Rafelrandjes

Respectvol zijn, vooral in gesprek blijven, openingen zoeken en die benutten – het zijn prachtige voornemens en gloedvolle woorden, maar tamelijk nutteloze uitgangspunten wanneer het over het bestrijden van extreemrechtse politiek gaat. ‘Gut, vertel ons eens wat u eigenlijk tegen migratie, homoseksualiteit, vluchtelingen, niet-christelijke religies, vrouwenrechten en internationale verdragen heeft? Misschien dat we dan tot een beter onderling begrip kunnen komen.’

Een kind begrijpt dat dat contraproductief is. Maar wat dan wel?

Afgelopen week las ik Will Storrs The Unpersuadables; de titel laat zich het beste vertalen als De onovertuigbaren. Het boek bestaat uit essays waarin hij de werking van het brein verkent, met name hoe we omgaan met informatie die ons niet uitkomt, en reportages waarin hij vrij genoeglijk optrekt met mensen die allerlei extreme opvattingen aanhangen. Hij ontmoet een creationist die zeker weet dat de aarde 7000 jaar geleden is geschapen, een wetenschapper die zich radikaal verzet tegen de notie van klimaatverandering, een veroordeelde Holocaust-ontkenner die een Stormfront-babe als pr-medewerkster in dienst heeft, en extreem sceptische mensen die elkaar meer napraten dan Storr lief is.

Mensen verwerken informatie makkelijker wanneer die past bij wat ze toch al vonden, constateert Storr. We zijn ongelooflijk goed in selectief luisteren, onszelf achteraf goedpraten, onze instincten en ingevingen na afloop van klinkende theoretische rechtvaardigingen voorzien, kortom: in het recht praten wat krom was. En ergens maakte Storr ineens een opmerking die me diep trof: voor sommige mensen zijn hun opvattingen hun identiteit dusdanig sterk gaan bepalen, dat ze zich niet langer afstand kunnen permitteren tussen zichzelf en hun ideeën. Dat maakt alles waarmee ze het niet eens zijn, meteen tot een bedreiging. In debat gaan betekent voor hen dat ze zich verharden, zich sterker terugtrekken in een ijzeren gelijk.

Quote uit ‘The Unpersuadables’

Daar word je niet vrolijk van: debat haalt bij hen kennelijk niets uit. Maar gelukkig zijn maar weinigen zo verhard: de meeste mensen zijn uiteindelijk wispelturig, waaien wat mee, pikken hier wat op, buigen daar wat bij, leggen hier wat af en passen zich daar wat aan. Alleen is het punt nu dat de wind zeer rechts waait. Misschien gaat het minder om de mensen, en meer om het algemene klimaat: welke opvattingen laat je de boventoon voeren, waar leggen we in debatten de nadruk op, wie hijsen we op het toneel?

Ik moest ineens weer erg aan Hannah Arendt denken. Volgens haar moeten we frictie voeden, de rafelranden in ons eigen denken prijzen, de momenten koesteren waarop onze eigen opvattingen met elkaar schuren. Niet de hapering of de twijfel moeten we schuwen, maar de mensen die volledig coherent zijn, die geen vraag kunnen horen zonder het antwoord al te weten, en een dichtgetimmerd wereldbeeld hebben.

Leve de rafelranden in ons denken.

Weerwoord

Baudet op de IJzerwake in 2014We worden ondermijnd door onze journalisten,’ bezwoor Baudet ons afgelopen woensdagavond. De NOS, waar hij graag op mag afgeven, zond die overwinningsspeech van 22 minuten integraal uit, en wist na afloop daarvan niet veel meer te doen dan een grap maken over dat rare woord ‘boreaal’, om vervolgens een cabaretière om commentaar te vragen. ‘Nou, die Thierry heeft grootse plannen hoor,’ zei ze, ‘ik denk dat we nog veel van hem zullen horen.’ Intussen kopte diezelfde NOS op haar website klakkeloos ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ – een poëtische frase die collega-FVD’er Hiddema eerder die avond had ontleend aan de socialistische dichter Herman Gorter, die zich nog urenlang snikkend in zijn graf omdraaide.

Dus dat van die ondermijning door journalisten, daar was ik het wel mee eens.

Als je weet dat het Forum die dag waarschijnlijk de meeste stemmen haalt en je kennelijk op voorhand besluit zo’n overwinningsspeech in z’n geheel uit te zenden, dan zorg je toch dat je mensen hebt klaarzitten die daar naderhand iets degelijks over kunnen zeggen? Als nationale nieuwszender heb je toch een grotere taak dan het leveren van beaat commentaar, dan wel om als naïef kwebbelend doorgeefluik voor een proto-fascistische speech te fungeren?

En daags erna kwamen ze weer hijgend aanrennen: de kranten en talkshows die, o zo verrassend, gesprekjes wilden met voeren met de FvD-stemmers. Wat waren dat voor mensen? Wat dreef ze eigenlijk? En opnieuw: alles zonder analyse, zonder weerwoord, zonder diepgang. De media speelden voor echokamer waarin iedereen ongegeneerd kon leeglopen.

We zagen het bij Fortuijn, bij Wilders, bij Trump en nu bij Baudet: te veel media die zich bij elke oprisping, fluim of stunt als echokamer en luidspreker gedragen, kennelijk zonder aandrang eens breder te kijken of door te vragen. Haast niemand die eens een verkiezingsprogramma van de nieuwe ‘frisse’ partijleider bestudeert, diens plannen doorrekent, of zijn netwerken in kaart brengt. (Lang leve Humberto Tan, die in 2010 als eerste journalist in een praatprogramma bewees het programma van de PVV grondig te hebben gelezen. De rest praatte elkaar na.)

‘We signaleren slechts,’ zeggen ze dan bij Jinek, Pauw en de Volkskrant. Dat is om twee redenen niet waar: ze signaleren namelijk nooit dat Baudet godbetere trots bij de IJzerwake sprak, waar de Vlaamse fascisten hun gevallenen herdenken, en zich permanent omgeeft met rabiaat rechtse politici. Hun ‘signalementen’ zijn vaak selectief: veertig gele hesjes krijgen het volle pond, maar duizenden mensen die tegen racisme demonstreren na Baudets winst worden amper belicht. Nu ja, op die ene reltrapper die daar verscheen na, natuurlijk.

Maar vooral: media zijn geen doorgeefluik. Een spotlight belicht niet alleen: het voedt, het vormt, het kneedt. En elk spotlight werpt een schaduw over alle andere onderwerpen, andere opinies en andere perspectieven. Een spotlight verblindt. We staren als konijntjes naar de koplampen waarmee de jager ons opdrijft.

Wat de camera niet ziet

Het ene toezicht is het andere niet. Er wordt semipermanent gelet op zowat al onze publieke gedragingen: camera’s kijken of iedereen zich aan de snelheidsregels houdt, zich op straat niet agressief gedraagt, geen zakken rolt in winkels of verdacht rondhangt.

Vanmorgen las ik een reportage over de onzalige vorm die cameratoezicht in Dubai heeft aangenomen. Op straat, in taxi’s, in hotels, in winkels: iedereen wordt overal gevolgd, en die camera’s worden steeds slimmer. Ze doen aan gezichtsherkenning, ze kunnen je locatie aan elkaar doorgeven, ze kunnen al wie op een vip-lijst staat een voorkeursbehandeling geven en wie op een zwarte lijst voorkomt meteen bij de politie melden. Wie ergens op betrapt wordt krijgt subiet straf, en met mazzel word je alleen het land uitgebonjourd.

Het resultaat: Dubai oogt superveilig. Je kunt je tas op een terrasje laten liggen als je even naar het toilet bent. Maar voor minder zichtbare groepen is Dubai aanzienlijk minder veilig: voor vrouwen binnenskamers, of voor arbeidsmigranten die afhankelijk zijn van hun werkvergunning. 

Die nadruk op zichtbaar gedrag kleurt ook de publieke perceptie (en definitie) van misdaad en criminaliteit. Wat zich publiekelijk en onder het oog van buitenstaanders afspeelt, krijgt meer aandacht (en straf) dan wat moeilijk traceerbaar is. Wat openbaar gebeurt, valt meer afkeuring ten deel dan wat zich binnenskamers, in advocaatkantoren, vijfsterrenhotelsuites of chique directeurskamers voordoet. Corruptie vang je niet met een camera, omkoperij is zelden zichtbaar, witteboordencriminaliteit wordt veelal gedrapeerd in ingenieuze transacties.

Voor westerse landen geldt au fond hetzelfde. Op burgers houden we uitgebreid toezicht, maar op bedrijven, lobby’s en belangen amper. Gaat een bedrijf over de schreef, dan komt dat er over het algemeen genadig vanaf. De ING let niet op witwassen? Hier, een boete, en we hebben het er verder niet meer over. Je verkoopt tegen alle wetgeving in gebruikersdata aan schimmige bedrijven? Betaal een schijntje van je omzet ter genoegdoening, en alles is pais en vree. Illegaal dumpen? Tsja, we zijn afhankelijk van dit bedrijf, dus wat moeten we?

Wettelijk aangestelde toezichthouders zijn vaak tandeloos, of pleiten hooguit voor ‘betere registraties’ en ‘uitgebreidere meldplicht’. Maar bazen voor de rechter dagen, administraties doorspitten, btw- en dividendfraude naspeuren, belastingontwijking en -vermijding tegengaan, seriële faillissementsfraudeurs achtervolgen, zich misdragende commissarissen een bestuursverbod opleggen (laat staan, o hemeltjelief, ze tot een schadevergoeding veroordelen of ze aansprakelijk stellen) – nee, daar kunnen we echt niet aan beginnen.

Dat leidt tot twee akelige constateringen. Ten eerste: als je je misdaad maar complex genoeg maakt, ontspring je vrijwel altijd de dans, en: toezicht is voor losers. Wie meer geld en macht heeft dan de meute, kan zichzelf onzichtbaar maken.

Grondstof voor tech-giganten

Bedrijven als Google, Facebook en Amazon hebben inmiddels zoveel data over hun gebruikers verzameld en volgen die zo extensief, dat ze stuk voor stuk schatrijk zijn geworden aan de verkoop van onze persoonsgegevens en op maat gesneden advertenties. Nevenproduct: we worden zowat overal door hen gevolgd, gemonitord, gecoached en bijgestuurd – en niet alleen online. We zijn overal te volgen, we lezen wat Facebook en Twitter ons onder de neus duwen, we kiezen onze nieuwe aankopen op basis van algoritmes die bedenken wat wij interessant of handig zullen vinden. Dat fenomeen staat al enige tijd bekend als surveillance capitalism: geld vergaren door mensen in de gaten te houden.

Maar de tech-giganten hebben al doende niet alleen internet getransformeerd, doch ook onze noties van privacy, transparantie en databeheer. Hun reikwijdte strekt inmiddels ver voorbij het web. Amazon heeft een ferme greep op de hele Amerikaanse retail verkregen, en heeft al doende niet alleen monopolies verworven en hele ketens om zeep geholpen, maar vooral ook arbeidsrelaties dramatisch veranderd. Het bedrijf grossiert in piss poor jobs, waarbij werknemers onder het minimum loon werken. Protesteer je daartegen? Geen probleem, voor jou tien anderen. Wie zich niet voor een grijpstuiver uit de naad werkt, kan opzouten.

Intussen zijn we mijlenver verwijderd geraakt van het simpele ‘volgen’ van gebruikers. Zoals Evgeny Morozov vorige week in een lang essay uitlegde: ‘Wanneer tech-giganten hun bewerkte data gebruiken voor gerichte advertenties en het sturen van ons gedrag, creëren zij meerwaarde uit ons gedrag: wijzelf zijn gereduceerd tot surveillance capital.’ Ons leven is de grondstof geworden waaruit anderen hun geld munten.

Het is een trieste, tragische constatering. En al was ik zeer onder de indruk dat de Duitse mededingingsautoriteit vorige week besloot dat Facebook te machtig is geworden en hun beoogde data-integratie van Whatsapp, Instagram en Faceboook om die reden een halt moet worden toegeroepen, kan ik alleen maar denken: dat volstaat niet meer.

Want zo’n ingreep – hoe wezenlijk en dapper ook – baseert zich op een oud model: het stabiliseren van de machtsrelaties tussen consument en fabrikant. Maar dat model zijn we allang voorbij: we hebben tegenwoordig te maken met bedrijven die ons niet als consumenten zien, maar als grondstof, en die tezamen over meer kapitaal en macht beschikken dan zowat elke andere sector ter wereld. Dan is elke poging tot het beteugelen of reguleren van die macht op voorhand gedoemd: want wie is überhaupt nog sterk genoeg om tegen ze op te treden?

Het enige dat nog helpen kan, is een strijd op vele fronten. Kapitaalbelasting heffen. Belastingontwijking en -vermijding verenigd bestrijden. Vakbonden stimuleren. Het minimumloon invoeren en heilig verklaren. Transparantie eisen, en radicale privacy.

Oeps, vergeten: burgerrechten

Het Britse Prospect publiceerde vorige week een artikel over al te slimme steden, naar aanleiding van Googles plannen met een wijk in Toronto. Op circa 50.000 vierkante meter zou een slimme, data driven wijk verrijzen.

Robots voor de vuilnisophaal waren nog het eenvoudigste idee. Winkels en huizen zouden modulair zijn, en konden van dag tot dag van bestemming of functie veranderen; straatplannen werden aanpasbaar, de hele openbare ruimte zou programmeerbaar zijn, met technologie in elk hoekje, gaatje en gootje, en via oneindige datastromen en lerende algoritmes zou alles op rolletjes lopen. Google had al plannen om de wijk ‘downloadable’ te maken en naar andere gebieden te exporteren.

Tot verrassing van het gemeentebestuur en Google kwam de stad in verzet. Niet alleen had niemand ze gevraagd wat zij wilden, de plannen voorzagen sowieso niet in een menselijke stem. Hoe werd beslist wat er met de publieke ruimte gebeurde? Op welke grondslagen en met welke uitgangspunten zouden de algoritmes van de wijk worden geprogrammeerd? In wiens handen zou de onderliggende digitale architectuur zijn? Wie mocht de buurtdata uitponden? Welke zeggenschap zouden bewoners nog over hun omgeving hebben?


‘From Canada to the Philippines, from Belfast to Bangalore, national governments and civic authorities are convinced that big data can unblock their traffic jams, rationalise their energy use and fix their housing problems, not to mention their benefits systems and even their healthcare.’

Martin Moore, ‘Would you let Google run your city?’, The Prospect

In een jaar tijd viel zowat alle steun voor het plan weg. Google had, samen met het stadsbestuur, democratische eisen en burgerrechten even over het hoofd gezien.

Het artikel roept veel vragen op, niet in de laatste plaats omdat dergelijke steden ook elders in de maak zijn. In China, in Hangzhou, wordt op een ‘stadsbrein’ ingezet dat het leven van de 10 miljoen bewoners moet stroomlijnen. In de praktijk betekent het dat iedereen de hele dag door apparaten wordt gadegeslagen, vastgelegd, gecontroleerd, gecorrigeerd en gerapporteerd. Het model wordt thans naar Kuala Lumpur geëxporteerd.

Ook Singapore is een eind op streek. De stadstaat mikt op E3A: ‘connecting everything, everyone, everywhere all of the time,’ wat in de praktijk betekent dat elke burger permanent wordt gemanaged. De broer en zus van de premier zijn de stad om die reden ontvlucht.

Een stadsbestuur kun je wegstemmen, een regering kan vallen. Maar hoe ontdoe je wijken, steden, landen en levens die volledig van technologie doordesemd zijn geraakt, nog van het langzaam indalende anonieme toezicht, compleet met ontoetsbaar geworden sturing, zonder daarbij ieders leven te ontwrichten?


‘…the cost to the citizen is the freedom to go about their lives without being tracked, monitored and managed by the authorities. Dissent, already difficult in Singapore, is becoming virtually impossible. The prime minister’s own brother and sister recently left the island complaining that “we feel Big Brother omnipresent.”

Martin Moore, ‘Would you let Google run your city?’, The Prospect

Een Canadese journalist vergeleek de plannen voor de wijk in Toronto met het leven in de greep van Amazons Alexa. ‘Alexa uit vrije wil in je huis installeren is wellicht handig, maar de zaak verandert wanneer de volledige publieke sfeer en het politiek bestuur in Alexa’s handen zijn.’ De grondwet beschermt ons tegen de overheid. Maar we hebben nooit goed nagedacht hoe we ons private en politieke leven tegen bedrijven kunnen beschermen. Willen we onze burgerrechten overeind houden, dan wordt het daar allicht tijd voor.

Via de achterdeur

Over Mark Zuckerbergs plannen om Facebook, Instagram en Whatsapp volledig te integreren in een groot onderliggend platform, is de afgelopen dagen al veel geschreven. Sommigen zijn enthousiast – de encryptie die Whatsapp gebruikt, zou ook in de andere applicaties welkom zijn – maar de meesten betonen zich bezorgd. Facebook heeft immers een belazerde reputatie op het gebied van privacybescherming, datahandel en datamining.

Ook na het immense schandaal rond Cambridge Analytica – waarbij de gegevens van 87 miljoen gebruikers werden doorverkocht en voor snode politieke doeleinden werden ingezet – houdt het maar niet op. Onlangs werd het bedrijf er alweer op betrapt dat het derden ongegeneerd, via een achterdeur, toegang gaf tot gegevens van haar gebruikers; ditmaal ging het om Netflix en Spotify, die via Facebook nog meer data verwierven dan eerder al werd aangenomen.


Het is voor Facebook echt heel moeilijk om niet creepy te zijn https://t.co/rrvvv1swr2
— Alexander Klöpping (@AlexanderNL) January 30, 2019

Zuckerbergs move lijkt ten doel te hebben Whatsapp eindelijk winstgevend te maken – dat is hem vooralsnog niet gelukt. Maar een gratis dienst winstgevend maken, kun je doorgaans alleen doen door de data van de gebruikers te verkopen. Dat zowel de oprichters van Instagram als die van Whatsapp vorig jaar onder veel rumoer het Facebook-concern verlieten, is een teken dat Zuckerberg iets anders met beide diensten wil dan de makers ervan voor ogen stond. Met name Whatsapp-ceo’s Brian Acton en Jan Koum legden bijtende verklaringen af over Facebooks plannen, en de privacy-implicaties daarvan.

Een andere verklaring: de aanwas van Facebook neemt af, mede vanwege alle schandalen rondom hun immense datahandel. Door de de drie platforms te integreren, kan Zuckerberg de uitloop stoppen en mogelijk zelfs in zijn voordeel ombuigen: ook wie pertinent niet op Facebook wil, wordt via de achterdeur van Whatsapp immers alsnog ingelijfd. Bovendien zijn de geïntegreerde gegevens van alle Whatsapp-, Instagram- en Facebook-gebruikers tezamen ‘rijker’, en dus waardevoller, dan diezelfde gegevens zijn wanneer er nog schotten tussen de applicaties staan.

Juist omdat Facebook op deze manier zowat onontkoombaar wordt, gaan er serieus stemmen op om de grote tech-bedrijven op te breken. Dat is hoog tijd, want niet alleen Facebook ontwikkelt zich tot een moloch. Ook Amazon doet dat, net als Apple, Google en Microsoft.

Een van de risico’s van zo groot en alomtegenwoordig zijn, werd vorig jaar duidelijk. Amazon blijkt bij veiligheidsdiensten en politie te leuren met haar software voor biometrie: identificatie van mensen op basis van uiterlijke kenmerken, zoals gezichtsherkenning. In de VS verwerkt Amazon 300.000 biometrische ‘transacties’ per dag, verkoopt herkenningssoftware aan politie, grenspatrouilles en ICE, en is – net als Microsoft – ‘partner’ in tal van overheidssystemen die ‘illegalen’ moeten detecteren. Het moment waarop je eigen telefoon je bij de overheid aangeeft, lijkt soms angstwekkend nabij.

Geldverschuiving

Net voor de start van het World Economic Forum in Davos, waar dik honderd regeringsleiders en ruim duizend hoofden van internationale bedrijven de wereldeconomie bespreken, bracht Oxfam een rapport uit: het jaarlijkse overzicht hoe de verdeling van rijkdommen tussen landen en mensen zich ontwikkelt, zeg maar Oxfams kritische versie van The State of the World Union. Net als vorig jaar zijn de cijfers schokkend.

Afgelopen jaar kwamen er 165 miljardairs bij. Het vermogen van alle miljardairs ter wereld tezamen groeide met 12 procent, omgerekend liefst 2,5 miljard dollar per dag. Het totale bezit van de armste helft van de wereldbevolking daalde intussen 11 procent. Kort gezegd: de superrijken kregen er nog meer geld bij dan de allerarmsten verloren. Nog korter: de kloof tussen arm en rijk verdiept zich fors.

Terecht stelt Oxfam in zijn rapport, ‘Public Good or Private Wealth’, dat deze groeiende kloof tussen arm en rijk de strijd tegen armoede ondermijnt en zelfs vaak teniet doet. Deze almaar schever wordende verdeling schaadt werkelijk alle economieën en is wereldwijd een belangrijke motor voor publieke woede, maatschappelijke onrust en sociale wanhoop.

Want wat gebeurt er? De rijken – zowel individuen als multinationals – worden hoofdzakelijk rijker doordat ze, mede dankzij extensieve lobbies, door overheden worden ‘ontzien’ (want vestigingsklimaat! trickle down! die mensen hebben dat toch zelf verdiend!) en zodoende minder belasting hoeven te betalen. Voorts mijden en ontwijken ze belastingen dat het een aard heeft, plegen ze her en der belastingfraude (CumEx!), en weten ze, door met kapitaal te schuiven, overal gunstige regelingen te benutten. Het netto resultaat is dat bedrijven als Amazon, Shell en Apple amper belasting betalen.


The wealthy should care about Oxfam’s provocative poverty numbers: Criticizing Oxfam’s poverty methodology misses the point. Arguing over how the advocacy group calculates wealth distracts from the issues it raises about income inequality https://t.co/3KX1hwWHrL
— Robert Went (@went1955) January 23, 2019

 Overheden houden vervolgens weinig geld over voor publieke diensten, van onderwijs en gezondheidszorg tot infrastructuur en milieumaatregelen. De lasten daarvan wegen – u raad het vast – zwaarder voor iedereen die minder geld te makken heeft. Zo plant de scheve verdeling zich voort: wie rijk is, ontspringt de dans, wie weinig geld heeft, heeft steeds minder middelen om zichzelf te redden. En tot overmaakt van ramp wordt op onderwijs, zorg, openbaar vervoer en toeslagen bezuinigd, maar nemen de controles op mensen met uitkeringen toe: ze zouden eens misbruik maken van dat weinige geld dat ze ontvangen.

Oxfam bepleit een wereldwijde vermogensbelasting van 0,5 procent op het vermogen van de 1 procent allerrijksten ter wereld. Met dat geld kunnen de 262 miljoen kinderen die momenteel geen onderwijs krijgen, alsnog geschoold worden, en 3,3 miljoen mensen van levensreddende zorg worden voorzien.

Wat meer zou helpen: zorgen dat multinationals voortaan proportioneel belasting betalen, belastingontwijking en -vermijding drastisch aanpakken, en het leger sociale controleurs omscholen tot kapitaalinspecteurs.


Davos is reünie van mensen die alle problemen hebben gecreëerd: Bedrijven en superrijken moeten vanaf nu weer gewoon belasting gaan betalen — Interview @WvNoort met @AnandWrites, auteur van ‘Winner takes all: the elite charade of changing the world’ https://t.co/nF9Y69J3tp
— Robert Went (@went1955) January 19, 2019


Hoe groter het bedrijf, hoe minder belasting het betaalt. Onderzoek van de Tsjechische econoom Jansky naar 10.000en multinationals, betaald door de Europese Groenen. In @destandaard NL staat er uiteraard ook tussen, ergens vrijwel onderaan… pic.twitter.com/meBaaaR8oY
— Lise Witteman (@LiseWitteman) January 24, 2019

Vaasje

Na Mark Ruttes open brief van gisteren was het makkelijk prijsschieten. Nederland, zo drukte de premier ons via grote krantenadvertenties op het hart, is een kostbaar bezit, dat geregeld in stukken dreigt te vallen omdat te veel mensen er om het hardst aan sjorren.

De grappen lagen voor het oprapen, vooral vanwege Ruttes vaasjes-metafoor. Vooral een spottend ‘Klaassie, hou jij m’n vaassie even vast’ lag voor de hand. Precies de omgekeerde spotternij debiteren kon trouwens ook: als Rutte werkelijk zo benauwd was voor de breekbaarheid van ons nationale porselein, kon-ie maar beter zijn jeune premier Dijkhoff tot de orde roepen. Proefballonnetjes oplaten waaraan je je kostbare vazen laat bungelen, is immers meestal een belazerd idee.

Zelf moest ik vooral denken aan een andere open brief van dit jaar: die was niet van Mark Rutte, maar voor hem. Noortje van Lith stuurde hem die in april: ze sprak haar diepe bezorgdheid uit over een kabinetsvoorstel dat regelde dat werkgevers mensen met een handicap voortaan onder het wettelijk minimumloon mogen betalen. Dat voorstel deed precies waarover Mark Rutte zich nu zo verontrust betoonde: het broze weefsel van de samenleving verstoren, ja zelfs mensen die  het al verduveld moeilijk hebben, wettelijk op achterstand stellen, ondertussen tal van internationale regels en overeenkomsten schendend.

Er zijn helaas meer voorbeelden van vazen die premier Mark Rutte achteloos uit zijn handen liet flikkeren, of erger: moedwillig kapot keilde. Neem zijn vermaledijde plan om de dividendbelasting af te schaffen: niets anders dan een gratuit cadeau aan zijn voormalige werkgever Unilever. Nadat zijn plan in gruzelementen was gevallen, besloot Ruttes regering alsnog om dat hele bedrag dan maar ter beschikking te stellen aan het bedrijfsleven. Had Rutte burgerbelangen werkelijk voorop gesteld, dan had hij die vrijgekomen twee miljard per jaar geïnvesteerd in milieumaatregelen, of in het bijspijkeren van de lonen voor zorg- en onderwijzend personeel.

Of kijk naar hoe Rutte omgaat civiele rechten en de grondwet. Rutte geeft zijn steun makkelijker aan mensen die anderen hun grondwettelijk recht op protest trachten te ontnemen, dan aan mensen die een keurig protest – met vergunningen en al – willen organiseren. De toegang tot rechtsbijstand inperken? Het kabinet-Rutte is je man. Het medisch geheim inperken omdat zorgverzekeraars hun verzekerden willen controleren? Geen probleem. De vrije markt heilig verklaren, ook al is iedereen al een jaar of twintig duidelijk dat daardoor de sociale tegenstellingen slechts verscherpt worden? Doet er niet toe. Vervuiling afwenstelen op burgers, in plaats van op vervuilende producenten? Part of the deal.

Weet je, Mark: in elke winkel die in breekbare waar handelt, geldt een stelregel. If you break it, you gotta pay it. Misschien is dat een les die je jezelf kunt meegeven, zo voor het nieuwe jaar?

Deden we maar niets

De warmste zomer. Droogte die het grondwaterpeil doet zakken, rivieren onbevaarbaar maakt, oogsten in de kiem smoort en het land laat inklinken. Ongekend hevige orkanen. De grootste bosbranden. Overstromingen. Oprukkende woestijnen. Gebieden die tegenwoordig zo heet zijn dat menselijk leven er moeizaam wordt. Steden die in de zomer zonder drinkwater dreigen te komen. De planeet is duidelijk van slag, en het is allang geen griepje meer.

En wat doen we? Deden we maar niets, dat zou al winst zijn. Maar in plaats daarvan gooien we er nog een flinke schep bovenop: de klimaatdoelen van Parijs bereiken is nu alweer minder haalbaar dan toen het akkoord werd gesloten. We stoten nu meer CO2 uit dan ooit tevoren. We maken onderwijl plannen voor extra vliegvelden, en weigeren belasting op kerosine te heffen. Omdat de wegen te vol worden, denken we nu aan drones en vliegtaxi’s – net zolang tot ook het luchtruim vol is?

Het is de hoogste tijd om onszelf minder vaak en minder ver te verplaatsen – Thalia Verkade rekende eerder in De Correspondent akelig inzichtelijk voor dat elk procent meer asfalt tot één procent meer verkeer leidt, en dat onze gemiddelde reistijd, ondanks meer wegen en snellere vervoermiddelen, maar niet wil afnemen. We rennen harder, maar komen weinig vooruit. Alleen in meer vervuilen slagen we intussen buitengewoon goed. En ook: in doen alsof er eigenlijk niets aan de hand is.

Soms word ik er oprecht bang van. En soms begrijp ik ons aller lamlendigheid al te goed: het is onduidelijk wat u of ik kunnen doen, en je machteloos voelen leidt hoofdzakelijk tot somberheid; dan maar liever de ogen sluiten voor wat ons boven het hoofd hangt. Maar dat kan niet goed meer, getuige de klimaatrecords die dit jaar bij bosjes sneuvelden.

Ik zou zo graag een bevlogen plan zien: overheden die werkelijk schoon schip maken. Die ons de harde realiteit voorhouden, en die vervuilers echt laten betalen. Ja, dat zal ook van gewone burgers een boel geld, moeite en inspanning vergen, maar niets doen leidt bewijsbaar tot rampen: voor onszelf, voor onze kinderen, voor de hele wereld. Steeds meer besef ik dat een omvattend klimaatbeleid niet kan zonder een drastische herverdeling van kapitaal: de bovenmatige hoeveelheden geld die nu zo vanzelfsprekend naar grote bedrijven en de superrijken stromen, moeten worden omgeleid en teruggepakt, en dan worden aangewend voor ons allemaal.

De markt, dat neoliberale ideaal, kan het niet op eigen kracht. Erger: diezelfde markt is verantwoordelijk voor het merendeel van de vervuiling en verwoesting die we nu gadeslaan. De markt raast de wereld over, woont haar uit, en laat haar voor vod achter.

Voor wie denkt dat drastisch ingrijpen te duur is: denk eens na over de kosten – in kapitaal en leed – van doorgaan op de huidige voet. Bovendien: dit is de enige planeet die chocolade heeft. Tenminste: nu nog wel. Red dan tenminste de chocola.

Weet wie je in huis haalt

Logo DeepMind HealthIn Engeland bood Google in 2014 aan een handige applicatie voor de zorg te bouwen: artsen en verpleegkundigen konden hun patiënten ermee monitoren op acuut nierfalen. Dat doet zich vaak voor na hartoperaties, maar het komt ook ‘spontaan’ voor. Acuut nierfalen is ernstig: wordt het te laat onderschept, dan raken je nieren zwaar beschadigd, wat vervolgens dialyse of transplantatie vereist. En wie eenmaal acuut nierfalen heeft doorstaan, is nadien veel vatbaarder voor andere nierproblemen. De moeite waard om daar een tool voor te bouwen, zou je denken.

Mitsen en maren werden in acht genomen, regels afgesproken, en vooral: er werd vastgelegd wat Google wel en niet met de patiëntgegevens mocht doen. De app beviel, en werd gaandeweg uitgebreid: er kwamen meer functies en andere toepassingen werden verzonnen. De app monde uit in een compleet systeem voor het beheren van patiëntengegevens: Streams, een prachtig elektronisch patiëntendossier. Google beloofde plechtig – en herhaalde dat in 2016 – dat de erin vervatte gegevens ‘nooit gerelateerd zullen worden aan Google accounts of Google diensten’, en de NHS – de Britse gezondheidszorg – geloofde dat. Er werd zelfs een onafhankelijke toezichthouder opgetuigd.

Vorige week kondigde Google ineens eenzijdig af dat het de dienst herstructureerde en bij een nieuwe divisie van Google zou onderbrengen: DeepMind Health. ‘Streams wordt een AI-assistent voor artsen en verpleegkundigen overal ter wereld, en zal de beste algoritmes met intuïtief ontwerp combineren, alles gestut door rigoureus gecontroleerd onderzoek.’ Die app, waarvan de gegevens nooit door Google zelf gebruikt zou worden, is nu een Google product geworden. De NHS zit eraan vast: al hun patiëntendata zitten in de app en zijn bij Google geparkeerd. En oh ja: Google heeft de toezichthouder ontmanteld: ‘Dat was een toezichtstructuur voor DeepMind Health in het Verenigd Koninkrijk. Maar nu willen we wereldwijd actief worden.’

In Nederland is Zorgdomein, dat een applicatie levert waarbinnen zorgverleners patiënten elektronisch naar elkaar kunnen verwijzen (met name: huisartsen naar specialisten) afgelopen maand opgekocht door een Amerikaanse investeerder: Levine Leichtman Capital Partners. Bijna alle ziekenhuizen en huisartsen doen mee. Ziekenhuizen betalen voor elke verwijzing die binnen Zorgdomein plaatsvindt (circa 1,20 euro per verwijzing), plus voor hun abonnement op de dienst. Huisartsen maken er gratis maar min of meer verplicht gebruik van: Zorgdomein is immers monopolist.

Meteen na de overname gooide de nieuwe eigenaar de prijzen flink omhoog, zowel per verwijzing als voor het abonnement. Onderhandelen kon niet: Zorgdomein is immers monopolist. Hup, daar gaat weer een deel van ons zorggeld: afgevoerd naar de zakken van een Amerikaanse durfkapitalist.

Misschien moeten we ons vaker en grondiger afvragen wie we in huis halen, en onder welke voorwaarden.