‘Een vieze modderpoel’

Een paar weken geleden stuitte ik op een ingezonden brief in Het Parool waarin bestuurslid Dick Sipkes van Maroc.nl zich beklaagde over de werkwijze van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI). Lange tijd verwijderde Maroc.nl berichten waarover het MDI klachten had ontvangen: het MDI stuurde de klachten aan Maroc.nl door en Maroc.nl deed er wat aan. Men betitelde de samenwerking over en weer als “prettig”. Tevens had Maroc.nl een eigen klachtenprocedure.

In de zomermaanden van 2002 liep het mis. De bestuursleden waren op vakantie en hadden – erg dom, erkenden ze later ootmoedig – geen vervangende moderators aangesteld. Een discussie tussen buurtende bezoekers van Joods.nl en een vaste Maroc.nl-bezoeker liep uit de hand. Het MDI kreeg vervolgens een serie klachten van (vermoedelijk) de Joods.nl-bezoekers op zijn bureau gedeponeerd. Na de vakantie greep het bestuur van Maroc.nl rap in en de rust keerde weer.

Ogenschijnlijk, tenminste. Maroc.nl maakte een afspraak met het MDI om te bezien hoe ze dergelijke escalerende ruzies voortaan konden bezweren. Het MDI zegde die afspraak op het laatste moment af en weigerde een nieuw gesprek. Het meldpunt motiveerde deze opstelling later schriftelijk met de denigrerende opmerking “wij organiseren geen praatgroepjes bij een kopje thee”. Een nogal bevreemdende kwalificatie voor een instantie die volgens haar eigen site veel aan voorlichting wil doen.

Kort daarna hoorde Maroc.nl via de pers dat het MDI “het helemaal gehad heeft met die site” en bij het Openbaar Ministerie aangifte tegen Maroc.nl had gedaan. MDI-directeur Ronald Eissens meldde voorts publiekelijk dat Maroc.nl niets dan “een vieze modderpoel” was. Maroc.nl had geen idee tegen welke berichten op hun forum de aangifte zich richtte en het MDI wilde daar geen helderheid over verschaffen. Maroc.nl heeft ruim een jaar later nog niets van het OM gehoord.

Maroc.nl heeft een paar keer geprobeerd zijn versie van de gebeurtenissen in de publiciteit te krijgen, maar dat mislukte schromelijk. Kranten herhalen telkenmale het verhaal van het MDI als zou Maroc.nl een beerput zijn tegen wie aangifte loopt, zonder wederhoor bij Maroc.nl te vragen. Maroc.nl heeft uiteindelijk besloten een klacht bij de Raad voor Journalistiek te deponeren, gericht tegen Het Parool, dat de beschuldigingen van het MDI zonder enige verificatie herpubliceerde.

Dat verhaal kwam me bekend voor. Vreselijk bekend. In april 2003 speelde zich iets dergelijks af tussen Indymedia.nl en het MDI. Indymedia.nl werkt via ‘open publishing’: iedereen kan er iets schrijven en dat wordt zonder meer gepubliceerd. Als de redactie wordt geattendeerd op stukken die over de schreef gaan, verhuizen ze die naar de bittenbak.

In de herfst en winter van 2002 liepen de emoties op Indymedia.nl steeds hoger op: de opkomst van Fortuyn werd er met argwaan gadegeslagen, en er kwamen nogal wat rechtse lummels een potje stoken op de fora van Indymedia. Het MDI meldde Indymedia geregeld dat er een klacht over een anti-semitische of racistische bijdrage was binnengekomen. Indymedia verhuisde zo’n bericht dan gewoonlijk naar de afvalbak.

In de lente van 2003 stokte de communicatie plots. Vlak daarna verscheen een groot artikel in de Volkskrant waarin MDI-directeur Ronald Eissens zich bij monde van een Volkskrant-redacteur beklaagde over Indymedia, dat hij ‘één groot urinoir’ noemde. De kop van het paginagrote stuk: ‘Anti-semitische walm’. Eissens beweerde in dat artikel onder meer: “Het linkse web Indymedia.nl plaatst geregeld anti-semitische teksten en weigert ze te verwijderen.”

Dat laatste was aantoonbaar niet waar: Indymedia had eerder, na overleg met het MDI, juist wel anti-semitische berichten verwijderd. Dat Indymedia.nl zulke stukken zelf niet plaatst maar dat de bezoekers het doen, is een verschil dat Eissens helemaal uit het oog verloor. Eissens deelde de Volkskrant mee dat het MDI aangifte tegen Indymedia.nl had gedaan, en gaf en passant Maroc.nl nog een veeg uit de pan door in datzelfde interview die site “een rotte appel” te noemen.

De Volkskrant vroeg Indymedia.nl niet naar diens versie van het verhaal, maar slikte de weergave van Eissens voor zoete koek. En Eissens weigerde Indymedia in te lichten over welke berichten die aangifte precies handelde. Ook Indymedia.nl heeft bij mijn weten nadien niets van het OM gehoord.

Wat is dat MDI eigenlijk? Op de site word je niets wijzer. Er staat uitgebreid uitgelegd hoe ze te werk gaan. Tussen neus en lippen vertellen ze dat ze door de overheid worden gesubsidieerd en dat ze hun inkomsten aanvullen door de “verkoop van producten (website design en onderhoud)”. Een meldpunt tegen discriminatie dat websites zit te bouwen?

Maar daarmee houdt het op. Wie werken er bij het MDI, wie zitten er in het bestuur? Hoeveel meldingen van discriminatie krijgen ze jaarlijks binnen en hoeveel daarvan beoordelen ze als terecht? Wat beschouwen ze precies als discriminatie? Gaat het alleen om anti-semitisme, of ook om moslimhaat? Vallen homofobe uitspraken volgens het MDI onder discriminatie?

Hoe vaak slagen ze erin de beheerders van webfora te overtuigen dat ze specifieke berichten beter kunnen verwijderen? Hoe vaak hebben ze aangifte gedaan? Hoe vaak leidde zo’n aangifte metterdaad tot een veroordeling? Hoe effectief is het MDI?

Allemaal niets over te vinden. Het laatste jaarverslag dateert van 1999, en cijfers van na die tijd zijn nergens te vinden. Ze lijken er wel te zijn: het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) verwijst in zijn eigen rapportage, lopend tot mei van dit jaar, immers naar cijfers van het MDI over 2001 en 2002. Maar het MDI verschaft deze rapportages niet aan de bezoekers van haar eigen site.

Een bestuurslid van Maroc.nl vertelde me dat hij herhaaldelijk om het laatste jaarrapport van het MDI heeft gevraagd, maar het simpelweg niet van ze krijgt. Waarom staan zulke cijfers niet online? Is het MDI, als gesubsidieerde instantie, niet gehouden zo breed mogelijk inzage te geven in zijn werkzaamheden?

Waarom is Eissens in hemelsnaam zo idioot stil over de goede werken die hij verricht, behalve als hij met overtrokken beschuldigingen kan uitpakken in een krant?

[Werd vervolgd in De eigenrichting van het MDI.]

Gratis lunch

De ‘fatsoenlijkste actiegroep van het land’ noemde een andere krant ze, de bewoners van Spaarndam die via beleefde brieven de luchthaven hoopten te bewegen hun dorpje te mijden na invoering van de vijfde baan. Het was een smakelijke casus voor politiek sociologen: poldermodel versus Polderbaan. In 1996 boekte de actiegroep succes. Schiphol beloofde de nieuwe uitvliegroutes zo aan te passen dat ze langs, niet over Spaarndam zouden gaan. In 2002 meldde de luchthaven en passant dat er ‘een kleine verschuiving’ zou plaatsvinden in de nieuwe uitvliegroutes. Sinds deze zomer scheren er soms tot 300 vliegtuigen per dag over het dorp, een permanente stroom van loeiend lawaai veroorzakend, en de grens is nog niet bereikt.

Cerfontaine schuift de verantwoordelijkheid voor de onhoudbare herrie op het bord van de regering. Gisteravond stelde hij op een bijeenkomst in Spaarnwoude van geen afspraak te hebben geweten en dat die afspraak bovendien niet met hem was gemaakt maar met Jorritsma, de vorige minister van Verkeer en Waterstaat. De inconsistentie tussen beide opmerkingen daargelaten, lijkt mij dat als de minister die over Schiphol gaat uitspraken doet over het beleid van de luchthaven en de grenzen van het daar geoorloofde luchtverkeer, Schiphol zich daaraan heeft te houden. De beloftes van de minister zijn immers niet gratuit maar bepalend, tenzij het parlement een andere koers afdwingt uiteraard.

Terwijl de kranten aantonen dat onderzoekscommissies die zich over de nieuw vast te stellen geluidsnormen bogen in regeringsstukken bewust verkeerd zijn geciteerd en Schiphol in haar becijfering van het lawaai fundamentele ‘rekenfouten’ heeft gemaakt, maakt de verse staatssecretaris van Milieu, de CDA’er Van Geel, zich op voor de volgende discussieronde. ‘Er bestaat niet zoiets als een gratis lunch, zeggen de Amerikanen,’ filosofeerde de staatssecretaris gisteren. ‘Ik zou dat willen parafraseren met: er bestaat niet zoiets als een gratis vliegveld. We moeten niet de illusie hebben dat we in Nederland risicoloos kunnen wonen. En we moeten niet denken dat we ons geld kunnen verdienen in de logistiek zonder dat iemand daar last van heeft.’

De discussie gaat echter niet over de risico’s van luchtverkeer, maar over wetsovertredende geluidsoverlast, over geschonden afspraken, over bedrog en valse voorlichting, en uiteindelijk over de vraag of Schiphol geen staat binnen de staat is geworden. De zaak afdoen als een kwestie van burgers die van de overheid al te vergaande bescherming eisen en die menen in een soort verzekeringsstaat met gewaarborgde uitbanning van elk gevaar en een profijtelijke no-claim korting te leven, is vals en onzindelijk. Van Geel zet Spaarndam – en het parlement, dat een aantal lastige maar legitieme vragen voor de regering en Schiphol in petto heeft – ermee neer als broze, licht bezopen popjes die oneigenlijke verwachtingen koesteren en die ageren op grond van hysterische eisen. Als mensen die je niet serieus hoeft te nemen.

Van Geel ziet weinig verschil tussen de commotie rond Schiphol en ‘de hypes rond SARS en legionella’ en wijst gepikeerd op ‘de maatschappelijke verontrusting die grote hoogten bereikt, de roep om maatregelen die steeds verdergaand wordt’. In het geval van Schiphol zijn het juist niet de eisen om beschermende maatregelen die steeds verder gaan, het is de luchthaven die tomeloos uitbreidt en verdergaande rechten opeist, die meer overlast veroorzaakt en zich steeds minder gelegen laat liggen aan overleg, aan regels en normen. De maatschappelijke verontrusting waarvan Van Geel gewag maakt gaat niet over persoonlijke risico’s; die handelt over democratie, openheid en eerlijkheid en over de pijnlijke vraag of burgers nog wel op de overheid kunnen vertrouwen nu die het parlement vals heeft voorgelicht.

Maar Van Geel wijdt daar geen woord aan. Het is een kwestie van psychologie, meent hij. ‘Het lijkt tegenwoordig soms wel of we in de angstige Middeleeuwen terug zijn: alsof de Verlichting nooit heeft plaatsgevonden. Irrationele angsten en politieke correctheid lijken de agenda te bepalen.’ Het volk moet zich niet zo kinderlijk gedragen, zegt-ie eigenlijk, als volwassenen onder elkaar dienen we te accepteren dat men dient te betalen voor het middagmaal en dat alleen de zon voor niks opgaat.

Ondertussen mietert Van Geel zelf een belangrijk kenmerk van de verlichting weg: de gedachte dat burgers rationele wezens zijn die rechten hebben waarmee rekening gehouden dient te worden, en de gedachte dat er een sociaal contract tussen burgers en staat bestaat waaraan beiden zich hebben te houden. Verbreekt een van beide partijen dat contract, dan verliest de staat onherroepelijk haar legitimiteit. Burgers die zich machteloos voelen ten opzichte van de staat denken en doen soms rare dingen. Belangrijker nog: ook de overheid kan niet gratis lunchen.

Waarom bibbert Bush?

“Syrië moet in het licht van de jongste ontwikkelingen haar handelingen en gedrag herzien. Niet alleen wat betreft massavernietigingswapens en wie er toevlucht krijgt, maar vooral wat betreft de steun aan terroristische activiteiten,” zei Colin Powell gisteren. Rumsfeld beschuldigde het land ervan chemische wapens te bezitten, en Bush hield het pruilend kort: “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.”

Ministers en presidenten heb ik altijd een zekere intelligentie toegekend, plus dingen als overredingskracht, argumentatie, inzicht in verhoudingen, historische kennis en prudent gedrag. De laatste week heb ik het gevoel dat ik een slecht jongensboek in handen heb als ik de krant lees. Of een driestuiverroman, want dat “ze moeten gewoon achter ons staan” van Bush klinkt meer naar een door een ongelukkige kalverliefde geplaagde tiener dan naar een staatsman. “Het is niet eerlijk! Waarom keek ze nou naar hem en niet naar mij? Ze moet gewoon van me houden!”, en dan boos in de kussens snikken en vals gaan plannen hoe je de snoodaard die haar aandacht van je stal morgen in het speelkwartier kunt pootjehaken.

Maar dit is heus het nieuws. “Syrië moet gewoon aan onze kant staan.” Met welk recht vergt Bush dat? Sinds wanneer is het een eis in de internationale politiek dat landen achter Amerika staan? Op grond waarvan verlangen de Verenigde Staten een verandering van regime van welk ander land ook? Wat is er in de afgelopen maanden in hemelsnaam gebeurd met ons concept van soevereine naties en de daaruit voortvloeiende gedachte dat geen enkele staat in de interne aangelegenheden van een ander land mag treden? Zijn met de Twin Towers alle internationale normen neergehaald en ingestort, en is het sindsdien simpelweg oorlog? Wij tegen zij?

Na de aanslag van Bin Laden op Amerika hield Bush een toespraak waarin hij stelde dat wie in de strijd tegen internationaal terrorisme niet met hem was, derhalve tegen hem was. Zijn snerpende commentaar op Syrië krijgt in dat verband meer reliëf. Maar volledig te begrijpen is die laatste opmerking denkelijk alleen in het licht van Amerika’s recente herdefinitie van haar interne veiligheid: het land zal zich immer kwetsbaar voelen zolang er tegenstrevers zijn, zolang er politieke groeperingen (of landen) zijn die de val van Amerika ambiëren of een aanval op dat land zouden kunnen uitvoeren. Uit die gedachte ontsproot het concept van de preventieve oorlog, waarvan Irak de afgelopen weken de premiere mocht beleven (en Afghanistan de generale repetitie); Amerika zal niet rusten voor het veilig kan gaan slapen, en haar veiligheid is volgens haarzelf slechts dan gewaarborgd als er geen tegenstand van belang is.

Je kunt bezorgd zijn over zo’n concept – en ik denk dat daar buitengewoon veel reden toe is – maar in de allereerste plaats past er verbazing, grenzeloze verbazing. Hoe kan het dat het machtigste land ter wereld zo fundamenteel angstig redeneert en meent dat al wie haar weerstreeft in het gareel gebracht moet worden? Olifanten hoeven toch helemaal niet bang te zijn voor muizen? Hoe kan het dat Amerika niet begrijpt dat met harde hand ingrijpen juist meer oppositie creëert van het soort dat ze nu juist wil uitbannen? (De Egyptische president Mubarak waarschuwde twee weken geleden dat elke dag dat Amerika oorlog voerde in Irak, er tientallen Bin Ladens werden geboren.)

Hoe kan een land überhaupt geloven dat alle gewelddadige tegenstand kan worden uitgeroeid? Paul Bremer III, die eerder ambassadeur voor de VS in Nederland was en tegenwoordig een gerespecteerd expert is op het gebied van terrorisme, sprak vlak na de aanslag op de Twin Towers de gedenkwaardige woorden dat moderne samenlevingen inherent kwetsbaar zijn en dat veiligheid om die reden een mooi en noodzakelijk streven maar in essentie onhaalbaar is. Een gek of fanaticus vindt uiteindelijk altijd wel een zwakke plek, bracht hij in herinnering. De enige manier om terroristische aanslagen volstrekt te voorkomen is door iedere burger in zijn eigen bunker te zetten, maar dat is een prijs die niemand wil betalen. De kans op aanslagen is daarmee een gruwelijk maar onontkoombaar gegeven geworden, iets waarmee niet alleen Amerika maar iedereen – elk land, elk mens – moet leren leven, hoe pijnlijk en moeilijk dat ook is.

Amerika lijkt zich geen raad te weten met haar kwetsbaarheid. De paradox is dat hoe machtiger het land wordt, hoe kwetsbaarder het zal zijn. Niet alleen omdat macht behouden, geconsolideerd en verdedigd moet worden, maar vooral omdat macht oppositie uitlokt. Naarmate Bush meer met zijn vuist op tafel slaat, zal zijn lip vaker trillen. Onze ellende is dat elke bibber van Bush de wereld doet beven.

Newspeak revisited

[Begin april organiseerde de SP een viertal avonden over de oorlog in Irak. Hoofdgast was Scott Ritter, voormalig VN-wapeninspecteur die in 1998 ontslag nam omdat Amerika naar zijn mening de inspecties saboteerde. Ik las een van die avonden een gesproken column voor over de berichtgeving over de oorlog.]

“…de zogeheten wapeninspecties…” (Bush in zijn speech tot Amerika, 17 maart 2003)

Er was weinig ‘zogeheten’ of ‘zogenaamds’ aan de wapeninspecties. UNSCOM is erin geslaagd minstens 90 tot 95% van Iraks wapenmachinerie en -industrie te ontmantelen. UNSCOM werkte daartoe nauw samen met allerhande inlichtingendiensten, inclusief de Amerikaanse en Israëlische. Geen enkele inlichtingendienst is er nadien in geslaagd aan te tonen dat Irak nucleaire, chemische of biologische wapens bezat, produceerde, zou kunnen produceren of voorbereidingen daarop trof. En als die wapeninspecties ‘zogenaamd’ waren, waarom was Amerika dan zo boos toen Irak ze na 1988 niet meer wilde toelaten? Zit daar geen discrepantie tussen?

“…oorlogsmisdaden zullen worden bestraft en oorlogsmisdadigers vervolgd.” (Bush op 17 maart 2003)

Via welk gerechtshof precies? Was het niet Amerika die het Internationaal Strafhof met grote verontwaardiging afwees en zelfs tot ontsteltenis van de Nederlanders een invasiewet opstelde om elke Amerikaan die voor dat hof in Den Haag zou moeten verschijnen, te kunnen komen ‘bevrijden’? Of wil Amerika zelf de Iraakse oorlogsmisdadigers gaan berechten, volgens het recept van Guantanamo Bay?

“Dat het Iraakse leger beschermende pakken heeft, bewijst dat het land massavernietigingswapens heeft.”

Heeft het Amerikaanse leger niet ook beschermende pakken? Heeft niet élk leger tegenwoordig beschermende pakken?

“Dat Irak tot nu toe geen massavernietigingswapens heeft gebruikt tegen de Amerikanen, bewijst dat Saddam Hussein ze achter de hand houdt.”

Hier past alleen stilte. Het is dezelfde logica als eerder gebruikt jegens de wapeninspecteurs: “Dat jullie niks vinden bewijst alleen dat Saddam ze goed heeft verstopt, niet dat hij ze niet heeft.” Daar is geen verweer tegen mogelijk, behalve machteloos gelach. Wie iemand wil beschuldigen, heeft tenminste een draadje bewijs nodig.

“Het tonen van Amerikaanse krijgsgevangenen is een grove schending van het Verdrag van Genève.”

…zei de Amerikaanse regering twee weken geleden woedend, nadat wij al dagen achtereen foto’s in de kranten en op CNN hadden gezien van gevangen genomen Iraakse soldaten. Maar voor hen geldt het verdrag van Genève kennelijk niet. Net zoals Genève volgens Amerika niet geldt voor de mensen die nu al ruim een jaar in Guantanamo Bay vastzitten. Als zij krijgsgevangenen zijn, hebben ze het recht op een fatsoenlijke behandeling – die ze niet krijgen. Als ze daar vastzitten als terroristen, hebben ze recht te weten hoe de aanklacht tegen hen luidt en hebben ze recht op een advocaat en een eerlijk proces. Ze krijgen niets van dat al, en Amerika schendt daarmee hetzij de Geneefse Conventie, hetzij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, vermoedelijk beide, en hoe dan ook: haar eigen wetgeving.

Het is schandalig dat Irak burgers dwingt deel te nemen aan de oorlog.” (Amerika, zo’n anderhalve week terug).

Veel hebben we daar niet van gezien, van burgers die gedwongen worden aan de oorlog deel te nemen. Wel van vluchtende burgers die door de Amerikaanse troepen worden neergeschoten. Maar mocht Irak inderdaad haar eigen burgers gedwongen in het leger inlijven, dan vind ik dat niet vreemd. Hier in het Westen noemen we zoiets gewoon ‘algehele mobilisatie’. Het is overal ter wereld, ook in Amerika, gewoonte jonge mannen onder de wapenen te roepen wanneer dat land zich in staat van oorlog bevindt, en wie weigert, heet dan een deserteur. Waarom zou Irak niet hetzelfde mogen doen? Omdat dat regime ons niet zint? Maar daarom voeren wij nu juist oorlog tegen ze. En ook een regime dat ons niet zint heeft het recht zich te verdedigen. En daar hoort mobilisatie bij, als het oorlog is.

“Wij komen daar de democratie brengen.”

Democratie brengen? Met een geparachuteerde regering van ex-generaals en oliedirecteuren, terwijl Britse en Amerikaanse bedrijven zich de benen uit het lijf rennen om in te schrijven op de ‘wederopbouw’ van Irak?

Natuurlijk, de democratie brengen via generaals! De Amerikanen hebben immers een lange geschiedenis en rijke ervaring op dat vlak, wie kan dat beter doen dan zij? Loop het alfabet maar af: Argentinië, Brazilië, Chili, tot aan Uruguay. Amerika steunde de Griekse kolonels en de Nicaraguaanse contra’s. Het voornaamste verschil tussen toen en nu is dat indertijd de CIA ‘buitenlandse democratieën beschermde’ terwijl het Witte Huis elke betrokkenheid bij dergelijke praktijken ontkende. Thans lijkt het Witte Huis elke discretie overboord te hebben gegooid: ze gaan Irak de democratie brengen. Houzee.

Maar democratie leg je niet op. Democratie bouw je op: met onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, een zekere mate van welvaart en rechtszekerheid, en vooral: met vrijheid, openheid, overleg en verantwoordelijkheid. Niet met geparachuteerde interimbesturen geleid door buitenlanders, aangevuld met ex-Iraki’s als Ahmed Chalabi waarvan buiten Amerika nog nooit iemand heeft gehoord (behalve dan in verband met bankfraude). Democratie bereik je niet met buitenlands bestuur, mandaatgebieden of protectoraten. Langs die weg, gevolgd door de Britten aan het begin van de vorige eeuw, is nu juist een groot deel van de malaise in het Midden-Oosten ontstaan, met kunstmatige grenzen, semi-bezetters en eindeloze konkelarijen van het Westen om het ene land tegen het andere uit te spelen en snel-wisselende allianties te sluiten. Alles om hun olie en hun invloed veilig te stellen, daarmee het ene monster van Frankenstein na het andere scheppend – van Osama Bin Laden tot, inderdaad, Saddam Hussein.

Naschrift, d.d. 20 april 2003:

De oorlog tegen Irak is officieel voorbij (Saddam Husseins standbeeld in het centrum van Bagdad werd omvergetrokken op de dag dat ik deze column uitsprak – maar de berichtgeving is vaak nog even belabberd. Bij deze twee ‘ pareltjes’ uit de kranten:

Deze kop komt uit de Volkskrant van 19 april 2003. Waarom staat de term bezettingsmacht tussen aanhalingstekens? Irak is toch binnengevallen door een vreemde mogendheid?

Deze kop komt uit Trouw van 19 april (op de 20e van het net geplukt). Waarom zijn de betogers nu omgedoopt tot ‘islamisten’? Toen ze met hulp van de Amerikanen in Bagdad het grote standbeeld van Saddam Hussein neerhaalden, heetten ze nog gewoon Irakezen. Maar nu ze in datzelfde Bagdad tegen iets protesteren dat wij geacht worden goed te vinden, heten ze plots ‘islamisten’. Merk voorts op dat er aanzienlijk meer Irakezen bij deze demonstratie waren (ruim tienduizend) dan bij het omhalen van dat standbeeld (maximaal een paar honderd mensen).

Els Iping en het buurtleed

Je kon je kont niet keren in de Dirk op Wittenburg, maar hij was goedkoop en godlof centraal voor alle Oostelijke Eilanders. In een buurt met veel oude mensen en met lage inkomens telt dat. Elk jaar werden er huizen bijgebouwd in de buurt: elk blok betekende langere rijen bij de supermarkt en verhoogde de kans op misgrijpen. Ondertussen sloten de groenteboer, de bakker en het postkantoor. De supermarkt wilde graag uitbreiden maar kreeg dat niet voor elkaar. Toen de woningbouwvereniging de huur fors verhoogde, werd het de supermarkt genoeg: ze besloten weg te gaan.

Buurt in paniek. De dichtstbijzijnde super is veertien procent duurder en een dikke kilometer verderop. De buurt richtte een werkgroep op die de woningbouwvereniging smeekte een nieuwe huurder voor de supermarkt te vinden. De woningbouwvereniging en de gemeente waren niet bijster geïnteresseerd: die wilden liever een vers te bouwen complex op de kop van de Csaar Peter. Dat was ook een injectie voor die straat vonden ze, die werd immers opgefrist en gerenoveerd en een grote nieuwe supermarkt paste mooi in dat plan. Dat zou de Csaar Peter leuk ophalen.

Tsja, zeiden de Oostelijke Eilanders, dat zeiden jullie indertijd over ons ook. Sterker: indertijd hebben jullie om die reden zelfs winkels van de Csaar Peter naar Wittenburg laten verhuizen, dat zou andere winkels aantrekken. En zie het resultaat: alleen de slager is over. Wij willen liever een nieuwe supermarkt op Oostenburg, da’s redelijk centraal voor alle Eilanders. Kijk, we hebben samen met een architect een ontwerp gemaakt, er past prachtig een supermarkt in het Wienergebouw, de projectontwikkelaar heeft beloofd niet dwars te gaan liggen en we hebben al twee goedkope supermarkten gevonden die er graag in willen.

Tsja, zeiden ook de Csaar Peterbewoners, wij willen helemaal geen grote supermarkt op onze kop. De paar buurtwinkels die wij nog hebben, hebben al aangekondigd dat ze dan vertrekken, en bovendien: er i­s al een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, alleen moet je effies de straat oversteken. Ja die dure, die van de veertien procent meer. Wij willen veel liever een bibliotheek op de kop, een kinderdagverblijf, en een postkantoor of een bank.

U wilt wel een supermarkt op de kop van de Csaar Peter, snibde de inmiddels opgetrommelde stadsdeelbestuurder, Els Iping. Dat hebben we zelf gehoord van de projectgroep daar. Ha, zei de buurtvertegenwoordiger, dat komt omdat wij bewoners wel drie jaar hebben meevergaderd, maar onze ideeën nooit zijn meegenomen, kijk, hier is ons buurtonderzoek. Nietes, zei Iping. Welles, zei de buurtvertegenwoordiger. Nu moet u wel fatsoenlijk blijven, stampvoette de PvdA- bestuurder, ik zit hier niet om beledigd te worden.

Er komt toch een nieuwe huurder voor de oude Dirk, hernam de stadsdeelbestuurder zich. Nou dan! Dan heeft u binnenkort zelfs twee supers! Hoezo twee, zei de buurt, want er lijkt na dertien maanden zoeken inderdaad een huurder voor de oude Dirk te zijn gevonden, maar da’s een club die net in de supermarktenhandel is gegaan, dit wordt hun tweede filiaal. U zet al uw kaarten in op een nieuwkomer. Als zij het niet redden in die te kleine winkel en met de concurrentie die u hen toebereidt hebben we dus alleen die ene nog te bouwen op de Csaar over, plus natuurlijk die dure van veertien procent meer naast de kop. En die zijn alletwee te ver weg voor veel Eilanders. Dus wij willen liever een super centraal op de Eilanden, op Oostenburg.

Wij willen ook liever naar Oostenburg dan naar de Csaar, zei de Dirk. Hou je d’r buiten, Kok, zei de stadsdeelbestuurder.

U maakt zich teveel zorgen, zei de stadsdeelbestuurder. Maar wij zijn ook bezorgd, zei de buurt, en ondertussen geloven wij dat u onze problemen onderschat. U moet niet zo demagogisch doen, zei de wethouder, wij hebben heus goede ideeën. Wij ook, zei de buurt, maar u wilt ze niet in de deelraad bespreken, de deelraadsleden moesten onze plannen uiteindelijk inbrengen. We hebben de indruk dat u allang besloten heeft.

In mijn buurt trok het anders wel aan toen er een grote supermarkt kwam, zei de stadsdeelbestuurder, wij hebben nu zelfs een markt. Wat een gotspe, zei de buurt, wij vragen al jaren om een markt maar dat mocht nooit van u. Ik zit hier pas elf maanden, zei de stadsdeelbestuurder, dus ik weet van niks. Die indruk kregen we al, zei de buurt. Ik vind u wel erg beledigend, zei de wethouder. Ja hallo, zei de buurt, en schudde haar hoofd over een democratie gebouwd op gebelgde ego’s.

Oorlog in een kruitvat

De wonderen zijn de wereld nu definitief uit. Deze week wordt het oorlog, dan breekt de hel los. Bush denkt dat hij een (voor hem) schone oorlog kan voeren, maar oorlogen zijn per definitie vies, duren langer dan wie ook dacht en kosten altijd veel teveel doden.

Bush gaat oorlog voeren in een kruitvat. Israël grijpt sinds 11 september 2001 het feit dat de ogen van de wereld iets oostelijker zijn gericht, dankbaar aan en vernielt nederzetting na nederzetting. De Palestijnen zijn de wanhoop al jaren nabij en niemand maakt zich echt druk om hen; ze worden daarmee een makkelijke prooi voor fundamentalisten en extremisten en worden voor ieders kar gespannen. Turkije heeft zojuist ontdekt dat beloftes over economische hulp verdampen als je niet als militaire uitvalsbasis wilt dienen. Iran overweegt om – net als Irak al eerder heeft gedaan – over te stappen op euro’s in plaats van dollars voor hun olie en duwt de Amerikaanse economie daarmee nog een stapje dieper het dal in. De Koerden in Noord-Irak beginnen hardop na te denken over een eigen staat, en Turkije staat klaar om ze de kop in te duwen, bang voor een opstand in eigen land.

Bin Laden wrijft onderwijl in zijn handen. Hij hoeft de haat waarop fundamentalisten tieren, niet meer zelf te zaaien: hij kan kalmpjes oogsten. Voor elke bom die de Verenigde Staten op Bagdad zullen laten vallen, krijgt hij er gratis tientallen rekruten bij, zo gulzig om martelaar te worden dat ze liever vandaag een terroristische aanslag plegen dan morgen.

Bush heeft de buitengewoon treurige primeur de eerste Amerikaanse president te zijn die een land binnenvalt zonder dat dat land andermans soevereiniteit heeft geschonden. Dat maakt deze oorlog volkenrechtelijk illegaal. De VN staat daarmee op zijn grondvesten te trillen en ziet haar bestaansrecht ernstig ondermijnd: Amerika doet kennelijk toch wat het wil. Amerika’s angst opnieuw doelwit te worden van een terroristische aanslag is waarschijnlijk de motor daarachter, maar zelfs de CIA heeft geen duidelijke banden tussen Saddam en Bin Laden kunnen aantonen. Dezelfde geheime diensten die ondanks Bush’ fervente aansporingen VN-inspecteur Blix niet van fatsoenlijke bewijzen konden voorzien dat Irak inderdaad massadestructiewapens verborgen houdt, meldden vorige week in een rapport dat de optimistische dominotheorie van Bush – als Irak democratisch wordt, volgt de rest van de regio vanzelf – op drijfzand is gebouwd.

De Iraakse oppositie – voor zover aanwezig – is verdeeld en bang. Ze vertrouwt Amerika niet. Het land heeft Saddam in de jaren tachtig gesteund, en slachtoffers hebben doorgaans een goed geheugen voor zulke dingen. Pappa Bush maakte het er niet beter op toen hij bij de vorige Golfoorlog het volk opriep tegen Saddam in opstand te komen. Toen ze dat tenslotte deden trok pa zich terug, het land slechter achterlatend dan voorheen, terwijl Saddam ettelijke tienduizenden mensen afmaakte. Daarnaast boezemt het lot van Afghanistan vrees in: de oorlog duurt er nog steeds voort en warlords hebben het voor het zeggen gekregen.

Diezelfde VN waaraan Bush nu voorbijgaat, kreeg van hem afgelopen weekend de taak toebedeeld het ‘proces van democratische opbouw’ te gaan begeleiden. De logica ervan is voor mij onnavolgbaar: eerst zonder de VN optreden en het enige supranationale orgaan met het recht op ingrijpen terzijde schuiven, en dan van diezelfde, inmiddels uitgeholde instantie verwachten dat zij de troep achteraf opruimt, het land aanharkt en het de manieren bijbrengt die je zojuist zelf hebt geschonden.

In zijn oorlogsaankondiging van gisteren kwam Bush met een al even bizarre tournure. Hij waarschuwde het Iraakse leger geen oliebronnen in brand te steken noch vernietigingswapens tegen de Amerikanen of het eigen volk in te zetten. “Oorlogsmisdaden zullen worden vervolgd, oorlogsmisdadigers zullen worden gestraft,” zei Bush streng – dezelfde Bush die heeft geweigerd het convenant voor het vorige week in Den Haag geïnstalleerde Internationaal Strafhof te ondertekenen, dezelfde Bush die een wet heeft gemaakt om Nederland binnen te vallen mocht er ooit een Amerikaan wegens oorlogsmisdaden voor datzelfde Strafhof worden gebracht.

Wat doen Bos en Balkenende ondertussen? Spreken ze zich uit tegen deze ondermijning van het internationaal recht? Wijzen ze Bush erop dat hij de VN en het Strafhof kennelijk gebruikt of dumpt naar het hem uitkomt? Welnee. “Nederland geeft wel politieke steun aan Amerika, maar geen militaire,” orwellde Balkenende, en Bos zweeg. Morgen gaan ze weer gezellig verder thee teuten in het torentje. En overmorgen breekt de hel los.

Lijden als schaamlap

Saddam is toch een vreselijke dictator, vroeg de radiopresentator, daar moet je toch iets tegen doen? Dat kon ik alleen maar met hem eens zijn, maar dat is het punt niet. Jarenlang is het immers geen probleem geweest dat Saddam zijn volk onderdrukt en dagelijks, liefst nog zo voor het ontbijt, iemand de kop afbeet. Jarenlang is het geen probleem geweest dat Saddam critici opsloot, tegenstanders martelde en Koerden vergaste. Jarenlang is het geen probleem geweest dat de Irakezen voedsel, zorg, onderwijs en rechten ontberen. Jarenlang – zowel voor- als nadat er een internationale handelsboycot op touw werd gezet – was het geen probleem voor Saddam om wapentuig te kopen: eerst van de Amerikanen, later van de Duitsers en de Fransen. Maar nu moet-ie ineens weg en wordt het leed van zijn volk gebruikt als morele vrijbrief, terwijl het Westen zich jarenlang niet bekommerd heeft over hun lot.

Het punt is dat Bush begon te dreigen met een oorlog nadat zijn eigen land was aangevallen. Niet door Saddam, overigens. Bin Laden eiste die zieke eer op, Bin Laden die in Afghanistan zou verblijven (waarop datzelfde Westen zich ineens uiterst bezorgd betoonde over het lot van die arme Afghanen die zwoegden en leden onder de Taliban, een lot dat ons voordien niet bijster had geïnteresseerd). Een paar weken na de aanval op Amerika speechte Bush dat er een as van het kwaad was die zich bewoog tussen Noord-Korea, Irak en Afghanistan, en eiste hij het recht op zijn land preventief tegen die drie mogendheden te verdedigen. Sindsdien heeft hij het refrein van de oorlog gezongen. En niet vanwege het leed van dat Iraakse volk.

Maakt het uit om welke redenen je een land aanvalt? Moet je zelf moreel vlekkeloos zijn wil je zoiets mogen doen? Is het erg om misse methoden te gebruiken tegen een dictator, of is in zo’n geval elke aanpak gelegitimeerd? Ik weet het niet, en eigenlijk durf ik me niet het recht aan te meten om voor, of namens, de Irakezen te spreken. Ik weet wel dat het de joden in de vernietigingskampen geen donder uitmaakte om welke reden ze werden bevrijd, zolang ze maar weg konden. Maar in mijn meer cynische buiten herinner ik me weer hoe diezelfde joden nadien amper opgevangen of gesteund werden: ze moesten zelf maar weer zorgen dat ze thuis kwamen, en of dat huis er nog stond interesseerde de vers bevrijde naties ook niet heel veel. (Maar toch: je kunt beter zwerven en armoe lijden dan in een vernietigingskamp zitten, dat is evident.)

In zulke cynische buien bereken ik stilletjes dat de VS onderhand minstens evenveel dictators in het zadel hebben geholpen of gehouden als ze eruit hebben geschopt. Ik trek Kosovo af van de Griekse kolonels, deel Hitler door de som Pinochet en al die andere Latijns-Amerikaanse ex-dictators, en zit met een staartdeling die niet uitkomt. Wat het rekenen bemoeilijkt is de wetenschap dat de VS Milosovic, de Taliban en diezelfde Saddam eerder hartelijk hebben gesteund. Het land lijkt een griezelig talent te hebben voor het scheppen van tovenaarsleerlingen – of is dat eigen aan grote mogendheden, zo’n vloek op je creaties te hebben rusten? Rusland is er tenslotte ook niet onbekend mee.

Overeind blijft staan dat wat Amerika wil – als de Verenigde Naties niet akkoord gaan, desnoods op eigen houtje aanvallen – in de grond een desperadohouding is. Je voedt daar dictaturen mee en bevordert het leven naar recht van de sterkste, hetzelfde recht dat je tegelijkertijd zegt te willen betwisten. Want met welk recht kan Amerika Irak nog verwijten dat het zich niets aantrekt van internationale regels, handvesten en resoluties als zijzelf zich er zelf niet aan houdt? Hoe kan Amerika een absurd concept als ‘de preventieve oorlog’ uitvinden en zich tegelijkertijd moreel de betere achten dan het land dat ze aanvalt?

Het argument dat ik de afgelopen weken wat vies ben gaan vinden is dat van het lijden van de Irakezen. Dat ze lijden, staat buiten kijf. Maar als hun omstandigheden de ultieme rechtvaardiging zou zijn om Irak binnen te mogen vallen, dan zijn die wapeninspecties irrelevant, en moet je concluderen dat de VN de verkeerde discussie heeft gevoerd. Dan heb je namelijk ook binnen te vallen als Saddam royaal met Blix meewerkt en zichzelf van zijn chemische wapens ontdoet, want daarzonder lijdt de Iraakse bevolking bepaald niet minder. De benarde situatie van de Irakezen wordt op die manier gedegradeerd tot gelegenheidsargument, tot ons doekje voor hun bloeden.

Hoe pijnlijk: je pas zorgen maken over anderen als dat in je eigen straatje te pas komt.

Orders van Hogerhand

MIJN PLOEG WAS IN KATWIJK AAN ZEE INGEPLAND. Aan de boulevard werd ons uniforms en rangnummers uitgereikt, we kregen jute zakken en een schep en konden aan de slag. We schepten de zakken vol met zand en stapelden ze op. Na wat dralen kwam een echtpaar naar ons toe. “Eh, als ik vragen mag, wat bent u aan het doen?”

Ik geef toe, het moet een vreemd gezicht zijn geweest. Vier mensen in rode legerpakken die op het strand een wal van zandzakken opbouwden en daarachter levensgrote houten soldaten opstelden.

Strandpatrouille aan het werk
(foto: Ron Peperkamp)

“Tja, een heel verhaal,” zei onze wachtmeester eerste klas. “Den Haag, het begint bij Den Haag. U weet misschien dat daar het Internationaal Strafhof wordt gevestigd, waar oorlogsmisdadigers zullen worden berecht?” Het echtpaar knikte. De wachtmeester vertelde dat bijna honderd landen dat strafhof accepteren, maar Amerika niet, wat de zin van zo’n hof enorm ondermijnt. Maar dat was niet alles. Amerika zegt dat als er ook maar één enkele Amerikaan voor deze rechtbank wordt gebracht, ze hem met man en macht zullen komen bevrijden. Ze hebben zelfs een invasiewet aangenomen om in dat geval Nederland binnen te vallen. Dat is nooit eerder in de geschiedenis vertoond. Amerika onttrekt zich daarmee niet alleen aan de internationale rechtsorde, ze schenden hem bovendien. “Vandaar dat we ons kleine landje en dat mooie internationale hof willen beschermen,” zei de wachtmeester. Het echtpaar bezag de zandzakkenwal ineens met andere ogen. Het kon wel eens oorlog worden.

Maar iets knaagde. “Helpt dit dan?” vroeg het echtpaar. “Nou nee,” zei de wachtmeester eerlijk, “maar we doen in elk geval iets. Dit leek ons beter dan de zoveelste demonstratie. En wij hier zijn niet de enigen: overal langs de kust zijn strandpatrouilles als aan het werk. Al die houten soldaatjes doen precies waartoe wij gewone mensen zijn veroordeeld: toekijken en afwachten wat er gebeurt.” Dat was inderdaad heel ernstig, vond het echtpaar, als gewone burger sta je machteloos tegenover de grote politiek. “Vandaar dat wij soldaat zijn geworden, het leger van Hogerhand,” besloot de wachtmeester. “Met een leger kun je wél wat.”

Al weken scheppen pelotons als het onze zandzakken vol en maken ze bolwerkjes langs de kustlijn. Elke keer komen burgers vragen wat er aan de hand is en krijgen die vriendelijk uitleg. Geregeld komt de lokale krant langs en schrijft daarna een stukje over Hogerhand, over de invasiewet en over het belang van het Internationale Strafhof. Geleidelijk wordt er een linie langs de kust opgebouwd en krijgt het protest vorm. Overal waar de strandpatrouilles van Hogerhand langs zijn geweest, staan groepjes mensen na te praten: wat ze nu toch hebben gezien en gehoord!

Alles gebeurt anoniem. De Hogerhanders kennen elkaar meestal niet. De rekruten en leiding gebruiken literaire pseudoniemen: de wachtmeesters heten Bull Super en Willem Brakman, de marsorders komen van Neeltje Maria Min – vermoedelijk onder het motto “voor wie ik liefheb, wil ik waken”. Hogerhand wil geen woordvoerders, geen leiders hebben.

Al doende wordt een nieuwe vorm van protest uitgedacht en geschapen. De organisatie is geheel via internet opgebouwd. Wekelijks melden zich nieuwe rekruten aan (de helft van mijn peloton was nieuw) en worden er tientallen fortificaties gemaakt. Honderden mensen sturen hun portret op voor de houten soldaatjes. Bezoekers van de website betalen zandzakken of proviand, verf of hout. Mensen geven tijd en materiaal. Thuis stellen mensen roosters op, regelen logistiek, wassen uniformen en overleggen in de virtuele kazerne. Wie het idee steunt, draagt bij wat hij kan en wil, en als niemand meer meedoet of iets geeft stort Hogerhand automatisch in, net zoals Hogerhand zich nu vanzelf lijkt uit te breiden. Hogerhand is een Linuxleger. Het wrange is dat, mocht Nederland – of een ander modern land – ooit behoefte krijgen aan een ondergrondse, dat zo’n beweging zich waarschijnlijk langs deze lijnen zal ontwikkelen. Dit is het verzet van de toekomst.

Spaink als recruut
(foto: Ron Peperkamp)

“Op dit moment worden er dagelijks door 2 of 3 patrouilles nieuwe fortificaties gebouwd. Verspreid over bijna 100 km strand tussen Hoek van Holland en Den Helder, oogt het allemaal nog heel nietig. Maar iedere dag komen er weer een paar bij en zo werken we stapje voor stapje toe naar een hecht front – misschien niet helemaal aaneengesloten, maar in ieder geval indringend genoeg om bij de juiste mensen de juiste vragen op te roepen,” schrijft Hogerhand op haar website. Daarbij hoort de vraag waarom wij voor acht miljard Joint Fight Strikers kopen van het land dat belooft ons binnen te vallen als zij zich niet aan de internationale rechtsorde hebben gehouden.

Georganiseerd wantrouwen

[Verschenen in de serie ‘Brandende kwesties’ in Vrij Nederland.]

DE OVERHEID VERTROUWT ONS NIET MEER. Burgers moeten steeds uitgebreider worden gecontroleerd: we mochten eens een misstap begaan.

Justitie heeft haar bevoegdheden in de afgelopen jaren fors uitgebreid. Eind 1999 gaf de nationale ombudsman de gemeente Amsterdam ongenadig op haar donder vanwege de massale ‘preventieve aanhoudingen’ die rond de Eurotop van 1997 werden verricht. Er zijn toen zo’n zevenhonderd mensen opgepakt: soms omdat ze demonstreerden, soms omdat ze wilden demonstreren, soms uitsluitend omdat ze groepsgewijs in de stad arriveerden. Te hooi en te gras werd artikel 140 gebruikt: verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie.

De ombudsman achtte de getroffen maatregelen faliekant fout. De juridische grond om mensen vast te houden ontbrak veelal, er was in de meeste gevallen zelfs geen schim van een bewijs, de uitgevaardigde noodbevelen waren onwettelijk, het geboeid afvoeren van demonstranten miste elke grond, de mandaten die burgemeester Patijn aan de politie had gegeven waren veel te ruim. Kortom: de rechtstaat was geschonden.

De reactie van de politici? De wet moest maar worden aangepast, opdat zulke maatregelen voortaan wel legitiem zouden zijn. Zo geschiedde. Nog voordat het EK voetbal in de zomer van 2000 in Nederland neerstreek was de zaak geregeld. Mensen mogen tegenwoordig preventief worden opgepakt en daarna twaalf uur worden vastgehouden op grond van ‘feiten die mogelijk zullen worden gepleegd‘ (toenmalig vice-premier Jorritsma in de Volkskrant, 5 mei 1998). Kansberekening als aanhoudingsgrond, het is een griezelig juridisch novum. Er is weliswaar toestemming van de burgermeester nodig om tot dergelijke ‘bestuurlijke ophoudingen’ over te gaan, maar die moet van diezelfde burgemeesters komen – de Pepers en de Patijns – die eerder zo grif over de grenzen van de rechtstaat heen banjerden.

Alsof we niet al ver gingen: Nederland is het land met de meeste telefoontaps. Zelfs in absolute aantallen tapt Nederland meer telefoons af dan de VS, een land dat toch aanzienlijk meer bewoners heeft dan wij. Die taps nemen bovendien explosief toe. Werden er in 1996 nog 3000 telefoons in Nederland getapt, in 1998 was er sprake van 3000 telefoon- en 7000 GSM-taps. Vorig jaar heeft Nederland een nationaal afluistercentrum in gebruik genomen waar simultaan duizend telefoons (vast en mobiel) kunnen worden afgeluisterd. Het is het grootste centrum in zijn soort van Europa.

Er is amper controle op deze taps. De rechter-commissaris moet het tapbevel weliswaar ondertekenen, maar wanneer er tienduizend bevelen per jaar worden uitgevaardigd – dit jaar wellicht al vijftienduizend, dat wil zeggen: bijna zestig per werkdag- kunnen de rechter-commissarissen niet elk bevel nauwgezet beoordelen voordat ze er een krabbel onder zetten. Het openbaar ministerie legt voorts nimmer verantwoording af over haar tapgedrag. Er worden geen cijfers bekend gemaakt over het aantal taps (de eerder genoemde cijfers zijn per ongeluk naar buiten gekomen), noch over de duur of effectiviteit ervan.

Niemand weet hoe vaak een tap helpt om het bewijs in een strafzaak rond te krijgen. Derhalve kan er nimmer een adequaat, op feiten gebaseerd debat ontstaan over het nut van taps. We weten het simpelweg niet. Wat bijgevolg betekent dat de overheid ons de mogelijkheid ontneemt om een verstandige en publieke afweging te maken tussen enerzijds het kwaad van forse inbreuken op de privacy (vooral op dat van derden: aangezien je een gesprek per definitie nooit alleen voert, wordt ook de privacy van alle contacten van verdachten systematisch geschonden) en anderzijds het goed van opsporing, strafvervolging, rechtshandhaving en veiligheid.

Veiligheid boven al, is het devies, vooral na 11 september, en iedereen zwijgt deemoedig. Ehm, tsja, nou, aanslagen willen we uiteraard voorkomen, en we schorten onze aarzeling op. Bovendien zijn de instrumenten om die aarzeling te toetsen ons nooit toegekend. De overheid kan ons wel controleren, wij hen niet.

Er zijn angstige plannen in de maak: de politie moet binnenkort, zonder enige motivering en verantwoording, overal vrijuit klantgegevens kunnen opvragen. Uw giro- en creditcard nummer, waar u gepind en getankt heeft en wanneer u met wie heeft gebeld – zulke informatie moet voortaan zonder meer worden overlegd zodra de eerste de beste agent erom vraagt. Er hoeft zelfs geen enkele concrete verdenking te bestaan jegens burgers wier gegevens worden opgevraagd. De enige voorgestelde beperking geldt ‘gevoelige informatie zoals godsdienst, ras, seksuele of politieke overtuiging’. Daar moet wel een rechter-commissaris aan te pas komen en dient er een verdenking van een ernstig misdrijf te zijn. Uw zichtbare huidskleur is een beschermd gegeven en uw giroafschriften worden vogelvrij.

Je vraagt je af waar dat eindigt. De overheid lijkt een transparante burger te willen. Waarom weigert zijzelf even transparant zijn? En willen wi­j dat wel, geheel doorzichtig zijn? Hoeveel grondrechten willen we opgeven voor onze veiligheid? En hoeveel kans hebben we om tegen zulke ontwikkelingen te protesteren, wanneer juridische bezwaren slechts leiden tot wetaanpassingen die recht moeten breien wat krom was?

*

WEINIG, WANT OOK IN POLITIEKE ZIN wordt de burger gewantrouwd. Stemmen of pollen we een kant op die een partij niet zint, dan heeft die grofweg twee reacties. De ene is een beteuterd: ‘we hebben onze boodschap niet goed genoeg overgebracht’. De VVD zei zulke dingen tijdens hun neergang bij de afgelopen verkiezingen. Het klinkt als een halve schuldbekentenis, een schroomvallig toegeven van eigen falen, maar met een adder onder het gras. Want wij hebben de schone boodschap bewijsbaar niet goed begrepen.

Dat bestempelt de zich van de VVD afwendende burgers tot schoolkindjes met magere zesminnen, tot brugpiepers die er, ondanks de grootst mogelijke inspanning van de kant van het – uiteraard briljante – docentencorps, niet in zijn geslaagd om de basiscursus burgerschapskunde met een diplomaatje te kunnen afronden Wat ze feitelijk zeggen is dat ze niet doorhadden hoe dom we eigenlijk zijn. Dat ze nog lager op hun hurken moeten zitten om op ons niveau te geraken. Meer Jip- en Janneketaal gebruiken, zoals VVD-voorzitter Bas Eenhoorn het formuleerde.

De andere standaardreactie is vergoelijkend: de kiezers zouden ‘op emotionele gronden’ hebben gestemd. De PvdA legde haar échec zo uit: Melkert had ons niet ‘aangesproken’, hij was ‘te kil overgekomen’. Ook deze vergoelijking pleit de partijen vrij. Zij konden er immers niets aan doen. Wij, de kiezers, waren meegesleurd door onze gevoelens, we waren een beetje ontoerekeningsvatbaar geworden, geeft niks jongens, kan iedereen overkomen, maar rot toch dat zij, de partijen, nu het slachtoffer van onze emotionele roetsjbaan zijn geworden. We waren wel tegen, maar dat was emotioneel. Dus dan telt het niet. Eigenlijk.

Een mal, paradoxaal en ongefundeerd verwijt, alsof emoties niet rationeel kunnen zijn. Emoties spelen ook bij steun voor plannen en stemgedrag waarvan de bewuste politici wel geporteerd zijn. En doet niet vrijwel elke partij tegenwoordig z’n uiterste best om emoties te mobiliseren en ten eigen bate aan te wenden? Weet een politicus trouwens ooit op welke gronden een kiezer hem steunt?

*

MAAR ALLES WORDT ANDERS. Erger, vrees ik. Burgers wantrouwen de politiek en de overheid op hun beurt namelijk ook. En een deel van die burgers heeft op wel heel cynische wijze teruggeslagen: ze hebben zich georganiseerd – nu ja, ‘georganiseerd’ is een groot woord in dit verband – in de LPF en zijn de politiek ingegaan.

En wat doet de LPF, behalve mikpunt vormen van mijn politiek wantrouwen? Elkaar en de buitenwereld met argusogen gadeslaan. Hun eigen bestuur, fractieleden en kiezers wantrouwen.. Argwaan koesteren jegens ‘de’ media. Andere partijen wantrouwen Vraagtekens zetten bij rechters en rechtspraak. De ’emotionele grond’ gebruiken om zichzelf te vergeven en anderen te beschuldigen. En voorts: alles en iedereen in de gaten houden, en zichzelf immer schuldeloos achten.

De overheid heeft school gemaakt. Bestraf derhalve feiten die mogelijk gepleegd zullen gaan worden, luister af wat politici tegen elkaar zeggen, train uzelf in georganiseerd, oncontroleerbaar wantrouwen, en heb argwaan zodra iemand over jouw emoties begint. Wees des overheids dwingeland. Controleer Den Haag. Regeer uzelf!

Ziek bestuur

MIDDEN JULI 2002 kregen alle leden van de multiple-scleroseclub (MSVN) een brief thuisbezorgd waarin de vereniging meldde dat zij “verder wil professionaliseren”. Dat klonk goed. Fondsen werven, een blad uitgeven, vijftienduizend zieke mensen en hun familie informeren over wetenschappelijk onderzoek, hulpverlening en wetgeving en daarnaast publieksvoorlichting geven is geen taak die licht mag worden opgevat. Ook wilde de MSVN «de band met onze leden en relaties» versterken, onder meer door hun betrokkenheid bij het verenigingsblad MenSen en de MS-website ter vergroten.

Maar, zo vervolgde het bestuur in haar brief aan de leden, «beide redacties hechten te zeer aan hun onafhankelijkheid die in het verleden ook in statuten en rechten is verankerd. We respecteren deze opstelling, maar ze heeft ons wel tot de slotsom gebracht dat de samenwerking met beide redacties te beëindigen.» Kortom: de leden krijgen een nieuw blad en een nieuwe website – te gelegener tijd. Exit MenSen. De website kan godlof op eigen kracht door.

Hoe nu? Betere communicatie door het blad op te heffen? Door twee bewezen effectieve media aan de kant schuiven teneinde van de grond af aan iets nieuws op te bouwen? Wat een kapitaalverspilling. En wat een rare formulering: als die onafhankelijkheid van beide media in het verleden is verankerd, dan geldt die toch ook nu? Goede verenigings- en stichtingsblaadjes hebben niet voor niets een redactiestatuut: betrokkenheid is een groot goed, maar een horig moeten zijn een heel ander ding.

Ik stak mijn licht op bij beide redacties. Dat leverde verrassing nummer één op. Niet het bestuur van de MSVN, maar beide redacties hadden de samenwerking met de MSVN opgezegd. De brief was derhalve een leugen. Waarom moest de MSVN de feitelijke gang van zaken verdraaien in haar mededeling aan de leden?

Verrassing nummer twee was dat het blad MenSen nooit enig voorstel voor verandering tegemoet had mogen zien behalve dan dit ene: dat haar redactiestatuut afgeschaft moest worden. De redactie werd daarna – begrijpelijk – wat argwanend.

Verrassing nummer drie was dat de MSVN de website had opgeëist. De bewuste site – www.msweb.nl – is ooit ontstaan op initiatief van een enkeling, en is uitgegroeid tot een bloeiend forum dat zo’n vijfhonderd mensen per dag trekt en dat van harte verenigingsnieuws plaatste. Wat wil je nog meer? Nu, de domeinnaam. De MVSN eiste dat die aan haar werd overgedragen, maar had uiteraard geen poot om op te staan. Waarom zou iemand die een website eigenhandig heeft groot gemaakt, die zomaar aan een ander overdoen?

Verrassing nummer vier was dat het bestuur de redactie van MenSen vertelde dat hun redactiestatuut absoluut van tafel moest: anders zou de MSVN geen geld krijgen van de sponsors (momenteel: het Prinses Beatrixfonds en de Vrienden MS Research; later hopelijk ook Biogen, een farmaceutisch bedrijf). De sponsors ontkenden echter zulke eisen gesteld te hebben.

De vijfde verrassing was dat het bestuur van de MSVN tegenover mij ontkende ooit gezegd te hebben dat de sponsors van het redactiestatuut afwilden; helaas voor hen, in de notulen van vergaderingen die ik inmiddels heb, herhalen bestuursleden die opmerking keer op keer. Daarna was ik niet verrast meer. Ik stelde alleen vragen.

Ik stuurde het bestuur van de MSVN een lange brief en vertelde hen dat ik, met het oog op publicatie, graag een nadere toelichting wilde. Het bleef twee weken stil. Daarna kreeg ik een uitnodiging om over vijf weken koffie te komen drinken op het verenigingsgebouw, dan zou ik een mondelinge toelichting kunnen krijgen. (Ja allicht mondeling. Ondertussen waren ze wellicht ongerust geworden over de implicaties van notulen en anderszins verifieerbaar papier.)

*

WAT IS DAT TOCH met verenigingen? Ik heb in het laatste jaar van zeer nabij vier verenigingen gezien waarvan bestuursleden op hol sloegen. Ze dachten dat ze het beter wisten dan alle anderen en daarna dat ze de leden konden manipuleren, bedotten, voorliegen, met sterke verhalen zoet konden houden. Sommigen dachten dat ze met privégesprekjes met invloedrijke leden allerlei lastige of pijnlijke discussies binnenskamers konden houden, weg van de ledenvergadering. Anderen dachten dat niemand ooit het lef zou hebben van hen te verlangen hun troeven te laten zien – maar dat gebeurde toch, en toen bleken het blufkaarten. Nog weer anderen hoopten dat zolang ze ‘leuke dingen voor de mensen’ zouden doen, alles wel reg sou komen. En bijna allemaal denken ze: jij, jij maakt me niks. Maar die ‘jij’ tegen wie ze het hebben, dat zijn wel de leden. Hun leden. De harde les die veel besturen hebben moeten leren, is dat zij hun leden harder nodig hebben dan omgekeerd.

[De volledige correspondentie tussen de MVSN en mij staat hier. Eind december trad het bestuur van de MSVN af, daartoe gedwongen door de ledenraad. Een interimbestuur werd geformeerd. Directeur Angelique van Dam bleef echter aan.]