Camouflage

[Voor het tijdschrift Lover, aflevering 2011-2.]

’t Was een mooie meid en dat wist ze. Helaas legde ze het er dik bovenop: haar rokken net te kort, haar truitjes iets te strak, de make-up te uitbundig. De overdaad deed eerder aan haar schoonheid af dan dat-ie eraan toevoegde; er was nu simpelweg teveel dat om aandacht schreeuwde.

Ook haar vader vond het niks. Of nee, hij vond er wel degelijk iets van – hij vond haar uitdossing ongepast, zelfs licht hoerig. Maar hij kon er niet veel van zeggen; ze had hem zijn wapens effectief uit handen geslagen. Want bij dat al uiterlijk vertoon droeg zijn dochter immers keurig een hoofddoekje. Ze bedekte heur haar en ging zo volop de strijd aan met haar cultuur. Met haar vader, ook.

In dat ene tafereel ligt alle kortzichtigheid en stupiditeit van het hoofddoekjesdebat besloten. Zodra (en zolang) een moslima een hoofddoekje draagt, komt ze met zoveel meer weg. Je mag dat tragisch of eng vinden, maar met het ontkennen van die realiteit schiet niemand iets op; de vrouwen in kwestie al helemaal niet.

Een hoofddoekje is voor veel islamitische vrouwen een aflaat. Oh, er zijn uiteraard moslima voor wie de hoofddoek een trotse geloofsbelijdenis is. Maar er zijn ook veel vrouwen die hem dragen omdat het een perfecte camouflage is, een effectieve bliksemafleider: ‘Ik bedek mijn haren, dus verder moet je niet zeuren.’ Sommigen gebruiken hun hoofddoek zelfs als strategisch wapen: ‘Ik bedek mijn haren, en tóch denk jij dat ik onkuis ben? Pfah! Schande over jou!’

Wie een passend symbolisch eerbetoon weet te vinden, kan vervolgens met veel wegkomen – inclusief korte rokken en strakke truitjes. Vaak verwerven vrouwen zichzelf zo ruimte en kunnen ze met ineens doen wat zonder onhaalbaar en onmogelijk leek. Dan is de hoofddoek hun vrijbrief.

Maar daar staan we liever niet bij stil. Liever grijpen we bot in, van buitenaf, in de soms moeizame onderhandelingen tussen islamitische vrouwen en mannen. Maar terwijl wij vroom beweren hun gebodscultuur te willen ondermijnen (een religie mag een vrouw niet voorschrijven hoe zij zich moet kleden, vinden we, en die mannen mogen zich niet langer als de bewaker van de goede zeden opwerpen), weten we niks beters te doen dan zelf nieuwe geboden op te leggen: hoofddoekjes mógen niet. Daarmee scharen we ons in het koor van religies en overheden die hun moraal aan vrouwen wensen op te leggen en hen voorschrijven hoe, wie & wat zij moeten zijn.

(En stel nu dat zo’n vrouw kampt met een man die haar verplicht tot het dragen van een hoofddoek: denken we heus dat een nationale eis de hoofddoek af te leggen, die vrouw meer ruimte geeft? Volgens mij komt ze dan alleen meer klem te zitten.)

Wat me in het debat voorts verbaast – buiten de stuitende hypocrisie ervan, want het gaat ‘ons Nederlanders’ evident niet om een neutraal debat over publiek vertoon van religieuze tekens; alleen de islamitische kentekens zitten ons dwars – is dat het anders zo vanzelfsprekende vertoog over het nut van betaald werk ineens nietig lijkt. Betaald werk is belangrijk, zeggen we altijd: het levert eigenwaarde en zelfbewustzijn; het zorgt voor sociale en maatschappelijke aansluiting en inbedding; en je eigen geld verdienen bevordert zelfstandigheid.

Maar vrouwen met een hoofddoekje willen we liefst ontslaan. Als we inderdaad vinden dat juist zij broodnodig moeten emanciperen, is hen uitsluiten van de arbeidsmarkt en ze zodoende veroordelen tot een leven binnenshuis dan wel zo’n goed instrument? Me dunkt van niet.

Verder is dat hele hoofddoekjesdebat zo seksistisch als maar kan. We hebben het alweer en uitsluitend over de vraag hoe vrouwen eruit horen te zien, terwijl mannen de dans ontspringen. Niemand die mikt op het veranderen van de mening of de macht van de mannen. En vooral: niemand die zeikt en zeurt over mannen in djelleba’s of over mannen met lange baarden, terwijl ook dat vaak religieuze tekens zijn.

Maar ja. Mannen met baarden die zeggen hoe vrouwen zich moeten gedragen zijn van alle culturen. En het debat over vrouwen en hoofddoekjes is geen emancipatoir debat; het is alleen een anti-islamitisch debat.

Dus die baarden hoeven niks te vrezen.

Prikkelen

Het kabinet wil de bijstand, de Wajong en de sociale werkplaatsen bijeenvegen, met als uitgangspunt dat arbeidsgehandicapten zoveel mogelijk op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag moeten. Tegelijkertijd wordt alle hulp aan arbeidsgehandicapten bij het zoeken naar een baan, of ondersteuning teneinde hun werk te kunnen houden, radicaal wegbezuinigd: in totaal moet met de nieuwe regeling met twee miljard euro minder worden uitgevoerd.

Zulk beleid gaat ervan uit dat arbeidsgehandicapten niet genoeg hun best doen. Wanneer we ze financieel nu maar voldoende ‘prikkelen’, komt alles goed: we maken thuis blijven zitten gewoon minder aantrekkelijk. De markt zal vervolgens automatisch haar nobele ding doen: door de vergrijzing stijgt de behoefte aan arbeidskrachten in de komende jaren, et voilà: ineens plaats zat voor al die gepast geprikkelde gehandicapten!

Wat het kabinet vergeet, is dat alle werkgevers meer willen produceren met minder mensen. Overal stijgt de werkdruk: ook gezonde mensen hebben daar flink last van. Hoe mensen met een arbeidshandicap zich moeten verhouden tot die toenemende werkdruk? Uh… daarover heeft het kabinet niet nagedacht.

De suggestie is voorts dat mensen met makke liefst op hun luie reet zitten. Dat gaat volkomen voorbij aan de moeite die duizenden gehandicapten zich getroosten om een opleiding te volgen en daarna werk te vinden. Maar ze krijgen afwijzing na afwijzing. Er is haast geen baas te bekennen die ze hebben wil.

Ministeries ook niet trouwens. Begin jaren negentig besloot Sociale Zaken dat voortaan minstens 5% het werknemersbestand van elk bedrijf en elke organisatie uit mensen met een handicap moest bestaan. Sociale Zaken heeft die norm zelf echter nooit gehaald: het ministerie bleef iets onder de 1% steken. Wat verhoudingsgewijs nog reuze royaal was, want van de bijna tienduizend ambtenaren die de overheid in het jaar na invoering van die regeling aannam, hadden er slechts dertien (13!) een handicap.

Kort daarna bepleitte Sociale Zaken de afschaffing van de 5%-regeling, omdat de uitvoering ervan ‘niet haalbaar’ was. (Je zou haast denken dat gehandicapten een schaars goed waren, maar nee: het ontbrak aan beleid, aan voorzieningen, en vooral aan de bereidheid om functievereisten, de indeling en de organisatie van het werk aan te passen.)

Zelf ruimhartig gehandicapten aannemen vindt de overheid sindsdien niet ‘haalbaar’. Maar bedrijven zouden dat nu wel van ganser harte en in grote getalen doen? Kijk eerst naar je eigen! En geef gehandicapten intussen niet de schuld van de marktwerking.

Lobby

Justitie wil het downloaden van muziek en films strafbaar maken. De voorgestelde middelen: sluiten, vervolgen of blokkeren van websites die auteursrechtinbreuk faciliteren. De plannen gelden ook sites die alleen linken naar zulk materiaal.

Je ziet het volgende probleem al opdoemen: die blokkades werken namelijk niet. Een beetje internetter omzeilt ze moeiteloos. Bovendien zijn dergelijke sites meestal allang niet meer zichtbaar: alleen op uitnodiging en met een wachtwoord kom je binnen. (Intrigerend feit: juist op zulke besloten sites doen mensen enorm hun best om oud materiaal dat alle commerciële partijen links laten liggen, te digitaliseren en opnieuw te verspreiden.)

Wat is de overheid van plan indien de voorgestelde blokkades niets uithalen? Justitie is nogal gecharmeerd van Deep Packet Inspection, een methode om de inhoud van internetverkeer te analyseren teneinde ‘fout’ verkeer te kunnen betrappen. Daarbij moet al het internetverkeer van alle Nederlanders worden afgetapt en geïnspecteerd. Een draconische schending van de vrijheid van communicatie, en ook: een kanon instellen om op een mug te schieten.

Want is piraterij echt zo erg? Nee. De filmindustrie floreert als nooit tevoren, ook al worden hun producten nu vaker illegaal verspreid. Downloaders zijn zelfs betere klanten. Overal, ook in huishoudens zonder internet, daalt de aanschaf van cd’s en dvd’s, maar fervente downloaders blijken vaker dan gemiddeld muziek te kopen en naar concerten of bioscopen te gaan.

De muziekindustrie heeft zich vastgebeten in een distributiemonopolie dat haar allang is ontvallen. Tegenwoordig luisteren mensen naar muziek via YouTube en Spotify, of kopen een nummer via iTunes (dat via ijselijk hoge commissies de winst van alle andere partijen volkomen opvreet). Intussen bestellen fans, de enige mensen die nog echte cd’s willen kopen, die liefst rechtstreeks bij de band: veel muzikanten hebben al in de jaren negentig de grote labels vaarwel gezegd en zijn voor zichzelf begonnen.

Dat de muziekindustrie kapot is, heeft kortom niks met piraterij te maken en alles met het krampachtig vasthouden aan een uitgewoond model. Waarom dan die steun van Justitie? Voor oude ambachten hebben we immers de dienst Monumentenzorg.

Zulke vragen konden echter niet worden gesteld. Bij de persconferentie over het voorstel werd Bits of Freedom gisteren expliciet de toegang ontzegd. Burgerrechtenorganisaties horen niet thuis op een persconferentie, vond men: te ‘lobbyistisch’. Dat maakt het extra wrang dat de EU zojuist een lobbyist van de muziekindustrie heeft benoemd tot het hoofd van haar commissie auteursrecht.

Aanbod

Bij de Tweede Kamer ligt een voorstel om mensen met uitkeringen die gerelateerd zijn aan de gezinssamenstelling – denk aan kinderbijslag, AOW en bijstand – aan een nadere controle te onderwerpen. De uitkerende instanties mochten al veel: zo kunnen het UWV en de SVB huiscontroles afleggen wanneer ze willen uitzoeken of iemand stiekem samenwoont.

Mensen hebben echter het recht zo’n huiscontrole te weigeren. Dat is vastgelegd in de grondwet en in allerlei mensenrechtenverdragen: zonder een gegronde verdenking en zonder een huiszoekingsbevel mag de overheid een huis simpelweg niet zonder toestemming van de bewoner betreden.

Heel lastig, die burgerrechten, meent de overheid, en trok haar plan. In het voorstel wordt daarom geregeld dat de betrokken uitkeringsgerechtigden het ‘aanbod’ van een huisbezoek krijgen, opdat hun woonsituatie kan worden gecontroleerd. Weigeren mag uiteraard nog steeds – mensenrechten en internationale verdragen kun je immers niet zomaar opzijschuiven – maar al wie zich vervolgens beroept op dat recht, krijgt subiet straf: die wordt namelijk gekort op zijn uitkering. Zulk huisbezoek kan ook worden opgelegd – pardon, ‘aangeboden’ – wanneer er ‘geen aanleiding is om misbruik te vermoeden’.

Het wetsontwerp is ronduit Orwelliaans. Wie gebruik maakt van zijn rechten wordt gestraft, een afgedwongen huisbezoek noemen we voortaan een ‘aanbod’, en we willen de wet zo aanpassen dat de overheid het huis mag controleren van mensen op wie – volgens diezelfde overheid – geen enkele verdenking rust. Met dit voorstel overschrijdt de overheid bovendien een belangrijk principe: burgers moeten nu kennelijk bewijzen dat ze onschuldig zijn, nota bene groepsgewijs, in plaats van dat de overheid een gerichte, individuele verdenking moet kunnen aantonen.

De motivatie van de regering is dat alleen met een dergelijke strenge controle het maatschappelijke draagvlak voor uitkeringen behouden kan worden. Die toelichting suggereert dat mensen thans lukraak een uitkering krijgen, wat bepaald niet het geval is. Al wie ooit een uitkering heeft gehad, weet hoeveel controles er al zijn, hoe dik de vereiste papierwinkel is, met hoeveel wantrouwen je wordt bejegend en hoe hard, soms tegen de klippen op, je moet bewijzen dat je eerlijk waar niet liegt.

Juist zo’n voorstel ondermijnt het draagvlak voor uitkeringen. Het maakt mensen die keurig zijn geslaagd voor alle toetsen die worden opgeworpen voordat ze een uitkering konden krijgen en bij wie bovendien ‘geen aanleiding is om fraude te vermoeden’ immers alsnog tot een verdachte groep, en schendt bovendien hun elementaire rechten.

Huiscontrole! We komen even kijken of u écht onschuldig bent.

Kopzorgen

Dat gezeur over hoofddoekjes en het dragen van ‘religieuze symbolen’ hangt me de keel uit. In sommige beroepen is het inderdaad wezenlijk om neutraliteit, herkenbaarheid of gezag uit te stralen. Maar daarvoor hebben we nu juist het uniform uitgevonden.

Daarbij geldt: hoe noodzakelijker de gewenste neutraliteit of rolvastheid, hoe strikter de kledingcode. Postbodes kunnen kiezen tussen broek, rok of shorts; soldaten, agenten en advocaten niet. Maar of baliemedewerkers, HEMA-verkoopsters of ambulancepersoneel een hoofddoek bij hun uniform dragen, doet weinig ter zake; wat telt is uitsluitend of ze goed werk leveren.

Al roepen we om ’t hardst dat het hoofddoekjesdebat gaat over de ‘algemene’ vraag of religieuze overtuigingen publiek beleden mogen worden in iemands uitoefening van z’n beroep, gaat het natuurlijk helemaal niet over religies in hun algemeenheid. Nog nooit heeft iemand bezwaar gemaakt tegen een ambtenaar met een kruisje om zijn nek of tegen een rechter met een sticker van een vis achterop haar auto.

Om niettemin de schijn van objectiviteit te bewaren, is het debat inmiddels opgesmukt tot het publiekelijk tentoonspreiden van persoonlijke overtuigingen. Misschien horen ambtenaren evenmin politieke t-shirts te dragen? Dat kan immers provocerend of aanstootgevend zijn, en is sowieso niet neutraal. Ah, ok.

Maar waar trekken we de grens? Mag een broche met een roze driehoek wel? Is een potteus uiterlijk toegestaan? Een deathmetal t-shirtje? Persoonlijk haat ik roze borstkankerlintjes (beargumenteerd, en op goede gronden); kan ik voortaan bezwaar maken tegen ambtenaren die ze dragen?

Laten we elkaar geen mietje noemen. Er ligt in dit debat maar één religie en één overtuiging onder vuur: de islam. In een manoeuvre die herinnert aan de spagaat van het Amerikaanse leger – soldaten mogen gerust homoseksueel zijn, ze mogen het alleen niet laten merken – wil de PVV de islam uit de openbaarheid wegdringen: niemand mag kunnen zien dat je moslim bent. Wie dat xenofobe debat wil ‘abstraheren’ en daartoe gaat zaniken over persoonlijke overtuigingen van ambtenaren die publiekelijk achterwege moeten blijven, is hypocriet.

Want wie oprecht vindt dat ambtenaren in functie uiterlijk ontbloot dienen te zijn van hun persoonlijke overtuigingen, rest maar een oplossing: overheidsbrede herinvoering van het uniform. Elke kledingstijl – inclusief de bloemetjesjurk – heeft immers zijn eigen culturele en politieke connotaties; alleen een strikt gereguleerde dracht kan neutraliteit uitstralen.

Maar uniformen voorschrijven willen we niet. Dat zou draconisch zijn! Bovendien, iedereen moet kunnen dragen wat-ie wil: Nederland is immers een vrij land. Tenzij zo’n Nederlander islamitisch is, natuurlijk.

U wel, wij niet

De Rotterdamse korpschef Frank Paauw meldde vanmorgen dat het ‘m een goed plan lijkt om voortaan het DNA van alle Nederlanders in een databank op te nemen, of ze nu iets ernstigs hebben misdaan of niet. De privacy van burgers is volgens Paauw namelijk ondergeschikt aan het opsporingsbelang. ‘Als samenleving zijn we te voorzichtig. Als je de wereld veiliger wilt maken, moet je daar een prijs voor betalen.’ Paauw deed zijn oproep in de partijkrant van de lokale partij Leefbaar Rotterdam.

Een paar – vrij cruciale – tegenwerpingen:

  • Alleen wie verdacht wordt van een misdrijf waar vier jaar celstraf of meer voor staat, is verplicht dna af te geven. Paauw wil kennelijk alle Nederlanders als verdachten behandelen.
  • In november 2008 stelde toenmalig minister Guusje ter Horst voor dat alle politieagenten DNA zouden afstaan; dit om ‘verdwaald’ DNA op een plaats van misdrijf sneller te kunnen onderkennen. De politiebonden waren mordicus tegen: ‘De afname van DNA bij politiemensen is slechts bij hoge uitzondering aanvaardbaar en dan alleen indien daartoe een dringende noodzaak is,’ zei voorzitter van de politievakbond ACP Gerrit van de Kamp indertijd.
  • Engeland, dat een veel te brede DNA-database had ingericht, kreeg in 2008 daartoe een unanieme veroordeling aan haar broek van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens schending van de mensenrechten. Alleen het DNA van mensen die daadwerekelijk zijn veroordeeld mocht erin worden opgenomen, en na een aantal jaar hoort ook dat DNA te worden verwijderd.

Kortom, Korpschef Paauw roept op tot een ernstige overtreding. En hij sollliciteert naar een Big Brother Award 2011.

Even controleren

[Voor de opiniepagina van NRC Handelsblad en NRC.next. Beeld: voorkant van een t-shirt van Bits of Freedom, ontworpen door Suzanna Noort / suzero.com.]

Het is een beleidsdogma geworden: we verliezen weliswaar onze privacy, maar ruilen die in voor veiligheid. Alleen wanneer de overheid ons adequaat kan controleren kan zij terreur en misdaad tegengaan, en alleen door ons te observeren is zij in staat ons tegen elkaar te beschermen.

Al doende dringt de overheid steeds dieper in ons privéleven door (zo wordt van alle burgers inmiddels secuur geregistreerd met wie ze bellen, mailen en sms’en, plus wanneer en vanaf welke locatie zij dat doen). De meeste burgers vinden dat echter geen probleem. Immers: wie niets te verbergen heeft, heeft niks te vrezen.

Die coulante houding van burgers is naïef. Ze is gestoeld op de gedachte dat de tomeloze nieuwsgierigheid van de overheid hen niet raakt en dat alleen ongure types eronder lijden. ‘Wat moeten ze met mijn gegevens? Ik ben niet interessant, ik doe immers niks verkeerds.’

Om drie redenen is die meegaandheid van burgers kortzichtig. Eén: we raken uit balans. Terwijl de burger transparanter wordt, wordt de overheid zelf juist ondoorzichtiger. Want wat doen ze eigenlijk met al die gegevens? Gaan ze daar volgens de regels mee om?

Nee, zoals blijkt uit de vele Big Brother Awards en –nominaties die de overheid heeft binnengesleept. Opsporingsdiensten vragen onze gegevens uit zonder zich aan procedures te storen, het OM liefhebbert in sleepnetacties, de politie bewaart 58 miljoen kentekenscans die ze had moeten weggooien. Wordt de overheid betrapt op wetsovertreding, dan past ze de wet aan. Is dat niet raar: een overheid die wetten overtreedt om te controleren of wij ons aan de wet houden?

Twee: de focus van de overheid verschuift. Steeds meer beleidsaandacht, budget, personeel en technologische inventiviteit wordt geïnvesteerd in maatregelen om iedereen te observeren, in de hoop dat verdachten zo ‘vanzelf’ komen bovendrijven. Maar niemand weet precies welk gedrag verdacht kan zijn. Zodoende wordt er veel gesignaleerd dat mogelijk ‘afwijkt’ en dan nader onderzoek vergt. We produceren kortom een groeiende, geld vretende hooiberg en gaan daarin zoeken welk strootje wellicht een speld kan worden.

Dat leidt vreselijk af en schept onnut werk. Niet privacy is ‘de schuilplaats van het kwaad’, zoals de Amsterdamse korpschef Welten in 2006 beweerde; de tijd die de overheid verdoet met het verzamelen, opslaan, verwerken, koppelen en kruisen van gegevens over alle burgers is dat. Strootjes waartegen geen enkele verdenking bestaat, hun onbespiede gang laten gaan en de beperkte overheidsmiddelen reserveren voor het navlooien van spelden – gepleegde misdaden, misdrijven en overtredingen – is efficiënter. Stukken goedkoper ook.

Drie. Grondrechten zijn ontwikkeld om de overheid op gezonde afstand te houden: binnen de kaders van de wet mogen burgers doen, denken en zeggen wat hen goeddunkt. Grondrechten zoals privacy zijn bufferzones: vrije ruimte rondom elke burger, die de overheid alleen op gedegen gronden mag betreden. Verdenking van een misdrijf is zo’n grond: wie eenmaal verdacht is, moet zich daarom inbreuken op zijn grondrechten laten welgevallen.

De overheid schendt dat grondrecht op privacy tegenwoordig echter op grote schaal. Erger, zij doet dat generiek, zonder aanziens des persoons, terwijl een dergelijke schending uitsluitend is toegestaan indien zij gericht, onderbouwd, doelmatig en proportioneel is. Critici hebben gewaarschuwd dat het loslaten van dit principe ertoe kan leiden dat de overheid haar burgers op voorhand behandelt als waren zij verdacht.

Helaas blijkt uit een van de nominaties voor de Big Brother Award dat die grens nu inderdaad is overschreden. De Haagse Pandbrigade en het Rotterdamse Interventieteam leggen al enige tijd huisbezoeken af en controleren woningen en bewoners. De criteria? De wijk: alle huizen in een ‘probleemwijk’ worden bezocht. Of: ‘administratieve ongeregeldheden’, die vaak – hoe wrang – het product zijn van datavervuiling en van fouten van de gemeente zelf.

De huiscontroles zijn niet gebaseerd op enige specifieke verdenking. Er is geen grond voor een huiszoekingsbevel. Officieel mogen bewoners de teams daarom de toegang weigeren; maar de teams speculeren erop dat de bewoners dit niet weten. Het regent klachten bij de Haagse en de Rotterdamse Ombudsman; veel ervan zijn gegrond verklaard.

De overheid is gecharmeerd van deze aanpak. Er ligt nu een wetsvoorstel om mensen wiens uitkering afhankelijk is van hun leefsituatie – kinderbijslag, AOW of bijslag – voortaan ‘het aanbod’ van een huisbezoek te doen. De regering wil daarbij ‘ook cliënten waarbij geen vermoeden van fraude bestaat, verplichten tot het aantonen van hun leefsituatie door huisbezoek toe te staan’ (Kamerstuk 31.929, nr. 6).

Waarom zouden we in hemelsnaam mensen tegen wie expliciet geen verdenking bestaat, de vernedering van een huiscontrole opleggen? Waarom willen we het systematisch, ongefundeerd en nutteloos schenden van grondrechten tot wet verheffen?

Met dit wetsvoorstel hebben we het adagium ‘niets te verbergen, dan niets te vrezen’ officieel achter ons gelaten. Het nieuwe motto is: ‘Wij komen even bij u thuis controleren of u écht niets te verbergen hebt.’ Dat zulks akelig veel lijkt op je onschuld moeten bewijzen, behoeft hopelijk geen betoog.

Ochtendspits

Vanmorgen had WNL Ochtendspits een item over de Big Brother Awards, die vanavond worden uitgereikt. Ik mocht een algemeen commentaar geven. In het programma zat ook Mark Sedney, wiens gegevens door T-Mobile op Twitter werden gepubliceerd – iets dat hem enorm veel gelazer opleverde. Mark doet vanavond, bij de uitreiking van de Awards, een uitgebreidere versie van zijn verhaal.

De uitzending is hier terug te zien.

Wetschennis

[Noot vooraf: met ingang van deze week zijn de columns op de opiniepagina van Het Parool met éénderde ingekort: we gaan van 550 woorden naar 400. Ik moet mijn woorden leren wringen, da’s een boel werk. Ik hoop niettemin argumenten te kunnen blijven bieden, zonder terug te hoeven vallen op stellngen.]

Gisteren was het weer raak: Europol blijkt op grote schaal privacywetten te overtreden. Zodra Amerika dat vraagt overhandigt Europol haar domweg de financiële gegevens van Europese burgers, bij voorkeur in bulk, ook al ontbeert dat verzoek elke motivatie of onderbouwing.

Bij de jurering van de Big Brother Awards (morgen worden deze poedelprijzen voor privacyschenders opnieuw uitgereikt) kwamen we zulke kwesties vaker tegen. De overheid neemt haar eigen privacywetgeving weinig serieus. Soms heeft het de schijn dat zulke wetten vooral zijn bedoeld om critici te paaien; want de daadwerkelijke naleving ervan lapt de overheid met overtuiging aan haar laars.

Elke dag moeten internet- en telefoonproviders bij het CIOT verplicht overzichten inleveren over hun klanten: wie gebruikt welk e-mail adres, welk IP-nummer, welk vast of mobiel telefoonnummer, etc. De overheid beloofde plechtig dat inzage in deze bestanden streng zou worden gereglementeerd en dat er goed toezicht zou worden uitgeoefend.

Na een paar WOB-verzoeken werd bewezen dat niemand zich aan de opgelegde o-zo-nette beperkingen houdt. Ook onbevoegden kunnen in de bestanden grasduinen, verzoeken tot inzage worden zelden gemotiveerd maar niettemin bijna altijd gehonoreerd. Het CIOT bleek een grabbelton waarin zonder consequenties kon worden gegraaid. Het resultaat: de 36 (!) opsporingsdiensten die Nederland telt, raadplegen deze bestanden 2,5 tot 3 miljoen keer per jaar.

Nog zo’n mooie: politiekorpsen in Nederland doen tegenwoordig aan automatische nummerbordherkenning. Alle kentekens van voertuigen die een bepaald punt passeren, worden gescand en vastgelegd. Het doel: wetsovertreders vinden (denk aan achterstallige boetes, niet-betaalde rijtuigbelasting of erger). In de wet werd vastgelegd dat de politie de ingezamelde scans mocht vergelijken met opsporingsregisters en daarna alle scans van ‘onschuldige’ kentekens – de no-hits – subiet moest vernietigen.

Niettemin bewaarden twee korpsen die no-hits. Het korps Rotterdam, vaste klant bij de Big Brother Awards, bewaarde ze maar liefst drie maanden. Het College Bescherming Persoonsgegevens gaf beide korpsen ervan langs: dit was een ernstige overtreding, nota bene gepleegd door wetshandhavers.

Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) gaf zijn wetsovertreders lik-op-stuk en besloot hun illegale gedrag tot wet te verheffen. Hij wil alle gescande kentekens, inclusief de no-hits, laten verwerken en vier weken bewaren. Als bonus mag de politie het reisgedrag in kaart brengen: ook de locatie, datum en tijdstip van de scan mogen nu worden bewaard.

Is dat niet eng: een overheid die haar eigen wetten overtreedt om te controleren of burgers zich aan de wet houden, en die haar schending daarna tot wet promoveert?

Kortzichtig

‘Straks wordt het daar nog een tweede Iran…’ Hoe vaak is dat argument gebruikt om de ongewisse uitkomst te onderstrepen van de vele Arabische opstanden die zich momenteel afspelen?

De onderliggende boodschap van deze zorgelijke vraag is: jongens toch, laat alles maar beter bij het oude; voor je eigen bestwil. Plooi je liever naar deze dictatuur, anders zul je voor je het weet onder een andere dictatuur moeten leven. (Overigens is dat ook wat Mubarak, Khadaffi en al die andere Arabische dictators hun volk voorhielden: zonder mij was je overgeleverd aan de zeloten. Als we democratischer worden, kunnen we de religieuze fanaten niet buiten de deur houden.)

De glorieuze entree van de orthodoxe schriftridders afschilderen als het meest waarschijnlijke resultaat van deze democratische revoltes is naïef. Dat schrikbeeld is immers gebaseerd op het lomp bij elkaar vegen van een immens grote regio en doen alsof alles één pot nat is. Maar je kunt Egypte of Libië niet gelijkstellen aan Iran. Dat is kortzichtiger dan denken dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen katholieken en protestanten; het is geloven dat Remonstranten en de Zevendedagsadventisten volkomen inwisselbaar zijn.

De afstand tussen Cairo en Teheran is 2000 kilometer: da’s Amsterdam – Tiranha, Amsterdam – Lissabon, Amsterdam – Napels, of Amsterdam – Minsk. Zouden we onszelf ooit met eenzelfde gemak gelijkstellen aan Bulgaren, Portugezen, Zuid-Italianen, Wit-Russen? In eigen land gaan we er nota bene van uit dat Friezen en Groningers anders zijn dan Limburgers en Brabanders: een protestantse cultuur versus een katholieke, stijfheid versus gemoedelijkheid, strengheid versus toegeeflijkheid, eens-fout-altijd-fout versus afkopen.

Met welk recht gooien we alle Arabische landen en alle varianten van de islam wel op een hoop? Welk argument is er om ze als uniform te beschouwen? Om het feilen van de ene groep zonder voorbehoud aan de andere groep toe te schrijven? Zo schakelen we alles en iedereen gelijk aan de slechtst denkbare variant van de islam. Dat is precies wat de gehate ayatollahs doen: zichzelf tot maatstaf maken, tot dragers van de enige echte islam.

Regionale culturele en religieuze verschillen ontkennen leidt er paradoxaal genoeg toe dat we juist die groepen afvallen en beschimpen die een vrijere opvatting van de islam voorstaan. Er zijn, ook in de Arabische landen, veel mensen die staat en religie juist wat uit elkaar willen trekken, die religie niet als enige leidraad zien en die een soepeler islam voorstaan.

Wie oprecht bezorgd is over de toekomst van de Arabische landen, moet ophouden deze meer wereldse groepen te ontkennen en hun belang te bagatelliseren. Juist zij verdienen onze hartelijke steun.

Op het schrikbeeld van Iran hameren is op een tweede manier kortzichtig. Natuurlijk weten de opstandige Tunesiërs, de Egyptenaren en de Libiërs ook wat daar na de revolutie van 1979 is gebeurd. Waarom geloven we dat zij niettemin blind in die veertig jaar oude val zullen trappen? Waarom menen wij dat ze een geschiedenis moeten herhalen die bovendien niet de hunne is?

Wis ook demografie niet uit. In alle opstandige landen vormen jongeren tussen 20 en 35 de grootste bevolkingsgroep. Jonge mensen die geschoold zijn, die vertrouwd zijn met moderne communicatiemiddelen, die hun informatie overal ter wereld vandaan halen, die vrijheid en rechten opeisen, die zelf keuzes willen maken, die religie met een korreltje zout nemen. Jongeren die grote leiders spuugzat zijn – militaire én religieuze.