Diaspora

Drie dagen in Londen vergaderd over onderzoekjournalistiek. Hoe doe je degelijk onderzoek, hoe bescherm je bronnen, hoe controleer je publieke uitspraken van overheden en bedrijven, hoe breng je schandalen naar buiten? Hoe houd je de vrijheid van meningsuiting overeind wanneer steeds meer onderwerpen in het geheim worden besproken, of zelfs tot kwestie van staatsveiligheid worden bestempeld? Zijn de vrijheid van meningsuiting en de ruimte om degelijk onderzoek uit te voeren nog gewaarborgd, wanneer privacy verdwijnt?

We zaten er met de fine fleur van onderzoeksjournalisten, klokkenluiders, advocaten, hackers en NGOs. Seymour Hersh, die zowel de Amerikaanse slachting van honderden ongewapende burgers in My Lai als het schandaal rond Abu Ghraib blootlegde; Lowell Bergman, die als eerste de dubieuze praktijken van de tabaksindustrie blootlegde; Eileen Chubb, die naar buiten trad met de barre staat van Britse verpleegtehuizen; Duncan Campbell, die het bestaan van afluistersysteem Echelon aantoonde; Daniel Ellsberg, die staatsgeheimen over de Amerikaanse oorlog in Vietnam naar buiten smokkelde en die als de Pentagon Papers in de krant wist te krijgen.

Gaande de conferentie werd duidelijk hoe groot het spoor van vernieling is dat overheden rond hun klokkenluiders trekken. Dat Chelsea Manning 35 jaar gevangenisstraf kreeg voor het lekken van leugens rond de oorlog in Irak is erg genoeg: niet zij, maar de leugenaars verdienen die straf. Zij hebben hun eigen volk voorgelogen – en de rest van de wereld.

In het voetspoor van de klokkenluiders wordt echter ook anderen hun rechten ontzegd. Veel journalisten zijn voor hun eigen overheid gevlucht. Uitgever Julian Assange zit al ruim drie jaar vast in de ambassade van Ecuador; de filmmaakster Laura Poitras – die als allereerste contact had met Edward Snowden – kan de VS en de UK niet meer in, evenals journalist Glenn Greenwald en diens partner David Miranda; Snowden kan Rusland niet meer uit; Sarah Harrison, die Snowden vanuit Hongkong naar Rusland begeleidde, kan haar moederland niet meer in. Meer en meer mensen die ons de verhalen van klokkenluiders brachten, leven nu – o ironie – in exil in Berlijn.

Op de derde dag van de conferentie zag ik Citizen Four, de documentaire die Poitras over Snowden maakte. En na twee dagen van verstandige, heldere, imposante en onthullende verhalen, was ik ineens totaal van de kaart. Niet vanwege de onthullingen van Snowden: die zijn me inmiddels akelig vertrouwd. Niet vanwege de botte leugens van de Amerikaanse overheid: de documenten van Snowden tonen aan hoe verwoestend verraden wij allemaal zijn door de Amerikaanse overheid, en door onze eigen overheden.

Het was de eenvoud van Snowden die me tot tranen toe roerde. ‘Ik zag wat we deden, ik wist wat er gebeurde, en ik vond dat iedereen dit moest weten.’ Ellsberg zei later: ‘Zo was het bij mij ook. Ik kon het bedrog niet langer velen.’

Schrijnend

Ontdekten we in augustus jongstleden dat er in Nederland vijfduizend ouderen met een indicatie al langer dan een jaar wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarbij de hulpverleners spreken van ‘schrijnende thuissituaties’, nu horen we dat de omstandigheden in verpleeginstellingen al even hemeltergend zijn. Demente bejaarden die stelselmatig zonder enige supervisie in groepjes bij elkaar worden gezet; verpleegkundigen die ’s nachts met hun tweeën vier afdelingen in de gaten moeten houden; mensen bij wie de urine langs de benen loopt; de inspectie die klaagt dat de mondzorg in verpleegtehuizen volstrekt ondermaats is en de tanden van de bewoners niet eens worden gepoetst.

‘Tsja,’ legde staatssecretaris Van Rijn desgevraagd uit, ‘de instellingen zijn helaas overbelast omdat mensen tegenwoordig langer thuis willen blijven. Er komen zodoende nu vooral zware gevallen binnen, en de zorg is daarop niet berekend.’

Het klonk als een plausibel verweer. Nou ja, op één klein puntje na dan, want het is immers Van Rijns eigen beleid om hulpbehoevende mensen zo lang mogelijk thuis te houden en plaatsing in verpleegtehuizen te reserveren voor de allerergste gevallen. Dat maakt de situatie ronduit bizar: de staatssecretaris geeft publiekelijk toe dat de verpleeginstellingen niet bij machte zijn om zijn beleid uit te voeren.

Onze oudjes (en hun mantelzorgers) kunnen hun borst natmaken. Met ingang van januari aanstaande wordt er flink gesneden in allerlei vormen van thuishulp: de financiering van veel landelijke zorg wordt overgeheveld naar de gemeentes, die het en passant met 15 tot 25% minder budget moeten stellen dan momenteel beschikbaar is. De kans dat voortaan ook thuis u de pis over de benen zal lopen en niemand tijd heeft om u te wassen en te verschonen, stijgt navenant.

Van Rijn heeft eerder gesteld dat familie, buren en kennissen maar vaker moeten bijspringen: niet alle zorg kan of hoeft volgens hem professioneel te worden uitbesteed. Maar inmiddels zijn we in de situatie beland dat de familie zelfs in verpleegtehuizen nog moet bijspringen: de verpleging trekt het simpelweg niet meer om de hoogstnoodzakelijke zorg te verlenen.

Wanneer je eigen vader in de media klaagt dat hij niet langer kan aanzien hoe belazerd slecht de zorg voor je moeder is, moet je als staatssecretaris toch iets gaan dagen. Je vervolgens verschuilen achter privé en niet-op-de-man-spelen is uiterst zwak. De moeder van Van Rijn is helaas geen uitzondering, en daarnaast: alle misstanden in de zorg komen aanvankelijk in persoonlijke verhalen naar buiten.

In Duitsland zijn vorige week zeven mensen een proces tegen de staat begonnen wegens de mensonterende situatie in verzorgings- en verpleegtehuizen. Misschien een leuke tip voor vader Van Rijn.

De staatssecretaris zelf kan maar beter aftreden. Nog even, en in de volksmond vervangen we het woord schrijnend door ‘VanRijnend’.

Bedrijven als staat

Raar, dacht Julian Assange: ga je in op een verzoek van Google-topman Eric Schmidt om samen uitgebreid te praten over de toekomst van technologie en internet, en dan neemt Schmidt drie companen mee, allemaal hoge pieten van Buitenlandse Zaken.

Voor Assange was die ontmoeting – ‘one part Google, one part Wikileaks, three parts State Departement’ – aanleiding om de banden tussen Google en het hogere echelon van de Amerikaanse overheid in kaart te brengen. Vooral met de afluisterdienst NSA en het ministerie van Buitenlandse Zaken blijken die hecht: er wordt veel samengewerkt, ze leveren elkaar technologie, en de drie zien elkaars personeelsbestand als natuurlijke kweek- en visvijver.

In zijn recente boek ‘When Google met Wikileaks’ toont Assange vrij overtuigend aan dat Google meer dan internetpolitiek bedrijft. Assange vat het zo samen: ‘Wanner een Amerikaanse internetmonopolist haar invloed in de wereld wil behouden, kan zij de politiek niet links laten liggen. De buitenlandstrategie en economische hegemonie van de VS zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden om je eigen marktaandeel te behouden en te vergroten.’

Daar is niks mis mee, zou je kunnen zeggen, maar opmerkelijk is dat Schmidt al doende vaak opereert als een voorpost van de regering. Schmidt is feitelijk een tweede minister van Buitenlandse Zaken, maar dan wel een die zich meer kan permitteren dan de echte, en die bovendien nooit door het Amerikaanse Congres ter verantwoording kan worden geroepen.

Maar Assange staart zich blind op Google. Wat hij beschrijft, zie je bij alle multinationals gebeuren: ze fungeren als schaduwregering, ze voeren diplomatieke missies uit, ze leveren ministers en topambtenaren bij de vleet, en bieden weggestemde staatslieden werk.

Naomi Klein zette een intrigerende gedachtenstap. Zij beweert dat, na de stadstaat, de natiestaat en de federale staten, we nu naar een nieuwe regeringsvorm groeien: de bedrijfsstaten. Op veel punten groeit de invloed van internationale firma’s de ‘gewone’ politiek letterlijk boven het hoofd: via handelsverdragen wordt bedrijfsmacht boven die van individuele naties gesteld. Het nieuwe trans-Atlantische verdrag dat nu in de maak is, TTIP, geeft bedrijven zelfs het recht om schadeloos te worden gesteld indien een verandering in nationaal beleid hun belangen schaadt. Daarmee krijgen ze een ijzersterk wapen in handen om nationaal beleid te blokkeren.

Tekenend is dat delen van de rechtspraak worden overgeheveld naar het bedrijfsleven. De entertainmentindustrie hamert er al jaren op dat zijzelf als politie, aanklager, advocaat en rechter moet kunnen optreden, en wil dit deel van de rechtspraak liefst geheel zelf afhandelen. Ook het TTIP voorziet in rechtspraak door multinationals: als een bedrijf een overheid aanklaagt, zou een mediator – aangesteld door multinationals – in alle beslotenheid een bindende uitspraak moeten doen.

De staat wikt, de multinational beschikt.

Tabakstaks

Afgelopen week vergaderde de World Health Organization in Moskou over haar tabaksbeleid. Het was een vreemde bijeenkomst. Canada en de VS weigerden te komen vanwege Poetins optreden in de Oekraïne; de overige deelnemers stemden eerst om het publiek van alle bijeenkomst uit te sluiten; daarna besloot men – geheel in Poetins geest – om de pers volledig te weren, wat nog bijna leidde tot de arrestatie van een journalist van de Times die nogal gehecht bleek aan zijn recht op vrije nieuwsgaring en transparantie van supra-gouvernementele beslissingen; en tenslotte besloot men om de gang van zaken slechts gedeeltelijk te boekstaven, en dat de rest beter maar geheim kon worden gehouden.

Het vreemdste van al was wel dat de WHO te Moskou besloot om de 179 aangesloten landen een forse verhoging van de tabakstaks op te leggen tot liefst 70%. (Nederland heft momenteel 50% accijns op shag en 57% op sigaretten). Het was een primeur: de eerste keer dat een internationaal orgaan een schier wereldwijde belasting uitvaardigde.

Dit alles om over uw en mijn gezondheid te waken, dat zult u begrijpen.
Alleen: het gaat eigenlijk al redelijk goed met het antirookbeleid. Daar gaat het zelfs zó goed mee dat nationale overheden de gevolgen ervan nu pijnlijk in hun portemonnee voelen. Minder rokers betekent immers ook minder gebeurde accijnsinkomsten. Nederland incasseerde vorig jaar bijvoorbeeld bijna 33 miljoen minder aan tabakstaks. En aangezien overheden net zo afhankelijk zijn van accijnzen als rokers van hun vermaledijde saffie, besloot de WHO de accijnzen dan maar flink omhoog te gooien.

Maar was gezondheid wel het voornaamste motief?

Geen middel is zo effectief om rokers van de tabak af te krijgen als de e-sigaret. Nicotinepleisters, -sprays, -kauwgoms en Champix: allemaal heel leuk, vooral voor de kassa van de farmaceutische industrie, maar hun nut om daadwerkelijk te stoppen met roken blijkt zeer beperkt te zijn. Daarentegen is dampen – de koosnaam voor e-roken – zes keer effectiever dan alles wat de farmaceuten hebben kunnen ophoesten. Rokers die eenmaal kennis hebben gemaakt met dampen stappen makkelijk over op dit veel onschadelijker alternatief, en de meesten van hen doen dat blijvend.

De favoriete stepping stone theorie van de gezondheidsorganisaties is al meermalen onderuit gehaald. Van dampen ga je niet beginnen met roken, van dampen ga je stoppen met roken. Daarnaast zijn de risico’s van dampen dusdanig kleiner, dat steeds meer hart- en longartsen zich vierkant achter de e-sigaret scharen. Want het is niet de nicotine die het probleem is, maar het inhaleren van brandende tabak – en juist dat doe je niet meer wanneer je dampt.

Maar daar had de WHO geen enkele boodschap aan. De e-sigaret en e-liquids moeten volgens hen op precies dezelfde manier worden behandeld – en met dezelfde accijnzen worden bezwaard – als tabak. Voor uw en mijn gezondheid, dát zult u begrijpen.

Zelfstandig

Werkgeversorganisatie AWVN kwam gisteren met een plan om de kloof tussen werknemers en zzp’ers te overbruggen. Werknemers bouwen pensioen op, vallen onder de ziektewet, zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, kunnen op cursus via de baas, en krijgen WW wanneer ze hun baan verliezen. Voor kleine zelfstandigen geldt niets daarvan. Zij moeten hun eigen ziekteverlof en aanvullend pensioen opzij leggen, zien doorgaans af van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen omdat die stervensduur zijn, en als ze geen werk meer hebben, moeten ze eerst hun spaarcenten (waaronder dat eventueel opzijgezette pensioen) opmaken en gaan daarna de bijstand in.

Die tweedeling past niet in een maatschappij die flexibeler moet worden, stelt het AWVN. Misschien moeten werknemers iets inboeten, opdat zzp’ers wat meer rechten en zekerheid kunnen krijgen. Op die manier wordt het wellicht aantrekkelijker om soms werknemer te zijn, en dan weer een paar jaar zzp’er. Je hoeft immers niet meer al je sociale zekerheid in het geding te brengen wanneer je een tijdje wilt freelancen.
Vanuit de werkgevers bekeken is het een slimme zet. Een deel van hen is al enige tijd bezig om hun vaste personeel te vervangen door los in te huren krachten, en dit model maakt die overstap voor werknemers eenvoudiger. Maar is dat voldoende reden om tegen dit plan te zijn?

Want inderdaad: de arbeidsmarkt is drastisch aan het veranderen. Veel werk wordt geautomatiseerd en gerobotiseerd, veel arbeid wordt verplaatst naar lagelonenlanden. Dertig of veertig jaar bij dezelfde baas werken is nu al een relikwie uit het verleden, en dertig of veertig jaar hetzelfde vak uitoefenen raakt met rasse schreden een achterhaald idee. Job-hoppen, wisselen van richting, omscholing, inspringen in lacunes en flexibel zijn is het enige dat ons rest. Daar moeten we ons sociaal stelsel dan ook op toesnijden.

Dus ik vond het een dappere stap van het AWVN.

Zo niet de organisaties van zzp’ers. Die riepen vrijwel unaniem dat dit de zelfstandigheid van de zzp’er zou uithollen. ‘Op een verplicht aanvullend pensioen zitten zzp’ers niet te wachten. En ook niet op ww; een zzp’er is een ondernemer en werk binnenhalen is een ondernemersrisico,’ meldde Charles Verhoef van Zelfstandigen Bouw. ‘De ww is minder relevant voor zzp’ers. Dat is al ingecalculeerd in hun uurtarieven,’ wist Esther Raats-Coster van het PZO.

Pardon? Ik weet niet welke zzp’ers Verhoef en Raats-Coster voor ogen hebben. Zzp’ers zijn meestal niet mensen met van die leuke communicatiebureautjes of hippe freelance journalisten. Het zijn vaak mensen die eerder ergens anders zijn wegbezuinigd: in de zorg of in de schoonmaak bijvoorbeeld. Uit onderzoek van het CBS bleek dat de armoede onder zzp’ers al sinds 2011 groter is dan die onder werknemers. De Kamer van Koophandel becijferde voorts dat 12 procent van de zzp’ers onder de armoedegrens leeft.

Doe mij dan dat plan van het AWVN maar.

Opvlieger

Twee weken geleden schreef ik dat al die slimme technologie waarmee we ons huis en onszelf behangen, makkelijk tot grove privacy-schendingen kan leiden. Eind vorige week ondersteunde PinkRoccade die stelling. Het automatiseringsbedrijf kwam met een monter filmpje waarin werd geschetst hoe onze eigen wearables kunnen omslaan in bewakingsapparatuur en met gemeentelijke databanken kunnen worden verbonden.

PinkRoccade voorzag een zonnige toekomst waarin een verhoogde hartslag hebben en gaan zweten terwijl je ’s avonds in een buurt rondloopt die als minder veilig wordt beschouwd, volstaat om de meldkamer van de politie te waarschuwen. De politie kan dan de smart phones van mensen in de buurt uitlezen: zij zijn nu immers verdacht, want potentiële dieven of aanvallers. Komen de verdachten de kant van de zweter-met-het-bonkende-hart op? Dan fluks hun gemeentelijke gegevens oproepen: als ze zelf niet in die buurt wonen, is dat extra verdacht! Hup, daar rijdt de politiewagen uit, die onderweg alvast een bericht stuurt naar de smart phones van de verdachten: jongens, kappen nâh, we hebben jullie in de smiezen!

Stereotype profilering, buurten zwartmaken, ongeoorloofd koppelen van bestanden, passanten op grond van andermans hartslag meteen maar als verdachten aanmerken, systematische privacy-schending: het zat allemaal terloops verstopt in PinkRoccades ideaalbeeld. Voor onze eigen veiligheid is het goed als wij burgers onze privacy volledig opgeven, beweren ze. Dat passanten de rest van hun leven te boek staan als ‘verdacht’, of zelfs als ‘betrapt, maar ternauwernood verijdeld door de politie’, wanneer iemand ’s avonds op straat een opvlieger of een stevige hoestbui heeft, kan PinkRoccade bar weinig schelen.

Het fundamentele probleem met elk monitorsysteem is dat ze afwijkingen van de norm problematisch maken. Onregelmatigheden triggeren een waarschuwing. Onregelmatigheden zijn verdacht. Nu moet je je onschuld gaan bewijzen. Het is een dodelijke omkering van onze rechtstaat.

De overheid heeft het PinkRoccade-model al van harte omarmd. Minister Asscher wil zowat alle gegevens die de overheid, de belastingen, werkgevers, zorgverzekeraars, handelsregisters, woningcorporaties, onderwijsinstanties, pensioenfondsen en nog wat klein grut over burgers hebben, aan elkaar koppelen. De overheid kan aan de hand daarvan een filter opzetten dat signaleert wie er misschien fraudeert.

De inbreuk op privacy van deze maatregel is zo groot, dat de Raad van State mordicus tegen is. Het gaat niet aan om de rechten van alle burgers op zulke immense schaal te schenden teneinde iets op het spoor te komen waarvan je niet eens zeker weet of het wel bestaat. Daarbij komt dat een trigger in zulke systemen, ook indien later onjuist bevonden, de persoon in kwestie nog jarenlang problemen berokkent. Je was immers getriggerd? Je wordt voortaan extra in de gaten gehouden.

Want het systeem is nooit fout. Alleen wij zijn dat. En dat maakt ons verdacht.

Slimme omgeving

Een week voordat Apple haar smart watch introduceerde (hij kan je hartslag meten en met je iPhone praten) publiceerde Bruce Sterling een vernietigend essay over de gedachte erachter. Het zogeheten internet der dingen, waarin onze apparaten ons gedrag vastleggen en met elkaar kunnen praten, zou een ‘slimme omgeving’ scheppen die ons prikkels levert om ons gedrag gunstig te veranderen. Het verhoopte resultaat: meer beweging, minder energieverspilling, verstandiger boodschappen doen, een betere lichamelijke toestand.

De introductie van die slimme technologie wordt door bedrijven voortvarend ter hand genomen, maar Sterling is weinig optimistisch. Welke gegevens worden er precies door die apparaten gegenereerd? Wie krijgen ze? Hebben wijzelf inzage in die gegevens, en wat meer is: hebben we überhaupt enige controle over die gegevens en het gebruik ervan?

De slimme energiemeter die momenteel in Nederlandse huishoudens wordt geïntroduceerd, onderstreept Sterlings punt. Elke twee seconden legt zo’n meter vast welke apparaten in huis aan staan. Die gegevens gaan naar het energiebedrijf, dat huishoudens daarna een advies op maat geeft over mogelijke besparingen. U en ik kunnen niet over die gegevens beschikken, noch horen we wat de rationale achter de erop gebaseerde adviezen is.

De privacy-aantasting is enorm. Uw energiebedrijf weet met zo’n slimme meter hoe laat u opstaat en gaat slapen, hoe vaak u doucht, hoe hoog u de verwarming heeft, hoe vaak u kookt en hoe vaak u iets in de magnetron schuift, ja zelfs precies welke tv-programma’s u bekijkt.

Wij, als leverancier van die gegevens, hebben intussen geen idee wat het energiebedrijf ermee doet en aan wie ze die verkopen. We weten daarom niet of hun adviezen aan ons mogelijk gekleurd zijn door hun eigen deals met koelkast-, lampen- of tv-verkopers. Ook hebben we geen idee hoe veilig onze gegevens – die ons dagelijks leven thuis minutieus in kaart brengen – aan de energiebedrijven worden overgedragen en daar worden bewaard. (Hint: niet erg veilig.)

En handig dat je slimme koelkast alvast een boodschappenlijstje voor je opstelt. Maar wat als de koelkastmaker een deal heeft met Albert Heijn? Kun je zo’n lijstje dan nog vertrouwen, of acht je koelkast zijn eigen inhoud wel erg snel over de houdbaarheidsdatum? Wat als je ziektekostenverzekeraar achter je rug om toegang krijgt tot je slimme boodschappenbriefjes, en die voortaan meeweegt in de hoogte van je premie?

Recent kocht Google een bedrijf op dat leidend is in slimme thermostaten; pal daarna een pionier in brandalarmen en videobewaking voor in huis. Beide bedrijven leveren ongetwijfeld slimme systemen, maar persoonlijk huiver ik bij het idee dat Google ooit over mijn huis zal waken. Google weet al te veel over ons. Zij zijn de laatste die ik inzage wil geven in mijn huishouden, laat staan controle over gegevens die daaruit zijn te halen.

Een slimme omgeving geeft mensen inzicht en controle. Een omgeving die onze gegevens kaapt en buiten onze macht plaatst, is niet slim. Die is doodeng.

Iets doen II

We maken een vuist tegen IS! We zullen niet rusten tot deze verderfelijke groep vernietigd is!

Critici vragen zich af of Obama wel een exitstrategie heeft. Hoe trek je jezelf nadien terug uit zo’n conflict, hoe vermijd je dat je nog jarenlang oorlog blijft voeren tegen een nogal ongrijpbare vijand? Een land kun je verslaan, een land kan zich overgeven en smeken om genade; bij een losvaste terreurgroep is het bepaald minder evident wanneer je victorie kunt kraaien.

Wanneer kunnen we zeggen dat de vers gesmede coalitie het kwaad daar metterdaad heeft gestopt? Is dat wanneer er niet langer westerse gijzelaars voor het oog van de camera worden onthoofd? Wanneer er geen christenen meer op bergen worden gedreven om daar uitgehongerd en afgeslacht te worden? Zijn we klaar wanneer er geen vrouwen meer worden ontvoerd om – in afwachting van de beloofde hemelse maagden – dag in, dag uit verkracht te worden? Is de klus geklaard wanneer de nieuwe regering van Irak stabiel is, en wanneer Assad weer stevig in zijn Syrische zadel zit? Of is het karwei pas gedaan wanneer alle IS-strijders uiteengedreven zijn?

In al die gevallen kunnen we lang wachten.

Zorgelijker nog acht ik het de ontstentenis van een deugdelijke entréestrategie. Hoe haal je het in je hoofd te denken dat je met een vrijwel uitsluitend westerse coalitie schoon schip kunt maken in een conflict dat door de aanjagers ervan met succes is gekadreerd als antiwesters en strikt religieus? Zonder degelijke islamitische deelnemers voed je vooral de bron van het conflict. (Turkije telt amper als serieuze partner: dat land haakt vooral aan om te voorkomen dat de Koerden een sleutelrol in het conflict krijgen toebedeeld en met dat doel door het westen worden bewapend.)

Waar de huidige aanpak me nog het meest aan doet denken, is de vruchteloze korte interventie in het geval van huiselijk geweld. Man slaat vrouw, vrouw is murw geworden, buren en familie weten ervan, en uiteindelijk gaat een buitenstaander erop af en verkoopt de mishandelaar een enorme peut. Buitenstaander verwacht dat de vrouw in kwestie opgelucht ademhaalt en zich bevrijd voelt.

Maar zo werkt het nooit. De vrouw in kwestie aarzelt, of erger: ze verdedigt haar vent, en ze blijft. En zodra de buitenstaander uit het vizier is, verhaalt haar vent zijn woede weer op haar. Wil je haar situatie kunnen verbeteren, dan heb je de structurele steun nodig van buren, familie en kinderen. Je moet zorgen voor een vluchtweg, onderkomen, veiligheid en perspectief.

Het enige dat tegen IS helpt zijn langdurige coalities en ingenieuze interventies, ontwikkeld door mensen die terdege thuis zijn in het conflict. Buitenstaanders die langskomen met adviezen en een handvol ‘strategische’ bommen, maken de zaak alleen maar erger. Helemaal wanneer ze nadien menen toch alles voor haar te hebben gedaan, maar ja: sommige vrouwen kiezen kennelijk gewoon voor zo’n man, he?

Iets doen

We moeten iets doen, zegt de een na de ander, want ’t gaat niet goed daar met dat IS. Wat nut en zin zou kunnen hebben: daar heeft amper iemand een notie van. Veel verder dan bommen werpen en de tegenstanders bewapenen komen de ideeën niet, terwijl het zeer de vraag is of dat ene mallemoer helpt. Bommen zijn nuttig wanneer je infrastructuur wilt vernielen, maar werken als strategie alleen wanneer je doelwit een afgebakend territorium heeft; anders worden de mensen die je beschermen wilt, even hard het slachtoffer. En meer wapens ertegenaan gooien blijkt meestal verduveld slecht uit te pakken: zie Afghanistan, Syrië en Irak.

Maar we moeten toch iets doen?

Het hoofd koelhouden lijkt me de eerste stap. Ons eindelijk eens realiseren dat niet een diffuus westers ‘wij’ de grootste klappen krijgt, maar de bevolking in Syrië en Irak. Dat ook moslims massaal over de kling worden gejaagd. Dat de inzet weliswaar formeel religie is, maar het au fond vooral om botte macht gaat. Dat de vrouwen wier zedigheid zo belangrijk geacht wordt, zonder pardon worden gebruikt als voer voor verkrachting.

Wat niet helpt, is zeggen dat ‘ze’ het daar maar moeten uitzoeken. Wat evenmin niks helpt, is eisen dat ‘we’ nú iets moeten doen terwijl je niet grondig nadenkt wat dan wel. Wat niet helpt, is ingrijpen zonder bondgenootschappen te sluiten met groepen mensen die ter plekke dreigen het slachtoffer te worden. Wat niet helpt, is meer dood en verderf zaaien. Wat niet helpt, is de immens grote vluchtelingenkampen zoals die bijvoorbeeld al jaren in Libanon bestaan, nog langer aan hun lot over te laten. Wat niet helpt, is meer jongemannen zonder enig perspectief laten opgroeien. Wat niet helpt, is denken dat je de oplossing moet zoeken in nog meer geweld gebruiken.

Wat niet helpt, is uit paniek onze eigen rechtstaat ondermijnen. Filmpjes van gewelddadige optredens verbieden, flirten met extremisme verbieden, vlaggen verbieden, ieders reisbewegingen vastleggen. Want wie wantrouwen institutionaliseert, zal hooguit argwaan en achterdocht zaaien. Wat niet helpt, is symboolpolitiek. Het Nederlanderschap willen ontnemen aan Syriëgangers die een dubbele nationaliteit hebben – gut nou, dat zal ze leren! Alsof eigenlijk iedereen die afreist, eigenlijk al ‘anders’ was; alsof er niet ook geboren en getogen Nederlandse jongens relbelust afreizen.

Wat al helemaal niet helpt, zijn de hitserige teksten die je de laatste weken overal ziet opdoemen. ‘Hoe voorkomen we dat we over vijf jaar allemaal onthoofd zijn omdat we democratische Christen- of Jodenhonden zijn?’ schreef ene Esther van Fenema gisteren in ThePostOnline. Dit is immers geen conflict van moslims tegen christenen of joden. Dit is een conflict van fanaten tegen de normaliteit, van wreedheid tegen beschaving.

Het enige dat helpt, is meer gematigdheid – en bepaald niet alleen onder moslims.

Wens

Nieuwsuur liet gisteravond zien dat er tienduizend mensen zijn die wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarvan de helft al meer dan een jaar. Het gaat om mensen met een geldige indicatie: er is vastgesteld dat ze het thuis, óók met hulp, niet langer redden en opgenomen moeten worden.

Van ruim vijfduizend ouderen is de toestand zo beroerd dat instellingen spreken van een ‘schrijnende thuissituatie’. Koken, eten, wassen en aankleden kunnen ze niet langer zelf. Lopen gaat onvast, hun geheugen laat ze veelal in de steek, voor alles zijn ze afhankelijk van hulp. Thuiszorg volstaat dan niet meer: eigenlijk hebben ze vierentwintig uur per dag steun of toezicht nodig.

Maar ze worden niet geplaatst, want er is geen plek. De overheid ziet het probleem niet; zij heeft deze mensen geboekstaafd als ‘wenswachtenden’:, oftewel mensen die het alsnog thuis proberen uit te zingen en liever nog wachten voordat ze naar een tehuis gaan. Buiten dat zo’n verhuizing zelden iemands wens is maar gewoonlijk bittere noodzaak, is de overheid wel erg gul met haar predicaat ‘wens’. Iedereen die aangeeft graag in een specifiek tehuis te worden geplaatst, is volgens hen namelijk een ‘wenswachtende’ en dus niet urgent.

Het dondert niet waarom je voor een specifiek tehuis kiest. Wil je liefst in je eigen stad geplaatst worden, opdat je thuis achterblijvende partner dan tenminste nog een béétje in de buurt is en makkelijker bij je op bezoek kan komen – dan ben je een wenswachtende. Schrijf je je vader of moeder in bij een instelling in je eigen streek, omdat je niet om de dag honderd kilometer heen en weer kunt reizen: je ouder is een wenswachtende.

Aangezien wenswachters niet urgent zijn volgens de overheid, is er zodoende geen enkel probleem. Instellingen worden kalmpjes gekort, leegstaande kamers in verzorgingstehuizen mogen vaak niet worden gevuld en veel instellingen moeten de komende jaren een kwart van hun huidige aantal plaatsen afstoten. En vreemd genoeg is het budget voor deze tak van de zorg vorig jaar niet opgegaan: er is nog 200 miljoen euro over. Tsja, de behoefte aan plaatsen in een verzorgingstehuis is afgenomen, stelt de overheid.

De betrokkenen weten overigens niet dat ze als wenswachters te boek zijn gesteld en dat hun urgentie via een sluikse herdefinitie onderuit is gehaald. Dat vertelt namelijk niemand ze. En zo loopt de wachttijd op: drie maanden, zes maanden, negen maanden, een jaar. Onderwijl blijft iedereen noodgedwongen thuis aanmodderen. Het gevolg: overbelaste partners, kinderen en buren; mensen die vervuilen en vereenzamen; valpartijen thuis; mantelzorgers die overspannen raken of hun betaalde werk moeten opzeggen teneinde paps of mams te kunnen verzorgen.

Wenswachten, het idee! De werkelijkheid delft het onderspit, beleid wordt geschraagd door een taalspitsvondigheid. Onze ouders worden genaaid door een taalgrap.