In het defensief

Eind jaren zeventig hielden we ’s avonds fakkeltochten in de straten in Amsterdam, Nijmegen, Groningen, Den Haag en Utrecht, met als leus: ‘Vrouwen eisen de nacht terug’. Het was het eerste publieke verzet tegen seksueel geweld op straat. Er zouden nog flink wat campagnes tegen allerlei vormen van seksueel geweld volgen: tegen verkrachting binnen het huwelijk, tegen mannen die na een afspraakje seks afdwongen, tegen bazen die werkneemsters chanteerden om seks los te peuteren. In 2011 kwam er nog een moderne variant van de oude Heksennachten aan te pas: de Slettenmars, waarbij vrouwen zich verzetten tegen het idee dat hun eigen gedrag en kleding aanleiding waren voor seksueel geweld.

Toch duurde het tot 2017 voor er een massaal gedragen beweging tegen seksueel geweld ontstond, die in vrijwel alle landen en door alle nieuwsmedia werd opgepikt: #MeToo. Al even nieuw was dat ditmaal ook mannen van zich lieten horen. Niet alleen mannen die zelf slachtoffer waren geweest van seksueel geweld spraken zich nu uit, maar ook mannen die hun buik vol hadden van het schijnbaar geaccepteerde machtsmisbruik door hun seksegenoten. En voor het eerst rolden er koppen op hoge posities, en werden er sociale sancties verbonden aan seksueel machtsmisbruik.

Dat is pure winst.

Iets vergelijkbaars gebeurt nu in de VS rond schietpartijen op school. Er zijn er sinds het bloedbad op Columbine High in 1999 bijna elk jaar meer. Had 2017 in totaal 65 dergelijke schietpartijen, 2018 is nu al een gruwelijk dieptepunt: in de eerste twee maanden van dit jaar waren er al achttien school shootings.

Maar terwijl eerder elke commotie effectief de kop werd ingedrukt door tegenstanders van elke vorm van wapenbeheersing, met steun van de machtige lobby van de National Rifle Association, keert nu het tij. Emma Gonzalez, student aan de middelbare school waar de meest recente schutter huishield, werd de spreekbuis van het protest tegen de schier tomeloze verspreiding van vuurwapens, en wist in twee weken tijd op Twitter meer aanhangers te vergaren dan de NRA zelf heeft. Plotseling zegden duizenden Amerikanen publiekelijk hun lidmaatschap van de NRA op en trokken allerlei grote bedrijven hun steun aan de NRA in.

Op scholen organiseren studenten protesten en walk-outs. Ze bereiden zelfs een nationaal protest op 24 maart voor. Terwijl sommige schoolbesturen – hoofdzakelijk in Florida en Texas – daar straf op willen zetten en dreigen met schorsing van elke scholier die om die reden staakt, kondigden tal van universiteiten prompt aan dat een dergelijke schorsing hun kans op toelating totaal niet in de weg zou staan.

Er is iets gaande. Ineens heeft een oud gevecht momentum gekregen. Dat betekent niet dat de wapenlobby nu acuut het pleit heeft verloren – was dat maar waar! – maar voor het eerst zitten ze onverwacht in het defensief.

Soms duurt het lang, maar vaak overwint het goede.

Nieuwe preutsheid

no prostitutionNu er discussie is ontstaan over seksueel misbruik door medewerkers van Oxfam en andere internationale hulpverleningsorganisaties, zijn er twee dingen die me steken. Goed dat nu ook bij deze organisaties #MeToo losbarst: mogen er nog vele sectoren volgen. (Waar blijven de thuiszorg en het onderwijs, bijvoorbeeld?) Het enige dat helpt om seksueel misbruik serieus tegen te gaan, is openheid van de slachtoffers en repercussies voor de daders – inclusief omvallende reputaties, schadevergoedingen, rechtszaken en ontslagen.

De verhalen over Oxfam, Artsen zonder Grenzen, Save the Children en het Rode Kruis die nu in de pers verschijnen, zijn echter niet allemaal van hetzelfde kaliber. Sommige medewerkers hebben kinderen misbruikt, anderen hebben zich grof misdragen jegens lokale vrouwen, of jegens hun vrouwelijke collega’s. Sommigen huurden ter plaatse prostituees in en lieten hun werkgever – en dus: hun donateurs – voor de kosten opdraaien. Hoe háál je het allemaal in je hoofd.

Maar ineens wordt ook prostitutiebezoek sec als bewijs van seksueel misbruik opgevoerd, alsof dat onder alle omstandigheden foute boel is. Het is raar hoe klakkeloos de Nederlandse pers daarin meegaat. Prostitutie wordt immers in veel landen gedoogd, en al kijken mensen vaak neer op het vak: het is een vorm van dienstverlening waarmee je eerlijk je brood kunt verdienen, zo lang er geen dwang en pooiers aan te pas komen.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit onderdeel van de nieuwe preutsheidsgolf is: seks mag nooit betaald worden, en elke vrouw die seks als transactie ziet of die haar aandacht aan mannen verkoopt, zou daarmee per definitie slachtoffer van misbruik zijn. Maar waarom mag een vrouw in een arm land in ’s hemelsnaam niet besluiten dat ze haar geld liever verdient met seks met rijke mannen dan met uitputtend en onveilig werk, of met bedelen?

In Nederland zijn we al zover dat we vermoeden dat elke buitenlandse vrouw die hier als prostituee werkt, slachtoffer van vrouwenhandel moet zijn. Alleen Nederlandse prostituees geven we – met fikse tegenzin – nog het voordeel van de twijfel. Als we daarnaast vinden dat buitenlandse vrouwen zelfs in eigen land per definitie slachtoffer zijn indien ze seksuele diensten verkopen, komt het erop neer dat we eigenlijk vinden dat alleen Nederlandse vrouwen ooit vrijelijk prostituee kunnen zijn – hier, of elders. Dat is toch lariekoek?

Het tweede wat me steekt, is al die opzeggingen van donateurs. Want de hulp die Oxfam, Artsen zonder Grenzen, het Rode Kruis en al die andere organisaties ter plaatse bieden, is helaas bitter nodig. Die opzeggingen missen hun doel volledig: ze treffen uitsluitend de slachtoffers, niet de daders van het misbruik.

Geef gul, en blijf gul geven. Maar eis daarbij wel dat zulke instanties seksueel misbruik voortaan streng bestraffen, en zich ten volle zullen inzetten voor de rechten en de bescherming van prostituees.

Vormen van angst

Na drie schietpartijen in twee maanden, die tezamen twee doden en vier gewonden hebben berokkend, is er onrust op Wittenburg. Niet dat je dat meteen in het dagelijks leven merkt: er lopen als vanouds mensen over straat, de kassières bij de lokale supermarkt zijn vriendelijk als altijd, er hangen wat jongeren rond, de lichten in het buurtcentrum zijn aan.

Maar nu staat er elke dag en avond een politiebus op het plein, surveilleren er agenten te voet en te fiets, is er camerabewaking die registreert wie ons schiereiland op- en afgaat. Wanneer iemand op straat ineens luidkeels iets roept, verstarren sommige mensen van schrik. En zodra je buurtgenoten spreekt, gaat het er meteen over: hoe ben jij eronder, wat denk jij dat er nodig is? Komt het weer goed met onze buurt?

Wat me frappeert, is hoe uiteenlopend de zorgen, angsten en oplossingen zijn die mensen te berde brengen – en hoe rechtstreeks die te relateren zijn aan hun eigen positie en opvattingen. Een praatgrage straatgenoot die niet alles op een rijtje heeft, gooit alles op kleur en afkomst, en moppert dat “blanke mensen – ja want wit mag je tegenwoordig niet meer zeggen – het óók niet makkelijk hebben”, en wordt bozig wanneer iemand na een stille, koude wacht op het plein oppert ter opwarming even koffie te gaan drinken in het buurtcentrum: “Ja, Cohen dacht óók al dat je daar wat aan had!!”

Een toch al nerveuze buurvrouw is op slag een stuk nerveuzer geworden. De lieve mevrouw die vaak over straat zwerft – ze is licht dementerend – loopt trouw alle buurtbijeenkomsten af maar vindt die geloof ik vooral enorm gezellig: zo ziet ze weer eens andere gezichten. Buren met koopwoningen zijn benauwd dat hun huis in waarde is gedaald, nu de reputatie van de buurt keldert. Anderen zijn als de dood dat de gemeente preventief fouilleren wil invoeren, omdat jongeren dan geheid vrezen dat daar etnische profilering aan te pas zal komen. Sommige mensen zijn mogelijk bang dat anderen uit de school klappen of ze verlinken. En de buurtwerker bepleit meer jongerenwerk.

Anders gezegd: dit drama bevestigt iedereen – ook mij, dat snap ik ook wel – in wat ze al langer dachten, hoopten of vreesden.

Maar de reactie die in mijn hoofd blijft spoken, is die van de Marokkaans-Nederlandse buurvrouw uit het portiek hiernaast. Een van de gewonden van twee maanden terug kwam geregeld bij haar zoons over de vloer, en sindsdien kent ze geen rust meer. Ze heeft haar oudste zoon inmiddels buiten de stad ondergebracht, en controleert haar jongste telefonisch elk moment dat-ie onder haar vleugels vandaan is: “Waar ben je nu? Wat doe je? Wanneer kom je thuis?”

Ze vreest voor haar eigen kinderen. Sterker: ze is elke ochtend, wanneer ze haar huis verlaat om naar haar werk te gaan, bang dat ook zij wordt opgewacht door een onverlaat met een automatisch geweer.

Mijn abstracte zorg om de buurt en haar kinderen delft daarbij het onderspit.

 
Foto: Wittenburg vanaf de Oosterkerk, oktober 1950
© Ben van Meerendonk / AHF, collectie IISG

Naargeestig nonchalant

Twee gemaskerde mannen stormden het jongerencentrum om de hoek binnen. Ze waren op zoek naar Gianni, op wiens hoofd naar verluidt een bedrag van tienduizend euro staat. Ze vonden Gianni en schoten hem neer; hij raakte zwaargewond, maar overleefde. Al doende schoten de indringers een stagiaire in haar been en doodden een andere stagiair, de 17-jarige Mohammed.

Wat Mohammed overkwam heet tegenwoordig een ‘vergismoord’: een naargeestig nonchalante manier om de dood van een onschuldige omstander aan te duiden.

Wittenburg is onderdeel van de mocro wars, een langdurige vete over drugs en geld, waarbij bendes uit Nieuw-West, de Oostelijke Eilanden en Betondorp betrokken zijn. Mocro wars: net zo’n slordige term. Gianni is Surinaams, en werd twee maanden geleden beschoten door een witte man, die hem zei: ‘De volgende keer gaat-ie door je hoofd!’. Maar ja: mocro mafia klinkt aanzienlijk lekkerder dan ‘onderwereldvete tussen mensen van divers allooi’.

De Telegraaf publiceerde daags erna een artikel met als kop ‘Dode schietpartij A’dam is jongen van zeventien’. Twitter ging prompt los, en maakte in de kortste keren een dader van het tragische slachtoffer. Triomfantelijk postte ene @LisaHenegauwen: ‘Zo, kop aangepast: Dode schietpartij A’dam is criminele marokkaan van zeventien.’

De reacties op haar bericht, overwegend gepost door mensen met een fiere driekleur wapperend achter hun naam, waren al even voos. ‘Hoera’, juichte @GerardVanEeden2. @gerrit_Ramsdonk: ‘Doorknallen. Er zijn nog merr mocro neefjes die eenzelfde lot toekomt.’ @lindaTexel: ‘Weer 1 minder. Mooi.’ @ohzitdatzo: ‘ze ruimen zowaar hun eigen vuil op.’ @HistoryDokter: ‘Dat die #mocro-zwijnen elkaar maar lekker afmaken.’ @RonnyBlueFlag: ‘Zou 500 x per dag moeten gebeuren.’

Vertwijfeld bracht iemand te berde dat er een kind was doodgeschoten, een onschuldige omstander. ‘Nah,’ was de overheersende reactie, ‘Geen kind. Een MAROKKAAN.’

De notie dat Mohammed een onschuldige omstander was, een ‘vergisdode’, werd compleet weggevaagd. Hij was Marokkaan, en had dus geheid iets op zijn kerfstok. @charlotte101987, met wie ik in discussie ging, beweerde vol overtuiging dat ook ‘de mocro’s in haar dorp’ zeiden dat ‘geen enkele mocro zonder schuld was’.

Daar sta je dan, als ouders van Mohammed, die zo onnoemelijk zijn best deed.

Je kind wordt vermoord door een bende waar hij volledig buiten stond – sterker: tegen wiens waarden hij zich heftig zou hebben verzet. Je kind zat op school, werkte bij de Albert Heijn, liep stage bij het buurthuis, had vluchtelingen in Griekenland geholpen, en zette zich in voor mensen in de buurt. Je kind was een modelkind, maar sterft bij vergissing, door toedoen van een meedogenloze bende. En vervolgens verkneukelt rechts Nederland zich publiekelijk over de dood van je zoon.

Hoe kun je, wanneer je bekommert om ‘onze waarden’, in hemelsnaam vrolijk maken over de dood van zo’n jongen? Want eigenlijk zeg je dan: niks wat zo iemand doet, is ooit goed genoeg voor ons. Dat we Mo nu alsnog als ‘verdacht’ wegzetten, is een tweede vergismoord begaan. Mo deed enorm zijn best een goed burger te zijn, maar wordt alsnog afgeschreven, door hem te impliceren in een oorlog die de zijne niet was.

Wat we daarmee ook zeggen: het doet er niet toe hoe je je inspant. Je zult altijd suspect zijn, als je Marokkaan bent.

Lees ook: Dossier Wittenburg in Het Parool

Helden, roofheren en moordenaars

Maurits van OranjeWat is dat toch, dat politieke discussies zo rap verzanden in schijngevechten, waarbij iedereen met stropoppen aan het zeulen slaat?

Wijzen critici erop dat al die belastingontwijkings-maatregelen waarin Nederland excelleert, hoofdzakelijk betekenen dat bedrijven schier onbelast winst kunnen maken, overheden inkomsten derven en burgers opdraaien voor de gaten in de begroting – begint er prompt iemand over ‘trickle down’ en dat een zonnig investeringsklimaat ons aller welzijn dient. Nou nee: vorig jaar kwam er elke twee dagen een miljardair bij, bezaten de 42 rijkste mensen evenveel als de armste helft van de wereldbevolking, en ging 82 procent van alle rijkdom die gecreëerd werd, naar de rijkste één procent van de wereldbevolking.

Ontstaat er godlof een breed debat over seksuele opdringerigheid en seksueel machtsmisbruik, beginnen mensen te jammeren dat op die manier de flirt de nek wordt omgedraaid – terwijl vrijelijk ‘nee’ kunnen zeggen toch werkelijk een voorwaarde is voor een oprechte en eerlijke flirt.

Komt eindelijk de discussie los over de gewelddaden die eerder uit naam van Nederland zijn gepleegd, gekoppeld aan de vraag of het werkelijk verstandig is de handlangers daarvan blijvend te eren met standbeelden, pleinen, bruggen en tunnels, worden fractievoorzitters Buma (CDA) en Dijkhoff (VVD) in koor kwaad:

“We moeten onze geschiedenis levend houden. Daar hoort discussie bij, zeker. Maar als we met een grote gum een deel van onze geschiedenis uit de samenleving wissen, dan heb je die discussie juist niet. Dan gooien we hele hoofdstukken weg, dan verliezen we onze helden, en leren we ook niet meer van onze zwarte bladzijden”, schreef Dijkhoff gisteren op zijn Facebookpagina, een paar dagen nadat minister-president Rutte valselijk had beweerd dat de buste van Maurits van Oranje uit het Mauritshuis verwijderd was.

Alsof iemand om een gum vroeg. Alsof het argument om de status van allerlei vaderlandse helden te herzien, niet juist het gevolg is van de wens om lang verdoezelde, al dan niet moedwillig vergeten hoofdstukken uit onze nationale geschiedenis nu eindelijk eens fatsoenlijk boven tafel te krijgen.

Waar Dijkhoff kennelijk niet aan wil, is de optie dat ‘onze’ helden misschien geen helden waren, maar eerder roofheren en moordenaars. Liever dan het debat aan te gaan dat hij beweert te beschermen, schuift hij critici in de schoenen dat zij onze zwarte geschiedenis willen uitgummen, nee ausradieren – terwijl het probleem nu juist is dat hijzelf dat deel van onze geschiedenis nog steeds niet het volle pond wil geven.

Dijkhoff, Buma en Rutte doen alsof het om een paar ‘zwarte bladzijden’ gaat. Maar losse bladzijden kun je uitlezen, omslaan, en daarna vergeten. Terwijl het erom gaat onze geschiedenis oprecht te evalueren, en durven te bedenken dat misbruik, uitbuiting en moord wellicht geen ‘incident’ in onze geschiedenis van kolonialisme waren, maar een inherent onderdeel ervan.

Meer slettenbakkerij, minder machismo!

Slutwalk in Amsterdam, 2011Kenniscentrum Rutgers publiceerde gisteren een uitgebreid onderzoek naar seksueel geweld in Nederland. De cijfers liegen er niet om. Bijna één op de vier vrouwen en ruim één op de twintig mannen werd ooit gedwongen – vrijwel altijd door mannen – tot seksuele handelingen. Ruim één op de twee vrouwen en bijna één op de vijf mannen had ooit te maken met grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele betastingen – alweer: vrijwel uitsluitend van de kant van mannen.

Dus ja, #metoo was hard nodig.

Wie nu sputtert dat een scheutje aandringen hier, een snufje veroveringszin daar, gelardeerd met een zweem van overmacht, gestoomd in een air van ‘ik kan me nu écht niet langer inhouden’, integraal onderdeel is van het eeuwenoude recept dat voorspel heet, en dat we zoveel spannends verliezen wanneer we mannen deze beproefde verleidingstactiek ontzeggen, wil ik vriendelijk vragen de vorige alinea nog eens rustig door te lezen. Want ook mannen – ja, die gevierde, vermeende veroveraars – zijn geregeld slachtoffers van zulk wangedrag.

Koste wat kost doorgaan wanneer de tegenpartij te kennen geeft niet van je avances gediend te zijn, is geen flirten. Op z’n best is het ongemanierde opdringerigheid, op z’n slechtst grof machtsmisbruik: geen greintje charme te bekennen.

Tip voor Catherine Deneuve en haar Nederlandse companen, die mediabreed bang zijn dat de #metoo-beweging de flirt met het badwater weggooit: draai de zaken eens om. Je bepleit een vrije seksuele moraal. Geweldig! Doe dat nu ook eens voor vrouwen zelf?

Want waarom zou je, wanneer je een vrije seksuele moraal voorstaat, jezelf volautomatisch scharen achter de mannen die liever geen enkele grens erkennen, en negeer je de shit die vrouwen krijgen die openlijk laten merken dat ze niet vies zijn van een potje van dattum? Je zou dan toch juist de vrouwen die hun grenzen en hun wensen duidelijk markeren, allerhartelijkst willen steunen?

Maar Daniëlle Hooghiemstra, Aleid Truijens, Jessica Durlacher noch Wilma de Rek klommen in de pen toen Jort Kelder vrouwen die avances jegens hem maakten, publiekelijk neersabelde als “vrouwen die verkracht willen worden”. Ze deden er laf het zwijgen toe. Want zulke vrouwen passen niet in hun frame. Ze verdedigden de status quo, niet de vrije seks – laat staan de rechten van vrije vrouwen.

Want dat is de achterkant van #metoo: pas wanneer vrouwen rustig en zonder enige consequentie ‘nee’ kunnen zeggen, heeft hun ‘ja’ enige waarde. En pas wanneer vrouwen vrijelijk seks kunnen entameren, zonder daarna als slet, hoer of willig slachtoffer te worden weggezet – iemand wier grenzen door iedereen genegeerd en geschonden mogen worden – is er sprake van een waarlijk vrije seksuele moraal. Wie voor vrije seks is, dient ook de slet te verdedigen en haar stigma aan te vechten.

Zolang we goedpraten dat mannen gerust wat dwang mogen gebruiken omdat we anders ‘het spel’ dreigen te verliezen, maar tegelijkertijd vrouwen die hun grenzen en wensen markeren afschilderen als spelbrekers of sletten, hebben we #metoo nog hard nodig.

[Foto; Slutwalk in Amsterdam, juni 2011]

Ban de vuurwerkbom

vuurwerkbomIn Swifterbant blies iemand zichzelf de avond tevoren al op. In Almelo scheidde een man zijn hoofd van zijn lichaam en berokkende hij een ander zwaar letsel. In Maarsbergen ontplofte heftig siervuurwerk in iemands gezicht; hij stierf kort daarna. In Kattendijke gooide iemand zwaar vuurwerk in een rioolput, wat een gaslek en ontploffingsgevaar veroorzaakte. In Hoogezand moesten negentig huizen worden ontruimd vanwege een gescheurde gasleiding, nadat iemand zwaar vuurwerk in een put liet afgaan. In Etten-Leur raakten zes woningen beschadigd na een heftige ontploffing. Bij mij om de hoek brandden in de nacht voor Oudjaar drie auto’s volkomen uit, vrijwel zeker door vuurwerk – hoewel moedwillige brandstichting niet wordt uitgesloten.

Zelf zat ik op Oudejaarsnacht, nadat het vuurwerk echt was losgebarsten, anderhalf uur in de berging: mijn kat had zich daar verstopt. Gewoonlijk houdt MeisjeMax zich muisstil als ze bang is, en schuilt ze in de boekenkast. Daar had ze al sinds de middag gezeten, maar rond middernacht volstond dat niet langer, de berging was de laatst overgebleven toevlucht. Ze mauwde dunnetjes zodra ik naast haar kroop: ze wist zich geen raad van ellende. Pas uren later durfde ze tevoorschijn te komen, en toen konden we naar bed.

Gaandeweg word ik voorstander van een knalverbod. Rotjes, sterretjes en pijlen houden we vrij, en de rest is illegaal voor particulier gebruik: dat zou al een boel ellende schelen. Ophouden de regels verder te verruimen zou trouwens ook helpen: legaal vuurwerk mocht in de loop der jaren steeds zwaarder worden. Vuurwerkgroothandelaar Evelien Arler legde die paradox keurig uit in de Volkskrant: “Er wordt steeds strenger op ons gelet, maar we mógen als handelaren ook meer.” Een zogeheten ‘cake’ – zeg maar: een blok dicht opeengepakte vuurwerktubes, die met hun lonten in serie geschakeld zijn – mag tegenwoordig maximaal 500 gram kruit bevatten, terwijl de wettelijke grens eerder op 200 gram lag.

Vuurwerk met een pond kruit erin is inmiddels legaal, en je mag legaal 25 kilo vuurwerk per persoon kopen. Per keer, uiteraard. Morgen nog even terug naar de winkel. En dan heb je ergens een gek die denkt twee cakes aan elkaar te knopen: meer is beter, is-ie gaan geloven! Boem. Daar ging je hoofd, je hand, iemands auto, of de gasleiding in de wijk.

Tsja, voegde Arler eraan toe, de overheid moet die grens ook wel steeds verleggen: “Als je de illegale markt wilt bestrijden, kun je ons niet alleen maar grondbloemen laten verkopen.” Geweldige redenering: als er Kalasjnikovs in het illegale circuit te koop zijn, kunnen we de verkoop van handgranaten maar beter vrij geven – want anders gaat iedereen Kalasjnikovs kopen.

De ellende van vuurwerk is dat de excessen ervan niet alleen de gekken treffen, maar ook omstanders, passanten en buren. Om over het dierenleed en de luchtvervuiling maar niet te spreken.

Eindejaarswens

2018Mijn Eindejaarscolumn valt dit jaar vroeg, aangezien de krant met Kerst niet verschijnt. Daarom nu al wat tips om het komende jaar beter door te komen.

1.Kijk minder praat- en nieuwsprogramma’s op tv, en meer series en documentaires. Waar de kwaliteit van series de laatste tien jaar een ongekende, stijgende lijn vertoont, schommelt die van het informatieve vertier zo ongeveer rond het vriespunt. Er zijn serieus mensen met een beter geïnformeerd standpunt over migratie of vluchtelingen dan de gemiddelde BN’er, maar toch laten talkshows vooral die laatsten aan het woord. Op 2Doc verschijnen geweldige achtergrondverhalen en prachtige egodocumenten, die geen incidentenjournalistiek bedrijven maar juist laten zien hoe complex de wereld is en wat de grote lijnen zijn. Ze tonen vaak ook hoe we dingen beter kunnen doen: met meer aandacht, meer waarheidsvinding, meer toewijding, en meer ruggegraat.

2, Volg minder nieuws en meer achtergrondverhalen. In haar poging beter te begrijpen waar ‘de’ PVV-stemmer vandaan kwam, heeft de halve vaderlandse pers haar oren laten hangen naar nieuwrechts. Maar in plaats van die stemmen te analyseren, speelt de pers voor ongemedieerde roeptoeter annex megafoon, en is vervolgens ‘verrast’ wanneer dat tot meer populariteit van de betreffende politici blijkt te leiden. Zo wordt nieuws een instrument in plaats van een analyse. Zie Thierry Baudet: hij mist elke dossierkennis en kan alleen bogen op arrogantie, dedain, retoriek, een handvol gimmicks, en heel veel foute vriendjes. Maar de media laten zich betoveren door zijn goochelaarsbravoure en vergeet verblind naar zijn zwarte inhoud te kijken.

3. Voor wie twittert en facebookt: kruip uit je bubbel. Volg eens een serie mensen met wie je weinig gemeen hebt en met wie je het zo op het oog totaal niet eens bent. Je leert daar geheid een boel van, al kan ik niet garanderen dat dat altoos leuke lessen zijn. Je ontdekt al snel dat wat jij voor vaststaand feit aanneemt, elders als volstrekt wereldvreemd wordt gezien. Het is een crash course om te leren relativeren; maar met mazzel leer je beter na te denken, en beter te argumenteren. Want beweren dat je gelijk hebt, is niet hetzelfde als een oprecht debat voeren.

4. Zorg beter voor jezelf. Kook vaker zelf in plaats van iets kant-en-klaars in de oven of magnetron te schuiven. Het is een prettig idee om zelf voor jezelf te zorgen, en maak gewoon per keer wat meer: twee dagen achter elkaar hetzelfde eten is echt geen straf. Bovendien hebben we tegenwoordig allemaal een diepvries.

5. Zorg beter voor de planeet. Stop met vliegen: de douanecontroles daar zijn sowieso onuitstaanbaar geworden, evenals de wachttijden, maar het is vooral zowat het allervervuilendste dat we tegenwoordig doen. Neem voortaan liever de trein naar Parijs of Berlijn.

6. Wees lief voor anderen. Groet je buren, knik naar vreemden in je straat, en geef de kassamevrouw, bezorger of vuilnisman eens een compliment.

Beerput Nederland

kaart vervuilde plekken in NL‘In twintig jaar tijd hebben we nog nooit zoveel boze en wanhopige reacties gehad als op Beerput Nederland’, meldde KRO/NCRV op Twitter. Die onthutsing was terecht. Ik heb die documentaire nu al drie keer gezien, en ben nog steeds ondersteboven.

Beerput Nederland laat zien dat het ruimhartige vertrouwen waarmee de overheid de industriële afvalverwerking in Nederland al decennia achtereen tegemoet treedt, volkomen misplaatst is. De bedrijfstak is inmiddels te vaak op moedwillige, schrikbarende, milieuverwoestende fraude betrapt om ooit nog op enige coulance, van wie dan ook, te mogen rekenen.

Juist daar werd de documentaire echt schrijnend: het kan de overheid maar bitter weinig schelen wat die sector uitvreet. Beerput Nederland inventariseerde nauwgezet hoe de kosten van vervuiling, fraude en nalatigheid op de samenleving worden afgewenteld, terwijl de betrokken bedrijven ondertussen zelf gretig subsidies en winst opstrijken. Ondertussen kijkt de overheid opzettelijk de andere kant op. Frauduleuze afvalverwerkers konden zonder vergunning aan de slag, terwijl de overheid bezuinigde op controle en handhaving, of onderzoek expliciet dwarsboomde.

De Moerdijk-affaire is emblematisch. Shell wilde in 1967 een nieuwe raffinaderij hebben en dreigde die in Antwerpen te bouwen. Onder het mom van ‘behoud van werkgelegenheid’ verkocht de regering Shell een gebied van 2000 hectare bij de Moerdijk, voor twintig gulden. Alsof dat niet volstond, baggerde de overheid met publieke gelden vervolgens de waterwegen tussen de Moerdijk en de Rotterdamse haven uit, legde spoor- en snelwegen aan, en gaf Shell een bonus van 12,5 miljoen gulden subsidie. En Shell mocht meteen aan de slag, nog voor er enige vergunning was verstrekt.

Effect op de lokale werkgelegenheid? Nul. Shell huurde goedkope Franse seizoenarbeiders in als werkvolk, en duurbetaald Randstadpersoneel voor de sjiekere klussen. Kosten voor de lokale gemeenschap? Fenomenaal. Toen de raffinaderij vijftien jaar later werd opgegeven, bedroeg de last van de inmiddels zwaar vervuilde en onverkoopbare grond zo’n 200 miljoen gulden. De overheid legde genadiglijk 110 miljoen op tafel, en liet het arme Moerdijk de rest van de rekening ophoesten. Ze moesten betalen voor iets dat ze door de strot was geduwd, en dat ze nooit een cent had opgeleverd.

Het bedrijfsterrein bij de Moerdijk werd nadien door de ene na de andere frauduleuze afvalverwerker uitgebaat, terwijl de overheid opzichtig de ogen afwendde. In de Tweede Kamer riep Rutte expliciet op tot minder regels en minder controles: al die rompslomp zou bedrijven maar jammerlijk beknotten. Inmiddels heeft de milieu-inspectie driekwart van haar mankracht ingeleverd.

Bedrijven worden ruimhartig gesubsidieerd. Maken ze winst, dan steken ze die in eigen zak, maar verliezen wentelen ze af op de samenleving. Niettemin vertrouwt de overheid bedrijven meer dan ze haar eigen burgers vertrouwt.

Haat is besmettelijk

Angry catDe vuilbekkerij op internet is onthutsend. Zelfs het bericht over de vermiste doofstomme en autistische Abdullah leidde tot een serie sneren waarin xenofobie en islamhaat de overhad hadden. (Gelukkig waren er ook mensen die hem gewoon gingen zoeken.)

Het akelige is: hoe vaker zulke berichten verschijnen, hoe ‘normaler’ ze schijnen – je kijkt er al haast niet meer van op. Maar diezelfde inburgering van dergelijk taalgebruik maakt dat anderen denken dat zij zich gerust ook zo’n opmerking kunnen permitteren. Of er nog een schepje bovenop doen.

Haat is besmettelijk. Helaas geldt dat minder voor wellevendheid, voorzichtigheid, geduld en respect.

Dit weekend typeerde Gert-Jaap van Ulzen, bestuurslid van de Leeuwarder VVD, de demonstranten die in Dokkum kwamen protesteren tegen Zwarte Piet op Twitter als ‘neger fascisten’. Een politicus die zwarte mensen negers noemt en keurige, kalme demonstranten fascisten? Tot voor kort was dat vrijwel ondenkbaar; tegenwoordig kijk je er niet echt van op. De VVD royeerde Van Ulzen niet: ze besloten slechts, ‘in goed overleg’, dat hij zich beter kon terugtrekken uit het lokale bestuur.

Ook mijn lontje wordt korter door al die hardheid en haat die ik zie. Deels omdat de angst me soms om het hart slaat, deels omdat ik vrees dat vriendelijk en kalm blijven niet meer helpt. Zo ga ik zelf ook mee in de vicieuze cirkel, word ik onderdeel van het probleem.

Ruim twee jaar gelden sprak toenmalig minister van Sociale Zaken Asscher met YouTube, Twitter en Facebook af dat deze sociale-mediabedrijven online racisme en het groeiende aantal strafbare uitlatingen op hun fora zouden gaan bestrijden. Ze beloofden een samenwerking aan te gaan met het Meldpunt Internet Discriminatie, en maatschappelijke organisaties te helpen om ‘een stevig tegengeluid’ te laten horen.

Sindsdien is er niets gebeurd. Nul, niks, nada. Wie een evident racistische uitlating bij Twitter meldt, ziet zelden resultaat. Het heeft er eerder de schijn van dat de accounts van mikpunten van racisme, haat en bedreigingen vlotter worden geschorst dan die van de daders ervan. YouTube lijkt net wat strenger te zijn, maar Facebook is even laks als Twitter.

Dat betekent dat deze sociale-mediabedrijven, ondanks de afspraken met het ministerie en ondanks de meldingen van gedupeerden of geschokte lezers, strafbare uitlatingen ongemoeid laten. Kennelijk grijpen ze moedwillig niet in. Maar dat maakt ze medeverantwoordelijk voor de verspreiding van haat, racisme en bedreigingen.

Het is tijd om stappen te ondernemen, bijvoorbeeld door met een gedocumenteerde serie klachten over niet-gehonoreerde klachten aangifte te gaan doen bij het OM, en hen te verzoeken Facebook, Twitter en YouTube zelf verantwoordelijk te stellen voor racisme en het verspreiden van haat. Doet het OM dan nog niets – wat ik verwacht – dan is de volgende stap dat benadeelde burgers zowel het OM als de sociale-mediasites dagen. Het is tijd voor een proefproces.