[Voor het tijdschrift Lover, aflevering 2011-2.]
’t Was een mooie meid en dat wist ze. Helaas legde ze het er dik bovenop: haar rokken net te kort, haar truitjes iets te strak, de make-up te uitbundig. De overdaad deed eerder aan haar schoonheid af dan dat-ie eraan toevoegde; er was nu simpelweg teveel dat om aandacht schreeuwde.
Ook haar vader vond het niks. Of nee, hij vond er wel degelijk iets van – hij vond haar uitdossing ongepast, zelfs licht hoerig. Maar hij kon er niet veel van zeggen; ze had hem zijn wapens effectief uit handen geslagen. Want bij dat al uiterlijk vertoon droeg zijn dochter immers keurig een hoofddoekje. Ze bedekte heur haar en ging zo volop de strijd aan met haar cultuur. Met haar vader, ook.
In dat ene tafereel ligt alle kortzichtigheid en stupiditeit van het hoofddoekjesdebat besloten. Zodra (en zolang) een moslima een hoofddoekje draagt, komt ze met zoveel meer weg. Je mag dat tragisch of eng vinden, maar met het ontkennen van die realiteit schiet niemand iets op; de vrouwen in kwestie al helemaal niet.
Een hoofddoekje is voor veel islamitische vrouwen een aflaat. Oh, er zijn uiteraard moslima voor wie de hoofddoek een trotse geloofsbelijdenis is. Maar er zijn ook veel vrouwen die hem dragen omdat het een perfecte camouflage is, een effectieve bliksemafleider: ‘Ik bedek mijn haren, dus verder moet je niet zeuren.’ Sommigen gebruiken hun hoofddoek zelfs als strategisch wapen: ‘Ik bedek mijn haren, en tóch denk jij dat ik onkuis ben? Pfah! Schande over jou!’
Wie een passend symbolisch eerbetoon weet te vinden, kan vervolgens met veel wegkomen – inclusief korte rokken en strakke truitjes. Vaak verwerven vrouwen zichzelf zo ruimte en kunnen ze met ineens doen wat zonder onhaalbaar en onmogelijk leek. Dan is de hoofddoek hun vrijbrief.
Maar daar staan we liever niet bij stil. Liever grijpen we bot in, van buitenaf, in de soms moeizame onderhandelingen tussen islamitische vrouwen en mannen. Maar terwijl wij vroom beweren hun gebodscultuur te willen ondermijnen (een religie mag een vrouw niet voorschrijven hoe zij zich moet kleden, vinden we, en die mannen mogen zich niet langer als de bewaker van de goede zeden opwerpen), weten we niks beters te doen dan zelf nieuwe geboden op te leggen: hoofddoekjes mógen niet. Daarmee scharen we ons in het koor van religies en overheden die hun moraal aan vrouwen wensen op te leggen en hen voorschrijven hoe, wie & wat zij moeten zijn.
(En stel nu dat zo’n vrouw kampt met een man die haar verplicht tot het dragen van een hoofddoek: denken we heus dat een nationale eis de hoofddoek af te leggen, die vrouw meer ruimte geeft? Volgens mij komt ze dan alleen meer klem te zitten.)
Wat me in het debat voorts verbaast – buiten de stuitende hypocrisie ervan, want het gaat ‘ons Nederlanders’ evident niet om een neutraal debat over publiek vertoon van religieuze tekens; alleen de islamitische kentekens zitten ons dwars – is dat het anders zo vanzelfsprekende vertoog over het nut van betaald werk ineens nietig lijkt. Betaald werk is belangrijk, zeggen we altijd: het levert eigenwaarde en zelfbewustzijn; het zorgt voor sociale en maatschappelijke aansluiting en inbedding; en je eigen geld verdienen bevordert zelfstandigheid.
Maar vrouwen met een hoofddoekje willen we liefst ontslaan. Als we inderdaad vinden dat juist zij broodnodig moeten emanciperen, is hen uitsluiten van de arbeidsmarkt en ze zodoende veroordelen tot een leven binnenshuis dan wel zo’n goed instrument? Me dunkt van niet.
Verder is dat hele hoofddoekjesdebat zo seksistisch als maar kan. We hebben het alweer en uitsluitend over de vraag hoe vrouwen eruit horen te zien, terwijl mannen de dans ontspringen. Niemand die mikt op het veranderen van de mening of de macht van de mannen. En vooral: niemand die zeikt en zeurt over mannen in djelleba’s of over mannen met lange baarden, terwijl ook dat vaak religieuze tekens zijn.
Maar ja. Mannen met baarden die zeggen hoe vrouwen zich moeten gedragen zijn van alle culturen. En het debat over vrouwen en hoofddoekjes is geen emancipatoir debat; het is alleen een anti-islamitisch debat.
Dus die baarden hoeven niks te vrezen.