Orlando

Wat de slachting in Orlando zo gruwelijk maakte, was niet alleen de schaal ervan – zelfs al was het een van de grootste individuele aanslagen die het westen de afgelopen decennia heeft gezien. Eén enkele schutter: 50 doden en 50 gewonden.

Waar Breivik het op socialistische jongeren had voorzien, de broers Tsarnaev op deelnemers en toeschouwers van de Boston Marathon, en in Parijs satirici, concertbezoekers en terrasgangers werden neergemaaid, was nu voor het eerst een groep het doelwit die al van oudsher en van vele kanten onder vuur ligt: lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.

Ja, het was een terroristische aanslag; ja, de dader riep dat hij dit uit naam van ISIS deed. Maar deze dader richtte zijn haat – meer nog: zijn machinegeweer – anders dan eerdere aanslagplegers heel specifiek op al wie niet netjes heteroseksueel was. Op lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.

Niemand die tot die groep behoort, is in zijn of haar persoonlijk leven gevrijwaard gebleven van angst, pesterijen, lastigvallerij of bedreigingen. Werkelijk iedereen die tot die groep behoort, schudt desgevraagd uit de losse mouw een akelige serie anekdotes van schrijnende discriminatie, gevaarlijke situaties, en confrontaties die nog maar net goed afliepen. Plus dat iedereen die tot die groep behoort, te veel verhalen kent van lotgenoten die op straat om niets in elkaar zijn getimmerd. Of nou ja, om niets – nee, zuiver omdat ze niet heteroseksueel zijn.

Iedereen die tot deze groep behoort, moet zichzelf dag in, dag uit wapenen. Tegen politici die beweren dat ze de jeugd perverteren. Tegen gelovigen die beweren dat ze hun god ontheiligen, en dus geen rechten verdienen. Tegen macho’s die ze wel even een lesje zullen leren. Geen homo, geen lesbo, geen transgender loopt ooit volkomen frank en vrij op straat.

Dat was het allerergste van de aanslag in Orlando: hij versterkte een reële, alledaagse angst door middel van een extreme daad. Er bestaat een continuüm tussen homoseksualiteit niet accepteren en potenrammerij, en dat continuüm werd afgelopen weekend tot zijn uiterste consequenties opgerekt.

Homofobie is niet voorbehouden aan de islam. Drie Amerikaanse presidentskandidaten spraken eerder dit jaar op een manifestatie waar een predikant de doodstraf voor homoseksuelen bepleitte. Amerikaanse christenen hebben jarenlang in tal van Afrikaanse landen gelobbied om er de doodstraf voor homoseksuelen in te voeren. Marco Rubio en Ted Cruz zeggen nu zalvend: ‘Our prayers are with you’, maar hebben zich hun hele politieke carrière ingespannen om van homoseksuelen tweederangsburgers te maken.

Ik weet het. Er zit een verschil tussen iemand zijn of haar rechten ontzeggen, en diezelfde mensen botweg doodschieten. Maar dat verschil is kleiner dan buitenstaanders wel denken, en dat is precies waarom de massamoord in Orlando er zo in hakt – onder mijn soort mensen.

Mondsnoering

We maken ons –terecht- nogal druk over mannetjesputter Erdogan, die meent zijn gekrenkte ego juridisch te moeten helen door journalisten, criticasters en satirici systematisch voor de rechter te dagen, zelfs wanneer ze niet onder zijn jurisdictie vallen. Vrijheid van meningsuiting? Lap aan je laars. Ander land, andere wetten? Dondert niet. Erdogan duldt geen tegenspraak, ook niet van buitenlanders. Kan hij je niet oppakken, simpelweg omdat je je elders bevindt: dan vervolgt hij je in je eigen land en tracht je eigen rechtssysteem naar zijn hand in te zetten.

Gelukkig trappen niet alle rechters erin, maar Erdogan is helaas niet de enige machthebber die deze nieuwe strategie beproeft. Buitenlandse critici de mond snoeren via hun lokale rechter lijkt opgang te maken.

The Economist publiceerde afgelopen weekend een stuitend overzicht van moderne methodes tot mondsnoering. In Rusland, China en veel Arabische landen zijn de wetten strenger dan ooit, vaak na een korte opleving van vrijheid: na de Glasnost en de Arabische Lente zijn de nieuwe bewindvoerders dusdanig gespitst op het promoten van hun eigen glorieuze reputatie dat ze volkomen onbehouwen te werk gaan.

Sommige heersers, zo memoreert The Economist, gaan zelfs zover dat critici botweg worden vermoord. Poetin heeft al een aantal journalisten op zijn kerfstok staan, maar ook in Mexico vallen kritische journalisten bij bosjes, en in Bangladesh worden onafhankelijke bloggers geregeld letterlijk in stukken gesneden.

In Westerse landen is de censuur subtieler, maar niet minder perfide. Het vermeende recht om niet te worden gekwetst wordt daar als smeermiddel ingezet. ‘Uw opinie discrimineert mijn gevoelens’ is het motto, maar de praktijk wijst uit dat dit neerkomt op: uw opinie schaadt mijn belangen, uw opinie behaagt mij niet – en dus mag u hem niet uiten.

De fatwa die over Salmon Rusdie werd uitgesproken, zette deze trend in het Westen in, maar inmiddels is hij wijd verbreid. Kwetsen moet juridisch worden verboden.

En nu zitten we in de situatie dat mensen die pleiten voor een boycot van Israël, wegens derlui abjecte beleid jegens Palestijnen en de bezette gebieden, in steeds meer landen bloot staan aan juridische vervolging. The Economist heeft een schandalig lijstje van landen en instanties die mensen criminaliseren die zo’n boycot promoten. De vlag waaronder dat gebeurt? Antisemitisme. Alsof het beleid van een natie bekritiseren gelijk staat aan discriminatie.

Erdogan bekritiseren is geen vertoon van moslimhaat, Netanyahu’s beleid bekritiseren geen jodenhaat. En verwijten van blasfemie horen al helemaal niet thuis in zo’n debat: elke god mag te allen tijde worden ondervraagd, elk geloof mag worden betwijfeld.

Niets is heilig, behalve het debat zelf. Al wie dat in de kiem wil smoren, is verdacht. Al helemaal wanneer hij daarvoor een rechter inzet, in plaats van argumenten.

Niets is heilig

Zowat elk debat ontaardt tegenwoordig in ingegraven stellingen, moddersmijterij en verdachtmakingen. Dat maakt het zoeken naar toenadering, begrip en oplossingen schier onmogelijk. Iedereen verschanst zich in zijn eigen standpunt, ingenomen stellingen worden met de dag onwrikbaarder.

Open debat voeren, praten zonder reserves, oprecht luisteren, kritiek incasseren, je standpunten onderbouwen, bereid zijn je argumenten te heroverwegen – daar doen we nog amper aan in publieke debatten. Feiten die iemands standpunt weerleggen, worden bruusk terzijde geschoven – alsof ze niets meer zijn dan de zoveelste mening.

Erger: hoe goed gedocumenteerd en onderzocht sommige feiten ook zijn, zodra ze niet van pas komen worden ze weggerelativeerd en verdacht gemaakt. Wetenschappers zijn ook maar mensen en zijn dús bevooroordeeld, toch, het is maar net wie je het vraagt, en bovendien: wie betaalde dat onderzoek van hun nou helemaal? Oh, die club? Nou, dan weet je het wel, dat hoeven we dus écht niet serieus te nemen!

En hoppakkee: daar gingen de feiten, de cijfers, het onderzoek – plus, en passant, de distantie, de wens te begrijpen, het beroep op verstand, elk besef van complexiteit, de noodzaak afwegingen te maken – onvervaard het raam uit.

Alles uit naam van de eigen mening.

Niets mag onze eigen mening in de weg staan: de feiten al helemaal niet. Want feiten zijn niets anders dan een afwijkende mening met deftige kleding aan en een boel geld en obscure belangen erachter, geparadeerd om ons de mond te snoeren. Feiten zijn eigenlijk een vorm van censuur.

Dat pikken we niet: eigen mening eerst! Wij laten ons de mond niet snoeren door argumenten, door verhalen van het tegendeel, door feiten die ons niet uitkomen. Wij zeggen wat wij denken, en daar heb je maar naar te luisteren!

Zo triest. Juist die verharding in het debat – ons onvermogen ons te verhouden tot afwijkende meningen, tot feiten en argumenten die ons onwelgevallig zijn – maakt dat we geen sikkepit verder komen en onszelf alleen verder ingraven.

De dooddoener ‘denkende elite’ versus ‘schreeuwend volk’ die vaak als verklaring voor deze malaise wordt opgevoerd, is vals. Heus: debatten gaan er inhoudelijk nooit op vooruit wanneer je eerst de halve bevolking van deelname diskwalificeert. Bovendien zijn er stapels ongeschoolde mensen die openstaan voor feiten en meningen die direct niet bij hun wereldbeeld passen, en veel goed opgeleide mensen die zichzelf zo gloedvol aan het complotdenken hebben uitgeleverd dat geen feit of argument hun geharnaste mening ooit nog kan schampen.

Wat te doen?

Benadrukken dat een mening tegenwoordig vooral een gevoel is, zelden onderbouwd met feiten. Gevoelens hun plaats wijzen: wat jij voelt, telt – en wat een ander voelt, telt óók. Compromissen vinden, overeenkomsten zoeken, accepteren dat je kunt stuiten op onoverbrugbare verschillen.

En vooral: je eigen mening niet heilig verklaren.

De laatste sigaret

Afgelopen week is de nieuwe tabakswet in Nederland ingegaan, de wet die akelige plaatjes op sigaretverpakkingen verplicht stelt. Wat weinig mensen weten is dat ook aan e-sigaretten via deze wet een streng regime is opgelegd: geen reclame, elke verwijzing naar ‘gezonder’ of zelfs ‘minder schadelijk’ moet worden vermeden, webshops moeten vette waarschuwingen naast hun dampwaren vertonen, enzovoorts. Verschillende dampwinkels in Nederland hebben het bijltje er al bij neergegooid.

Intussen komt het ene na het andere positieve rapport over dampen van de persen. In Engeland is vorig jaar een dik overheidsrapport verschenen dat becijfert dat dampen op zijn minst 95% minder schadelijk is dan roken. Wie overstapt op dampen, ziet zijn gezondheid rap verbeteren – precies even snel als mensen die helemaal gestopt zijn. Het grote verschil is dat overstappers veel minder vaak dan andere ex-rokers terugvallen in hun oude gedrag. Ook hebben ze, anders dan mensen die nicotinepleisters, -sprays of –kauwgum gebruiken, amper afkickverschijnselen: niet chagrijnig, niet geobsedeerd door hun eigen stopgebod. Ze merken dat ze de switch verrassend makkelijk hebben kunnen maken.

Zelf stapte ik na de e-sig één avond te hebben geprobeerd patsboem over, na 43 jaar kettingroken. Dat is nu bijna duizend dagen geleden – en al die dagen heb ik niet getaald naar een saffie. Ik ben onverwacht, totaal ongepland, geen roker meer. Dampen bleek veel lekkerder.

Toch doen met name de gezondheidsorganisaties in Nederland hun best om het dampen uit te bannen. Zo vreemd: hoe kun je nu het middel dat de meeste rokers van hun tabaksverslaving afhaalt, zo in het verdomhoekje wensen?

Het argument: dampen zou aanzetten tot roken. Geen enkel fatsoenlijk onderzoek bewijst die stelling. De Britse regering becijferde dat in hun land hooguit 0,02% van de dampers eerder nooit had gerookt – een verwaarloosbaar percentage. Maar e-sigs hebben inmiddels ongeveer een miljoen Britse rokers van de tabak af gekregen.

Laten we wel zijn: niet de nicotine is het probleem, maar de tabak, de eraan toegevoegde chemicaliën, en vooral het verbranden daarvan. Een roker ademt verbrandingsresten in, een damper niet. Bijna elk goed opgezet onderzoek wijst uit dat er mogelijk risico’s aan dampen zijn verbonden, maar dat die in geen vergelijking staan tot de enorme gezondheidswinst die je behaalt wanneer je van roken overstapt op dampen.

Horizon, het wetenschappelijke programma van de BBC, wijdde dit weekend een aflevering aan de e-sig. Een wetenschapper voorspelde in dat programma dat er later nog eens dikke boeken zouden worden geschreven en felle debatten zouden worden gevoerd hoe het in godsnaam mogelijk was dat juist veel gezondheidsorganisaties zich zo fervent verzetten tegen het dampen – de e-sig is immers de geniale uitvinding die meer rokers van de tabak af kreeg dan wie ook voor mogelijk had gehouden.

Burgerlijkere bijsturing

Het regent lekken: na de Panama Papers hebben we nu de TTIP-documenten in handen. Eindelijk valt er een redelijk volledige versie van het Transatlantic Trade and Investment Partnership te lezen, het handelsverdrag dat de VS en de EU nog voor eind van dit jaar willen beklinken.

Via TTIP willen de partners dubbele bureaucratie omzeilen: producttesten die in Europa vereist zijn, worden in de VS vaak niet geaccepteerd, of vice versa, en de eisen die aan de veiligheid voor consumenten worden gesteld, lopen vaak nogal uiteen. Maar TTIP wil tevens internationale bedrijven vergelijkbare rechten verlenen als nationale partijen nu hebben, wat van kwesties zoals aanbestedingen een heidens karwei zal maken – terwijl dat nu al bepaald geen kattenpis is.

Uit de gelekte stukken blijkt onder meer dat de VS willen dat Europa de markt openzet voor gemodificeerde landbouwproducten, en protesteert tegen de strenge regels omtrent dierproeven die de EU hanteert. Geeft de EU op die punten niet toe, dan dreigen de VS dwars te gaan liggen bij de import van Europese auto’s. Daar gaan onze moeizaam bevochten milieumaatregelen, vreest Greenpeace, de organisatie die de documenten heeft bemachtigd en online heeft gezet. Omgekeerd vrezen veel Amerikaanse burgers het Europese aanbestedingscircus.

De grootste steen des aanstoots van TTIP blijft dat bedrijven een nog grotere vinger in de pap krijgen. Ze praten mee over TTIP, ze zullen volgens het verdrag worden geconsulteerd over nationale beleidswijzigingen die aan hun producten raken, ze mogen bij een daartoe speciaal op te richten hof fikse schadevergoedingen van een land eisen wanneer een nationale beleidswijziging de ‘winstverwachting’ van zo’n bedrijf schaadt, etc. Aan het versterken van de positie van consumenten – de burgers – draagt TTIP naar verwachting echter bitter weinig bij.

De openbaarmaking van de concepttekst is een goede zaak. Eerder uitgelekte versies planden een nog absurder versie van dat speciale strafhof: het zou zonder de optie van beroep en zonder enige vorm van transparantie opereren, plus dat een van de drie geplande arbiters een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven zou zijn. Na de politieke commotie die over dat voornemen ontstond, herschreven de onderhandelaars de plannen schielijk: er komen voortaan alleen gekwalificeerde rechters aan te pas.

Hopelijk zullen burgerorganisaties, milieuverenigingen en talloos veel slimmerds de zojuist gelekte versie van TTIP doorvlooien. De kans dat er nog allerlei ongeluk in de 247 pagina’s rondzwerven, is vrij groot. En het is toch te dol voor woorden dat de burgers van de VS en de EU nog steeds niet mogen weten wat er komt te staan in het grootste handelsverdrag ooit bedacht?

Dat je tijdens een onderhandeling niet alle details kan openbaren, is begrijpelijk. Maar tot nu toe heeft publieke commotie het document beter kunnen bijsturen dan de onderhandelaars zelf.

Geen tijd voor cynisme

[Column uitgesproken op de VVOJ-avond over de Panama Papers, Pakhuis de Zwijger / Amsterdam, 13 april 2016]

Binnen 24 uur na de bekendmaking van de Panama Papers was het hele scala aan reacties al voorbijgekomen. Dit wisten we toch allemaal allang al, niks geen nieuws; dit was een ‘goed georkestreerde actie’ van de CIA, gericht tegen Putin; deze onthulling zorgt er hooguit voor dat burgers hun vertrouwen in de politiek verder verliezen; de ICIJ [the International Consortium of Investigative Journalists] wordt betaald door George Soros en/of de VS dus dit kán niet deugen; iedereen wil toch belasting ontwijken, dus wat is er nu eigenlijk mis met die offshore constructies?

Het was kortom feest voor complotdenkers en cynici.

Het was óók een feest voor tal van belastingdiensten op de aardbol. Bij onze eigen blauwe dienst ging de champagne na verluidt daags erna open, en staatssecretaris Eric Wiebes meldde gisteren dat de aangiftes van alle Nederlanders die in de Panama Papers voorkomen, met deze nieuwe kennis in het achterhoofd nogmaals zullen worden doorgespit. Over in het buitenland weggemoffeld geld zullen forse boetes worden geheven, tot wel driemaal het oorspronkelijke bedrag, beloofde hij.

…Terzijde: hier past een herhaald pleidooi voor het vindersloon. Laat in hemelsnaam een percentage van de naheffingen en boetes die belastingdiensten opstrijken door het uitputtende werk dat onderzoeksjournalisten hebben verricht, structureel ten goede komen aan organisaties als het ICIJ en het OCCRP [the Organized Crime and Corruption Reporting Project] – zij verenigen en faciliteren immers de journalisten die dergelijk subliem speurwerk verrichten. Zij zijn degenen die momenteel regelmatig tientallen miljoenen, ja soms honderden miljoenen euro’s, in de kassen der de belastingdiensten doen vloeien [denk aan de VimpelCom-zaak, en de kwestie TeliaSonera], en daarvoor persoonlijk geregeld forse risico’s lopen…

De complotdenkers laat ik aan hun lot over. Wie meent dat de publicatie van de Panama Papers slechts bedoeld is om de concurrentie uit te schakelen (te weten Mossack Fonseca), opdat de rijken voortaan uitwijken naar Nevada in plaats van Panama of de Seychellen, is voor rationeel debat verloren, evenals de mensen die wel jammeren dat Putin wordt geïmpliceerd maar die niet zien dat Porosjenko harder werd gepakt.

Met de cynici heb ik wel een appeltje te schillen. Inderdaad: we zoeken allemaal naar aftrekposten wanneer we gebogen zitten over onze aangifte. Maar het gaat niet om aftrekken. We hebben het over het doelgericht verstoppen, verhullen, wegwerken en witwassen van immense sommen geld; over een bedrijfstak die een miljardenbusiness heeft gemaakt van het anonimiseren en doorsluizen van biljoenen, en wier hoofddoel het is om belastingdiensten om de tuin te leiden. Dit is geen aftrek- maar een verneukindustrie.

Inderdaad: we wisten dat Ikea, Starbucks, Google, Apple en Facebook soms rare deals hebben met belastingdiensten. Maar gelukkig worden die deals steeds vaker op hoog niveau teruggefloten. Wat we echter niet wisten is hoe groot de offshore-industrie is, hoe ingenieus zij te werk gaat, hoe nauw onder- en bovenwereld erin verweven zijn. De vergelijking met Edward Snowden drong zich op: iedereen die zich verdiepte in surveillance kon bevroeden dat er meer getapt en gevolgd werd dan bekend was. Pas door Snowdens gedetailleerde onthullingen werd duidelijk hoe grootschalig, fijnmazig en vooral: hoe ongecontroleerd burgersurveillance zich had ontwikkeld: het was een complete industrie, geschoeid op buiten- en bovenwettelijke bevoegdheden.

De publicatie van de Panama Papers geeft hoop. Juist in een periode dat mensen zich verbazen dat bedrijven als Ikea minder belasting betalen dan een doorsnee middenstander, zich verontwaardigd betonen over IP-rechten als kennelijk geaccepteerde aftrekpost voor een koffiegigant en zich afvragen waar publieke investeringen in zorg, onderwijs en infrastructuur nog van betaald moeten worden wanneer de rijken en superrijken hun geld onzichtbaar maken, zijn de Panama Papers een godsgeschenk.

Dat vergt wél dat we gaan nadenken over economie. Willen we een financiële structuur waarin winst vrijelijk wordt weggesluisd en verlies wordt afgewenteld op de staat, en dus: op burgers? Willen we een overheid die de belastingen van de middenklasse verhoogt en tegelijkertijd de superrijken ontziet? In New York publiceerden bijna vijftig miljonairs een open brief aan gouverneur Cuomo, waarin ze hem vroegen hen in hemelsnaam zwaarder te belasten: for the public good. In Europa wordt nagedacht over een systeem dat de winst en verliesrekening van multinationals per land verrekent. De kunstmatige winstverlaging van Uber en AirBnb heeft ineens ieders volle belangstelling. Nobelprijswinnar Mohammad Yunus, de bedenker van het microkrediet, propageert tegenwoordig een systeem waarin investeren belangrijker is dan winst maken.

De Panama Papers beschrijven geen incident. Ze leggen een structureel probleem bloot: de dodelijke uitholling van de burgereconomie en van de staatsfinanciën.

Zwelg niet in complotten of cynisme. Onderzoeksjournalisten hebben een flinke tik uitgedeeld aan duizenden amorele rijken. Nu is het aan burgers en politici om het stokje over te nemen.

Verrassend verzet

De gruwel achter de Panama Papers is dat de vrijgekomen documenten aantonen hoe absurd veel geld er wordt weggesluisd en onttrokken aan de belastingdiensten, en dus: aan publieke gelden. Elk jaar zien overheden zich langs slinkse wegen miljarden ontnomen worden. FACT, de Financial Accountability and Corporate Transparency Coalition, heeft becijferd dat er wereldwijd ongeveer 21 biljoen dollar in mantelbedrijven zit weggestopt – meer dan het bruto nationaal product van de hele VS (dat bedraagt 18 biljoen).

Die weggesluisde biljoenen is geld dat niet kan worden besteed aan onderwijs, zorg, huisvesting, onderzoek, cultuur, politie, sociale zekerheid en meer van dergelijke nuttige publieke zaken. Met hun offshore constructies bestelen slinkse zakenlui de staat, en daarmee uiteindelijk ook ons, de gewone burgers. Eens temeer daar de staat haar fondsen toch ergens vandaan moet halen, en dan de belastingen uit arren moede maar weer eens verhoogt.

Piketty zei het al: de rijken zuigen de burgers uit, en de afstand tussen rijk en arm neemt rap toe.

Maar niet alle rijken wensen dit vermaledijde spel nog langer spelen. In New York publiceerden een groep van bijna vijftig miljonairs een open brief, waarin ze nogal verrassend om een belastingverhoging vroegen. Onder hen bevinden zich erfgenamen van Disney en Rockefeller. De reden: een serie belastingmaatregelen die de staat New York tijdelijk heeft ingesteld, loopt in 2017 af. ‘Wanneer die tijdelijke maatregelen komen te vervallen,’ schrijft de groep, ‘worden de gezamenlijke belastingen voor de middenklasse komend jaar met 1 miljard euro verhoogd, terwijl miljonairs als wij samen dan 3,7 miljard dollar minder belasting hoeven te betalen.’

Een maand eerder had een andere groep miljonairs ook al een belastingverhoging voorgesteld. De Patriottic Millionairs, die inmiddels 200 leden tellen, willen een fatsoenlijk minimumloon voor werkenden, een ferm belastingregime voor bedrijven, en regels om de invloed van het grote geld op de politiek in te perken. ‘Politieke en economische ongelijkheid gaan hand in hand, ik beschouw ze als een woekerende kanker,’ zei oprichter Morris Pearl. ‘Een kleine groep mensen gebruikt hun geld om hun politieke invloed te vergroten, en hun politieke macht gebruiken ze om hun kapitaal te vergroten. Dat verwoest ons land.’

Met ons eigen aandeel in de liefdadigheid en mooie fondsen vergroten, komen we er niet, zeggen ook mensen als Bill en Melinda Gates. De sociale zekerheid, het onderwijs, de zorg, de infrastructuur worden immers uit andere bronnen bekostigd: je wilt koste wat kost voorkomen dat die sectoren afhankelijk worden van liefdadigheid en privaat kapitaal. De enige remedie: de overheid moet gaan herverdelen en meer geld van de rijken naar de staat laten vloeien, en dus: naar de burgers.

De rijken trekken ten strijde tegen de superrijken. Ik verheug me erop.

Fluitje van een cent

‘Als er één conclusie te verbinden is aan de Panama Papers,’ schreef iemand op Twitter, ‘is het dit: belasting wordt alleen nog betaald door sufferds die zich geen dure adviseur kunnen veroorloven.’ Hij sloeg de spijker op zijn kop. Wie belasting wil ontduiken, in het geheim vermogens wil beheren, vies geld wil doorsluizen en corrupte of criminele betalingen wil maskeren, maakt gebruik van de diensten van sjieke juridische adviseurs zoals het Panamese Mossack Fonseca. Geen haan die ernaar kraait: wie rijk is, kan zich met hulp van adviseurs voor alles een vrijbrief kopen. Ook als het om fraude en corruptie gaat.

Zondagavond denderde het nieuws over internet: de interne documenten van Mossack Fonseca, tezamen 2,6 terabyte aan mails, spreadsheets, contracten, notariële aktes en powerpoint presentaties, waren gelekt en zijn in de afgelopen twee jaar door een cohort van journalisten uitgevlooid, aan elkaar geknoopt, verder onderzocht, gelinkt aan elders aanwezige publieke kennis, en uiteindelijk tot samenhangende verhalen geordend.

De eerste tien verhalen die vrijkwamen: onderbouwingen van de corruptie binnen de FIFA (nota bene door een vooraanstaand lid van de ethische commissie van de internationale voetbalbond), corruptie van de Oekraïense president Porosjenko en de IJslandse premier Gunnlaugsson. En oh ja, via talloze, hoofdzakelijk Nederlandse, brievenbusfirma’s heeft de entourage van Poetin een slordige twee miljard verzameld.

Het gemak waarmee immens grote sommen geld blijken te kunnen worden verduisterd, verhuld en onder het toeziend oog van tot controle bestemde instanties worden kwijtgemaakt, is ronduit shockerend. En dan valt Mossack Fonseca nog buiten de top-drie van dergelijke one percent adviseurs: bij de ‘betere’ bedrijven in hun marktsegment moet de spoeling nog aanzienlijk viezer zijn, en de miljarden talrijker.

Zaken doen met mensen die op de terreurlijst staan? Geen probleem voor Mossack Fonseca. Zaken doen met veroordeelde drugdealers? Waarom niet; zelfs in de gevangenis kwam MF desgevraagd bij hun cliënten langs. Premiers en presidenten helpen hun belangen in bedrijven voor het oog van pers en volk te verdonkeremanen? Fluitje van een cent. Omkoopgeld witwassen? Daar had MF een paar leuke ideeën over.

Eerder heb ik betoogd dat onze nadruk op surveillance vooral veroorzaakt dat we ‘misdaad’ gaan herdefiniëren tot wat zichtbaar is: openlijk geweld, straatroverij, publiek wangedrag. Witteboordencriminaliteit laat zich per definitie niet door straatcamera’s en buurtregisseurs vangen. Juist door de nadruk op de openlijke surveillance van gewone burgers zijn we de focus gaan verleggen en hebben we, bijna achteloos, geherdefinieerd wat criminaliteit behelst.

Klokkenluiders – van Julian Assange en Edward Snowden tot de anonieme lekker van de Panama Papers – zijn onze broodnodige camera’s op de grote, bureaucratische criminelen van nu. Ze zijn onze laatste bescherming tegen de wittenboordencriminelen.

Vuurwapen of vergif

De paniek in de Republikeinse partij stijgt. Als het aan de stemmers ligt, wordt Donald Trump hun presidentskandidaat, maar vrijwel niemand van de partijtop steunt hem. Er wordt driftig gespeculeerd dat de Republikeinen bij de uiteindelijke vaststelling van hun kandidaat de hele trukendoos zullen opentrekken om een andere voorman te kiezen.

Hoe ernstig die paniek is, drong pas tot me door toen de Republikeinse senator Lindsey Graham afgelopen week te gast was bij The Daily Show. Graham is bepaald rechts, maar heeft altijd pragmatisch samengewerkt met de Democraten. Iets waar veel Republikeinen tegenwoordig mordicus tegen zijn, getuige ook hun botte weigering om Obama – zoals zijn presidentieel recht is – een nieuw lid van de Hoge Raad te laten voordragen, al is Merrick Garland zelfs in Republikeinse ogen een van de beste kandidaten.

‘U heeft recent uw steun voor Ted Cruz uitgesproken,’ zei gastheer Trevor Noah. ‘Is dat niet vreemd? Want eerder heeft u zich buitengewoon kritisch over hem uitgelaten. Wat zijn de merites van Cruz?’ Bijna schaterend antwoordde Graham: ‘Dat hij niet Donald Trump is.’ Hij betitelde Trump als opportunistisch, racistisch en xenofobisch, en beschreef de keuze tussen Trump en Cruz vervolgens als die tussen een vuurwapen en vergif. Trump was in die vergelijking het vuurwapen: een dodelijk schot door het hoofd. Cruz stond voor het vergif. ‘Hopelijk hebben we dan nog voldoende tijd om een tegengif te vinden.’

Met open mond keek ik toe. Nog nooit eerder een politicus zijn eigen partij zo finaal zien afbranden als Graham daar deed. Het was niet de moed der wanhoop die hier sprak, nee, het was de wanhoop zelf. Graham had de moed opgegeven en wierp zichzelf nu in het vuur, met als enige boodschap: zijn partij was aan het imploderen, de Republikeinen hebben zichzelf de komende decennia als partij volkomen onmogelijk gemaakt.

The Daily Show was niet te beroerd om zout in de wonden te wrijven. In een fragment pal voor het gesprek met Graham hadden ze, via hun beproefde recept van citaten naast elkaar zetten, laten zien hoe Trump de absolute culminatie was van alles waar Republikeinse stemmentrekkers – van Michelle Bachmann tot Sarah Palin, van Rick Perry tot John Boehner en Mitch McConnell – al jarenlang op hameren: we hebben een outsider nodig als leider; dit land moet worden gerund als een bedrijf; Amerika moet weer groot worden en anderen angst inboezemen; buitenlanders zijn verdacht; liegen is prima als het in je straatje te pas komt, want fuck the facts; en vooral: honoreer rationele tegenargumenten nooit en te nimmer.

De Republikeinse partij is, kortom, doodongelukkig over het kind dat zijzelf hebben gebaard.

Ook de pers in Amerika krabt zich inmiddels achter de oren. Leuk, dat spektakel dat Trump elke keer genereert, en geweldig hoeveel revenuen dat opbrengt in reclame – maar tegen welke prijs?

Vindersloon

Eindelijk leveren de soepele belastingregels voor multinationals waarin ons land grossiert, daadwerkelijk financieel voordeel op. Het Noors-Russische VimpelCom is betrapt op grootschalige corruptie: ze gaven een miljard dollar aan de dochter van de Oezbeekse president, die in ruil daarvoor telecomvergunningen voor ze ritselde.

Nu is VimpelCom in Noors-Russische handen en statutair gevestigd in Bermuda, maar hun hoofdzetel bevindt zich in Nederland, als een van die vermaledijde brievenbusfirma’s. Zodoende had het Openbaar Ministerie in Nederland de verantwoordelijken voor deze smeergeldaffaire voor de rechter kunnen brengen. De zaak tegen VimpelCom was echter zo overtuigend dat het bedrijf een schikking goedkoper achtte. Dat resulteerde in de grootste nationale schikking ooit: liefst 356 miljoen euro.

Er komt meer schikkingsgeld aan. Het nieuwe doelwit, op basis van hetzelfde onderzoek: het Fins-Zweedse TeliaSonera. Ook zij hebben voor telecomvergunningen honderden miljoenen aan die Oezbeekse presidentsdochter betaald. Ook hun brievenbus is in Nederland gehuisvest. De journalistieke onderzoekssite Follow The Money repte eerder deze maand al van een hagelnieuw verdienmodel voor het OM: schikkingen treffen met bewezen corrupte, in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s.

Maar daar wringt de schoen: de bewijzen komen niet van het OM zelf. Zowel voor de VimpelCom- als voor de TeliaSonerazaak leunt het OM sterk, zo niet uitsluitend, op de vruchten van onderzoeksjournalisten. In dit geval: het werk van het Organized Crime and Corruption Reporting Project. Het OCCRP, gevestigd in Sarajevo, is een bundeling van onderzoeksjournalisten uit zo’n dertig landen – van Oost-Europa, de Kaukasus, Centraal-Azië tot Latijns-Amerika – en legt zich toe op de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie. Het is uitsluitend hún gedegen onderzoek waarop de zaak van het OM tegen VimpelCom stoelde.

Zodat het heuglijke nieuws van de megaschikking leidde tot een terechte wedervraag van het OCCPR, hartelijk gesteund door de Vereniging voor Onderzoeksjournalisten: kan iemand alsjeblieft regelen dat een klein percentage van het bedrag van die megaschikking – zeg vijf tot tien procent – bij wijze van vindersloon terugvloeit in de kassen van onderzoeksjournalisten?

Het OM kreeg deze zaak immers zo ongeveer in de schoot geworpen; ze plukken de vruchten van andermens’ noeste arbeid. Dit terwijl onderzoeksjournalisten zelf moeilijk aan fondsen kunnen komen, en hun werk tegen de keer in doen.

Eerder deze maand werd Peter Olsthoorn vrijgesproken van stalking. Hij was gedaagd door de notoire schuinsmarcheerder Pretium, naar wiens gangen hij al twee jaar onderzoek doet. Die vrijspraak was terecht, alleen: nu zelfs zijn onderzoek al tot een rechtszaak leidde, zal Olsthoorn grote moeite hebben om redacties en uitgevers bereid te vinden om zijn artikelenserie over Pretium te publiceren. Maar misschien kan het OM een fonds te zijner verdediging financieren – en dan later een fijne schikking met Pretium treffen.