Diaspora

Drie dagen in Londen vergaderd over onderzoekjournalistiek. Hoe doe je degelijk onderzoek, hoe bescherm je bronnen, hoe controleer je publieke uitspraken van overheden en bedrijven, hoe breng je schandalen naar buiten? Hoe houd je de vrijheid van meningsuiting overeind wanneer steeds meer onderwerpen in het geheim worden besproken, of zelfs tot kwestie van staatsveiligheid worden bestempeld? Zijn de vrijheid van meningsuiting en de ruimte om degelijk onderzoek uit te voeren nog gewaarborgd, wanneer privacy verdwijnt?

We zaten er met de fine fleur van onderzoeksjournalisten, klokkenluiders, advocaten, hackers en NGOs. Seymour Hersh, die zowel de Amerikaanse slachting van honderden ongewapende burgers in My Lai als het schandaal rond Abu Ghraib blootlegde; Lowell Bergman, die als eerste de dubieuze praktijken van de tabaksindustrie blootlegde; Eileen Chubb, die naar buiten trad met de barre staat van Britse verpleegtehuizen; Duncan Campbell, die het bestaan van afluistersysteem Echelon aantoonde; Daniel Ellsberg, die staatsgeheimen over de Amerikaanse oorlog in Vietnam naar buiten smokkelde en die als de Pentagon Papers in de krant wist te krijgen.

Gaande de conferentie werd duidelijk hoe groot het spoor van vernieling is dat overheden rond hun klokkenluiders trekken. Dat Chelsea Manning 35 jaar gevangenisstraf kreeg voor het lekken van leugens rond de oorlog in Irak is erg genoeg: niet zij, maar de leugenaars verdienen die straf. Zij hebben hun eigen volk voorgelogen – en de rest van de wereld.

In het voetspoor van de klokkenluiders wordt echter ook anderen hun rechten ontzegd. Veel journalisten zijn voor hun eigen overheid gevlucht. Uitgever Julian Assange zit al ruim drie jaar vast in de ambassade van Ecuador; de filmmaakster Laura Poitras – die als allereerste contact had met Edward Snowden – kan de VS en de UK niet meer in, evenals journalist Glenn Greenwald en diens partner David Miranda; Snowden kan Rusland niet meer uit; Sarah Harrison, die Snowden vanuit Hongkong naar Rusland begeleidde, kan haar moederland niet meer in. Meer en meer mensen die ons de verhalen van klokkenluiders brachten, leven nu – o ironie – in exil in Berlijn.

Op de derde dag van de conferentie zag ik Citizen Four, de documentaire die Poitras over Snowden maakte. En na twee dagen van verstandige, heldere, imposante en onthullende verhalen, was ik ineens totaal van de kaart. Niet vanwege de onthullingen van Snowden: die zijn me inmiddels akelig vertrouwd. Niet vanwege de botte leugens van de Amerikaanse overheid: de documenten van Snowden tonen aan hoe verwoestend verraden wij allemaal zijn door de Amerikaanse overheid, en door onze eigen overheden.

Het was de eenvoud van Snowden die me tot tranen toe roerde. ‘Ik zag wat we deden, ik wist wat er gebeurde, en ik vond dat iedereen dit moest weten.’ Ellsberg zei later: ‘Zo was het bij mij ook. Ik kon het bedrog niet langer velen.’

Schrijnend

Ontdekten we in augustus jongstleden dat er in Nederland vijfduizend ouderen met een indicatie al langer dan een jaar wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarbij de hulpverleners spreken van ‘schrijnende thuissituaties’, nu horen we dat de omstandigheden in verpleeginstellingen al even hemeltergend zijn. Demente bejaarden die stelselmatig zonder enige supervisie in groepjes bij elkaar worden gezet; verpleegkundigen die ’s nachts met hun tweeën vier afdelingen in de gaten moeten houden; mensen bij wie de urine langs de benen loopt; de inspectie die klaagt dat de mondzorg in verpleegtehuizen volstrekt ondermaats is en de tanden van de bewoners niet eens worden gepoetst.

‘Tsja,’ legde staatssecretaris Van Rijn desgevraagd uit, ‘de instellingen zijn helaas overbelast omdat mensen tegenwoordig langer thuis willen blijven. Er komen zodoende nu vooral zware gevallen binnen, en de zorg is daarop niet berekend.’

Het klonk als een plausibel verweer. Nou ja, op één klein puntje na dan, want het is immers Van Rijns eigen beleid om hulpbehoevende mensen zo lang mogelijk thuis te houden en plaatsing in verpleegtehuizen te reserveren voor de allerergste gevallen. Dat maakt de situatie ronduit bizar: de staatssecretaris geeft publiekelijk toe dat de verpleeginstellingen niet bij machte zijn om zijn beleid uit te voeren.

Onze oudjes (en hun mantelzorgers) kunnen hun borst natmaken. Met ingang van januari aanstaande wordt er flink gesneden in allerlei vormen van thuishulp: de financiering van veel landelijke zorg wordt overgeheveld naar de gemeentes, die het en passant met 15 tot 25% minder budget moeten stellen dan momenteel beschikbaar is. De kans dat voortaan ook thuis u de pis over de benen zal lopen en niemand tijd heeft om u te wassen en te verschonen, stijgt navenant.

Van Rijn heeft eerder gesteld dat familie, buren en kennissen maar vaker moeten bijspringen: niet alle zorg kan of hoeft volgens hem professioneel te worden uitbesteed. Maar inmiddels zijn we in de situatie beland dat de familie zelfs in verpleegtehuizen nog moet bijspringen: de verpleging trekt het simpelweg niet meer om de hoogstnoodzakelijke zorg te verlenen.

Wanneer je eigen vader in de media klaagt dat hij niet langer kan aanzien hoe belazerd slecht de zorg voor je moeder is, moet je als staatssecretaris toch iets gaan dagen. Je vervolgens verschuilen achter privé en niet-op-de-man-spelen is uiterst zwak. De moeder van Van Rijn is helaas geen uitzondering, en daarnaast: alle misstanden in de zorg komen aanvankelijk in persoonlijke verhalen naar buiten.

In Duitsland zijn vorige week zeven mensen een proces tegen de staat begonnen wegens de mensonterende situatie in verzorgings- en verpleegtehuizen. Misschien een leuke tip voor vader Van Rijn.

De staatssecretaris zelf kan maar beter aftreden. Nog even, en in de volksmond vervangen we het woord schrijnend door ‘VanRijnend’.

Tabakstaks

Afgelopen week vergaderde de World Health Organization in Moskou over haar tabaksbeleid. Het was een vreemde bijeenkomst. Canada en de VS weigerden te komen vanwege Poetins optreden in de Oekraïne; de overige deelnemers stemden eerst om het publiek van alle bijeenkomst uit te sluiten; daarna besloot men – geheel in Poetins geest – om de pers volledig te weren, wat nog bijna leidde tot de arrestatie van een journalist van de Times die nogal gehecht bleek aan zijn recht op vrije nieuwsgaring en transparantie van supra-gouvernementele beslissingen; en tenslotte besloot men om de gang van zaken slechts gedeeltelijk te boekstaven, en dat de rest beter maar geheim kon worden gehouden.

Het vreemdste van al was wel dat de WHO te Moskou besloot om de 179 aangesloten landen een forse verhoging van de tabakstaks op te leggen tot liefst 70%. (Nederland heft momenteel 50% accijns op shag en 57% op sigaretten). Het was een primeur: de eerste keer dat een internationaal orgaan een schier wereldwijde belasting uitvaardigde.

Dit alles om over uw en mijn gezondheid te waken, dat zult u begrijpen.
Alleen: het gaat eigenlijk al redelijk goed met het antirookbeleid. Daar gaat het zelfs zó goed mee dat nationale overheden de gevolgen ervan nu pijnlijk in hun portemonnee voelen. Minder rokers betekent immers ook minder gebeurde accijnsinkomsten. Nederland incasseerde vorig jaar bijvoorbeeld bijna 33 miljoen minder aan tabakstaks. En aangezien overheden net zo afhankelijk zijn van accijnzen als rokers van hun vermaledijde saffie, besloot de WHO de accijnzen dan maar flink omhoog te gooien.

Maar was gezondheid wel het voornaamste motief?

Geen middel is zo effectief om rokers van de tabak af te krijgen als de e-sigaret. Nicotinepleisters, -sprays, -kauwgoms en Champix: allemaal heel leuk, vooral voor de kassa van de farmaceutische industrie, maar hun nut om daadwerkelijk te stoppen met roken blijkt zeer beperkt te zijn. Daarentegen is dampen – de koosnaam voor e-roken – zes keer effectiever dan alles wat de farmaceuten hebben kunnen ophoesten. Rokers die eenmaal kennis hebben gemaakt met dampen stappen makkelijk over op dit veel onschadelijker alternatief, en de meesten van hen doen dat blijvend.

De favoriete stepping stone theorie van de gezondheidsorganisaties is al meermalen onderuit gehaald. Van dampen ga je niet beginnen met roken, van dampen ga je stoppen met roken. Daarnaast zijn de risico’s van dampen dusdanig kleiner, dat steeds meer hart- en longartsen zich vierkant achter de e-sigaret scharen. Want het is niet de nicotine die het probleem is, maar het inhaleren van brandende tabak – en juist dat doe je niet meer wanneer je dampt.

Maar daar had de WHO geen enkele boodschap aan. De e-sigaret en e-liquids moeten volgens hen op precies dezelfde manier worden behandeld – en met dezelfde accijnzen worden bezwaard – als tabak. Voor uw en mijn gezondheid, dát zult u begrijpen.

Iets doen II

We maken een vuist tegen IS! We zullen niet rusten tot deze verderfelijke groep vernietigd is!

Critici vragen zich af of Obama wel een exitstrategie heeft. Hoe trek je jezelf nadien terug uit zo’n conflict, hoe vermijd je dat je nog jarenlang oorlog blijft voeren tegen een nogal ongrijpbare vijand? Een land kun je verslaan, een land kan zich overgeven en smeken om genade; bij een losvaste terreurgroep is het bepaald minder evident wanneer je victorie kunt kraaien.

Wanneer kunnen we zeggen dat de vers gesmede coalitie het kwaad daar metterdaad heeft gestopt? Is dat wanneer er niet langer westerse gijzelaars voor het oog van de camera worden onthoofd? Wanneer er geen christenen meer op bergen worden gedreven om daar uitgehongerd en afgeslacht te worden? Zijn we klaar wanneer er geen vrouwen meer worden ontvoerd om – in afwachting van de beloofde hemelse maagden – dag in, dag uit verkracht te worden? Is de klus geklaard wanneer de nieuwe regering van Irak stabiel is, en wanneer Assad weer stevig in zijn Syrische zadel zit? Of is het karwei pas gedaan wanneer alle IS-strijders uiteengedreven zijn?

In al die gevallen kunnen we lang wachten.

Zorgelijker nog acht ik het de ontstentenis van een deugdelijke entréestrategie. Hoe haal je het in je hoofd te denken dat je met een vrijwel uitsluitend westerse coalitie schoon schip kunt maken in een conflict dat door de aanjagers ervan met succes is gekadreerd als antiwesters en strikt religieus? Zonder degelijke islamitische deelnemers voed je vooral de bron van het conflict. (Turkije telt amper als serieuze partner: dat land haakt vooral aan om te voorkomen dat de Koerden een sleutelrol in het conflict krijgen toebedeeld en met dat doel door het westen worden bewapend.)

Waar de huidige aanpak me nog het meest aan doet denken, is de vruchteloze korte interventie in het geval van huiselijk geweld. Man slaat vrouw, vrouw is murw geworden, buren en familie weten ervan, en uiteindelijk gaat een buitenstaander erop af en verkoopt de mishandelaar een enorme peut. Buitenstaander verwacht dat de vrouw in kwestie opgelucht ademhaalt en zich bevrijd voelt.

Maar zo werkt het nooit. De vrouw in kwestie aarzelt, of erger: ze verdedigt haar vent, en ze blijft. En zodra de buitenstaander uit het vizier is, verhaalt haar vent zijn woede weer op haar. Wil je haar situatie kunnen verbeteren, dan heb je de structurele steun nodig van buren, familie en kinderen. Je moet zorgen voor een vluchtweg, onderkomen, veiligheid en perspectief.

Het enige dat tegen IS helpt zijn langdurige coalities en ingenieuze interventies, ontwikkeld door mensen die terdege thuis zijn in het conflict. Buitenstaanders die langskomen met adviezen en een handvol ‘strategische’ bommen, maken de zaak alleen maar erger. Helemaal wanneer ze nadien menen toch alles voor haar te hebben gedaan, maar ja: sommige vrouwen kiezen kennelijk gewoon voor zo’n man, he?

Wens

Nieuwsuur liet gisteravond zien dat er tienduizend mensen zijn die wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarvan de helft al meer dan een jaar. Het gaat om mensen met een geldige indicatie: er is vastgesteld dat ze het thuis, óók met hulp, niet langer redden en opgenomen moeten worden.

Van ruim vijfduizend ouderen is de toestand zo beroerd dat instellingen spreken van een ‘schrijnende thuissituatie’. Koken, eten, wassen en aankleden kunnen ze niet langer zelf. Lopen gaat onvast, hun geheugen laat ze veelal in de steek, voor alles zijn ze afhankelijk van hulp. Thuiszorg volstaat dan niet meer: eigenlijk hebben ze vierentwintig uur per dag steun of toezicht nodig.

Maar ze worden niet geplaatst, want er is geen plek. De overheid ziet het probleem niet; zij heeft deze mensen geboekstaafd als ‘wenswachtenden’:, oftewel mensen die het alsnog thuis proberen uit te zingen en liever nog wachten voordat ze naar een tehuis gaan. Buiten dat zo’n verhuizing zelden iemands wens is maar gewoonlijk bittere noodzaak, is de overheid wel erg gul met haar predicaat ‘wens’. Iedereen die aangeeft graag in een specifiek tehuis te worden geplaatst, is volgens hen namelijk een ‘wenswachtende’ en dus niet urgent.

Het dondert niet waarom je voor een specifiek tehuis kiest. Wil je liefst in je eigen stad geplaatst worden, opdat je thuis achterblijvende partner dan tenminste nog een béétje in de buurt is en makkelijker bij je op bezoek kan komen – dan ben je een wenswachtende. Schrijf je je vader of moeder in bij een instelling in je eigen streek, omdat je niet om de dag honderd kilometer heen en weer kunt reizen: je ouder is een wenswachtende.

Aangezien wenswachters niet urgent zijn volgens de overheid, is er zodoende geen enkel probleem. Instellingen worden kalmpjes gekort, leegstaande kamers in verzorgingstehuizen mogen vaak niet worden gevuld en veel instellingen moeten de komende jaren een kwart van hun huidige aantal plaatsen afstoten. En vreemd genoeg is het budget voor deze tak van de zorg vorig jaar niet opgegaan: er is nog 200 miljoen euro over. Tsja, de behoefte aan plaatsen in een verzorgingstehuis is afgenomen, stelt de overheid.

De betrokkenen weten overigens niet dat ze als wenswachters te boek zijn gesteld en dat hun urgentie via een sluikse herdefinitie onderuit is gehaald. Dat vertelt namelijk niemand ze. En zo loopt de wachttijd op: drie maanden, zes maanden, negen maanden, een jaar. Onderwijl blijft iedereen noodgedwongen thuis aanmodderen. Het gevolg: overbelaste partners, kinderen en buren; mensen die vervuilen en vereenzamen; valpartijen thuis; mantelzorgers die overspannen raken of hun betaalde werk moeten opzeggen teneinde paps of mams te kunnen verzorgen.

Wenswachten, het idee! De werkelijkheid delft het onderspit, beleid wordt geschraagd door een taalspitsvondigheid. Onze ouders worden genaaid door een taalgrap.

Geldpest

Wanneer zelfs de gesprekken bij de vrijdagmiddagborrel gedomineerd worden door een baaierd van slecht wereldnieuws, weet je dat er iets aan de hand is. De onrust laat zich, zelfs wanneer je met vrienden en kennissen met een drankje in de hand van de laatste zonnestralen geniet zit, niet langer bezweren. Afgelopen vrijdag vielen we op de stoep van café Saarein collectief over de privatisering.

‘Toen de zorg door de overheid werd beheerd, ging er vast ook wel wat mis,’ zei iemand. ‘De cruciale vraag – en die was al lastig zat – was hoe je met het beschikbare geld de beste zorg aan de meeste mensen kon geven. Maar nu de zorg stukje bij beetje aan bedrijven wordt uitbesteed, verandert het karakter ervan totaal. Het gaat er niet langer om welke mate van zorg we als maatschappij aankunnen. De vraag waarop nu alles wordt afgerekend, is of je er winst mee kunt maken.’

‘Vroeger had je het over zorgverlening,’ pruttelde iemand. ‘Nu is het zorgvermarkting.’

‘Wat mij steekt,’ zei een derde, ‘dat de betalingen aan zulke bedrijven uit collectieve gelden worden betaald, terwijl de winst die ze maken, vervolgens in hun individuele zakken verdwijnt.’

‘Zo werkt privatisering toch altijd?’ schimpte een vierde. ‘Een bedrijf koopt een onderdeel op van de overheidsinfrastructuur die door burgers is bekostigd. Het rendement van onze eigen investering, plus elke zeggenschap erover. zijn we voor altijd kwijt: die infrastructuur is nu in handen van een bedrijf. Maken ze vervolgens winst? Mooi, dat steken ze in eigen zak. Maken ze verlies? Niet getreurd, dan gaan ze failliet en ontslaan ze iedereen. Winst komt ten goede van het bedrijf, verlies wordt afgeschoven op de maatschappij.’

Iemand noemde Piketty, de Franse econoom die in een met lijvige statistieken onderbouwd boek niet alleen aantoonde dat de rijken overal ter wereld in rap tempo rijker worden en de dito armen dito armer, maar vooral dat grote bedrijven overal ter wereld overheden langzaamaan leegzuigen. Ze onttrekken op structurele wijze geld aan de samenleving dat door burgers voor collectieve doeleinden is opgebracht, en potten dat ten eigen gerief op. Zonder daarvoor enige aansprakelijkheid te hoeven dragen. Zonder enige notie van gezamenlijkheid, solidariteit, zorgvuldigheid of duurzaamheid. Alleen winst telt.

We slaakten een collectieve zucht, daar op dat terras.

‘Weet je waarover ik ook zo bezorgd ben,’ zei iemand. ‘Ebola.’

‘Soms denk ik dat een nieuwe wereldepidemie onvermijdelijk is, of zelfs nodig. Wij mensen moeten misschien eens flink worden uitgedund,’ zei ik. ‘Alleen behelst een epidemie per definitie de voortzetting van bestaande ongelijkheid met andere middelen. Al wie arm is, gaat simpelweg eerder aan rondwoedende ziektes dood dan wie rijk is.’

‘Je zou een ziekte willen die precies andersom werkte,’ verzuchtte iemand.

En ineens wisten we het. De geldpest, de hoogste tijd voor de geldpest!

Wij

Het nieuws is de laatste maanden in- en intreurig: een vliegtuig neergehaald, Gaza kapotgeschoten, groeiend antisemitisme, een oprukkend kalifaat, enge ziektes, nog meer vluchtelingen, religieuze fanaten, Poetin die de teugels strakker aantrekt. Het nieuws stemt niet alleen somber, maar doet mij me vooral machteloos voelen: reden waarom ik me geregeld betrap op de neiging me af te sluiten voor alle ellende.

De berichtgeving in kranten, de toon op sociale media wordt schriller. Alsof het uur der waarheid rap nadert, we het pleit binnenkort zullen verliezen en de horden mogelijk komende maand al bij onze voordeur kunnen staan. Burgers, wapent u! Kom in actie! Wees strijdbaar! Laat uw stem horen! Laat uzelf niet onder de voet lopen!

Alsof zulke taal ook maar iets helpt.

Sterker, al die oproepen om kleur te bekennen en met veel publiek vertoon een kant te kiezen, zijn onderdeel van het probleem aan het worden. Ze vormen een belangrijke motor achter die schriller wordende toon, waarin volume verward lijkt te worden met massa. Wie het hardste schreeuwt, heeft de meeste stemmen en dus het meeste gelijk aan zijn zijde.

Daarnaast wordt er akelig vaak aanspraak gemaakt op een of ander ‘wij’. Wij Nederlanders. Wij christenen. Wij moslims. Wij joden. Wij, de nette en betere mensen. Wij, de mensen die gelijk hebben. Wij, die de anderen maar eens een lesje moeten gaan leren.

We laten ons al doende makkelijk reduceren tot een enkel aspect van onszelf. Echter, geen mens is alleen maar christen, alleen maar moslim of alleen maar jood (en sommigen zijn geen daarvan). We zijn ook stedeling, of juist dorps; man of vrouw, arm of rijk; oud of jong; geprivilegieerd of juist niet, streng of ruimhartig. Bovendien is er geen enkele mal waarin alle christenen, alle moslims of alle joden passen: geen enkel geloof vormt een massief, uniform blok. Er is niks ‘inherent’ aan een geloof, al doen sommige religieuze woordvoerders hun best om het anders voor te stellen. Net als hun meest rabiate tegenstanders, overigens.

Ik weet ook wel dat luisteren, praten, analyseren en gemeenschappelijke grond zoeken soms geen optie meer is. Wie een vliegtuig heeft neergehaald, hoef je niet met fluwelen handschoenen aan te pakken. Maar je hebt er niks aan om meteen een heel land in de ban te doen of een heel geloof verketteren. Dan gooi je hoofdzakelijk meer olie op het vuur.

Wat dan wel? Rustiger blijven scheelt al een boel. Je niet laten opzwepen. Niet altijd meegaan in retoriek, en andermans retoriek niet meteen voor staande praktijk verslijten. Uitwassen niet als maat voor een groep nemen, en je realiseren dat groepen minder hecht zijn dan ze doen voorkomen, en dat ze juist daarom soms zo hard schreeuwen.

En vooral: beseffen dat elk ‘wij’ een ‘zij’ schept.

Geste

Via hoerenlopers wil men de vrouwenhandel aanpakken. Daarom schrijven de ChristenUnie, de PvdA en de SP – bien étonnés de se trouver ensemble – momenteel aan een gezamenlijk wetsvoorstel: strafbaarstelling van betaalde seks met iemand die wordt gedwongen tot prostitutie. PvdA-kamerlid Marith Rebel: ‘De klant mag niet wegkijken als hij weet dat de prostituee haar werk niet vrijwillig doet. Door de ogen te sluiten werken klanten mee aan mensenhandel en zijn ze eigenlijk medeplichtig.’ De drie partijen hopen dat deze strafbaarstelling hoerenlopers zal aansporen om aangetroffen misstanden voortaan bij de politie te melden.

Als ik die partijen was, zou ik het omgekeerde voorstellen. Van iemand die je zojuist strafbaar hebt verklaard en op wiens hoofd je een boete hebt gezet, kun je niet veel medewerking verwachten. Zet hoerenlopers liever in als tipgever! Als klant zien zij waarschijnlijk meer misstanden dan de politie ooit onder ogen krijgt. Wanneer je het slim aanpakt, kun je met een paar simpele maatregelen al snel een leger van informanten werven.

Alleen moet je niet met boetes gaan zwaaien. Je moet juist tipgeld beloven. Wie een prostituee treft die uitgebuit lijkt te zijn, wordt dringend verzocht dat te melden bij een kliklijn; mocht zo’n tip ertoe leiden dat er metterdaad mensenhandelaars worden opgepakt, dan krijgt de tipgever een paar honderd euro.

Ik hoor de bezwaren al: ‘Dat zorgt voor teveel uitzoekwerk! Dan moeten we allerlei tips gaan natrekken, waarvan de helft vals blijkt, of niet tot een zaak leidt!’ Ja, wanneer je tips krijgt, moet je inderdaad flink gaan rechercheren.

Maar dat is precies het probleem met de huidige aanpak van vrouwenhandel; er wordt te weinig aan opsporing gedaan. In mei van dit jaar meldde Corinne Meijer, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, dat geen enkele instantie in Nederland zich buigt over het ontmantelen van de _infrastructuur_ van vrouwenhandel. Niemand die geldstromen onderzoekt, niemand die individuele vrouwenhandelaars en dito pooiers als leden van een criminele organisatie durft aan te klagen, niemand die winsten afroomt, laat staan vordert. Erger: niemand die aan de verhandelde vrouwen – voor zover mogelijk – veiligheid, vrijheid en verblijf garandeert.

Het huidige plan, hoe sympathiek de bedoeling ook moge zijn, komt erop neer dat de eindgebruiker verantwoordelijk wordt gehouden voor de hele keten ervoor. Maar eindgebruikers hebben bitter weinig invloed op alles wat zich boven hun hoofd afspeelt. De hypotheekcrisis is niet te wijten aan huizenkopers die ingingen op een leuk aanbod, de bankcrisis niet door een lening die u of ik aangingen.

Hoerenlopers verantwoordelijk stellen voor vrouwenhandel is laag fruit afschieten. Rommelen in de marge terwijl je de structuur ongemoeid laat, en onderwijl trots roepen: kijk eens hoe dapper wij misstanden bestrijden!

Maar vrouwenhandelaars pak je daar niet mee.

Schade

In de voorstellen voor TTIP, het nieuwe Trans-Atlantische Handelsverdrag, heeft de Europese Commissie een clausule opgenomen hoe disputen tussen overheden en buitenlandse investeerders moeten worden opgelost. Die zogeheten State Investor Dispute Settlement (ISDS) komt erop neer dat buitenlandse investeerders het recht krijgen om nationaal beleid dat nadelig voor hen uitpakt, aan te vechten en schadevergoeding te eisen indien hun investeringen in de toekomst kunnen worden geschaad. De uitkomst van zulke disputen wordt niet door de rechter bepaald, maar door een arbitragecommissie die in principe onder toezegging van vertrouwelijkheid werkt.

Duitsland heeft aangekondigd deze clausule te willen blokkeren. Geen wonder: Duitsland kreeg met dergelijke claims te maken toen het in 2011 besloot hun kerncentrales te willen afbouwen. ‘Daar komt niks van in,’ verklaarde de Zweedse multinational Vattenfall, ‘en als jullie het tóch doen, eisen wij schadevergoeding.’ Vattenfall had zich namelijk stevig ingekocht in de Duitse kerncentrales, en het besluit zou dus voor inkomstenderving zorgen. Die toekomstige winst moet de Duitse overheid dan zelf maar ophoesten, meende Vattenfall. Hun claim van 3,5 miljard euro ligt al bijna drie jaar bij de Internationale ISDS arbitragecommissie in Washington.

Onder de nieuwe ISDS-regeling vallen meer van dergelijke claims te verwachten. Hopelijk zal Frankrijk zich ook tegen ISDS uitspreken: het land verzet zich sterk tegen fracking – te weten, het opblazen van de aarde op grote diepte om er schaliegas uit te winnen – en vreest dientengevolge allerlei internationale oliebedrijven op zijn dak te krijgen. Burgerrechtenorganisaties vermoeden dat de entertainmentindustrie zich met ISDS in de hand tegen elke versoepeling van het intellectueel eigendomsrecht zullen verzetten en pogingen om technologische innovaties van derden in wetgeving in te bedden, zullen ondermijnen met schadeclaims. (Eli Lilly deed eerder iets vergelijkbaars met nieuwe medicijnwetgeving in Canada, die de looptijd van patenten verkortte.) Dit alles met een beroep op hun eigen toekomstige inkomensderving.

Winst is kennelijk heilig verklaard.

Zelfs zo heilig dat volgens ISDS buitenlandse bedrijven onze nationale milieu- energie-, voedsel- of medicijnwetgeving mogen aanvechten indien zij menen dat dit beleid schade toebrengt aan hun rechten, oftewel afdoet aan hun kansen om winst te maken. Maar is het kenmerk van ondernemen nu niet dat je risico’s neemt, dat je er rekening mee moet houden dat beleid en opinies kunnen veranderen? Je kunt toch niet botweg eisen dat een investering zichzelf altijd uitbetaalt?

(Dat zouden burgers trouwens ook wel willen: dat hun investeringen bij bedrijven zichzelf altijd uitbetalen, Maar daar hoor je investeerders nooit over.)

ISDS maakt overheden conservatief, en stelt het vermeende recht op winst boven democratische besluiten en de rechten van burgers.

Uitverkoop

Ziekenhuizen moeten voortaan winst aan investeerders kunnen uitkeren, vindt het kabinet: met zo’n regeling zal het ze in de toekomst makkelijker vallen om extern kapitaal te werven, en op die manier de gaten in de zorg op te vangen.

Wat een idioot plan,. Je kunt op je vingers natellen wat er vervolgens gaat gebeuren: ziekenhuizen die worden vermarkt, zorg die ten koste gaat van de winst, en publieke gelden die via de winstdeling worden doorgesluisd naar toch al kapitaalkrachtige privépartijen.

Hoe moeten ziekenhuizen die winst eigenlijk maken, in de optiek van het kabinet? Hun budget wordt de laatste tien jaar immers gaandeweg meer bepaald – lees: beperkt – door de zorgverzekeraars, er blijft voor de ziekenhuizen steeds minder manoeuvreerruimte over. Zou een ziekenhuis geld overhouden aan speciale verrichtingen, dan brengt de zorgverzekeraar de prijst van die verrichtingen meteen naar beneden, en weg is de verhoopte winst.

Intussen worden de zorgverzekeraars schrikbarend rijk. De Groene Amsterdammer becijferde na uitgebreid onderzoek dat de vier grootsten onder hen over een gezamenlijke spaarpot van 9,5 miljard euro beschikken. Die buffer is ruim het dubbele van wat De Nederlandse Bank als eis aan de verzekeraars oplegt. Is het niet vreemd: terwijl iedereen zich bekreunt dat de kosten van de zorg de pan uitrijzen, wordt er stilletjes een gigantische winst gemaakt in de gezondheidszorg. De rijkdom tast zich op bij de verzekeraars, die onderwijl ziekenhuizen opdragen de kosten te beheersen, en die declaraties voor reëel geleverde zorg met boete terugvorderen wanneer een ziekenhuis onverhoopt de weg is kwijtgeraakt in de door de verzekeraars zelf opgelegde bureaucratie.

In welk onzalig hoofd komt dan de gedachte op dat de ziekenhuizen voortaan extern kapitaal moeten aantrekken, dan vast wel winst kunnen gaan maken, en dat zij die verdiensten moeten gaan uitkeren? Hoe valt het idee van winstgevende ziekenhuizen überhaupt te rijmen met het – al eerder onzalig gebleken – idee van de verzekeraars als regisseur van de zorg?

Sommige dingen moet je als overheid simpelweg niet uitbesteden. De stelselherziening in de zorg heeft de positie van verzekerden verslechterd, het zorgpakket uitgekleed en de verzekeraars rijker gemaakt, terwijl de transparantie, de kosten, de korte lijnen en de regie in de zorg er bepaald niet op zijn vooruit gegaan.

Sommige zaken moet je als overheid simpelweg niet uit handen geven. Het energienet verkopen levert een stads- of landsbestuur eenmalig een bom duiten op, maar ’t heeft wel als consequentie dat je je burgers aan de markt uitlevert, en als overheid een gestage inkomstenbron uit handen hebt gegeven.

Dat de zorg geld kan opleveren, bewijzen de zorgverzekeraars. Alleen steken die daarvan een groot deel in eigen zak, of erger: ze speculeren ermee op de beurs. Zo wil je niet met je infrastructuur omgaan.