dat Chris niet alleen hoefde te sterven. Plus dat wij beiden, politieke dieren die we zijn, natuurlijk pervers veel lol hadden in dit tegendraadse trouwen.

Maar gaandeweg sloop er meer in.

Het begon bij de trouwringen. Chris wilde echte, en had ons naar de juwelier gedirigeerd. Ik droeg nooit ringen, mijn hand voelde sinds ons huwelijk onwennig zwaar. “Je mag de ringen later gerust aan een ketting doen, hoor,” zei Chris, “of ze helemaal niet dragen.” Maar ik wist met grote zekerheid: ik doe ’m nooit meer af. Even stellig wist ik hoe ik het na Chris’ dood zou doen: eerst haar ring aan mijn vinger en dan die van mij er overheen. Zo zou ik haar voor altijd omhelzen.

Ook op andere manieren kreeg onze vriendschap de contouren van een relatie, simpelweg omdat we ons lot hadden verbonden. Chris kon ineens half verliefd naar me kijken; ik pakte te pas en te onpas haar hand en hield haar vaker vast dan tevoren.

***

Chris merkte al snel dat zich leren verhouden tot haar naderende dood akelig veel inspanning kostte. De energie die overbleef, besteedde ze liefst aan vertier en aan alles even vergeten. Liever bekommerde ze zich om de prangende vraag waar ze passende zakken kon vinden voor haar oude stofzuiger dan alwéér een zwaar gesprek te moeten voeren over haar aanstaande dood.

Tijdens het trouwfeest had zich de eerste vriendin aangediend die alsnog een persoonlijke afspraak wilde maken. “Kom maar naar Saarein, Chris’ stamcafé,” interrumpeerde ik. “Daar zitten we elke vrijdagmiddag.” Chris knikte opgelucht.

We stuurden een brief aan alle vrienden: wie Chris wilde zien, kon naar Saarein komen – verzoeken voor een afspraak bij haar thuis dienden via mij te lopen. En het werkte. “Ze luisteren naar je!” zei Chris opgetogen. “Je bent waarlijk mijn echtgenote en mijn sluiswachter geworden!” Zelf was ik nog niet overtuigd van die status. Dat haar vrienden gevolg gaven aan haar wensen leek me een kwestie van doodnormale beschaving. Ik was toch hooguit het doorgeefluik?

Pas toen vrienden hun zorgen bij mij neerlegden – “Wat denk jij?” of: “Zeg dat maar niet tegen Chris, tenzij jij denkt dat ze ’t graag wil weten” – begon het me te dagen: ook voor de buitenwereld, zelfs de nabije, was ik nu oprecht haar echtgenote.

Ons huwelijksbrevet bleek daarbij reuze handig. Eind september kreeg Chris een maagbloeding. Godlof sliep haar zus die nacht bij haar en samen waren ze ’s morgens vroeg naar de Eerste Hulp gereden.

Toen ik hoteldebotel in het ziekenhuis aankwam en Chris daar buiten westen aantrof, schoot ik een verpleegkundige aan: “Kunt u mij vertellen hoe het met Christiane Hardy is gesteld?”

“Welke relatie heeft u tot de patiënt?” vroeg ze geroutineerd. Onwennig antwoordde ik: “Ik ben haar echtgenote.” En ik greep al in mijn tas naar de papieren die ik inderhaast bijeen had gegraaid: mijn paspoort, haar paspoort, ons trouwboekje – alles om te bewijzen dat ik recht van spreken had.

Het was nergens voor nodig. Die ene frase – ik ben haar echtgenote – volstond. Subiet kreeg ik alle beschikbare informatie opgelepeld. En daarna mocht ik alles: buiten bezoekuren op visite komen, afspraken over uitslagen buiten Chris’ medeweten om verzetten, zodat ze die niet alleen hoefde aan te horen, maar altijd met haar zus en mij erbij.

***

Sinds onze bruiloft hield Chris wekelijks audiëntie in Saarein: iedereen die haar wilde zien, was daar op vrijdagmiddag welkom. En dat bleek een gouden greep.

Saarein maakte het mogelijk dat Chris veel mensen kon zien, terwijl ze haar eigen agenda ontzag. Het was er altijd feestelijk en zelden zwaar. Werd een gesprek Chris te ernstig, dan kon ze gemakkelijk naar de wc vluchten en later elders neerstrijken. Sowieso voorkwam de publieke setting al te emotionele scènes, wat Chris goed uitkwam. Daar hield ze namelijk niet van, decorum boven alles!

Ze zat er als een koningin die hof houdt. Maand in, maand uit was op vrijdagmiddag de bovenverdieping van Saarein haar domein. Soms kwamen er wel dertig mensen. Ze was intens gevleid met al die aandacht en fleurde er enorm van op. De vrijdagmiddagen gaven haar kracht.

***

Waar we niet bij hadden stilgestaan toen we die audiënties verzonnen: door elkaar daar elke week te zien, werd ons aller reactie op haar aanstaande dood – ons eigen gedoe met verdriet en verlies – minder eenzaam, minder particulier. Wij stamgasten konden onderling uitspreken hoe bezorgd we waren. We konden anekdotes uitwisselen, troost & steun bij elkaar zoeken. En als je niet wist wat je voor Chris zélf kon doen, kon je altijd nog een rondje drank voor haar vrienden bestellen.

Saarein veranderde het aanstaande verlies van Chris van een individueel, eenzaam avontuur in een gedeelde ervaring. Omdat we elkaar konden steunen, hoefden we Chris minder met ons eigen leed te belasten.

In Saarein vonden we ook nieuwe manieren uit om afscheid te nemen en aan haar aangekondigde dood te wennen. We leerden er niet weg te kijken wanneer Chris er beroerd uitzag; we leerden te blijven komen, ook al was niet zeker of zij zelf zou opdagen. We leerden dat kleine gebaren, hoe futiel die onszelf ook toeschenen, veel verlichting kunnen geven.

De eerste keer dat Chris zelf niet aanwezig kon zijn en ik haar honneurs waarnam, schreef ik de namen van alle aanwezigen voor haar op een bierviltje op. De week erna schreef iedereen zelf z’n naam op een viltje en zette daar soms een korte groet bij. Voor we het doorhadden, ontwikkelde dat zich tot een nieuw ritueel, want de week erna schreef iedereen vanzelfsprekend een allereigenst bierviltje voor Chris vol. Die avond verliet ik Saarein met acht centimeter aan op karton opgetaste goede wensen.

We wisten heus wel dat het verder niks hielp: de kanker trok immers zijn eigen plan. Maar samen bierviltjes schrijven maakte ons minder hulpeloos, en minder eenzaam in ons verdriet.

Vorige maand is Chris overleden. Zonder die kanker waren we nu nog ‘gewoon’ hartsvriendinnen geweest. Maar aangezien ze moest sterven, ben ik wezenloos vereerd dat ik nu haar weduwe mag zijn.

***

Update, 19 augustus 2013, een jaar na ons trouwen:

Vanavond heb ik samen met Tanja – een van mijn getuigen bij ons huwelijk; mijn moeder was mijn andere getuige – de laatste fles Cava soldaat gemaakt die over was van het huwelijksfeest. Het werd een mooie avond. En gaandeweg zakken het verdriet en het verlies naar de achtergrond, en komt die mooie, dappere meid die Chris altijd was, meer naar voren. En daarmee ook de trots op deze grandioze move van ons twee: dit prachtige, tegendraadse huwelijk.

Dwang

Prostitutie legaliseren en veel regulering inzetten, blijkt onvoldoende om de misstanden in die wereld op te lossen. Te vaak is er nog sprake van vrouwenhandel, dwang of uitbuiting. Vandaar dat de PvdA een volgende stap overweegt: om hoeren beter te beschermen, willen ze hoerenlopen strafbaar maken.

De regulering van de afgelopen jaren heeft al weinig goeds opgeleverd. Door het tippelverbod, de opheffing van afwerkplekken en het beperken van de rosse buurten, zijn steeds meer prostituees ondergronds gegaan. Ze ontvangen hun klanten niet meer in peeskamertjes maar bezoeken hem thuis, wat voor de vrouwen vaak veel riskanter is. En registratie – wat de overheid graag wil – willen de vrouwen zelf liever niet: het stigmatiseert ze, maakt dat ze bij allerlei instanties jarenlang te boek staan als hoer, en alle belasting die ze betalen, levert ze wel aanslagen op, gebaseerd op fictieve klantenaantallen, maar nooit een ziekte- of werkloosheidsuitkering op.

Zolang het stigma rond prostitutie niet verdwijnt, zal regulering niet alleen nooit iets oplossen, maar maakt het prostituees juist kwetsbaarder en helaas minder goed vindbaar voor allerlei hulpverleners.

Niet dat je niks moet doen. Je kunt prostitutie gerust indammen, maar elke maatregel die niet meedenkt met de vrouwen in kwestie, doet ze op lange termijn meer kwaad dan goed. Maar alleen wanneer je goed contact hebt met de vrouwen in kwestie, kun je bezien of ze hulp nodig hebben en eventueel uit het vak gehaald willen worden. Je kunt aanzienlijk beter een roedel hulpverleners op het vak loslaten, ze wijzen op hun rechten, zorgen dat prostituees zichtbaar blijven, dat ze onderling netwerken kunnen opbouwen en elkaar overlevingstips kunnen doorgeven, dan alwéér een nieuwe plicht of een nieuw verbod in te voeren.

De PvdA plaatst deze vrouwen met de nieuwe plannen bovendien in een merkwaardige spagaat. Het komt erop neer dat je wel als hoer mag werken, maar geen legale klanten kunt hebben. Wat zal dat een geweldige versterking van de positie van prostituees opleveren…

PvdA-kamerlid Myrthe Hilkens rekt in haar bekeringsdrift het begrip ‘dwang’ intussen nogal op. Persoonlijk vindt ze dat alle vrouwen die in de prostitutie werken om hun verslaving te bekostigen, óók onder dwang werken en ‘voor haar gevoel’ derhalve dus eigenlijk dag in dag uit worden verkracht.

Mevrouw Hilkens: je helpt verslaafde hoeren niet door hun klanten strafbaar te gaan stellen, laat staan dat je ze langs die weg ooit een afkicktraject in krijgt. Daarnaast ontkent zo’n aanpak volkomen dat zulke verslaafden tenminste op een eerlijke, vrij dappere maner aan hun geld komen. Ziet Hilkens liever dat armlastige, verslaafde vrouwen de weg van hun mannelijke lotgenoten kiezen, en voortaan op overval en autodiefstal uitgaan?

Bovendien: als er iets is dat slachtoffers helpt, is het dit: ze aanspreken op hun kracht. Niet: hun situatie strafbaar stellen.

Internet overal

Computers worden almaar kleiner en sneller. Uw mobieltje heeft meer rekenkracht dan de computers waarmee we indertijd de eerste raketten in de ruimte lanceerden. Is het geen raar idee dat u tegenwoordig voldoende rekenkracht in uw broekzak heeft om een Apollo naar de maan te sturen?

In steeds meer apparaten worden slimme chips ingebouwd. Uw koelkast, uw wasmachine, uw auto en uw energiemeter hebben tegenwoordig een hart van silicium – ook dat zijn inmiddels allemaal computers geworden.

Dat is vaak handig. De wasmachine die zelf aanvoelt of-ie zwaar beladen is of juist maar een paar spulletjes in zijn binnenste heeft, kan met beleid een wasprogramma kiezen dat het milieu zo min mogelijk belast. Een auto op cruise control berekent zelf wat de veiligste (en meest economische) snelheid voor u is.

Het klinkt allemaal reuze handig. Is het niet heerlijk dat alles om ons heen slimmer wordt, dat meer dingen vanzelf lijken te gaan en voor ons worden geregeld, en wijzelf minder hoeven na te denken over allerlei futiliteiten?

Maar we hebben nooit goed nagedacht – laat staan: publiek gedebatteerd – over de consequenties van al die slimmigheden. Hoeveel zeggenschap hebben wij mensen over de apparaten die we gebruiken, over de chips ons worden opgedrongen? Zijn wijzelf nog verantwoordelijk wanneer de machines waarop we ons verlaten, een beslissing nemen die desastreus uitpakt? Kunnen we überhaupt nog ingrijpen, wanneer wijzelf en zo’n ‘slim’ apparaat het niet eens zijn over wat er nu, acuut, moet gebeuren? Hoe definiëren we onze eigen verantwoordelijkheid, onze autonomie, onze wettelijke aansprakelijkheid wanneer we onze beslissingen laten sturen door chips, of overlaten aan slimme systemen?

Inmiddels dient zich een tweede probleem aan. Alles wat zelfstandig op internet wil, heeft daartoe een uniek kenmerk nodig: een IP-adres. Tot voor kort waren zulke adressen schaars, maar nu internet op een nieuw systeem – IPv6 – is overgestapt, is de beer los. (Onder IPv4 moesten internetproviders woekeren om elke klant een eigen IP-adres te geven, terwijl ik onder IPv6 werkelijk elke haar van mijn katten van een eigen IP-adres kan voorzien.)

Met slimme chips en met IPv6, kan werkelijk alle informatie aan elkaar worden geknoopt en kun je overal informatie beheren, of automatische piloten instellen. Je koelkast koopt zelfstandig in bij AH, je mobieltje zet de verwarming hoger wanneer-ie via GPS ziet dat je je huis nadert. Je smart phone kan de cockpit van je leven worden.

Al die fantastische samenhang maakt ons echter ook enorm kwetsbaar. Wie zijn mobieltje verliest – of dat gejat of gehackt ziet – kan binnen dat scenario ineens helemaal niks meer. Die is dan prompt alles kwijt: toegang tot de bank, controle over zijn auto, en met pech: toegang tot zijn eigen huis, haard en koelkast.

Rompslomp is de beste beveiliging tegen bugs en hackers. Gemak dient niet de mens – wel zijn vijand.

The luscious and the widow

‘The Luscious’ was my nickname for her: Chris was voluptuous and generous. For more than thirty years, we were best friends.

Early July she called with devastating news. She had cancer, incurable and untreatable, the type that kills quickly. Within fifteen minutes I was with her. We cried, made lists of what she still wanted to do, who needed to be called and what she had to arrange.

A day and a half later we decided to get married. Partly because Chris desperately wanted someone who would stand beside her the next months, someone who would never leave her; partly because spouses are legally entitled to more than best friends, more than brothers and sisters. And partly because if we got married we could wrap the bad news in a grand farewell party, and her friends would have the opportunity to see her in optima forma for the last time. And we got married because women today finally can, and now we could make good use of that right.

We called it ‘marrying against the grain’.

Mid-August, on the hottest day of the century, one hundred and fifty friends came together in the Tolhuis garden in Amsterdam. Her brother gave her away to me, her sister was our witness. It was a beautiful, moving party.

*

That first evening in July, Chris already said: “So, that will be euthanasia, in due time.” We signed papers. The hospital as well as her GP promised to work with us. That comforted her greatly. Because she knew that she ultimately could determine her limit, she could bear her illness and impending death significantly better. Her right to euthanasia made her feel that she would retain control. It allowed her to remain brave.

When the doctor finally appeared by her bed and asked Chris – as the law requires him – if she still wanted euthanasia, she answered resolutely: “Yes … please!” I held her when it happened. I felt her heart stop.

Since then I am a widow.

Eventually Chris survived for almost seven months and we were married for almost half a year. It was beautiful, it was hard, it was full of love and without any regret.

For her – and for her only – I would do it again, without hesitation.

*

Chris and I praised ourselves lucky that we live in a country where euthanasia is possible, and where same sex marriage is legal. Without those two things, her life in recent months would have been unspeakably much harder.

In December, Pope Benedict XVI claimed that abortion, euthanasia and gay marriage have plunged the world into destruction. Chris and I had a fit. Two out of three: not a bad score, we thought. (Fortunately, the right to abortion, which we have always defended, neither of us ever had to exercise.)

So I was strangely satisfied to hear the Pope, three days after Christiane’s euthanasia, had decided to resign. He had lost.

She and I have not – we have chosen. We could choose.

[Bridal photo: Reinoud van Leeuwen; translation: Iwan Boskamp]

De weelderige en de weduwe

‘De weelderige’ was mijn bijnaam voor haar: Chris was romig en royaal. Meer dan dertig jaar waren we hartsvriendinnen.

Begin juli belde ze met belazerd nieuws. Ze had kanker, ongeneeslijk en onbehandelbaar, nog van het snelle soort ook. Binnen een kwartier was ik bij haar. We huilden uit, maakten lijstjes van wat ze nog wilde doen, wie er gebeld moesten worden en wat ze moest regelen.

Anderhalve dag later besloten we te trouwen. Deels omdat Chris vreselijk graag wilde dat er de komende maanden iemand naast haar zou staan die nooit meer weg ging, deels omdat echtgenoten wettelijk nu eenmaal meer mogen dan hartsvriendinnen, meer dan broers en zussen. En deels trouwden we omdat we het slechte nieuws zo in een groots afscheidsfeest konden verpakken, en haar vrienden de gelegenheid konden bieden haar nog eenmaal in optima forma te zien. En we trouwden omdat dames onderling dat tegenwoordig eindelijk mochten, en wij nu mooi gebruik konden maken van dat recht.

We noemden het ‘tegendraads trouwen’.

Half augustus, op de warmste dag van de eeuw, kwamen honderdvijftig vrienden bijeen in de Tolhuistuin. Haar broer gaf haar weg aan mij, haar zus was onze getuige. Het werd een wonderschoon, ontroerend feest.

*

Die eerste avond in juli zei Chris al: ‘Dat wordt dus euthanasie, te zijner tijd.’ We tekenden papieren. Het ziekenhuis beloofde mee te werken, evenals de huisarts. Dat stelde haar zeer gerust. Meer nog: juist doordat ze wist dat ze uiteindelijk zelf de grens mocht bepalen, kon ze haar ziekte en haar naderende dood aanzienlijk beter verdragen. Het gaf haar het gevoel dat ze alsnog de controle behield. Ze werd er dapperder door.

Toen de huisarts uiteindelijk aan haar bed verscheen en aan Chris vroeg – zoals de wet hem verplicht – of ze nog steeds euthanasie wilde, antwoordde ze gedecideerd: ‘Ja… gráág!’ Ik hield haar vast toen het gebeurde. Ik voelde haar hart stoppen.

Sindsdien ben ik weduwe.

Uiteindelijk heeft Chris het bijna zeven maanden volgehouden en zijn we bijna een half jaar getrouwd geweest. Het was mooi, het was zwaar, het was vol liefde en zonder enige spijt.

Voor haar – en alleen voor haar – zou ik het zó opnieuw doen.

*

Chris en ik prezen ons gelukkig dat we in een land leven waar euthanasie mag, en waar het huwelijk is opengesteld. Zonder die twee dingen was haar leven in de afgelopen maanden onzegbaar veel moeilijker geweest.

In december beweerde Paus Benedictus XVI dat abortus, euthanasie en het homohuwelijk de wereld in het verderf hebben gestort. Chris en ik lagen dubbel. Twee van de drie: een goede score, vonden we. (Het recht op abortus hebben we altijd verdedigd, maar gelukkig geen van beiden ooit hoeven uitoefenen.)

Zodat ik vreemd voldaan was te horen dat de Paus, drie dagen na Christianes euthanasie, besloten had om af te treden. Hij had het pleit verloren.

Zij en ik niet – wij hebben zelf gekozen. We konden zelf kiezen.

[Bruidsfoto: Reinoud van Leeuwen.]

Koningin m/v

Afwezig in elk debat over de monarchie is dat wij al generaties lang vorstinnen hebben. Een koningin is niet hetzelfde als een koning.

Van Emma tot aan Juliana waren de dames tevreden met een ceremoniële status: ze dienden als nationaal ornament, en hebben zelden meer gedaan dan een occulte seance beleggen of het volk soms moed inspreken.

Beatrix was de eerste vorstin die zich daadwerkelijk met het landsbestuur bemoeide. Ze las haar stukken, wilde op de hoogte worden gehouden, en gispte naar verluidt haar minister-presidenten wel eens over een regeringsbesluit. Helemaal serieus namen we Beatrix evenwel niet. De pers besprak vaker welk ensemble ze droeg dan de portee van haar Kersttoespraak, en serieuze studies naar haar instructies van (in)formateurs zijn er niet.

De prins-gemalen zaten altijd in een spagaat. Enerzijds hoorden ze de man in huis te zijn, dat gold indertijd immers voor alle mannen, maar anderzijds stonden ze eeuwig in de schaduw van hun dames. Wat ze wilden, moesten ze achter de schermen doen. Het is een rode draad in de geschiedenis van de Oranjes: koninklijke echtgenoten die hun ambities moesten intomen en die, als ze invloed wilden uitoefen, dat via het bed of via gerommel en geritsel moesten doen.

Bij Wilhelmina’s Hendrik was dat nog niet zo’n ramp. Zijn verlangens waren simpel: drank en vrouwen, beide liefst in ruime mate. Zolang-ie een en ander discreet hield, was er weinig aan de hand. Bastaards hebben de Oranjes altijd gemaakt, dus dat gaf verder niet zo.

Juliana’s Bernhard was al lastiger. Zijn lidmaatschap van de Bilderberg-groep – een gezelschap van industriëlen en bankdirecteuren die via hun old boys’ netwerk de politiek naar hun hand trachtte te zetten – verdoezelde men liefst, maar steekpenningen aannemen teneinde Nederland over te halen straaljagers van Lockheed aan te schaffen, ging te ver. Bernhard moest zijn uniform inleveren en bepaalde zich de rest van zijn leven mokkend tot de jacht.

Claus tenslotte kreeg een baantje in het ontwikkelingswerk om hem zoet te houden. Hij bleek daar helaas goed in te zijn, en werd dus op een zijspoor gezet. Bijklussen is leuk voor een prins-gemaal, maar het moest vooral niet politiek worden. (Ooit wilde uitgeverij Van Gennep Claus’ verzamelde redevoeringen uitgeven. Claus gaf toestemming. Maar de Rijksvoorlichtingsdienst verbood de uitgave: de prins kon er omstreden door raken!) Geen wonder dat Claus depressief werd: zoveel ideeën, en geen kans om ze uit te dragen.

Binnenkort wordt Willem-Alexander koning. Hij heeft al eerder gezegd liever in de voetsporen van mams te willen treden, dan in die van oma: Willem wenst zich met beleid bezig te houden. De afgelopen jaren hebben regering en parlement, als voorbereiding op de troonswisseling, de positie van het staatshoofd ingeperkt.

Want mannelijke staatshoofden die zich met landsbeleid wilden bezighouden, dát is andere koek dan een koningin.

Ethiek

Wat doe je wanneer je een sleutelbos in iemands voordeur ziet hangen? Aanbellen, en de bewoner op het probleem wijzen: ‘Iedereen kan zo uw huis in, dat zal niet de bedoeling zijn.’ Is er niemand thuis, dan haal je veiligheidshalve de sleutels uit het slot en gooit ze –met een net briefje erbij – in de brievenbus. Dank zal uw deel zijn.

Wanneer de deuren van een computersysteem open staan, is het lastiger. Terwijl jij hem erop wijst dat er toch heus een touwtje uit de brievenbus hangt of sleutels in het slot steken, ontkent de eigenaar meestal glashard dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Met pech beschuldigt hij je van inbraak, of doet zelfs aangifte. De boel beter beveiligen weigert hij: dat vindt-ie te duur, te omslachtig en bovendien mógen andere mensen sowieso toch niet naar binnen? Je hoort helemaal niet aan dat touwtje te trekken, al hangt het uit de brievenbus!

Het gevolg: de boel blijft wagenwijd openstaan. Ook voor mensen met minder scrupules. Wat nu juist de reden is dat nette hackers melding willen maken van dergelijke open deuren.

Omdat het in ons aller belang is dat computersystemen beter worden beveiligd en het geen pas geeft de boodschapper te bestraffen, drong de Tweede Kamer aan op een richtlijn voor zorgvuldig hacken. Begin januari kwam minister Opstelten eindelijk met een voorstel. Ethische hackers mogen geen onnodige schade aanrichten (allicht), ze mogen geen overmatige moeite doen om binnen te komen, en ze mogen het lek niet openbaar maken totdat het bedrijf of de instantie in kwestie het gat heeft gedicht.

De nalatige instanties hoeven niks te doen, behalve ‘tijdig reageren’ op zo’n melding. Ze mogen nog steeds aangifte doen van inbraak, hoe zorgvuldig de hacker ook optrad, of kunnen het probleem simpelweg ontkennen. In het voorstel liggen alle plichten en risico’s bij de hackers; de lekkende instanties gaan vrijuit.

Beter had Opstelten nagedacht hoe hij bedrijven en instanties kan aanzetten tot goed gedrag. Bijvoorbeeld door te eisen dat zij voortaan elk datalek en elke hack (zowel goedschikse als kwaadschikse) aan een centraal meldpunt doorgeven. Wie een melding van een beveiligings- of datalek ontvangt, dient dat lek binnen een paar dagen te repareren, of anders het bewuste systeem tijdelijk voor het publiek uit te schakelen. Details over verholpen lekken worden kort nadien intern door het Nationaal Cyber Security Centrum gepubliceerd, zodat ook systeembeheerders elders er lering uit kunnen trekken.

Strafrechtelijk toont Opstelten weinig durf. Hij had kunnen beloven dat ethische hackers die volgens de regels der kunst een lek in de systemen van de overheid zélf melden, in principe niet worden vervolgd. Ook nette hacks die een breder publiek belang dienen, horen te worden gevrijwaard.

Over twee weken moet iemand voorkomen die liet zien dat een gezondheidslab zo wrak was als een natte schoenendoos. Daarvan wordt niemand wijzer.

Tegenterreur

Obama wil John Brennan aanstellen als de nieuwe baas van de geheime dienst van zijn land, de CIA. Brennans geschiedenis is, zacht gezegd, niet prettig. Hij heeft zich eerder sterk gemaakt voor marteling: waterboarding vond-ie een legitieme en effectieve verhoortechniek voor terrorismeverdachten. Momenteel werkt Brennan als hoofd terrorismebestrijding voor Obama, en legt hij uit dien hoofde lijsten aan met mensen die in aanmerking komen om per drone te worden vermoord.

Drones zijn onbemande, zwaar bewapende vliegtuigen. Ze worden op afstand bestuurd. Amerika zet ze op afstand in op buitenlands grondgebied; vooral mensen in Pakistan, Afghanistan en Jemen zijn favoriete doelwitten, maar verdachten in Somalië en andere Afrikaanse landen winnen inmiddels aan populariteit.

De Amerikaanse drones worden buiten alle reguliere kanalen ingezet. Zelfs het ministerie van Defensie gaat er niet over. De CIA kiest haar doelen in het geniep, legt geen verantwoording af over gemaakte keuzes, maakt eventuele miskleunen nooit bekend en houdt alle documenten over de onbemande moordapparaten angstvallig geheim.

De CIA liquideert buitenlanders op vreemd grondgebied, zonder dat er een rechter, een senaatszitting of enige vorm van controle aan te pas komt. Kortom: de CIA kan ongecontroleerd en op eigen initiatief oorlogshandelingen uitvoeren.

Ooit werden we – en terecht – al boos wanneer de CIA iemand ontvoerde. Nu kijken we er niet meer van op dat de man die al een paar jaar eigenhandig de hitlijsten opstelt op grond waarvan de CIA illegale buitenlandse aanslagen uitvoert, en daarmee als aanklager, rechter en beul ineen optreedt, het nieuwe hoofd van diezelfde organisatie wordt.

Obama, Obama – wat is er van je geworden? De man die waterboarding verdedigde is je persoonlijke adviseur veiligheid en terrorismebestrijding? De man die hitlijsten opstelt, maak je directeur van de CIA? En dan vraag je je nóg af waarom Amerika in steeds meer landen, en door steeds meer mensen, wordt gehaat?

Buiten dat Obama al doende het internationale rechtssysteem perverteert, verspeelt hij elk recht op morele verontwaardiging door de VS. Hoe hypocriet moet je zijn om de ouderwetse raketten die Palestijnen afvuren op Israël te veroordelen, wanneer je zelf zowat wekelijks precisiewapens inzet in andere landen? Hoe kun je dan nog verzuchten dat ‘we helaas niks méér kunnen doen, al zouden we dat wel willen,’ tegen de Syrische president Assad die al minstens zestigduizend burgers over de kling heeft gejaagd en die zijn halve land in puin heeft gebombardeerd, dan een VN-resolutie steunen die hem oproept om een gesprek aan te gaan met de rebellen, want nou ja, het internationale recht staat verdergaande inmenging immers niet toe?

Drones doden meer dan mensen. Ze ondermijnen elke moraal.

De nieuwe mens

Binnen vijf jaar kunnen onze spullen zien, horen, voelen, ruiken en proeven, voorspelde IBM. Allerlei ‘zintuigen’ voor computers worden al ontworpen en getest op de ontwikkelafdelingen van het bedrijf.

Ik schrok ervan. Straks kan ik niet eens meer schelden op mijn computer wanneer-ie kuren vertoont. Voor je het weet kwets ik zijn binaire gevoelens, waarna het ding natuurlijk helemáál geen zin meer heeft zich voor mijn karretje te laten spannen. En zal mijn laptop dan binnenkort óók al gaan klagen over sigarettenrook en stinkende asbakken, of zelfs recht op een rookvrije omgeving eisen?

Gelukkig bleek IBM vooral te doelen op sensoren die zintuiglijke ervaringen op afstand aan mensen kunnen overbrengen. Vooral op het tactiele vlak wordt veel ontwikkeld. Het keurige voorbeeld waarmee IBM kwam aanzetten, was dat we binnen een paar jaar via de computer kunnen voelen aan de stofjes van kleding die in webwinkels wordt aangeboden. Maar als zo’n techniek eenmaal is geïntroduceerd, voorzie ik eerlijk gezegd vooral elders booming businesss, namelijk in de digitale dating- en seksindustrie.

Daarnaast ontwerpt IBM Research computers die de samenstelling van lucht, klanken, beelden, voedsel of geuren analyseren. Dat was minder groot nieuws: dat doen researchbedrijven overal ter wereld allang, er is al heel wat op die markt te koop. Vooral auto’s worden met steeds meer sensoren uitgerust. Een alcoholslot op een auto is al heel normaal. Hij werkt als een mechanische politieagent: je moet blazen voordat hij kan rijden, en zit er alcohol in je adem, dan verdomt de auto het simpelweg om te starten.

Ook met auto’s die de omgeving en het verkeer om hen heen permanent analyseren, wordt driftig geëxperimenteerd. Google heeft bijvoorbeeld een paar Toyota’s rondrijden die elk zijn opgetuigd met sensoren ter waarde van een kwart miljoen dollar, waarna ze geen chauffeur meer nodig hebben. De zelfsturende auto’s hebben gezamenlijk inmiddels ruim 800.000 kilometer afgelegd zonder in een enkel ongeluk betrokken te zijn geraakt. (Het allerhandigste aan zo’n zelfsturende auto lijkt me overigens dat je dan meteen het alcoholslot kunt afschaffen. Formeel ben je immers niet langer de bestuurder ervan, en het ding rijdt sowieso beter dan wij – zelfs in nuchtere staat – ooit kunnen.)

Minder leuk aan IBM’s vrolijke voorspellingen was echter wat ze oversloegen. Nergens in hun optimistische toekomstscenario’s stond een woord over de harde realiteit: omgevingssensoren worden momenteel massaal ontworpen, en ingezet, in moderne oorlogsvoering en bewapening. Van doelzoekende rakketten, volautomatische drones tot crowd control – tegenwoordig komt daar steeds minder een mens aan te pas. Sommige drones initiëren zichzelf al bijna zonder dat daar menselijke interventie aan te pas komt.

Straks is zelfs op een knop drukken al ouderwets geworden.

Inwoners

Burgemeester Van der Laan verwelkomde afgelopen vrijdag persoonlijk de 800.000e inwoner van de stad. Het ging om Alex, een pasgeboren baby. ‘Wat een leukerd, en zo relaxed ook!’ zei de opgetogen burgemeester bij die gelegenheid. Hij gaf het jong een feestelijk pakket babyspullen met allemaal Andreaskruizen erop.

Eerder diezelfde dag had de politie het tentenkamp in Amsterdam-Osdorp ontruimd. Al woonden de bijna honderd asielzoekers daar inmiddels twee maanden, zij telden niet als Amsterdamse inwoners. Anders dan de pasgeboren Alex hadden ze geen spullen, meestal geen papieren en werden ze in de media nooit bij naam genoemd. Laat staan dat een jolige burgemeester hun vertrek kwam gadeslaan.

De ouders van Alex bleken, zoals veel andere nieuwe Amsterdammers, ‘import’ te zijn. Ze trokken op jonge leeftijd vanuit Groningen en Brabant naar de hoofdstad om daar te studeren, en stichtten daarna een gezin. Gelukszoekers dus – iets waar niks mis mee is.

De vluchtelingen uit het tentenkamp waren ook import. Alleen gaat het bij deze asielzoekers niet om geluk, maar om lijfsbehoud. Sommigen vrezen voor hun leven in hun land van herkomst, anderen zijn inmiddels statenloos, of komen uit een land dat hun terugkeer actief blokkeert. Zo accepteert Irak bijvoorbeeld alleen mensen die vrijwillig terugkomen, en weigert het land ex-inwoners die in het buitenland asiel hebben gezocht of daar zijn uitgezet.

Alex mag straks naar huis. Zijn moeder moet nog even in het ziekenhuis blijven: de jubilaris is met een keizersnede gehaald. (Vandaar wellicht die zo koninklijke naam.)

Waar de ontruimde asielzoekers naartoe moeten, is onduidelijk. Sommigen werden meteen vrijgelaten en zwerven nu op straat, naarstig zoekend naar een ander – alweer tijdelijk – onderkomen. Anderen zijn overgebracht naar een vreemdelingendetentiecentrum. Daar zitten ze waarschijnlijk maandenlang vast, in nogal erbarmelijke omstandigheden, om daarna alsnog op straat gezet te worden.

In een persbericht over de mijlpaal die door baby Alex werd gemarkeerd, meldde de gemeente trots dat ‘de internationale aantrekkingskracht van de stad’ tegenwoordig groot is. Er werd gejuicht over de toename van ‘hoogopgeleide arbeidsmigranten uit opkomende economieën’.

Migranten die voor hun veiligheid naar Amsterdam komen, zijn minder welkom, al zitten daar zat hoogopgeleiden tussen. Alleen: ze zijn niet afkomstig uit opkomende economieën of bevriende naties, maar uit conflictgebieden. Wanneer wij hun wanhoop erkennen, geven we toe dat onze geopolitiek niet deugt. Zeur niet, Irak is tegenwoordig veilig!

Amsterdam maakt zich ondertussen zorgen over huisjesmelkers die illegalen uitpersen, of anderszins misbruik maken van hun kwetsbare situatie. De gemeente zint op maatregelen. Uitgeprocedeerde asielzoekers helpen wil de stad echter niet.

Liever verwelkomen we baby Alex, die straks veilig naar huis kan. Hij wel.