Zoveel verkiezingsdebatten, zo weinig variatie. De nieuwsrubrieken lieten vooral politici aan het woord die tegen elkaar opboden over de radicale islam. Al wie moslims collectief verdacht wilde maken, kreeg vrij spel. Rutte, Buma, Segers, Van der Staaij, Baudet, Roos – ze mochten allemaal op tv uitleggen hoe kwalijk de islam was en dat ‘onze’ cultuur en ‘onze’ waarden en normen’ ernstig onder die enge moslims te lijden had. Wilders – te laf om zelf mee te debatteren – deed alles in tv-spotjes, interviews en acties nog eens moddervet over.
Impliciet spraken genoemde heren stuk voor stuk over een ‘ons’ waarin geen enkele plaats was ingeruimd voor anderen dan zijzelf. Buma eigende zich de vrouwenemancipatie toe (daar deed het christendom volgens hem al ‘eeuwenlang’ aan). De VVD deed alsof ze de rechten van minderheden altijd centraal hadden gesteld. De PVV en de splinterracisten deden alsof ze enorm voor homorechten waren, omdat dat ze een fijne stok opleverde om moslims mee te slaan.
Ik schaamde me dood. Zo’n Nederland – wit, blank, mannelijk, kortzichtig, bang en benepen – is niet mijn Nederland. Sterker, zulke heren sluiten ‘mijn’ Nederland uit: ze erkennen niet dat je anders mag zijn dan de goegemeente.
Evenmin accepteren ze dat ‘onze’ cultuur altijd onderwerp van weerstreven is geweest, en dat wat zij nu als de heilige status quo afschilderen, alleen met strijd tot stand is gekomen; daaronder hoort nadrukkelijk ook strijd van feministen, van flikkers en potten, van transen, van afvalligen, van zwarte, kaneel- en mokkakleurige mensen. En daar zaten nu diezelfde heren de verdiensten van die strijd, die zich juist tegen mensen als henzelf had gericht, te doen alsof zij dat helemaal zelfstandig voor ‘ons’ hadden geregeld.
Het ergste was die telkens herhaalde, ellendige gelijkstelling van moslim aan fanatieke gelovigen, alsof er geen andere interpretaties van de islam bestaan dan die van IS. ‘Maar de islam verbiedt immers…’ ‘In de Koran staat toch…’ wierpen de heren standvastig tegen. Jazeker, in het Oude Testament staat ook van alles, maar geen politicus op verkiezingstournee zal ooit doen alsof het verzamelde joods-christelijke geloof zonder meer gereduceerd kan worden tot de uitleg die een doorgeslagen Zevendedagsadventist eraan geeft.
Bovendien: wie om zich heenkijkt, weet terdege dat de tweede en derde generatie moslims in Nederland aanzienlijk soepeler zijn in hun geloofsopvatting dan hun ouders. Nederlanders van alle geloven, de islam incluis, neigen grosso modo naar het ietsisme: gerust geloven dat er ergens een hogere macht is, zonder die hogere macht meteen eenduidig, onfeilbaar en onaantastbaar te maken.
Wie ontkent dat dergelijke diversiteit onder Nederlandse moslims bestaat, ontkent ze feitelijk het Nederlanderschap, omdat hij deze moslims een geloofsopvatting opdringt die allang niet meer de hunne is. In die zin doen voornoemde politici niet onder voor de allerstrengste imams.