Platgewalst door een olifant

De decentralisatie van 2015, waarbij de zorg, de jeugdzorg en de Wmo naar de gemeenten werden overgeheveld, moest de zorg efficiënter maken. Lokaal had iedereen beter door wat nodig was, konden instanties makkelijker samenwerken en waren ze flexibel. Dat zou allemaal zó geweldig gaan dat er, volgens dezelfde landelijke overheid die de boel over de gemeentemuren gooide, een klap geld bezuinigd kon worden op de eerdere budgetten: tot wel 15 procent. De lokale zorg zou immers zalig mean and lean zijn.

Dat pakte iets anders uit. De VNG, die zich aanvankelijk in de handen wreef over de uitbreiding van de lokale begrotingen en de toegenomen beleidsruimte van de gemeentebesturen, trekt nu al jaren aan de noodklok. Aanbieders concurreerden elkaar kapot, zorgleveranciers bleken lang niet allemaal eerlijk of transparant te zijn en sluisden geregeld megawinsten weg, en het controleren van al die zorgcontracten en -leveranciers vergt meer deskundigheid dan gemeenten in huis hebben.

Het geval van een kersverse Noord-Hollandse gemeente, in 2015 ontstaan uit de samenvoeging van vier plaatsen, is tekenend. Die jonge gemeente had de handen vol om haar eigen organisatie en integratie op orde te krijgen. Toen zich een grote, landelijke zorgaanbieder aandiende die gul beloofde de hele lokale zorg dan wel even voor ze te regelen, was de gemeente opgelucht. Maar goed onderhandelen kon ze niet.

Inmiddels is het zorgbudget daar veranderd in een open ader, waaruit het geld onbekommerd naar deze landelijke zorgonderneming stroomt. De gemeente in kwestie waant zich nog altijd een gellijkwaardige ‘partner’ van deze landelijke zorgcentrale, hoewel die weigert haar inzicht te geven in de achterliggende kosten. De gemeente staat nu met de rug tegen de muur en hoogt noodgedwongen het budget steeds op. Een duidelijk geval van de muis die dacht een walsje met een olifant te doen, maar inmiddels behoorlijk onder de voet is gelopen.

KRO-NCRV’s Pointer en Follow the Money hebben dit jaar een serie zorgcowboys geïdentificeerd, die hun zakken vrij systematisch vullen met gemeenschapsgeld. In één geval – PrivaZorg, dat inmiddels door de Ondernemingskamer onder curatele is gesteld – was de constructie waarlangs geld werd weggesluisd zo complex dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd er de vinger niet achter kreeg: het kostte journalist Siem Eikelenboom weken spitwerk en de hulp van klokkenluiders om de boel in kaart te brengen. Hoe moeten gemeenten, die op dit vlak aanzienlijk minder geoutilleerd zijn dan de IGJ, zoiets in ’s hemelsnaam achterhalen?

Vandaar dat gisterochtend mijn mond openviel toen Kamerlid René Peters gemeenten publiekelijk terechtwees over de zorgcowboys: ‘Gemeenten, een goede analyse [maken] van bedrijven waarmee je een contract aangaat, loont,’ meldde Peters. Wat hij onvermeld liet: het onzalige plan van decentralisatie van de zorg kwam uit de koker van zijn eigen CDA, in samenwerking met de VVD.

[Beeld: Stux op Pixabay.]

Een achterdeur in Whatsapp

Mensen doen soms een envelop om hun e-mailtje of hun appje, zodat alleen zijzelf en de geadresseerden dat kunnen lezen. Omdat inbraken op andermens’ berichtenverkeer akelige consequenties kunnen hebben en mensen aan hun privacy hechten, bouwen applicatiebouwers zulke versleuteling vaker in. Whatsapp versleutelt automatisch alle berichten, net als Signal en Telegram; ook Facebook Messenger wil versleuteling tot standaard verheffen.

Evenredig aan de behoefte van gebruikers aan veiligheid en versleuteling groeit de wens van overheden om achterdeurtjes in te bouwen: wegen om die encryptie te breken. Zonder die achterdeurtjes zou de overheid machteloos staan tegen criminelen, is het verhaal. Al in 1988 fileerde Intel-techneut Timothy C. May die retoriek: hij destilleerde de doembeelden van toen en noemde die, met een klassieke verwijzing, de Vier Ruiters van de Infocalyps: terroristen, pedofielen, drugsdealers en witwassers.

Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid bepleitte onlangs in navolging van zijn Amerikaanse collega William Barr dat internetplatforms de sleutels van hun gebruikers aan justitie moesten kunnen overhandigen, om opsporingsdiensten toegang te verschaffen tot berichten- en chatverkeer. Heel Bijbelvast legde Grapperhaus de nadruk op kinderporno als argument om zijn ‘sleutelrecht’ op te eisen: ‘Wat ik graag zou willen is met grote internetpartijen om de tafel en zeggen: luister, we gaan het nu zo regelen dat wij in ieder geval als er sprake is van verdacht verkeer toch een toegang kunnen krijgen om te kunnen zien wat zich er precies afspeelt.’

Hoe Grapperhaus zich dat precies voorstelde, zei hij er niet bij, maar achterdeurtjes in de software van die ‘grote internetpartijen’ lijken de logische optie. Immers: als encryptie automatisch geregeld wordt, is er sowieso geen sleutel die je bij gebruikers kunt opeisen, nog los van het feit dat de grondwet bepaalt dat mensen nooit aan hun eigen veroordeling hoeven mee te werken en zwijgrecht hebben.

Grapperhaus is naïef. Zodra softwarebedrijven van iedere gebruiker een ‘masterkey’ moeten bijhouden, maakt dat hun platform een magneet voor hackers, en dus: onbetrouwbaar voor gebruikers en riskant voor investeerders. Begin 2016 erkende het kabinet zelfs dat sterke encryptie van groot belang was voor de veiligheid en soliditeit van internet. Het slot op mijn deur (en mijn communicatie) is bedoeld om iedereen buitenshuis te houden, overheid en criminelen gelijk: dat is juist het nut van een deur met een slot erop.

Dat zo’n slot opsporing bemoeilijkt, is geen doorslaggevend argument: opsporing is altijd moeilijk, en hoort dat in zekere zin zelfs te zijn. Want transparantie eisen van burgers, en eenvoudige toegang tot hun communicatie, is aanzienlijk enger. Grapperhaus kan beter een voorbeeld nemen aan zijn partijgenoot Hans Franken: die beschouwde encryptie als de moderne variant van het aloude briefgeheim, en dus als grondwettelijk recht.

[Beeld: Needpix]

Pappen, nathouden en afwentelen

Beeld: Mathias BeckmannHet kabinet doet amper iets tegen de CO2- en stikstofuitstoot, en denkt te geloven dat we er met pappen en nathouden ook wel zullen komen. In plaats van een platte CO2-belasting – een vast bedrag per ton broeikasgas – is het kabinet van plan een vrije voet in te voeren, waarbij bedrijven pas boven een bepaalde hoeveelheid uitstoot gaan betalen, gekoppeld aan ‘reductiedoelen’, waarbij die vrije voet langzaam word verlaagd.

Je ziet de ingewikkelde rekenmodellen al voor je, inclusief opties voor gesjoemel en gemarchandeer, plus allerlei uitzonderingsregelingen voor bedrijven die van eminent belang worden geacht, want: de economie. Oftewel: ruime marges en coulance voor precies die bedrijven die jaar in, jaar uit overmatig veel CO2 uitstoten en die het milieu hebben verruïneerd. Van Shell en tot Tata Steel, van de Botlek tot Pernis, van Schiphol tot Dow Chemical.

In de discussie over stikstofemissies gaat het er niet anders aan toe. De VVD en het CDA stellen nu al dat geen boer verplicht zal worden ook maar een koe of varken in te leveren, ook al is daar geen ontkomen meer aan. De VVD weigert intussen de maximumsnelheid te verlagen, en staat pal achter de Formule-1 plannen van Circuit Zandvoort.

Hoe al die stikstofuitstoot dan wel beteugeld kan worden? Tsja en nou, ach en wee, kommer en kwel, pieker en peins. Wacht… de burger! Kunnen we die niet een energie-, afval- en uitstootbelasting opleggen?

Want burgers gaan hooguit zingend op straat liggen of op vrijdagen staken, en laten zich dan braaf afvoeren. Burgers dreigen niet hun bullen te pakken en naar een ander land te verhuizen, waar ze wel de vrije hand krijgen om door te gaan met vervuilen; burgers rammen niet de deur van een provinciehuis kapot, burgers rijden niet met hun tractor dwars door afzettingen heen. Burgers hebben geen machtige lobby’s.

Waren de liberalen echte vrijemarktdenkers, dan lag de zaak een stuk simpeler. Je bevordert een werkelijke concurrentie tussen bedrijven, je houdt op hun infrastructuur stilzwijgend met publiek geld te subsidiëren en bevordert zo dat burgers de echte prijs betalen voor vlees, zuivel, autoverkeer en vliegtuigreisjes, en je belast bedrijfswinsten en -kapitaal even stevig als je doet met de inkomens van werknemers.

Maar daar is geen sprake van, want de economie. Liever wentelt de regering haar lafheid af op de burgers: voor de 130 km/u van de vroem-vroempartij draaien u en ik uiteindelijk op, net als de dieren en het milieu opdraaien voor het ‘wij staan pal achter de boeren’-beleid van het CDA.

Betaalbare huizen bouwen? Het openbaar vervoer verbeteren? Investeren in verduurzaming? Stoppen met gif spuiten en overbemesting? Nee, dat kan Bruin CO2-Stikstof niet trekken. Ondertussen hoeven Tata Steel, Shell of een boerenlobby maar te piepen, of het kabinet werpt zich op zijn rug, pootjes omhoog, en wentelt zich in de modder.

[Beeld: Pixabay, Mathias Beckmann]

Papieren werkelijkheid

Het staat er krek zoals de bedoeling is, dan is dus alles naar behoren – daar lijkt toezicht vaak op neer te komen. Een korte blik, kijken of de beschrijving overeenstemt met de plannen en regels, jawel, fijn zo, u mag verder en hier is uw stempel. Veel plezier nog. Of de papieren werkelijkheid klopt met de echte? Daar maken toezichthouders en handhavers zich vaak minder druk om. Woord is wet, we controleren vooral of alles goed is ingevuld.

Zo kan een aannemer met arseen vervuilde bagger in een meer storten om dat te verondiepen, en kunnen oevers opgehoogd worden met bouwplastic, asbest, piepschuim of ander afval. Want de papieren waren in orde.  Zo kunnen zorgbedrijfjes jarenlang valse declaraties inleveren en uitbetaald krijgen; alle stempels stonden immers netjes op de indicaties. Zo kunnen zorgbedrijven via door advocaten en notarissen gefiatteerde constructies valselijk miljoenen euro aan winsten – gepeurd uit publiek zorggeld – opstrijken, door van zichzelf duur vastgoed te huren of gedeclareerde zorg niet te leveren. Als de papieren maar kloppen. Had dat zorgbedrijf geen toezichthouders, schrikt de Inspectie jaren later? Wat vreemd! Want hier – en ze wijzen op de statuten – staat toch dat ze die wél hebben? En zo ook kan Nederland – dat land waar alles toch zo mooi is geregeld – de facto een belastingparadijs zijn, waar Shell geen inkomsten- of vermogensbelasting betaalt, maar u en ik wel.

Toezicht houden is echt meer dan naar de ingeleverde papieren en verklaringen kijken: een werkelijke controle houdt in dat je kijkt of de daadwerkelijke gang van zaken zich redelijk verhoudt tot de verslaglegging daarvan. Dossiervreten, beheerstructuren uitpluizen, geldstromen controleren, monsters nemen, steekproeven uitvoeren, met betrokkenen spreken en geregeld zelf een kijkje nemen. Toezicht houden is papier niet voor lief nemen, en niet goedgelovig zijn. Waarom vinden toezichthouders het vaak zoveel makkelijker om burgers te controleren dan bedrijven?

Afgelopen week was ik tweemaal erg onthutst. Eenmaal over de zogeheten zorgcowboys die Follow the Money en Pointer hadden opgespoord; eenmaal over de bagger- en grondfraude die (alweer) Follow the Money samen met Spit en Zembla beschreef.

Vooral die laatste affaires deden me naar adem happen/ Daar waren het nota bene de lokale overheden zelf die een sta-in-de-weg bleken: zij hadden de deal met de fraudeurs georkestreerd, en betoonden zich nu bovendien blind en doof voor de klachten van de benadeelden. Want op papier klopte het. Heus. Wat in het geval van de grondfraude extra stak is dat de overheid door haar eigen laksheid en goedgelovigheid had meegewerkt aan natuurvernietiging en bodemvervuiling.

Het erge is dat zulk varen op papieren werkelijkheden maakt dat de overheid zichzelf een steeds ongeloofwaardiger partner maakt – ook voor haar eigen burgers. Woord is wet, waarheidsvinding delft het onderspit. Zo voed je wantrouwen.

De hoeders van de homobeweging

Beeld; BNN/VaraDe historie van drag queens is rijk, ook in Amsterdam. Van restaurant LeTo in de jaren ’70, via Mazzo en de iT in de jaren ’90, tot aan The Queen’s Head; van Hellun Zelluf en Dolly Bellefleur tot aan Jennifer Hopelezzz, die in 2010 eigenlijk nachtburgemeester van de stad had moeten worden.

Drag queens zijn glitter & glamour – en meer dan dat. Ze munten uit in hechte solidariteit. Ze zijn van oudsher hoeders: wijze, brutale, door de wol geverfde, dappere beschermengelen van al het jonge homoseksuele en transgender grut dat elders verstoten en uitgespuugd werd. De film Paris Is Burning uit 1990 en de serie Pose – nu bezig aan zijn tweede seizoen – tonen hoe drag queens altoos een krachtig toevluchtsoord wisten te scheppen voor jongeren die omdat ze queer waren, door hun ouders uit huis waren geschopt, maatschappelijk werden vertrapt, of anderszins met hun ziel onder hun arm liepen.

Wat drag queens doen, is alles uitvergroten, onderwijl heilige huisjes omver schoppend. Ze spotten met noties van mannelijkheid versus vrouwelijkheid, van hetero versus homo. Ook een man kan gerust een vrouw zijn, sterker: een explosiever vrouw. Want een drag queen is niet te beroerd om er in geval van nood op los te timmeren, getuige het feit dat zij, samen met transgenders, degenen waren die het hardst vochten tijdens de Stonewall Riots in 1969. Die rellen waren het keerpunt voor de homobeweging.

Drag queens dragen uit hoe politiek en ideologie ieders dagelijks leven doordesemt, en maken voor de buitenstaander expliciet wat het betekent om af te wijken van de norm. Bonuspunten: ze doen dat met flair en humor. Daarom was het zo fascinerend wat Hellun Zelluf begin jaren ’90 met haar Gay Dating Show deed: ze persifleerde de datingprogramma’s die toen in opkomst waren, deed onderwijl aan voorlichting over aids en keerde zich tegen de angstige lijn die het COC indertijd koos. Het COC predikte dat homo’s niet meer moesten neuken; Hellun zei: ga je goddelijke gang, maar gebruik steviger condooms. Ondertussen zamelde ze geld in voor de aidsbestrijding.

Dus toen ik hoorde dat drie Nederlandse drag queens een programma voor de publieke omroep gingen maken, werd ik blij. En inderdaad: niet eerder raakte ik zo gefascineerd door een make-over programma op tv. De diva in mij was razend knap: drie begenadigde queens die hun eigen ervaringen inzetten om vrouwen die in het slop zijn geraakt, een boost te geven.

Maar ik miste de politiek. Diva Hoax LeBeau spreekt daar in een interview wel over: hij was lang benauwd om als homo als ‘onmannelijk’ gezien te worden. Pas als drag queen besefte hij: ‘Ik ben gewoon een verwijfde flikker, and fuck you all.’ Daarmee politiseerde hij vrouwelijkheid, mannelijkheid en homoseksualiteit.

Ik hoop op een tweede seizoen. En dat de diva’s zich dan niet alleen over vrouwen ontfermen, maar ook over all the in-betweens.

[Beeld: BNN/Vara. Van links naar rechts: Lady Galore, Hoax LeBeau, Envy Peru.]

Gezichtsverlies

Wordt je paspoort gejat, dan komt daar geheid ellende van. Maar je kunt een nieuw exemplaar aanvragen. Hopelijk word je al doende niet het slachtoffer van identiteitsfraude: met de nasleep daarvan kun je nog jaren zoet zijn. Denk aan mobieltjes die op jouw naam zijn aangeschaft, onterechte bekeuringen, valselijk afgesloten leningen.

Met biometrische gegevens ligt het anders. Zijn je gezichtsscan of je vingerafdrukken in verkeerde handen beland, dan ben je voorgoed de pineut, je kunt geen andere facie of vingers aanvragen. Voor de rest van je leven kunnen jouw onuitwisbare kenmerken door derden worden misbruikt.

Daarom was de ontdekking van security-experts eerder deze maand zo onthutsend. Biostar 2, een biometrisch beveiligingssysteem waarin miljoenen gebruikers zijn opgeslagen, is zo lek als een mandje. De experts ontdekten onbeveiligde Biostar 2-servers, en zagen dat de gegevens van gebruikers er onversleuteld waren opgeslagen: namen, wachtwoorden, woonadressen, gezichtsscans, vingerafdrukken, rangen, toegangscodes – de hele rataplan. Het betrof ruim 27 miljoen records. De experts konden de data uitlezen, wissen, of veranderen. Ze konden zelfs valse gebruikers aanmaken, compleet met vingerafdrukken en gezichtsscan.

Biostar 2, eigendom van Suprema, is onderdeel van het beveiligingssysteem AEOS, dat door 5700 organisaties in 83 landen wordt gebruikt. Die organisaties variëren van sportclubs tot overheidsinstanties, van de Londense politie tot banken, van defensiebedrijven tot – o ironie – een identiteitspasjesfabrikant.

Nadat de security-experts Suprema waarschuwden, dichtte het bedrijf het gat op zijn servers. Maar Biostar slaat de gegevens nog immer onversleuteld op, zodat die nog altijd hoogst kwetsbaar zijn. En eigenlijk heeft een beveiligingsbedrijf dat zulke basale fouten maakt (‘Suprema: koploper in biometrie, beveiliging en identiteitscontroles’, pochen ze zelf), zichzelf volkomen gediskwalificeerd. Niemand zou nog zaken met ze moeten doen, en Suprema verdient een vette boete per blootgesteld record.

Zulke verhalen zijn reden tot grote zorg. Iemands gezichtsscan en vingerafdrukken zouden slechts bij hoge uitzondering mogen worden afgenomen, en uitsluitend onder stringente beveiliging worden opgeslagen, geraadpleegd of gedeeld. Elke fout die ermee wordt gemaakt is immers onherstelbaar, en levert levenslang risico’s op voor de benadeelden. Plus dat locaties er lek van worden: aangezien hackers nieuwe gebruikers konden aanmaken, kon feitelijk iedereen op die manier een met Biostar beveiligde locatie binnenlopen.

Misschien, zo opperen de security-experts, is betalen met je duimafdruk niet zo’n goed idee wanneer onze vingerafdrukken zo slecht beveiligd worden. Misschien moet je geen lid willen worden van een sportclub die een gezichtsscan wil als toegangscode. En misschien moeten we van overheden eisen dat ze biometrische gegevens zwaarder bewaken.

[Beeld: izusek/Getty Images/iStockphoto, via The Guardian]

‘Delen’ is helaas duurbetaald

Na de jubelverhalen over de deeleconomie kwamen de barsten. Uberchauffeurs lieten zien hoe absurd veel ze moesten werken om een karig loon bij elkaar te sprokkelen. Steden klaagden over ‘deelfietsen’ die als strooigoed op stoepen werden geplempt en als wrak werden achtergelaten. De rolkoffertoeristen die gezellig kwamen airbnb’en, dreven de prijs van woningen op, en legden beslag op de beschikbare woonruimte voor de vaste bevolking.

Delen bleek niet langer: gul zijn, uitlenen wat je zelf even niet nodig hebt, of samen iets onderhouden, maar: als bedrijf winst willen maken door andermens’ dienst te verhuren onder gratis gebruikmaking van de openbare ruimte en publieke voorzieningen, onderwijl de infrastructuur ontwrichtend.

Zo kreeg de deeleconomie de trekken van een zwerm sprinkhanen die, vermomd als hipsterbedrijfjes, op een stad neerdaalt. ‘De aanbieders van deze diensten hebben een buitengewoon agressieve aanpak,’ constateerde Marco te Brömmelstroet, docent stedelijke planning aan de Universiteit Amsterdam, eerder in NRC Handelsblad. ‘Ze willen zo snel mogelijk een marktaandeel verwerven.’

Hebben ze zo’n aandeel eenmaal in handen, dan gaan de prijzen prompt omhoog, zo liet Time afgelopen week in een grondig artikel zien. De ‘deelbedrijven’ zijn immers veelal opgericht met geld van durfinvesteerders, en die willen uiteindelijk rendement zien. Maar haast niemand maakt winst: Uber, de grootste ‘speler’ op dit terrein, leed het afgelopen kwartaal liefst 5,4 miljard dollar verlies en kampt met een dalende omzet.

De plannen worden van de weeromstuit wilder, want winst moet en zal er komen. Uber poogt zich momenteel in vijf landen binnen te wurmen op de markt van het openbaar vervoer. In sommige steden tracht het bedrijf zelfs het hele stadsvervoer op te kopen. (Intrigerend aspect: ze kijken daarbij in het bijzonder naar vervoer voor gehandicapten, waar inderdaad een markt braak ligt, al decennia achtereen. Gehandicapten als breekijzer: persoonlijk vind ik dat een nogal griezelig concept.)

Maar dat verlies van Uber kunnen we, zoals wel vaker geldt bij multinationals, misschien beter met een hap zout nemen. Uber maakte afgelopen week een profijtelijk bedrijfsritje naar de Zuidas. Het bedrijf heeft haar ‘intellectueel eigendom’ van een brievenbusfirma op de Bermuda’s verhuisd naar een Nederlandse dochteronderneming. Die papieren operatie levert het bedrijf, zo hopen ze, een aftrekpost van 5,5 miljard dollar op. De vraag is of Nederlandse Belastingdienst die move accepteert, maar dat lukt vast: tal van andere multinationals gingen Uber voor.

Deelbedrijven wentelen de lasten van hun bedrijfsvoering af op hun werknemers., wonen hun omgeving uit, parasiteren op de infrastructuur die door overheden en burgers is opgebracht, en steken de winst met belastingtrucs in eigen zak. Delen is niet hip, en het tegendeel van duurzaam.

[Beeld: Uber-protest In Portland, januari 2015. Foto: Aaron Parecki, Wikimedia]

Het verschil is nihil

De overeenkomsten zijn frappant. Jongemannen die zichzelf en elkaar onderling opjutten. Jongemannen die verrukt luisteren naar hu leiders, en zijn geschriften onderling delen en gretig verslinden. Jongemannen die verzaligd huiveren van het idee te sterven teneinde de heilstaat dichterbij te brengen. Jongemannen die hopen een burgeroorlog te doen ontvlammen. Jongemannen die dwepen met geweld. Jongemannen die de levens van anderen als verwaarloosbaar zien. Jongemannen die tegen elkaar opbieden hoeveel doden ze kunnen maken, en die doen alsof terreur een spelletje is.

Ergens achter hen houden de oudere mannen zich schuil. Nee hoor, zij zijn geen terroristen, zij zeggen alleen waar het op staat. Ze spreken van zonde, van omvolking, van afvalligheid, van reinheid, van hoeveel het beter ons leven wordt als wanneer ander wordt uitgebannen en de zuiverheid van het ras, of van het geloof, hersteld en bewaakt wordt. Ze wentelen zich in de grootsheid die we ongetwijfeld zullen terugkrijgen als de ander eenmaal kan worden uitgebannen.

De neonazi’s zijn de andere kant van de medaille van IS; ze zijn elkaars gelijken, elkaars spiegelbeeld, elkaars pendant. Elkaars yin en yang. Ze hebben elkaar in een houdgreep en gijzelen met hun verhitte dromen – die niets dan nachtmerries zijn – de rest van de mensen, en dat is precies waar ze op uit zijn: angst verspreiden, mensen bang maken, anderen imponeren, ons verlammen.

Wat ze gemeen hebben is dat ze van conflict houden maar geen verschil van inzicht kunnen velen. Dat ze zeggen op te komen voor ons, maar dat hun ‘ons’ nooit iedereen omvat. Dat ze vrouwen alleen beschermen zolang die zich gedragen zoals zij dat willen, en die hun kinderen baren. Dat ze volstrekt niet tegen homoseksualiteit kunnen, en die vooral als wapen inzetten om de ander mee zwart te maken. Dat ze de mond vol hebben van het volk, maar individuele burgers liefst elk recht ontzeggen: dat op vrije meningsuiting als eerste, dat op een open en vrije pers als tweede. Dat ze intern elke vorm van democratie, rekenschap en transparantie aan hun laars lappen.

Er is één belangrijk verschil: we houden de radicale islamisten in het westen redelijk in het oog, en terecht, maar we verwaarlozen de neonazi’s. De ideologen en voorsprekers daarvan krijgen ruim baan in de media, we doen lacherig wanneer verhalen vrijkomen over verontrustende speeches en griezelige contacten, en er ontstaat ophef zodra bekend wordt dat ze worden gemonitord. Al tien jaar geleden waarschuwde de binnenlandse veiligheidsdienst van de VS, Homeland Security, voor het gevaar van extreemrechte terreur. Meteen daarna kwamen Republikeinse senatoren in het geweer: zij eisten dat de monitoring zou worden stopgezet en maatregelen om de dreiging in kaart te brengen, werden opgeven.

Het wordt tijd dat we ons afvragen hoe we radicalisering van onze eigen jongemannen kunnen tegengaan.

[Beeld: Bündnis 90 / Flickr]

Slampampers

PixabayWat we als burgers nog kunnen doen om de klimaatcrisis te dempen, is futiel geworden, schreef ik vorige week. Da’s niet helemaal waar: we kunnen stoppen met vliegen, met dumpkleding kopen, met elke dag vlees eten. We kunnen een boom planten, geen fruit of groente kopen die een half continent moest reizen om hier in een winkel te belanden, kiezen voor openbaar vervoer en fietsen, langer met onze spullen doen, en minder energie verspillen. We kunnen de volgende keer anders stemmen, in de tussentijd onze zorgen publiekelijk uitspreken, milieuorganisaties vaker steunen, en eisen dat politici maatregelen nemen die er werkelijk toe doen.

Helaas lijken politici tegenwoordig kortzichtiger te zijn dan ooit tevoren. Dit is geen tijd waarin iemand van enig politiek gewicht het in zijn hoofd zou halen een plan als de Deltawerken te opperen, terwijl dat toch de schaal is waarop we zullen moeten denken. Maar premier Mark Rutte nodigt liever vijf gele hesjes in het Torentje uit dan dat hij een brede discussie entameert over hoe we als land onze energieconsumptie kunnen beteugelen, schuift het bedrijfsleven liever 2 miljard per jaar aan dividendbelasting toe dan dat hij werk maakt van een CO2-belasting, en luistert aandachtiger naar multinationals dan naar burgers – of hij schoffeert met kabinet en al de rechter, die de staat ook in hoger beroep naleving van het klimaatakkoord oplegde.

Wat een slampampers.

En ik begrijp het niet. Ook politici hebben kinderen, juist politici weten dat we in Nederland al jaren zowat alle klimaatafspraken met voeten treden, ook politici weten dat er de afgelopen weken bijna drie miljoen hectare bos in Siberië in de hens is gevlogen en er overal in de buurt van de Noordpool branden zijn en methaan vrijkomt. Zelfs de bazen van Shell, ExxonMobil, BP en andere grote oliebedrijven weten dat – nee sterker, die wisten veel eerder dan wij burgers, of onze politici, dat zulks te gebeuren stond als we op de oude voet doorgingen.

Hoe kun je dan in ’s hemelsnaam doen alsof klimaatverandering een bui is die wel weer overwaait? Hoe kun je zo je kop in het zand steken, of geloven dat het jou niet zal raken? Hoe kun je zo volharden in je kortzichtigheid en je kortetermijnbeleid?

Ik weiger te geloven dat het politici geen lor kan schelen. Soms denk ik dat ze, ’s nachts, stiekem in hun bedje, bijwijlen even benauwd zijn als u of ik, maar dat die angst in wankel evenwicht gehouden wordt door een andere vrees: die voor de toorn van grote bedrijven, die dreigen met vertrekken of tegenmaatregelen als er beleid komt dat ze niet zint.

Maar toch. Als je nota bene de baas van het IMF aan je kant hebt – Christine Lagarde heeft herhaaldelijk gezegd dat het hoog tijd is om wereldwijd alle subsidies en steun aan fossiele brandstoffen in te trekken, een bedrag dat ze schatte op een slordige 5000 miljard per jaar – dan kun je best een deuk in een pakje boter slaan.

[Foto: Pixabay, via The Moscow Times]

Stop met pappen en nathouden

Cruiseschip in het IJ, sept. 2018Braaf scheid ik mijn afval in papier, glas en plastic. Schillen gooi ik in de tuin, dode batterijen en kapotte lampen gaan naar de daarvoor bestemde bakken, oude elektronica breng ik persoonlijk naar de afvalverwerking aan de rand van de stad. Thuis trek ik een vest aan en heb ik de verwarming een graadje lager, vliegen doe ik niet meer, vlees koop ik weinig, en eten gooi ik zelden weg.

Maar mijn paniek stijgt. Droogte, hittegolven, idiote weerswisselingen zijn tot daar aan toe – tanden op elkaar, beetje doorbijten – maar dat het ijsoppervlak aan de poolkappen sneller afkalft dan voorzien en dat permafrost nu al ontdooit waar die volgens doortimmerde voorspellingen nog zeventig jaar mee zou gaan, maakt dat ik soms naar adem hap.

En dan lees ik een doorwrocht stuk dat beschrijft hoe de gezamenlijke datacenters in Amsterdam nu al meer energie verbruiken dan alle Amsterdamse huishoudens bij elkaar, en raak ik op slag moedeloos. Of ik zie die cruiseschepen bij het Muziekgebouw aan het IJ liggen, sommige groter dan de torenflat van het aanpalende hotel, andere lager, maar wel drie, vier rijen dik aangemeerd langs de kade, en allemaal varend op diesel – en de moed zakt me prompt in de schoenen. Sta ik, net als andere milieubewuste Amsterdammers, grandioos voor paal met mijn tasje plastic bij het inzamelpunt, terwijl op allerlei vlakken waar we als burger totaal geen greep op hebben, de energieslurperij om ons heen de pan uit rijst. Alles wat ikzelf doe, is futiel.

Er is niet langer sprake van klimaatverandering: we kampen nu onmiskenbaar met een klimaatcrisis. Het blad Mother Jones publiceerde begin deze maand een schrikbarend artikel waarin klimaatwetenschappers vertelden hoe zwaar hun eigen vak ze momenteel valt: ‘Zij bevinden zich in de frontlinies en kampen nu al met de angst, woede en zelfs paniek die de rest van ons nog te wachten staat.’ Ik krijg steeds vaker de neiging om cruiseschepen een ondichtbaar lek, vliegtuigen jarenlang stakende verkeersleiders en olieboorders een collectieve hartverzakking toe te wensen.

Maar bovenal wou ik dat politiek leiders eindelijk eens doorpakten en stopten met dat pappen en nathouden. Stop massatoerisme, hef fikse belastingen op kerosine en op alle CO2-uitstoot, maak het repareren van spullen goedkoper en het weggooien ervan stervensduur, bevorder en verbeter collectief vervoer en houd op auto’s te bevoordelen, belast fossiele brandstoffen in plaats van die eindeloos en slinks te subsidiëren, stop met intensieve landbouw en veeteelt. Dat is duur, ja – maar zoals iemand ooit zei: ‘Onderwijs kost een boel geld, maar heb je ooit uitgerekend wat mensen domhouden kost?’

Hoe langer we wachten met radicaal ingrijpen, hoe duurder elke latere tegenmaatregel wordt – en hoe moeilijker het zal zijn om de zaak te keren. En heus, in de tussentijd zal ik met liefde mijn afval scheiden. Maar van de politiek verwacht ik op z’n minst dat ik daarmee niet voor paal sta.

[Foto: Smiley.toerist, Wikimedia (september 2018)]