Blij met kinderporno

Een grote bron van zorg bij de bestrijding van kinderporno is dat de middelen die worden ingezet, al snel ook voor veel minder ernstige zaken zullen worden gebruikt. Juist omdat kinderporno zo verwerpelijk is, is het makkelijk draconische maatregelen te nemen. Maar zijn diezelfde draconische maatregelen – het inspecteren van de inhoud van alle internetverkeer, bijvoorbeeld – ook gerechtvaardigd als het om minder ernstige zaken gaat? Als je van overheidswege een filter instelt dat kinderporno moet weren, is de kans dan niet groot dat zo’n zelfde filter wordt gebruikt om andere onwelgevallige uitlatingen te weren? Dit argument wordt meestal aangeduid als ‘function creep’, of in het Nederlands: ‘het hellend vlak’.

Deze week maakte een vertegenwoordiger van de muziekindustrie – zoals bekend een groot voorstander van deep packet inspection – het erg bont. Hij gaf niet alleen grif toe function creep te verwelkomen, zodat draconische middelen kunnen worden ingezet om mensen te vinden die op internet muziek uitwisselen, nee, hij zei zelfs dat hij blij was met kinderporno omdat die de weg effent voor het beleid dat hij voorstond:


“Child pornography is great,” the speaker at the podium declared enthusiastically. “It is great because politicians understand child pornography. By playing that card, we can get them to act, and start blocking sites. And once they have done that, we can get them to start blocking file sharing sites”.

The venue was a seminar organized by the American Chamber of Commerce in Stockholm on May 27, 2007, under the title “Sweden — A Safe Haven for Pirates?”. The speaker was Johan Schlüter from the Danish Anti-Piracy Group, a lobby organization for the music and film industry associations, like IFPI and others…

“One day we will have a giant filter that we develop in close cooperation with IFPI and MPA. We continuously monitor the child porn on the net, to show the politicians that filtering works. Child porn is an issue they understand,” Johan Schlüter said with a grin, his whole being radiating pride and enthusiasm from the podium. (Via BoingBoing)

Viezerik. Klootzak. Smeerlap.

Exit Peter Steele

Tijdens mijn vakantie hoorde ik dat Peter Steele, front man van Type O Negative, is overleden – vermoedelijk aan een hartstilstand. Hij is 48 geworden. (Op de foto hiernaast is-e de derde van links.)

Ik was altijd nogal dol op Type O Negative en vond dat ze het imago dat hen begin jaren negentig werd toebedeeld, niet verdienden. Waar anderen fascistoïde teksten hoorden, hoorde ik een band die spotte met politieke correctheid; waar anderen racisme zagen, zag ik een band die vals geestig was. Ik heb verschillende stukken over ze geschreven:

Na dat eerste optreden in Nederland kon ik als een van de weinigen met Peter Steele spreken. Ze meden indertijd iedereen van de pers na alle oppervlakkige, opruiende stukken die over hen waren verschenen, maar ik kende iemand van hun platenmaatschappij RoadRunner die me de kleedkamer van de Melkweg inloodste. Steele torende hoog boven me uit: de man is ruim twee meter lang en ik zat in mijn rolstoel. Hij was buitengewoon argwanend, zijn hele pose was defensief: handen in de zij, schouders breed, bokkig naar mij in de diepte turend. Na twee vragen ontdooide hij volkomen. En ineens knielde die immens grote man, die door iedereen voor een klootzak en een seksist werd versleten, en ging op zijn hurken naast me zitten. Het was een beetje of een eik zich boog.

En nu is-ie geveld. Wat jammer.

PJ

Afgelopen woensdag ging ik naar Paradiso voor PJ Harvey, ik had me daar erg op verheugd. Een van de vrienden met wie ik ging had me gewaarschuwd dat het niet echt een PJ-optreden zou worden, ze tourde samen met John Parish, met wie ze twee albums heeft gemaakt.

Het was inderdaad anders. In 1993 zag ik ‘r voor het eerst, ook in Paradiso, en dat was buitengewoon imposant. Ze stond daar in een wollen jurkje, op blote voeten geloof ik, met een gitaar en mogelijk ook een bandje maar die andere muzikanten ben ik dan geheel vergeten. Uit een stukje dat ik daar indertijd over schreef:


…mijn hemel, wat een meid! Ze zingt, ze schreeuwt, ze fluistert, ze kermt, ze smeekt, ze vloekt, haar stem kruipt over de vloer en klimt tegen de muren, ze rammelt je oren door elkaar en plukt aan de zenuwen in je buik, en ze kan gitaar spelen als de beste. Haar muziek gaat alle kanten op, plus nog een stuk of drie richtingen waarvan je nog nooit eerder had gehoord. PJ zingt over de liefde; over de schoonheid en de vuigheid ervan, over van twee mensen tegelijk houden, over nevernooitniet meer verliefd willen zijn, over jaloezie, hunkering, wraak en vertedering.

[…] het aardige is dat ze met evenveel gemak dames bezingt als meneren. Maar wanneer zij over de damesliefde zingt durft ze datgene waar kd lang zich in al haar vermeende stoerheid van haar levensdagen niet aan zal wagen: schelden. Woedend zijn. Laaiende kwaadheid ventileren. In het nummer Snake pleegt ze bijvoorbeeld een drie minuten durende vloekkanonnade op haar lief die haar heeft verlaten – you slut, you snake, you tore right through my heart; een scheldpartij die ze halverwege met een klein stemmetje onderbreekt om haast huilend te zingen hoe afschuwelijk ze haar mist. Een nummer om nooit te vergeten.

De PJ van nu was een andere. Ze zong een stuk meer ingehouden, wat ik wel snap want je kunt niet vijftien jaar lang blijven schreeuwen. Maar ik miste de frictie. Ze kon vroeger zo mooi in één en hetzelfde nummer van lief naar vals schieten, van teder naar bang, of van zorgeloos naar hee-ho-wacht. Nu waren de nummers minder complex, platter, zowel in tekst als in muziek. Elk liedje ging maar over één ding. Niks alle kleuren van de regenboog en alle hoeken van de kamer.

PJ zong, met die band erbij die dan de muziek deed. Ineens was ze geen muzikant meer maar de zangeres van de band, die dan ook nog leuk ornamentaal licht tuttige dansjes deed. Zo traditioneel als had ik ‘r niet verwacht. Bij een van de laatste nummers pakte ze zelfs een tamboerijn, oh nutteloos jezelf een houding moeten geven en kijk mij eens leuk meedoen instrument. Er was maar één nummer waar ze als vanouds alle regionen tegelijk bespeelde met haar stem, en ik kon alleen maar denken: 50 ft queenie. Ik keek naar PJ en miste haar.

Drie maal vals is vals recht

In Frankrijk is vorige week ternauwernood een wetsvoorstel gesneuveld om mensen die driemaal van auteursrechtinbreuk via internet worden beschuldigd, van het net te gooien. Three strikes, you’re out – de harde aanpak.

Alleen ging het niet om mensen die waren veroordeeld: drie beschuldigingen zouden volstaan. Er was in het voorstel geen plaats voor een rechter ingeruimd, een verdenking van vertegenwoordigers van de muziekindustrie was genoeg. Van dezelfde muziekindustrie die al talloze zaken heeft verloren omdat ze hun aanklacht niet konden bewijzen, dezelfde muziekindustrie die mensen daagde die helemaal geen internetverbinding hadden, of die zesjarigen voor de rechter bracht wegens auteursrechtinbreuk. Dezelfde muziekindustrie die in een spraakmakende rechtszaak in Amerika laatst bloedserieus stelde dat ze eigenlijk hun beschuldiging nooit zouden hoeven staven, want bewijs, nou, daar was vaak zo moeilijk aan te komen hè.

Drie beschuldigingen en je ligt eruit. Van het internet af: verstoken van een communicatiekanaal waarmee we steeds meer verweven raken. We telefoneren via internet, we betalen via internet, we regelen alles via internet. We moeten ons belastingformulieren via internet inleveren en ons patiëntendossier in de gaten houden via internet. En de overheid wil dat we onze facturen versturen via internet. Je kunt haast niet meer zonder; internet is hard op weg om even essentieel te worden als elektriciteit. En dan zou zo’n klungelende muziekindustrie je daarvan naar eigen willekeur mogen afsnijden?

De muziekindustrie verkeert in een strijd op leven en dood. Ze probeert dat gevecht te winnen door nog harder te doen waardoor ze eerder in die kramp is geraakt: muziekliefhebbers van zich vervreemden, artiesten door de mangel halen, en vooral: de realiteit van nieuwe media en nieuwe manieren van distributie ontkennen. Jarenlang heeft de industrie fans het kopen van muziek tegengemaakt: als je één nummer leuk vond moest je de hele cd kopen (waar is het singeltje gebleven?), had je net een oude plaat op cd aangeschaft, kwam er een versie met meer tracks uit; keurig gekochte cd’s konden niet in je computer worden afgedraaid, of niet in de auto; de prijs van mp3’tjes is absurd hoog (even duur als op een cd, terwijl de hele tussenhandel is weggevallen), en dan nog kun je ze vaak niet naar een nieuwe computer verhuizen.

Er zijn zat artiesten die wel begrijpen dat de wereld is veranderd. Ze hebben zich losgemaakt van de industrie en zijn voor zichzelf begonnen, vaak met een zucht van verlichting. ‘Wat? Je verkoopt mijn album voor 19,90 en dan krijg ik daar 80 cent voor? Ik moet bovendien alle studio- en promotiekosten terugbetalen? En daarna hebben jullie alle rechten op mijn muziek en ben ik die kwijt? Wie heeft zulke idiote contracten bedacht? Oh wacht, jullie!’, zei Trent Reznor, en begon voor zichzelf.

Zoals veel andere vrijgemaakte muzikanten gebruikt hij internet intensief. Hij geeft muziek weg, verkoopt muziek met extraatjes, maakt applicaties voor mobieltjes en websites, en heeft al doende een adressenbestand van twee miljoen fans die hij gericht kan mailen. De zaken lopen uitstekend: en hij is bepaald niet de enige muzikant. De verkoop van muziek stort helemaal niet in, die gaat tegenwoordig alleen langs andere wegen dan de oude industrie,

De makers lopen daarvan weg, samen met de fans. Veel van hen wilden dat al eerder maar wisten niet hoe. Tegenwoordig wel: internet. Dus wil de muziekindustrie internet onder controle krijgen. Ze zouden er beter aan doen het te leren begrijpen.

Broccoli

In alle gesprekken vanavond – goede vrienden, Oud & Nieuw – kwam naast veel andere dingen ook ter sprake wat we graag gedraaid zouden willen hebben bij onze begrafenis of crematie. (Nee dat is niet morbide. Ik was erg blij dat ik wist wat Jan gedraaid wilde hebben – niemand anders wist dat-ie Mood Indigo wilde laten horen, en in welke uitvoering precies, en zo kon ik op ‘t laatst nog iets extra’s voor hem doen. Dat was troostrijk.)

Al jaren denk ik dat ik Broccoli van Coil zou willen laten horen. ‘t Is een zo mooi en breekbaar nummer, etherisch en nuchter tegelijk, vervreemdend en lief, onwezenlijk en kwetsbaar en teder.

Dus zojuist luisterde ik weer naar Broccoli. En ineens drong het eindelijk tot me door: dat nummer gaat helemaal niet over mijn toekomstige dood of wat ik al wie dan afscheid komt nemen nog zou willen zeggen. Dat nummer gaat erover dat mijn ouders ooit dood zullen gaan, en hoe erg dat is, en dat ik mezelf al jaren probeer te wennen aan de gedachte dat zij er ooit niet meer zullen zijn.

‘Wise words from the departing. The death of your father, the death of your mother, is someting you prepare for all your life, all their life.’ (En om helemaal eerlijk te zijn: dat is waarom ik soms zo kwaad kan zijn op mijn kwijte broer – dat de bekommernis om mijn ouders alleen op mijn schouders valt, en ik hun dood niet met hem zal kunnen delen.)

Broccoli

Wise words from the departing
Eat your greens, especially broccoli
Remember to say “thank you”
for all the things you haven’t had
By working the soil we cultivate the sky
We embrace the vegetable kingdom

The death of your father,
the death of your mother
Is something you prepare for
All your life
All their life

Wise words from the departing:
The death of the mother, and the death of the father,
Is something you prepare for
For all of their life,
For all of your life.

Wise words from the departing:
Eat your greens, especially broccoli.
Wear sensible shoes, and always say “thank you.”
Especially for the things you never had.

Wise words from the departing:
By working the soil we cultivate the sky,
And enter the vegetable kingdom
Of our own heaven.
By working the soil we cultivate good manners.
We used to say “please”, and “thank you.”
Especially for the things we never had.

Wise words from the departing:
Eat your greens, especially broccoli.
And always say “thank you.”
Especially for broccoli.

[Op YouTube staat een live uitvoering van Broccoli maar op de plaat – Musick to play in the dark I – is het veel en veel mooier. Je kunt Broccoli hier beluisteren en hier kopen.]

Van twee tot twee (met roos toe)

Op tweede kerstdag kwam ik zo rond twee uur ‘s middags bij mijn ouders aan en rond twee uur ‘s nachts gingen we slapen. In de tussentijd – twaalf uur lang – hebben we vrijwel non-stop gepraat. Soms over koetjes en kalfjes maar de meeste tijd over belangrijke dingen: over jeugdherinneringen en de liefde, over hun verloren zoon en mijn kwijte broertje; over werk en vrijheid, over ouder worden, over muziek en vrienden, over verjaardagen en vakanties, over hun vaders en moeders.

Een groot deel van die twaalf uur stond de radio op de achtergrond aan: de top-2000 aller tijden werd gedraaid. Nu ja, aller tijden… Popmuziek, zo vanaf 1965, met een enkel ouder nummer ertussen. Met vereende krachten konden we bijjna alle nummers identificeren en hoefden we de krant – waar de volledige lijst in stond afgedrukt – amper te raadplegen. De muziek haalde veel herinneringen boven. Aan de Tee Set, waar ik ooit een groot fan van was. Aan de galmknop van mijn oude radio (waarop de grammofoon was aangesloten) die ik aanzette bij nummers die ik erg mooi vond. De galmknop was bedoeld om radiopreken kerkelijker te laten klinken. ‘Wij gebruikten Gods knop ijdel’, schreef ik later nog. Aan mijn vaders vader, waar ik eigenlijk amper verhalen over kende maar nu navraag naar deed. Hij was horlogemaker geweest en deed zowat alles zelf: hij fabriceerde zelfs de radertjes die hij voor zijn reparatiewerk nodig had, en koperslaan kon-ie ook. Mijn vader moet z’n handigheid van hem hebben. Herinneringen aan vakanties. Aan verhuizingen. Aan wie toen wat zei en waarom ook weer.

Urenlang spraken we – zoals wel vaker – over hun zoon, mijn broer. Wat er mis is gegaan. Of er iets mis is gegaan. Of we iets anders hadden kunnen of moeten doen. Hoe vaak ik zijn huisdeur had ingeslagen. Dat ik nu de kwaaie pier ben, in zijn ogen, maar een aantal jaar terug was ik zijn enige vertrouweling en was het mijn vader die alles fout had gedaan. Hoe het nu met hem zou zijn. Of-ie nu enige stabiliteit in zijn leven heeft. Of hij de muziek weer heeft opgepakt. Of er nog schuldeisers achter hem aanzitten. Of hij de geschiedenis nog zo kan veranderen als-ie eerder deed. Het was zo’n gesprek dat niet hielp maar wel veel uitmaakt, zo’n gesprek dat maakt dat hun verdriet gekanaliseerd raakt en dat helpt de stilte rondom M weg te houden; zo’n gesprek dat maakt dat-ie er nog een beetje is.

En ondertussen steeds die oude nummers. We klaarden op bij Neil Diamond, een liefde die ik – zoals veel andere muzikale liefdes – aan mijn ouders heb te denken, net zoals zij op hun beurt veel muziek van mij en M hebben geleerd: van de Tee Set (heh) tot Golden Earring en CSN&Y. Het tekent ze: ze hebben altijd willen luisteren naar wat M en ik draaiden, hoe raar ze het soms ook vonden, en deden hun best te begrijpen wat het voor ons betekende. (Ze hebben voor mij zelfs naar Godflesh geluisterd.) Van hen heb ik Johnny Cash geleerd, Van Morrison (die zij weer van hun vrienden hadden geleerd), en Ella & Louis; M heeft zijn liefde voor Indiase muziek aan mijn vader te danken, en ik die van mij voor Arabische muziek. Geen slechte oogst.

‘Wat ik wel jammer vind,’ zei ik op enig moment, ‘is dat ik nooit klassieke muziek van jullie heb geleerd.’ ‘Wel,’ zei mijn moeder gedecideerd, ‘op zondag draaiden we altijd klassiek.’ ‘Heus? Wat gek,’ zei ik, ‘daar herinner ik me niks meer van. Wel die ellendige Ray Conniff en Andrew Williams. En oh god – hoe heet die man ook weer – die vent met die harp! Kerstliedjes op de harp!’ Na een minuut wisten we zijn naam weer: Luis Bordon, mijn kinderkerstnachtmerriemuziek. En nu hadden we de grootste lol om Luis. Op een van die platen stond Luis met een kerstmanmuts afgebeeld.

Het was goed, te Almelo. Mijn ouders deugen.

Toen ik later in mijn Canta wou stappen, die braaf op Centraal Station op me had staan wachten, bleek die een cadeau te dragen. Iemand had een dik ingepakte witte roos tussen de voorruit en ruitenwisser van mijn autootje geklemd. De roos staat nu op tafel en bloeit voluit.

Muziek als marteling

Vorig jaar werd bekend dat gevangenen in Guantanamo Bay worden gemarteld door onder meer keihard en onafgebroken muziek te draaien:


‘Ze lieten voortdurend Meatloaf en Aerosmith horen, ik haatte het. Ook All Eyes On Me van Tupac, de hele dag, de hele nacht.’ Met een koptelefoon vastgeplakt op zijn hoofd en de handen vastgebonden dreunt 24 uur per dag, maandenlang, oorverdovende rock en rap in de oren van Binyam Mohamed. Slapen en bidden zijn vrijwel onmogelijk.
– Amnesty International, Militairen als sinistere DJ’s

Deze week werd bekend wat de top 20 van de gebrukte martelmuziek is: van AC/DC en Eminem tot Metallica en Christina Aguilera. Ook Nine Inch Nails stond in het rijtje. Eergisteren reageerde Trent Reznor, de front man van Nine Inch Nails, op het nieuws:


It’s difficult for me to imagine anything more profoundly insulting, demeaning and enraging than discovering music you’ve put your heart and soul into creating has been used for purposes of torture.
If there are any legal options that can be realistically taken they will be aggressively pursued, with any potential monetary gains donated to human rights charities.
Thank GOD this country has appeared to side with reason and we can put the Bush administration’s reign of power, greed, lawlessness and madness behind us.
– Trent Reznor, www.nin.com

Verfrissend

Vanavond in de sneak gezien: Young at heart. Een koor studeert liedjes in en treedt op. Niks spectaculairs aan zou je denken, behalve dan dat de gemiddelde leeftijd van de zangers tachtig is en hun repertoire zich uitstrekt van Sinead O’Connor (‘Nothing compares to you’) en James Brown (‘I feel good’) tot de Ramones (‘I wanna be sedated’), the Clash (‘Should I stay or should I go’) en Sonic Youth (‘Schizophrenia’). Het tempo van de liedjes ligt soms wat lager dan in de originelen en er wil wel eens een noot niet worden gehaald, maar verdomd, het swingt en het rockt ‘n’ rollt.

Het koor heet Young at heart en is gevestigd in Northampton, Massachussetts. Dirigent Bob Cilman legt soms de zweep erover en twijfelt geregeld of het koor een nummer er wel in gestampt krijgt. Vooral ‘Yes we can can’ – dat ik het beste ken in de uitvoering van de Pointer Sisters, ik heb het bij thuiskomst meteen opgezet – baart hem zorgen. De tekst lijkt eenvoudig maar is door zijn vele herhalingen en kleine variaties een ware hersenbreker. (Mij lukt het ook niet hem foutloos mee te zingen). Maar op het eind van de film, als het koor in een uitverkocht theater staat, komt het nummer er foutloos en volkomen overtuigend uit. Ook de uiteindelijke uitvoering van James Browns ‘I feel good’, inclusief sexy openingsgil, loopt als een trein. En dan zie je daar twee tachtigjarigen een opzwepend duet doen. Hoera. Ik werd er helemaal vrolijk van.

Na een half uur ofzo realiseerde ik me iets anders. Je ziet oude mensen in de media eigenlijk altijd gekleineerd: als object van zorg, of anders worden ze afgebeeld als afgetakeld, vergane glorie, eenzaam en al half-dood. Er zit altijd veel zieligheid omheen en weinig sjeu. Zo niet bij deze mensen, zo niet in deze film. Ja natuurlijk hebben ze makke, en er gaan te vaak koorleden dood. Maar het accent ligt ergens anders: bij hun levenslust, bij hun enthousiasme, bij wat ze op de been houdt, bij hun verve, kortom: bij hun leven. Ze werden in hun volle glorie neergezet, compleet met rimpels, buiken en stramme leden. En ze swingden erbij.

Het mooiste verhaal vond ik dat van Eileen (92), die sinds kort in een verzorgingstehuis woont maar als enige bewoner een sleutel van de voordeur heeft. Eileen komt namelijk vanwege de repetities vaak zo laat thuis dat het verplegend personeel dan al ruimschoots op één oor ligt. En hulde aan koordirigent Bob Cilman. Hij had zijn koor ook eindeloos evergreens of operettehits kunnen laten zingen, maar hij kiest systematisch voor nummers waar het koor flink aan moet wennen. Uitdaging houdt jong, zo blijkt.

Om de hoek

Zojuist hebben we Wim begraven.

Ik leerde hem in de zomer van 1994 kennen, hij sprak me aan tijdens een concert – voor zover dat mogelijk was tenminste, want het was een optreden van Entombed en Napalm Death, gewoonlijk kun je daar niet veel bij praten. Wim had cadeautjes voor me meegenomen: tekeningen van mij en teepjes van zijn eigen muziek. We zijn nadien altijd blijven corresponderen. We zagen elkaar geregeld op straat – hij woonde twee hoeken verderop – en altijd bij Neubauten. (Op alle live-albums van Neubauten in Amsterdam hoor je Wim wel een keer brullen.)

Uit een stukje dat ik over onze eerste ontmoeting schreef:


Hij was uiterst openhartig. Na tien minuten wist ik al dat hij schizofreen was, dat hij getrouwd was geweest en zijn ex momenteel in een Duitse kliniek verbleef, dat hij vorig jaar in Santpoort had gezeten en daardoor helaas het optreden van Neubauten in Paradiso had gemist, dat hij afgelopen Pasen in de cel had gezeten omdat zijn bovenbuurvrouw de politie had gewaarschuwd in plaats van hem te vragen of het allemaal wel ging met hem toen hij zo moest gillen, dat hij meer van Blixa hield dan van Cave en dat Blixa, zie je wel, hetzelfde sterrebeeld had als hij: ze waren alletwee bom. ‘Bom?’ vroeg ik. ‘Ja. Augustus. Hiroshima,’ zei hij.

Wijn wilde hij niet, liever spa, zijn arts had hem alle alcohol verboden en in combinatie met zijn medicijnen was wijn inderdaad niet aan te bevelen wist hij inmiddels. Die tekening van mij was van toen ik bij Ischa was. Of ik een vuurtje had. Hij werkte aan een Duitse vertaling van Hans Fallada en de eerste grap in dit boek van duizendnogwat pagina’s stond op bladzijde honderddrieeëndertig. Hij schreef verhalen, altijd dezelfde zei hij lachend, alleen werd de eerste zin gaandeweg beter.

Zijn conversatie was verrassend. ‘Word jij ‘s morgens ook wel eens schreeuwend wakker?’ vroeg hij, en vertelde daarna dat in zijn dromen altijd alle dieren dood gingen. Hij rekende niet in jaren maar in mensen: toen ik hem beloofde een kaartje te sturen om te vertellen wat ik van zijn bandjes vond, vroeg hij hoe oud ik was: was ik van Blixa of van Cave? Met vereende krachten kwamen we erachter dat ik ouder was dan Blixa en jonger dan Cave. Dat deed hem deugd; dan zou hij namelijk voor het eerst een brief krijgen van iemand die ouder was dan hijzelf.
– Uit Cadeautje, juni 1994

Wim was al ruim vier jaar niet meer opgenomen geweest, dat was een persoonlijk record. Hij wilde zijn medicijnen afbouwen: hij werd er gedempt van en ze maakten hem moe en mat. Het deed hem goed, dat stoppen: hij schreef me dat-ie voor het eerst in zeven jaar had gehuild, en dat hij zich fitter en vrolijker voelde. Het deed hem slecht, dat stoppen: hij geloofde dat op 7 augustus, zijn verjaardag, de keizer van Japan twee minuten in het journaal te zien zou zijn om te vertellen over het bombardement van Nagasaki. Kort daarna werd Wim opgenomen en vorige week werd hij dood aangetroffen in de isoleercel.

Wim hield zich, ondanks de schizofrenie, meestal heel goed staande. Hij was een curieuze maar buitengewoon innemende man: buitengewoon slim, met een verstand dat soms op hol sloeg; een goth, maar dan in felle tinten gehuld (altijd met een turquoise, roze of gouden legging); hij was groot en had lang rossig haar; hij praatte altijd iets net te hard, te toonloos en te snel, stond altijd wat te dichtbij, en als-ie me begroette kreeg ik altijd een ferme natte zoen op mijn mond. Hij was een goed go-speler en zat altijd in bandjes. Hij tekende en schreef. Zijn enthousiasme was aanstekelijk en zijn hart groot. Wim was een soort opgetogen herdershond in zomerkleuren.

Bij de ceremonie vanmorgen werd een toepasselijk nummer gedraaid: Dead friends (around the corner), van Einstürzende Neubauten. Prachtig. Al bij de eerste klanken sprongen de tranen me in de ogen.

Neubauten: van ZNS naar Zerstörte Zelle

Neubauten trad na drie jaar weer op in Nederland. De vorige keer was april 2005 – te lang geleden. Tegelijkertijd had mijn hoofd er eerder niet naar gestaan. Ik was buitengewoon blij ze vanavond weer te zien.

Ik hou al jaren erg van ze. Vooral om de muziek. Anders kun je nog zulke geweldige teksten hebben maar als er niks te luisteren valt kun je beter schrijver worden, of dichter. Blixa heeft vaak teksten die me raken, soms fysiek, soms qua idee. Vroeger was ZNS een van mijn favoriete nummers, deels om de tekst:


Sag auf Wiedersehen
sag auf Wiedersehen
zum Nervensystem

Es tanzt das zet-en-es
tantzt das zet-en-es tanzt
das zet-en-es tanzt
fuhrt den totalen tanz auf

… want dat deed me erg aan multiple sclerose denken. En Negativ Nein, daarvan kan ik nog steeds tranen in mijn ogen krijgen. Met de kanker moest ik geregeld aan Zerstörte Zelle denken. Enfin. Vroeger maakten ze een bak herrie – geweldige herrie, dat wel – en met het vorderen der jaren worden ze steeds harmonieuzer en rustiger. Maar ook vanavond maakten ze muziek met gaffertape, een bak metalen strips, plastic pijpen, een turbine, piepschuim en folie.

En al jaren werken ze buiten de platenmaatschappijen om: via een abonneesysteem kon je hun werk steunen. Abonnees kregen geregeld cd’s in de brievenbus. En na afloop van concerten kun je een ter plekke opgenomen en gebrande cd kopen van dat specifieke concert – ze hebben hun eigen cd-fabriekje bij zich. een buitengewoon slim concept waar ze in de VS nog gedonder mee hebben gehad – het Amerikaanse bedrijf Clear Channel had het systeem waarmee Neubauten al een paar jaar werkte gepatenteerd, zodat de groep hetzij in de US hun eigen procédé niet meer konden toepassen, hetzij een buitenstaander ineens een percentage over hun eigen inkomsten moesten geven. Dat leverde nog een boel gedonder op.

‘Het auteursrecht op de oude leest moet dood,’ zegt Blixa. Ik ben het met hem eens. En die versgekochte, in eigen beheer uitgebrachte cd ga ik zometeen fijn spelen.