De nieuwsberichten stonden terecht op dezelfde pagina in mijn ochtendkrant. Samen vormden ze het wrangste commentaar op de huidige wereld dat je je maar kunt voorstellen. Rechtsboven meldde de krant het besluit van de G20 om een wereldwijde winstbelasting voor multinationals in te stellen. Dat moest hun weergaloze belastingontduiking en vernuftige geschuif met bv’s ietwat tegengaan, en voorkomen dat het mega-grootkapitaal ’s werelds overheden en werknemers nog verder leegzoog.
Shell betaalt, zoals u weet, amper belasting in Nederland, maar eist wel op hoge toon investeringen, genoegdoeningen, compensaties en subsidies van de staat. En de gemiddelde Amazon-werknemer, die amper een minimumloon krijgt – en soms ook geen plaspauzes, zodat-ie in een fles moet pissen – betaalt verhoudingsgewijs meer belasting dan de baas van het bedrijf.
Daaronder stond een stuk over wat drie van de rijkste mannen ter wereld met hun achtergehouden geld doen: een wedstrijdje space race spelen. Wie het eerste boven is. Elon Musk (van PayPal en Tesla), Richard Branson (Virgin Records en Virgin Airlines) en Jeff Bezos (Amazon) streden om de eer, en dit weekend bleek dat Branson had gewonnen: hij was buiten de dampkring geweest en had vier minuten gewichtsloos in de cabine van zijn Unity kunnen zweven.
Branson wil te zijner tijd toeristenvluchten buiten de dampkring aanbieden, hij heeft al 600 kaartjes verkocht, à raison van 200 tot 250 duizend dollar. Musk plant intussen commerciële vluchten rond de aarde en om de maan. In een tijd dat we collectief moeten minderen met vliegen om als soort te kunnen overleven, is dit conspicuous consumerism gekruisd met toxic masculinity. Ik koop, ik koop, ik koop wat jij niet kunt, en wat alles wat voor jou overblijft, maak ik lekker kapot.
Dan liever de ex van Bezos, die na hun scheiding haar aandeel in hun werk opeiste en van de rechter in juni 2019 de lieve som van 38 miljard dollar kreeg toegewezen, pakweg een kwart van hun gezamenlijke vermogen (MacKenzie Scott is inmiddels naar schatting 57 miljard euro waard). Scott beloofde minstens de helft van haar vermogen weg te geven, en ging met verve aan de slag. In anderhalf jaar tijd heeft ze een slordige 10 miljard dollar gedoneerd aan voedselbanken en aantal organisaties die racisme bestrijden, gelijke rechten voor minderheden, vrouwen en LBTHQI’ers voorstaan, en die gezondheid en klimaatbeheersing promoten. Ze ‘probeert geld weg te geven dat is vergaard binnen een systeem dat dringend verandering behoeft’.
Het is prachtig dat Scott dat doet. Maar ook: ze kan het lijden, met zulk kapitaal achter de hand (en geheid dat ze de giften dubbel en dwars van de belasting kan aftrekken).
Maar dat de rijken steeds rijker worden en kapitaal zich – net als armoede – exponentieel uitbreidt, dat voorkom je er niet mee. Daar zijn eerlijker belastingen voor nodig.
Het is tijd om die drie mannen hun speeltjes af te pakken.
Ruim twee weken geleden lekte een concept uit van het nieuwe IPPC-rapport over de staat van het klimaat. De waarschuwingen daarin zijn heftig: we naderen het moment waarop de klimaatverandering onomkeerbaar wordt met rasse schreden. Anders dan alle ambitieuze plannen het doen voorkomen – zero-zus voor 2030, zero-zo voor 2050 – gebeurt er nu veel te weinig. Sterker, we lozen alleen maar meer rommel in de lucht, de aarde en het water. En Nederland doet het daarbij, ons geloof in onze eigen superioriteit ten spijt, bepaald slechter dan veel andere Europese landen.
Op 13 mei van dit jaar was het 27 graden in de Barentszee, 20 graden heter dan normaal was rond die tijd. De veenbranden in de Russische poolgebieden zijn ongewoon vroeg begonnen, het ijs op de Noordpool smelt nog weer een tikkie sneller. In het noordwesten van de VS en het zuidwesten van Canada liepen de temperaturen op tot tegen de 50 graden. Na de hitte kwam het vuur: het Canadese dorpje Lytton, dat al dagen met recordtemperaturen kampte, kreeg wildvuur te verduren en werd in de as gelegd. En tegenwoordig sterven er wereldwijd al meer mensen aan luchtvervuiling dan aan roken.
Vrijdag zag ik op Twitter water branden: in de Golf van Mexico was op grote diepte een boorpijp gebroken en de zee stond in de hens. Het duurde uren eer blusschepen het vuur wisten te doven.
We kunnen niet terug naar ‘normaal’, de klimaatverandering is immers al in volle gang. Met windmolens en zonnepanelen alleen komen we er niet – tenminste, niet wanneer we over een jaar of vijftien nog een leefbare planeet willen hebben, en toekomstige generaties een veilig leven willen bieden. De luchtvaart moet sterk minderen, we moeten van een boel chemicaliën af, de vlees- en zuivelproductie moet fors omlaag, we moeten wat er nog aan natuur is bewaren, en ja, het wordt de hoogste tijd om vegetarisch te gaan eten.
Intussen houdt de overheid met ons belastinggeld Schiphol en de KLM in de lucht, en moet Milieudefensie eraan te pas komen om Shell milieu-eisen op te leggen, zoals eerder Urgenda via de rechter de regering aan haar eigen klimaatbeloftes moest houden. Tata Steel verontreinigt zich een slag in de rondte, terwijl de GGD uit de stukken probeert te houden dat er specifiek in die regio wel erg veel gevallen van longkanker zijn. Zelfs van een structurele aanpak van milieucriminaliteit is geen sprake: de Algemene Rekenkamer constateerde vorige week geschokt dat juist de veelplegers van milieucriminaliteit amper worden gecontroleerd. De vervuiler vervuilt, desnoods crimineel; burgers en het milieu betalen de prijs.
We negeren onszelf collectief de klimaatcrisis in.
[Beeld: sceenshot uit video brand in de Golf van Mexico]
De summer of love komt eraan, voorspellen kranten en tv-programma’s: we mogen weer los, en dat zullen we doen ook. Ik heb ’t inmiddels al zo vaak gelezen dat de vraag opkwam of het verslaggeving was, of aanmoediging.
Ook het kabinet is optimistisch. De mondkapjes kunnen binnenkort af, we mogen weer naar het werk (wat een onuitgesproken dedain: alsof honderdduizenden niet al die tijd op de werkvloer hebben gebikkeld: van pakjesbezorgers, vakkenvullers en kassières tot bouwvakkers, agenten en medisch personeel). We mogen weer naar cafés, restaurants, bioscopen en theaters. Alleen afstand houden, handen wassen en testen bij klachten houden we er voorlopig in – de rest laten we binnenkort varen.
Maar wat het kabinet mist, is een plan, net zoals bij het eind van de vorige lockdown, in juni 2020. Toen deden we ook maar wat: we gingen van nul naar negentig, in een paar weken tijd. We gooiden de teugels los, en koersten daardoor linea recta af op een heviger en langduriger golf dan we ons hadden kunnen voorstellen.
Met die dans zit het wel snor, maar de hamer – die vergeten we opnieuw. Is er een containment plan? Heeft de GGD nu voldoende capaciteit om alle geïdentificeerde besmettingen nauwgezet te traceren? Weet de GGD eigenlijk vroeg genoeg waar besmettingshaarden zitten en hoe die zich ontwikkelen, nu we steeds meer afgaan op zelftesten en sneltesten? En er zijn nog steeds geen goede regels voor reizigers die terugkomen uit landen met een hoog risico: ze worden vriendelijk verzocht na thuiskomst in quarantaine te gaan, en dat was het.
Het kabinet zet alles in op een enkele kaart: vaccinaties. Maar dat komt neer op quitte of dubbel spelen, en we doen dat – zoals dat gaat bij een nieuw, vlot muterend virus – geblinddoekt. We hebben geen idee hoe lang de vaccins bescherming bieden: dat moet de ervaring leren, en dat kan met pech een harde les worden.
Daarnaast baart de Delta-mutant epidemiologen en virologen grote zorgen. In Rusland, het Verenigd Koninkrijk en Portugal blijken inmiddels vrijwel alle nieuwe besmettingen die aan een sequentietest zijn onderwerpen, het gevolg van de Delta-variant te zijn. In het VK en Israël, allebei goed gevaccineerde landen, zijn nieuwe uitbraken. Onderzoek laat zien dat in het VK de eerste weken van juni zelfs mensen die hun tweede vaccinatieshot al ruimschoots voor hun besmetting met Delta binnen hadden, er ernstig ziek van kunnen worden en er zelfs aan kunnen overlijden. Erger: een derde van alle mensen die in de eerste twee weken van juni aan Delta stierven, was al minstens een paar weken volledig gevaccineerd.
Nu ‘pakt’ niet elk vaccin bij iedereen even goed, hebben sommige mensen sowieso een haperend immuunsysteem, en levert geen enkel vaccin volledige bescherming – maar dit zijn hogere cijfers dan we eerder hebben gezien.
Voorlopig lijkt het me wat vroeg voor uitspattingen – tenzij je het virus een nieuwe kans wilt geven om mee te feesten.
Die formatie duurt maar, en schiet geen sikkepit op. Alle eerder bedachte coalities worden alleen maar onmogelijker nu het CDA – dat sinds dik 40 zetels onder Balkenende is teruggevallen naar 14 zetels nu – implodeert onder alle schandalen en het gif er tegen de plinten klotst.
Belangrijker is dat het demissionaire kabinet er in toenemende mate een zooi van maakt. De voorzitter van de Algemene Rekenkamer hield vorige maand een donderspeech nadat bleek dat, ondanks zijn eerdere waarschuwingen, een aantal departementen de boel in het geheel niet op orde had. Hij constateerde dat het kabinet in 2020 voor 9,1 miljard aan verplichtingen en 4,3 miljard aan uitgaven niet kon verantwoorden. VWS had, zo meldde de Rekenkamer, zelfs moeite met het opstellen van een jaarrekening.
Voorts had de regering het budgetrecht van de Kamer geschonden door grote verplichtingen aan te gaan zonder de Kamer daarover – zoals het hoort – op voorhand te informeren. (Dat had minister Hoekstra al eerder geflikt, toen hij achter de rug van de Kamer om aandelen Air France kocht, waarvoor hij in 2020 al op z’n kop kreeg van diezelfde Rekenkamer: het is een wetsovertreding.)
Alleen al de laatste maanden zijn daar een aantal schandvlekken bijgekomen: VWS trok circa 1 miljard uit voor ‘Testen voor toegang’ zonder een aanbesteding te doen (wat verplicht is). Het negeerde de bestaande teststraten daarbij, zodat er nu circa 76 nieuwe teststraten zijn bijgebouwd waar amper iemand komt, terwijl de uitbaters niettemin een gegarandeerde omzet krijgen. Ook worden aangenomen moties genegeerd. En dan laat ik de CDA-prominent nog ongenoemd die nutteloze mondkapjes mocht leveren en die deal met minstens 20 miljoen winst afsloot.
Daarnaast kampen we met een demissionair premier die zijn geheugen nog steeds kwijt is en een departement dat op een berg verloren gewaande brieven en memo’s zit. En als kers op de taart zijn de slachtoffers van de toeslagenaffaire nog altijd niet geholpen en stikken ze in hun schulden. Intussen denkt Rutte goede sier te maken met afgekloven ideeën over macht en tegenmacht.
Het vertrouwen in de politiek daalt zienderogen, en dat valt dit kabinet aan te rekenen. En het erge is: dingen afbreken gaat altijd stukken sneller dan ze weer in elkaar metselen.
Als het Kaag menens was, met haar campagne over een eerlijker politiek, pleit ze nu voor nieuwe verkiezingen: doormodderen begint intussen gevaarlijk te worden, en maakt meer kapot dan ons lief is – temeer daar de huidige regeringspartijen zich laten gijzelen door de hoop op een plaatsje in een nieuw kabinet.
En laat de Kamer in hemelsnaam haar eigen macht ter hand nemen en dit kabinet het vuur aan de schenen leggen: ook demissionaire ministers kunnen tot aftreden worden verplicht; ongeacht of ze Hoekstra of De Jonge heten. En weet: een demissionair kabinet kan verkiezingen uitschrijven – of daartoe door de Kamer worden gedwongen.
In opdracht van de gemeente Amsterdam heb ik de werkwijze van de Amsterdamse Beoordelingscommissie ‘Goede Zeden’ onderzocht. Dat was een gezelschap van mensen uit de reclassering, die – samen met directeuren van gemeentelijke diensten en afgevaardigden uit het bedrijfsleven – de antecendenten van sollicitanten besprak. Zij besloten of iemand al dan niet een verklaring van goed gedrag verdiende, en dus: of hij in aanmerking kwam voor een baan.
De commissie is voortgekomen uit de nobele gedachte dat mensen met een vlekje – lees: een veroordeling op hun naam – niet voor de rest van hun leven uitgesloten moesten worden van een betrekking bij de overheid. Wel moest je een beetje opletten waar je zo iemand kon plaatsten: een oplichter die net weer uit de bak was, zou je niet snel aanstellen als boekhouder, maar misschien kon hij wel trambestuurder worden.
De Commissie Goede Zeden werd opgericht in februari 1912 en was de eerste in haar soort. Al snel beoordeelde de Commissie niet alleen sollicitanten die bij de gemeente wilden werken, maar ook mensen die bij semioverheidsinstellingen of commerciële bedrijven aan de bak wilden: van de NS en de PTT tot Fokker, Wagons-Lits en chemiebedrijf Ketjen. De Commissie werd in 1958 vervangen.
De notulen van de vergaderingen tussen 1942 en 1958 zijn bewaard gebleven. Daar ontstond enige commotie over, nadat Trouw in 2017 op grond van een steeekproef schreef dat de Commissie homoseksuelen systematisch een bewijs van goed gedrag had onthouden. Er werd om onderzoek gevraagd; dat mocht ik dus uitvoeren, samen met Gregor Walz en Jurriaan Omlo (zij maakten een cijfermatige analyse).
Deze week is het rapport gepubliceerd, samen met een brief van het college van burgemeester en wethouders.
Patrick Meershoek schreef voor Het Parool een prachtig artikel over de rapporten, waarin hij vooral ingaat op mijn onderzoek.
Een bloemlezing uit het eerste hoofdstuk van mijn rapport:
Maar sommige aanvragen voor zo’n verklaring van goed bewijs gingen de Commissie bepaald te ver. Kort gezegd: de Commissie faciliteerde sommige aanvragen makkelijker dan andere, bijvoorbeeld door verschoningsgronden of verzachtende omstandigheden aan te voeren. Diefstal, heling en verduistering kon zij goed plaatsen (en vergeven), evenals jeugdzonden en oorlogsdelicten.
De Commissie was echter zeer schuw om sollicitanten die bij de politie bekend stonden als homoseksueel of prostituée een bewijs van goed gedrag te verstrekken, zelfs als deze mensen geen enkel vonnis of proces-verbaal op hun naam hadden staan. Want, zo redeneerde de Commissie, de overheidsdienst vertegenwoordigde toch een bepaalde waarde, en aan mensen met een zedelijk zo discutabele achtergrond kon je het publiek toch niet blootstellen?
Seksualiteit werd zodoende een grond om iemand een bewijs van zedelijk gedrag te onthouden, en dus: uit overheidsdienst te weren. Zo blijkt de Commissie zich – helaas met succes – in 1950-51 te hebben ingespannen om iemand die al sinds 1945 naar ieders tevredenheid bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente werkte, daar in diskrediet te brengen.
De Commissie, die bitter weinig moest hebben van zowat elke vorm van ‘onzedelijk gedrag’, streek op het vlak van homoseksualiteit niettemin wel eens de hand over het hart. De Commissie wist terdege dat homoseksualiteit voor de buitenwereld vaak moeilijk lag, en schipperde daar in de praktijk geregeld mee. De Commissie verstrekte homoseksuelen zo’n bewijs als zij meende dat het een betrekking betrof waarin zij volgens haar ‘niet veel kwaad konden’. Maar zodra iemand volgens de Commissie met zijn homoseksualiteit ‘te koop’ liep, al was het maar door hun voorkeur niet te verstoppen, was de boot aan: dat was reden om een bewijs van goed gedrag af te wijzen.
De Commissie koesterde meer vooroordelen. Zo kon je als man beter ontucht plegen met een minderjarige of zelfs je eigen dochter verkrachten, dan als vrouw je geld met prostitutie verdienen. Het eerste delict verjaarde uiteindelijk altijd, en de Commissie zag zoiets graag als een gelegenheidsmisdrijf, een misstap uit nood (‘inmiddels is hij gelukkig getrouwd’ geldt steevast als bezwering voor de toekomst: eerder had hij geen vrouw, of een slecht huwelijk, vandaar dat de aanvrager zijn ‘recht’ op seks elders had verzilverd).
Maar wie ooit als prostituée werkte, is volgens de Commissie nadien eigenlijk nooit meer geschikt voor gemeentedienst, zelfs niet als schoonmaakster: zo iemand blijft altijd een smet voor de stad. Souteneurschap daarentegen is eerder een economisch dan een moreel delict: daarvan kun je je volgens de Commissie wel goed rehabiliteren.
Vanaf 1951 geeft ook de politie advies aan de Commissie over voorliggende gevallen. Klein probleem: de politie beperkt zich daarbij niet tot het lichten van iemands strafrechtelijke doopceel, maar gooit ook al haar onbewezen verdenkingen en vermoedens over de schutting, en presenteert die geregeld als feit, vaak zonder onderbouwing.
Langs deze weg spuide de politie een stortvloed aan morele oordelen. Niet: wie verzaakte de wet, maar: wie houden we in de gaten, wie voldoet niet aan onze normen; dit alles geregeld zonder het strafrecht daarbij te wegen, zodat een verdenking al snel de geur van illegaliteit of overtreding krijgt. De politie gedraagt zich kortom als een roddeltante: ze zaait wantrouwen over kandidaten bij de Commissie, geeft vaak geen onderbouwing voor haar verdachtmakingen (buiten wat al via het strafregister bekend was), maar doet daar wel stellig over, en presenteert deze non-strafrechtelijke informatie als zeer gewichtig
Naast de vele verjaarde zaken die de Commissie steevast meeweegt – ook al was er al jarenlang wetgeving in voorbereiding om zulks expliciet te verhinderen, iets waarvan de Commissie terdege op de hoogte was, getuige haar besprekingen van het wetsvoorstel – vallen ook de ethische en sociale dimensies van haar werkterrein en de achtergrond van haar beslissingen op, en de verschuivingen daarin.
Zo verstrekt de Commissie tijdens de Duitse bezetting zonder blikken of blozen bewijzen van goed gedrag voor mensen die bij de Weermacht willen werken. Een jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog zakt het aandeel van aanvragen van vrouwen zienderogen, terwijl op het ambtelijk arbeidsverbod voor getrouwde vrouwen tijdens de oorlog eigenlijk weinig werd gelet – er heerste tijdens de bezettingsjaren een groot tekort aan werknemers, aangezien veel mannen naar werkkampen waren afgevoerd. Rond 1948 spelen veel zaken van deserteurs die aan uitzending naar Indië wilden ontkomen, maar aan hun strafblad tilt werkelijk niemand in de Commissie: het was kennelijk geen populaire oorlog, en een vonnis wegens desertie werd afgedaan als een verwaarloosbaar feit.
We hebben zo’n 25 GGD’en in Nederland, elk met een eigen registratiesysteem, wat nogal lastig bleek te zijn toen medewerkers van callcenters er afspraken voor coronatesten en de uitkomsten daarvan in moesten registreren. Ze waren veel tijd kwijt met het uitzoeken hoe elke GGD de gegevens gebruikte. Ook bleek het systeem lek.
We hebben tegenwoordig circa 19 manieren om vast te leggen of iemand al tegen corona is gevaccineerd, en zo ja, waarmee en wanneer. Terwijl we ongeveer weten hoeveel mensen er in Nederland zijn gevaccineerd, is er op centraal niveau geen enkel zicht wie dat zijn, zodat het plan voor een coronapaspoort in duigen viel. Daarop kwam men op het idee het oude vaccinatieboekje te gebruiken, maar sommige regio’s waren daar aanvankelijk dan weer op tegen.
Bij de Jeugdbescherming zijn grote wachtlijsten. Hoeveel kinderen en gezinnen daar in totaal wachten totdat ze iemand krijgen toegewezen, weet niemand: er is geen centrale registratie, en elke regionale jeugdbeschermingsorganisatie pakt de wachtlijstenregistratie anders aan.
Tegelijkertijd wordt het beleid noch de uitvoering ervan beter van al die bureaucratie. In tegendeel.
Voor het aanvragen van zorg voor zulke kinderen heeft elke gemeente weer andere systemen ingericht. Ik leerde afgelopen weekend dat jeugdbeschermers onderling appgroepjes hebben waarin ze elkaar helpen uitzoeken voor welke hulp in welke gemeente ze welk aanvraagformulier moeten gebruiken. Overal moet dat namelijk anders. Het kost ze handenvol tijd – en ze hebben maar twee uur per week, per gezin. Dan is hun budget op.
Gemeenten klagen dat ze te veel geld kwijt zijn aan de jeugdzorg, maar weten niet te vertellen welke bedragen ze aan welk zorgbedrijf hebben betaald; daar hebben ze geen goede overzichten van.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het afgelopen jaar 5,1 miljard uitgegeven die het niet kan verantwoorden: er zijn gewoonweg geen bonnetjes van. Soms is niet eens duidelijk of er wel iets is geleverd boor het betaalde geld. Dat probleem komt niet alleen door corona: het speelt al twintig jaar bij VWS, legde de president van de Algemene Rekenkamer afgelopen weekend in NRC Handelsblad uit. 5,1 miljard: dat komt aardig in de buurt van de begroting van heel Amsterdam.
En intussen is de bureaucratie leidend geworden voor hoe burgers worden bejegend. We lijden onder die bureaucratie, vooral wie minder geld heeft of minder goede connecties. Mensen worden er makkelijk op afgerekend wanneer ze een overheidsformulier verkeerd invullen. Of ze worden vanwege een algoritmische beslissing verdacht gemaakt, en vervolgens plant het label dat ze fraudeurs zouden zijn zich ongecontroleerd voort, door alle systemen heen – zelfs in die mate dat de overheid niet meer weet hoe die valselijk beschuldigde mensen nog van dat onheuse label kunnen worden afgeholpen.
Iets meer centrale regie, iets minder bureaucratie – het zou geen slecht idee zijn.
Voor corona speelde deze discussie: mogen ouders weigeren hun kind te vaccineren en het toch naar een kinderdagverblijf brengen, waar het andere kinderen kan infecteren met ziektes die permanente handicaps of de dood kunnen veroorzaken?
Ouders hebben het recht te weigeren hun kind te vaccineren. Betekent dat ook dat ze het recht hebben andermens’ kinderen ophet kinderdagverblijf in gevaar te brengen? Want kleintjes kunnen niet meteen worden ingeënt.
Niet-ingeënte peuters worden tot die tijd uitsluitend door groepsimmuniteit beschermd: ze zijn veilig zolang niemand in de omgeving een van die ziektes kan krijgen. Maar wanneer de vaccinatiegraad daalt – wat na al enige tijd gaande is – lopen zulke kleintjes ineens meer risico. Aanvankelijk speelde dat vooral in de protestantse Bible Belt, waar geregeld uitbraken van bijvoorbeeld mazelen en meningokokken plaatsvinden. Maar de afgelopen jaren daalde de vaccinatiegraad ook elders dusdanig dat deskundigen zich zorgen maakten: de groepsimmuniteit zakte tot nabij de ondergrens.
Dat had veel te maken met een vals geloof dat de mazelen-bof-rodehond vaccinatie autisme zou veroorzaken (in het leven geroepen door wetenschapsfraudeur Andrew Wakefield). Daar kwam een New Age-achtige notie bij dat het ‘beter’ was wanneer het afweersysteem van het kind zelf zou leren zulke ziektes te bestrijden (wat overigens precies is wat vaccinatie doet), en dat inenting ‘kunstmatig’ zou zijn, of vooral de kas van Big Pharma zou spekken.
Maar nu zitten we ermee. Er is argwaan jegens de coronavaccinaties, nog meer dan bij kindervaccinaties. En dezelfde discussie dient zich binnenkort aan: moet het consequenties hebben wanneer mensen een inenting tegen corona weigeren?
Inmiddels neig ik naar ‘ja’. We stellen, juist vanwege de veiligheid van derden die anders onwillekeurig slachtoffer kunnen worden van iemands hoogstpersoonlijke keuzes, vaker grenzen aan de grenzen van iemands vrijheid.
Zo mag je niet zonder rijbewijs een auto besturen. In een auto moet je bovendien, voor je eigen veiligheid, verplicht een gordel dragen. Wie op een brommer rijdt, moet een helm op. Wie aan het verkeer deelneemt, mag niet dronken zijn. Wie een veroordeeld stalker is, mag niet in het onderwijs werken.
Daar gaat een redenering achter schuil die een solide precedent vormt: iedereen heeft een grote mate van vrijheid, maar die wordt beperkt door de mate waarin je een ander met je eigen gedrag en gemaakte keuzes kunt benadelen.
Aangezien corona bewezen in staat is om een hele samenleving lam te leggen, en niet iedereen zich ertegen kan laten vaccineren – wie al een gecompromitteerd immuunsysteem heeft, bijvoorbeeld vanwege een kankerbehandeling, kan zich doorgaans niet laten inenten – denk ik dat de noodzaak van groepsimmuniteit boven de individuele keuze uitstijgt.
Je hoeft je niet te laten vaccineren, maar accepteer dat je daarvoor een aantal rechten moet inleveren. Net als wie straalbezopen is.
Moe zijn we ervan, het is welletjes geweest. We willen weer uit, vakantie vieren, op terrasjes hangen, flirten op straat, weg met die maskertjes, vrienden en familie zoenen en innig omhelzen. De hoogste tijd voor versoepelingen! Het gaat toch al beter?
De vaccinatiegraad in Nederland is echter laag, hoewel de inentingen gelukkig op stoom komen. Het is daarom zeer de vraag of ze ons in al die buitenlanden waar wij naar hunkeren, wel willen hebben: zij zijn weliswaar afgeschaald naar geel, maar Nederland zelf valt vooralsnog onder de dieprode gebieden. Ik zou ons niet graag over de vloer hebben.
Onderliggend tekent zich een breder probleem af: kortzichtigheid en zelfzucht. We lijken collectief te geloven dat, zodra we hier de boel enigszins op orde hebben, we het gewone leven kunnen oppakken. Alles als vanouds, niks meer aan het handje.
Maar als corona ons iets heeft geleerd, is het dit: de hele wereld gaat ons aan en no man is an island. We weten nu dat de hele wereld knarsend tot stand kan komen door een verkouden vleermuis die ergens in China uit een boom wordt gemept en vervolgens op een markt ter consumptie wordt aangeboden. Waarom houden we onszelf dan voor dat de huidige kwart miljoen nieuwe besmettingen per dag in India, nota bene vrijwel zeker een onderrapportage, ons niet aangaan? Waarom denken we onze ogen daarvoor te kunnen sluiten?
Het beste dat we kunnen doen, maar ja, daar heb je betere leiders voor nodig dan wij in de aanbieding hebben, is na nationale inspanningen om iedereen gevaccineerd te krijgen, die operaties als de wiedeweerga uitbreiden naar de rest van de wereld – brandhaarden eerst.
In Honduras, Venezuela en Nicaragua heeft minder dan 1 procent van de bevolking de eerste dosis gehad, de meeste landen in Afrika zitten onder de 2 procent. Dat is deels een kwestie van geld, deels van logistiek, maar vooral van een schreeuwend tekort aan vaccins. Intussen zijn de rijke landen die aan het hamsteren.
Via Covax zouden vaccins aan armere landen worden gedoneerd. Dat doen we mondjesmaat. En soms schepen we ze, zoals epidemioloog Amrish Baidjoe recent in Buitenhofuitlegde, zelfs op met onze afdankertjes: Zuid-Soedan en Malawi kregen 60 duizend doses, maar die waren nog slechts twee weken houdbaar.
Als we andere landen niet uit solidariteit willen helpen: dan desnoods uit welbegrepen eigenbelang. Elk gebied dat een nieuwe coronabrandhaard wordt, heeft immers de potentie de bakermat van nieuwe mutaties te worden – dat is eerder in Engeland, Brazilië, Zuid-Afrika en India gebeurd. Dan is het wachten op een mutant die de huidige generatie vaccins te slim af is, en voor je het weet begint het hele circus overnieuw.
Dit is geen tijd voor nationalisme, egoïsme of kortetermijndenken. Zie de wereld zoals zij is: verbonden tot in al haar vezels. Wat een ander aangaat, is ook voor u belangrijk. Wat u schaadt, schaadt ook een ander.
Net als André van Duin ga ik voor Dodenherdenking liever naar het Homomonument dan naar het monument op de Dam. Toen Van Duin afgelopen dinsdag wel op de Dam aanwezig was, en daar een ontroerende speech hield, sprak hij met liefde over het Homomonument. ‘Dat wij in Nederland sinds 1987, als eerste in de wereld, zo’n monument hebben, tekent onze vrijheid: de vrijheid dat iedereen hier zichzelf mag zijn, zonder dat iemand anders daar wat van zegt.’
De geschiedenis was wranger dan dat. Het Homomonument kwam tot stand omdat homo-organisaties jarenlang bij de officiële Dodenherdenking werden geweerd. Meelopen in het formele defilé mochten ze niet, laat staan een krans leggen. Hun aanwezigheid werd gezien als provocatie jegens andere oorlogsslachtoffers en -getroffenen.
Ook in boeken over de Tweede Wereldoorlog was amper aandacht voor de homovervolging. Erger: nog lang werd gedacht dat homoseksuelen – en zij die daarvoor versleten werden – eigenlijk een plaats in een Duits kamp verdienden. De geallieerden zouden in 1948 nog bevestigd hebben dat criminelen, moordenaars en homoseksuelen in hun ogen met recht in het kamp hebben gezeten; in 1953 herhaalde de Duitse overheid dat rijtje (en voegde daar de zigeuners nog aan toe).
Toen de homobeweging opkwam, vanaf eind jaren zestig, waren de meer activistisch ingestelde homo’s het zat: ze vroegen niet braaf toestemming om mee te mogen doen, ze deden het gewoon. Twee van hen speldden zichzelf roze driehoekjes op, die voor de homo’s waren wat de gele ster voor de Joden was, en togen naar de Dam. Maar toen zij hun krans met roze linten wilden neerleggen, werden ze gearresteerd. De krans werd vernield. Dat was op 4 mei 1970.
Er was al langer gefantaseerd over de mogelijkheid om een eigen monument op te richten; deze gebeurtenis gaf daaraan een flinke impuls. Pas in 1979 kreeg dat idee handen en voeten, toen gemeenteraadslid Bob van Schijndel pleitte voor een homomonument. Er kwam een stichting, er kwam geld, de gemeente wees een locatie aan, en er kwam een ontwerp.
In september 1987 werd het Homomonument officieel in gebruik genomen: het allereerste monument ter ere van de homoseksuelen die door de nazi’s vervolgd, in kampen geïnterneerd en vergast werden. De eerste Dodenherdenking daar vond plaats op 4 mei 1988, pas 33 jaar geleden dus – liefst 43 jaar na afloop van de oorlog.
Eén keer mocht ik er spreken, op 4 mei 1995. Dat was de eerste keer dat er vertegenwoordigers van alle strijdkrachten in uniform aanwezig waren: het leger, de marine, de luchtmacht en de marechaussee. Zij droegen ook iets op hun borst: geen roze driehoek of Jodenster, maar een rij lintjes. Het ontroerde me mateloos.
Pas op 4 mei 2012, bij de 25e Dodenherdenking bij het Homomonument, was daar voor het eerst een officiële vertegenwoordiger van de Nederlandse regering aanwezig.
Vandaag, op 4 mei, herdenken we de slachtoffers van het fascisme: de joden die zijn vergast door de nazi’s, de politieke gevangenen die zijn gefusilleerd, de homoseksuelen die werden vervolgd, de tweelingen die als medisch experiment zijn gebruikt, de dwangarbeiders die werden afgebeuld totdat ze er dood bij neervielen. De burgers die werden gebombardeerd, werden opgepakt bij razzia’s, die de mond werd gesnoerd, die op de bon moesten leven en uiteindelijk bloembollen moesten eten.
Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.
Morgen, op 5 mei, is Nederland In Opstand, de groep van de extreemrechtse Tinus Koops, van plan te demonstreren op het Malieveld in Den Haag. Hun motto: ‘Bevrijdingsdag moet weer de dag van de vrijheid worden.’ Deze week stelde Forum voor Democratie voor de zoveelste keer de coronamaatregelen gelijk aan de Duitse bezetting: ‘Op 5 mei herdenken wij 75 jaar vrijheid: 1945 – † 2020’.
Feiten zijn leugens. Bescherming is bezetting.
Rik Rutten, politiek verslaggever van NRC Handelsblad, liep gisteren in een uitgebreid twitterdraadje de ondertekenaars van Forums ‘vrijheidsherdenking’ na: allemaal corona-ontkenners, complotdenkers en extreem conservatieve of zelfs extreemrechtse organisaties. Een van de ondertekenaars typeert Nederland als ‘een totalitaire staat’. Een andere meent dat corona een groot complot is: alles is van hogerhand ‘gesimuleerd en vanaf januari [2020] uitgerold’. Het RIVM en de Wereldgezondheidsorganisatie zijn marionetten van de jood Soros, en hun maatregelen zijn onderdeel van een complot tegen de burgers.
Ontkenning is waarheid. Vaccinatie is gif.
Er doemt een notie van ‘vrijheid’ uit dit gedachtengoed op die zich alleen maar laat karakteriseren als: niemand mag mij in de weg staan. Mijn vrijheid is het hoogste goed, waarvoor alles moet wijken. Ik ben belangrijker dan jij. Mijn rechten wegen zwaarder dan die van iedereen die meer risico loopt dan ik, of die bescherming behoeft. Zij doen er niet toe – ik wel.
Solidariteit is onderdrukking.
Maar vrijheid die ten koste gaat van anderen, is geen vrijheid – het is armzalig verpakt eigenbelang. Denken dat anderen er niet toe doen, is niet hetzelfde als burgerrechten verdedigen: het is arrogantie. Vrijheid is, net als solidariteit, iets wat alleen bestaat met, door en dankzij anderen. Je bent niets en niemand zonder de mensen om je heen, en elk mens is tot in zijn haarvaten met de levens van anderen verbonden – en juist dat is wat we nu zo schrijnend zien, met de coronacrisis.
Want de zelfzucht van de enkeling brengt talloos veel anderen in gevaar. Omgekeerd danken nu absurd veel mensen hun leven aan de opoffering van anderen: denk aan de excessieve inspanning van de mensen in de zorg.
We danken onze vrijheid zelden aan onszelf alleen, en nooit aan extreemrechts.
[Beeld: Homomonument Amsterdam, foto bewerkt door BoBink / via Wikimedia / CC0]