Fijne frisse jongens

Cartoon uit The GuardianHeb je honderden extreemrechtse mannen die in gevechtskleding in je stad rondbanjeren omdat ze het land ‘willen terugveroveren’, terwijl ze zichzelf bewapend hebben met semiautomatische geweren en nazivlaggen, en luidkeels ‘Soil and blood! Soil and blood!’ scanderen – ja, dan mag je toch gerust spreken van de coming-out van de neonazi’s.

[Zei Twitter, kort daarna: dat een grote groep witte mannen zwaarbewapend en groepsgewijs over straat kan lopen zonder dat de politie ook maar iets doet, is toch goddorie het ultieme bewijs van white privilege?]

Wanneer een paar uur nadat een van die frisse jongens zijn auto in volle vaart in een groep tegendemonstranten heeft geboord, waarbij hij circa twintig gewonden en een dode veroorzaakte, de president van je eigen land zich pas na twee dagen uitspreekt tegen nazisme en zich aanvankelijk lafjes keert tegen ‘het geweld van vele kanten, van véle kanten’ – ja, dan mag je toch gerust spreken van een president die extreemrechts geweld met grote tolerantie bejegent.

[Schreef de neonazi-site The Daily Stormer subiet, bijna juichend: ‘Trump veroordeelde ons niet. Hij impliceerde dat er over en weer haat was… over en weer! Hij verzette zich nauwelijks tegen ons. Hij zegt dat hij van ons houdt!’]

Weigert de Amerikaanse president, ook na herhaalde vragen, zich uit te spreken over een extreemrechtse daad van terreur, nadat hij eerder al meermalen had geweigerd enige terreurdaad van rechtse kant op Amerikaanse grond te erkennen – ja, dan mag je gerust spreken van uiterst selectieve verontwaardiging.

[Zei John Oliver, daags daarna: ‘Iemand die openlijke nazi’s weigert te veroordelen begaat een omgekeerde Godwin. Man, wat is er nu evidenter in het leven dan dat je nazi’s dient te veroordelen?’]

Zie je daags na de aanslag in Charlottesville een tweet voorbijkomen van Geert Wilders, de man die routineus eist dat elke moslim zich hoogstpersoonlijk distantieert van geweld dat door een extremist wordt gepleegd. Een tweet waarin Wilders exact dezelfde leuzen gebruikt als de nazi’s dat weekend in Charlottesville deden: ‘Onze bevolking
wordt vervangen. Genoeg is genoeg.’

[Zegt de Nederlandse pers: niets, helemaal niets.]

Lees je terug met welk canaille Thierry Baudet zich omgeeft, kijk je met wie hij goedlachs op de foto is gegaan en van welke ontmoetingen hij trots zijn selfies heeft gepost, inventariseer je waar hij naartoe gaat om te spreken en welke gasten of sprekers hij op zijn partijbijeenkomsten uitnodigt (van de NVU tot aan de IJzerwake, van Erkenbrand tot Kalergi), haal je je zijn uitspraken voor de geest over ‘de homeopathische verdunning van het volk’ tot ‘de omvolking van Europa’, lees je hoe hij de ‘volkswil’ systematisch boven recht en ratio stelt, en dat je dan tot op het bot huivert…

Dan schrik je je rot hoe vaak en hoe kritiekloos de Nederlandse pers het FvD aan het woord laat. Het zijn zulke leuke jongens, met zo’n fris geluid!

[Cartoon: © copyright The Guardian]

Tere zieltjes

Verschijnen er eindelijk eens een paar vrouwelijke superhelden op het witte doek en op de tv – eerst Marvels Wonder Woman, daarna de aankondiging van een nieuwe incarnatie van Dr. Who – of mannen beklommen fluks de barricaden om luidkeels tegen deze ellende te protesteren, plus plechtig te verklaren dat ze nu nóóit meer zouden kijken: hun liefde was in de kern aangetast, hun halfgoden ontheiligd! (Dat belooft nog wat wanneer Idris Elba eindelijk de nieuwe James Bond wordt: die is weliswaar geruststellend man, maar tevens zwart: vast ook een enorm schandaal.)

Vervolgens valt een akelig groot deel van Nederland in katzwijm wanneer de gemeente Amsterdam en de NS besluiten om mensen in het kader van grotere inclusiviteit voortaan niet meer als ‘dames en heren’ maar lekker genderneutraal als ‘geachte aanwezigen’, ‘beste burgers’ of ‘onze reizigers’ aan te spreken. Al is hu aanwezigheid, dat burgerschap, dat onderweg zijn de crux om ze überhaupt aan te spreken: het vlugzout moest eraan te pas komen. Hun mannelijkheid werd hen evident ontnomen, hun kloten werden gekneusd, hun essentie was aangetast.

Die arme, tere mannenzieltjes toch. Dat ravotten, wat SIRE ze kennelijk zo graag ziet doen, kunnen ze heus beter achterwege laten: straks raakt hun haar nog in de war. Voetballen doen Nederlandse vrouwen de laatste tijd trouwens ook beter, net als ze de Giro eerder wonnen dan een man deed – vier keer, zelfs: Marianne Vos in 2011, 2012 en 2014, en Anna van der Breggen in 2015. Niettemin werd Tom Dumoulin deze zomer neergezet als de eerste Nederlander die de Giro ooit won. Een akelig staaltje fake male news.

Wat maakt toch dat witte mannen – want vooral zíj lijden aan de tere-zieltjesziekte – totaal overstuur raken wanneer andere mensen zich een zekere mate van zichtbaarheid en erkenning verwerven, al is het maar in de vorm?

Waar komt dat rare idee vandaan dat een man geen ‘man’ meer kan zijn, een jongen geen jongen, een witte vent geen bestaansrecht meer heeft, wanneer hij erop wordt gewezen dat er ook andere mensen bestaan, die net als hij onvervreemdbare rechten hebben?

Vertel me niet dat mannelijkheid erop gebaseerd is dat je altijd en overal overwicht moet hebben. Want als dat overwicht inderdaad zo ‘natuurlijk’ is als sommige heren nu in paniek beweren, dan hoefde het niet zo krampachtig en alomvatttend te worden gestut, en donderde dat gevoel van eigenwaarde toch niet zo makkelijk in elkaar dat ravottende meisjes, vrouwelijke superhelden of goede sportvrouwen het bouwwerk onderuit halen?

Tere zieltjes – wat ik u brom. En uit angst dat ze op eigen benen hun eigenwaarde niet overeind kunnen houden, willen ze schuilen onder moeders rokken. De overheid moet hun prerogatief blijven garanderen. De media mogen hun vooraanstaande plaats niet aantasten. En in sport zijn ze echt het allerbeste!

Papkindjes zijn het, zulke mannen. Doe mij maar een sterke vrouw [m/v].

Dat ontbrak er nog maar aan

Re-enacted PutinAl een paar jaar hebben we te maken met nepnieuws. Onderdeel daarvan zijn foto’s die creatief worden hergebruikt. Oude beelden van Spaanse tasjesdieven actief in eigen land worden opnieuw gepost als zijnde moslims die recent in een Noord-Europese stad een vrouw beroven, om het verhaal te bewijzen dat ‘we’ sinds de komst van vluchtelingen in de afgelopen twee jaar worden ‘overstroomd’ door buitenlandse criminelen – dat werk. [Zie voor een recent voorbeeld van zulk nepnieuws deze diskwalificatie van een tweet van Flip Dewinter, de voorman van Vlaams Belang.]

Het kan nog een stuk erger. Een Duits-Amerikaanse onderzoeksgroep is al geruime tijd bezig met software die YouTube video’s in real-time kan aanpassen. Ze gebruiken daarbij een tussenpersoon die zittend voor een webcam allerlei grimassen trekt, die vervolgens direct worden verwerkt in een gezicht uit een bestaande video. Zo kun je met Face2Face in een paar minuten tijd een ingrijpend veranderde versie van een bestaand filmpje opnemen.

De groep gaf vorig jaar een video vrij waarop een dikkige man met een driedagenbaardje al bekkentrekkend met een eerder opgenomen GW Bush wordt gemixed, zodat president Bush ineens overtuigend allerlei tics vertoont terwijl hij zijn betoog afsteekt; daarna laat een andere jongeman president Poetin met verve lachen en schmieren.

Een tweede onderzoeksgroep presenteerde deze week een techniek om bestaande mensen nieuwe teksten in de mond te leggen. Een vertrouwd gezicht wordt softwarematig tot in zijn vezels ontleed – hoe zitten die mond en lippen in elkaar, hoe bewegen de ogen en wangen tijdens het spreken? Dat videomodel kan dan na enige training en met wat fine-tunen kersverse teksten uitspreken, als waren ze authentiek.

Ze toonden een paar proefjes met Obama: hij stak vrij overtuigend een nooit gehouden toespraak af, hij sprak grijs en wel een tekst uit die oorspronkelijk in zijn studentenjaren was opgenomen, en het meest onrustbarend was wel dit: de Obama Bot diste verzonnen zinnen op die door een Obama-imitator waren ingesproken.

Overtuigende, maar totaal valse videobeelden: dat was nu net wat nog ontbrak in onze toch al zo riante verzameling nepnieuws. De techniek is nog maar pril, maar met pech zijn binnen een paar jaar zelfs videobeelden van interviews en speeches niet langer meer te vertrouwen.

De onderzoekers achter de Obama Bot zeiden hoopvol dat, wanneer je zo’n techniek eenmaal onder de knie hebt, het daarna ook een stuk makkelijker is om instrumenten te ontwikkelen waarmee je het daadwerkelijke gebruik ervan kunt opsporen. Dat moge zo zijn, maar haast geen enkele nieuwsconsument doet dat. Zodra een ogenschijnlijk onrustbarende foto op Twitter of Facebook verschijnt, wordt die overhaast doorgegeven en onder grote verontwaardiging verder verspreid; zelden controleren mensen of de foto en de erbij vermelde context daadwerkelijk authentiek zijn.

We willen te graag dat wat we vrezen metterdaad waar is. En we krijgen steeds meer middelen in handen om de werkelijkheid naar onze angsten om te vormen.

Grab ’em by the poen

Roze horde, copyright: VolkskrantDat GeenStijl de wind van voren krijgt, is terecht. De grofheden die daar routineus uitgedeeld worden, zowel door redacteuren als lezers, lijken elk seizoen venijniger te worden: de website is inmiddels met kop en schouders de grootste beerput van het Nederlandse internet. En het blijft niet bij voze of beledigende stukjes. Met regelmaat worden lezers opgehitst om mensen die GeenStijl niet zinnen, massaal lastig te vallen, eventueel ook in real life – desnoods levert de website daar de privégegevens van hun mikpunt du jour voor aan.

Het verbaast me alleen dat het pas zo laat gebeurt. GeenStijl schrijft al jarenlang op uiterst vernederende, kleinzielige en haatdragende manier over al wie zwart, homo, moslim of links is en dan iets durft te doen of zeggen dat de vermeende ridders van het vrije woord niet bevalt. De hetzes tegen Onno Hoes, Fatima Elatik, Lodewijk Asscher, Quinsy Gario en Sylvana Simons hielden maanden achtereen aan, en de website voert als geen ander Nederlands medium gestaag campagne tegen migranten, vluchtelingen en asielzoekers. En ondertussen iedereen die zich daartegen verzet, continue uitschelden voor Gutmensch, linksfascist of NSB’er. Werkelijk, Breitbart News kan trots zijn op z’n kleine broertje.

Maar waarom is de maat ditmaal ineens vol? Of liever: waarom nú pas?

Is het omdat het omdat we in steeds meer landen zien hoe makkelijk het is mensen op te kloppen tot haat jegens al wie anders dan zij is, en hoe ontzaglijk veel moeite het kost om mensen daarna weer tot op enigszins normale toon met elkaar in gesprek te krijgen? Is het uit bezorgdheid dat de complexe mix van haatzaaierij, rancune, wantrouwen, nationalisme en nepnieuws die GeenStijl uitwasemt, ook hier de politieke atmosfeer aan het vergiftigen is? Is het omdat een groep van vaste doelwitten eindelijk de handen ineen sloeg?

Of is het omdat vrouwen nu adverteerders oproepen hun financiële ondersteuning van de website eens goed onder de loep te nemen, een actie die de website raakt waar het pijn doet? Ook Breitbart News kreeg een rolberoerte toen adverteerders zich massaal van hun site terugtrokken, nadat andere media erop hadden gewezen hoeveel drek daar werd gepubliceerd.

Treffend was hoe Stella Bergsma sneerde naar de GeenStijl-redacteur die moord en brand schreeuwde over de reclame-boycotactie: “Gisteren zag ik [hem] met overslaande stem roepen dat het ze allemaal om de lol gaat en niet om de centen. Nou schattepoppeke, dat komt dan toch prima uit? Dan ga je toch fijn door? Niemand die je tegenhoudt, alleen wil niet iedereen het bekostigen. Marktwerking, lieverdjes.” Grab ’em by the poen, indeed.

GeenStijl mag graag vernederen, maar wil daar wel goed voor betaald krijgen. Maar vooral heb ik de indruk dat de roze pestkoppen het simpelweg niet kunnen uitstaan dat zij nu ineens degenen zijn die te kakken worden gezet – door vrouwen, nota bene.

Weer een hand modder

Sommige tv-series horen verplichte kost te zijn, zoals 13 Reasons Why, dat deze maand op Netflix verscheen. We volgen twee scholieren, Hannah en Clay; Hannah heeft zojuist zelfmoord gepleegd. Op een aantal cassettetapes heeft ze toegelicht hoe ze tot haar beslissing kwam. De doos met tapes reist langs vrienden en schoolgenoten van Hannah: elk van hen leverde een bouwsteen voor haar besluit. De serie volgt Clay vanaf het moment dat de doos bij hem is beland.

Ja, het is een tienerdrama. Nee, Hannah ziet soms niet dat vrienden haar in de steek lieten of vals naar haar uithaalden omdat zijzelf óók enorm in de knel zitten. Ja, het is veel wat Hannah in een jaar tijd voor de kiezen krijgt. Maar ook: het is allemaal bloedserieus wat er gebeurt; veel ervan is dagelijkse kost voor scholieren. Pestkoppen op school, meisjes die permanent op hun uiterlijk en op hun gedrag beoordeeld worden, jongens die ‘verder’ willen gaan, intimidatie, buitenbeentjes die de pineut worden, slut shaming, vriendschappen die verbroken worden, school-wc’s die met seksuele intimidaties zijn beklad.

En vooral: ouders en docenten die geen benul hebben hoe het leven van hun kinderen er in de praktijk uit ziet. Zelfs nadat ouders en docenten, verontrust door Hannahs dood, bezorgde gesprekken met hun kroost willen aanknopen, gaapt er een afgrond van onbegrip achter elke goedbedoelde vraag. Langzaam maar zeker verliest Hannah alle moed.

Bijzonder is dat de serie, ondanks de opzet waarin Hannah iedereen die haar leed berokkende met naam en daad beschrijft, niet uitmondt in een speurtocht naar schuldigen. Elke misstap wordt in context gezet, elke wandaad wordt ontleed: op een paar gevallen na was er hoofdzakelijk sprake van tekortschieten, nalatigheid, onbegrip, onvermogen en stommiteiten. Er zijn slechts twee mensen die meer valt aan te rekenen: een oudere leerling die er gewoonte van maakt de rest te intimideren en die regelmatig meisjes te grazen neemt, en een docent die zijn taak als vertrouwenspersoon wel erg formeel invult.

En zoals vaker gebeurt: juist degenen die de plank het hardst hebben misgeslagen, weten van de prins geen kwaad, en degenen die zich het meest meelevend hebben betoond, tobben na afloop het hardst over de vraag of ze niet meer hadden moeten doen.

De afgelopen weken zag ik diverse vrouwen het doelwit worden van spot en intimidatie op volwassen schoolpleinen. Op Twitter, op Facebook, in mijn eigen krant. Eerst Asha ten Broeke, toen @SafaTweets en Anne Fleur Dekker. Hoe meer ze zich verzetten tegen de smurrie die hen ten deel viel, hoe meer mensen dachten een graantje te kunnen meepikken door fijn een extra handje modder over hen heen te gooien.

Ze zullen niet snel zelfmoord plegen: deze vrouwen zijn geen tieners meer, en niet voor een kleintje vervaard. Maar hun opponenten bewijzen dat het schoolplein ook onder volwassen nog immens populair is.

Makke in beeld

akke meer in beeldAndrew Solomon laat in zijn boek Ver van de boom prachtig zien hoe kinderen die anders zijn dan hun ouders – omdat ze autistisch zijn, of blind, of spastisch – groot worden in een omgeving die hen op cruciale punten weinig herkenning biedt. Zulke ouders vrezen dat hun kind nooit gelukkig zal worden, dat anderen het zullen afwijzen. Ze zoeken vaak lang naar genezing voor hun kind: dan hoeft het niet meer te lijden, en kan het alsnog ‘hetzelfde’ worden als zij.

In de vele gesprekken die hij met zulke ouders en kinderen heeft gevoerd, wordt duidelijk dat de meeste van die ‘afwijkende’ kinderen uiteindelijk helemaal niet zo ongelukkig zijn als de ouders aanvankelijk vreesden. Ze zijn gewoon wie ze zijn, ze kennen zichzelf niet anders, en net als kinderen die ‘gewoon’ gezond zijn, hebben ze leren roeien met de riemen die ze hebben.

Wat Solomons studie interessant maakt, is de hypothese die hij eraan ontleent: bij kinderen is sprake van een verticale identiteit, die ze erven van hun ouders: kleur, religie, nationaliteit, taal, regio. Kinderen die anders zijn, hebben daarnaast een horizontale identiteit: iets dat ze fundamenteel onderscheidt van hun ouders, en ze tevens wezenlijk verbindt met andere, aanvankelijk onbekenden: hun peer group.

Intrigerend is dat Solomon ontdekt dat kinderen met een ziekte of beperking veel lijken op kinderen die homoseksueel zijn, of transgender. Ook zij zijn anders, verschillen van hun ouders, en zowel ouders als medici hebben lange tijd geprobeerd deze verschillen te ontkennen, weg te schoffelen, of zelfs te ‘genezen’. Ook in het proces dat volgt wanneer dat ‘anders zijn’ niet weg te werken blijkt, volgt een vergelijkbaar pad van ermee leren leven en uiteindelijk aanvaarding, en eventueel zelfs: trots.

Wat Solomons theorie onderstreept is dat na de emancipatiestrijd van zwarte mensen, vrouwen, en homoseksuelen, ook de emancipatie van gehandicapten volgde: kneuzentrots, makke-moed en rock ‘n’ rollstoel. Wie zichzelf niet langer probeert te genezen, omarmt het verschil als onderdeel van zijn of haar identiteit.

Ik wil Andrew Solomon drie dingen meegeven: iets over leeftijd, iets over peer groups, en iets over beelden.

Eerst de leeftijd.

Ik groeide op met een gehandicapte vader. In militaire dienst moest hij een brug opblazen; dat ging fout. Hij verloor rechts zijn onderarm, links een flink deel van zijn hand. Hij moest anderhalf jaar lang revalideren maar kon toen hij vader werd alles weer, behalve zijn schoenveters strikken en zijn bovenste boordenknoopje vast maken. Hij had een armprothese waarin-ie een mes, een hamer of een tang kon doen, en ja, ook een hand, natuurlijk. Hij kon timmeren, brood smeren, denken, stoeien en klussen.

Zodoende groeide ik op met het idee dat een handicap hebben au fond niet veel om het lijf had. Je kon gewoon nog alles, tot het tegendeel bewezen werd. Schaamte was nooit aan de orde.

Dat kwam me goed te stade toen ikzelf na mijn dertigste gehandicapt raakte: ik kreeg ms. Ik bleek net mijn vader te zijn: alles net zolang blijven doen tot het écht niet meer ging, en dan andere oplossingen verzinnen. Van mijn vader heb ik koppigheid en inventiviteit geleerd, en het ferme besef dat een kapot lichaam gerust nog van alles kan.

Leeftijd is minder doorslaggevend voor de horizontale identiteit dan Solomon meent. Inmiddels ken ik tientallen mensen die op latere leeftijd gehandicapt zijn geworden (en nog meer mensen die er pas later achter kwamen dat ze homoseksueel waren, of transgender). Volgens mij maakt het niet zoveel uit op welke leeftijd het verschil zich openbaart: dat telt denkelijk meer voor de ouders, die met jonge kinderen uit de aard der zaak veel bezorgder zijn over hun toekomst, dan bij volwassen kroost.

sprinten op bladesMaar ook wie later in transitie gaat, en zelfs wie een stoere, gehandicapte vader had, heeft baat bij een peer group. Mij bleek dat in 1990, tijdens de Wereldspelen voor Gehandicapten in Assen. Ik ging er enigszins beschroomd naartoe – het was voor een boek – en vreesde dat ik er erg veel onbeholpen gestommel van de deelnemers zou zien. Dat viel vies tegen: er werd keihard gerend, gezwommen, gebasketbald. Ik keek mijn ogen uit.

Gêne om naar mensen met een handicap te kijken, heb ik nooit gekend. Wanneer ik op straat iemand tegenkom met wie zichtbaar iets is, kijk ik altijd, nadrukkelijk zelfs, en schat in: wat heb je, hoe is het met je, dág kijk ik, ik kijk niet weg, ik ontzie je niet. In Assen had ik daar mijn handen aan vol, aan zulk kijken.

En onverwacht verschoof het perspectief. Opeens ging het er niet om dat ik hen wilde inlijven en hun bestaan erkende met mijn blik, maar besefte ik dat hun blikken anders waren: ik voelde me er anders onder. Het waren blikken van binnenstaanders. Ze keken naar me zonder verschil. Ze keken gewoon.

Hun blikken brokkelden iets af waarvan ik me niet eerder had gerealiseerd dat het me hinderde en belemmerde, me stroef en ongemakkelijk maakte. Als mensen hier naar me keken, was dat om mij, omdat ík ze opviel, niet mijn handicap. Ze namen een onzekerheid weg die zich daar pas prijsgaf. De eeuwige vraag: kijken mensen nu naar me om mezelf, omdat ik leuk ben of chagrijnig kijk of juist vrolijk of een malle jurk of een mooi t-shirt aan heb, of kijken ze naar me – bewaar me, en ik wapen me – om mijn stok en mijn krakkemikkige lopen? Of omgekeerd: kijken ze me niet aan omdat ze me gewoon niet zien, of omdat ze niet durven kijken?

In Assen werd ik vrij. De paradox van de Gehandicaptenspelen is dat de deelnemers er komen bij gratie van hun handicap en dat tegelijkertijd niemand daar erop let. De blik is vrij. Daar was iedereen gewoon eindelijk mens.

Met een journalist die Parkinson heeft, heb ik ooit een dolle middag gehad waarbij we elkaar uitgebreid de eigenaardigheden en tics van ons lichaam showden; als ik iemand in een rolstoel tegenkom, moet ik me beheersen om niet bot en blij te zeggen: ‘Oh leuk, jij hebt ook wat!

Ik mis lotgenoten in mijn dagelijkse leven. Ik haat het dat mensen met makke zo weinig zichtbaar zijn.

sprinten op bladesDat brengt me op mijn laatste punt: beelden. Wie een handicap heeft, heeft ook altijd een strijd met stereotypen te voeren.

Er zijn twee van zulke stereotypen. Tegenover de zielige invalide staat de opgewekte gehandicapte, die zich o zo dapper door het leven slaat. ‘We neigen ertoe, en dat geldt zowel gehandicapten zelf als mensen die dat niet zijn, om gehandicapten als heroïsch dan wel tragisch te zien – maar nooit als doorsnee mensen met een doorsnee karakter’, zei Boris Esterik, die directeur is van een bureau voor acteurs met een handicap.

Martelaarschap versus heldendom: feitelijk zijn het twee kanten van dezelfde medaille. Aan beide houdingen ligt het idee ten grondslag dat handicap (of: afzien, iets missen, ‘niet normaal’ zijn) en lijden één en hetzelfde zijn. Dat het een kwestie is van erop of eronder: hetzij de handicap overwinnen, dan wel door de handicap overwonnen worden.

Maar uiteindelijk zijn beide opties fataal: wanneer je lichaam en lijden, leven en afzien tot een onontwarbare kluwen verknoopt, ontneem je jezelf op voorhand de mogelijkheid om datzelfde lichaam als inventief te beschouwen. Uiteindelijk gaat het – denk ik tenminste – er niet om wie de baas is, jij of je handicap. Uiteindelijk gaat het erom dat je leert met je handicap overweg te kunnen. Je leeft niet ondanks, niet dankzij je handicap, je leeft mét je handicap. Een onlosmakelijk verbond. En dan kun je maar beter aan mekaar wennen.

Het is allemaal waar. Maar ook: het legt de last steeds opnieuw bij de mensen met makke. Niet alleen moeten wijzelf wennen aan dat lastige lichaam van ons, niet alleen moeten we ons redden in een wereld die niet op handicaps en lichamelijk feilen is ingesteld, maar ook: wij moeten zorgen dat buitenstaanders wennen aan óns. Alsof we het al niet druk genoeg hebben.

Een karakteristiek van ernstige ziektes en handicaps is dat ze degenen die ermee te kampen hebben, makkelijk in een cultureel isolement plaatsen. Mensen die gehandicapt of chronisch ziek zijn, vallen uit het maatschappelijk denken en uit het sociale verkeer: je ziet ze zelden als burger. Als professional, als verkoper, als collega, in het openbaar vervoer, bij een film of concert. Als mensen met een leven dat verder reikt dan die handicap of ziekte alleen. Laat staan als mensen voor wie hun fysieke makke normaal is geworden.

Daarom denk ik dat het belangrijk is dat lek & gebrek, ziekte & zwakte, handicap & iets hébben zichtbaarder worden. Niet in de vorm van het zoveelste diepte-interview over hoe het nu is om om doof te zijn – juist niet. Duizendmaal liever zie ik ergens in de media – in het nieuws, in een soapserie, in een film, in een achtergrondrubriek, in een interview in een blad – iemand met wie iets loos is maar die over heel andere zaken spreekt. Iemand die iets heeft, maar die niet daarom ten tonele wordt gevoerd. Iemand die iets heeft en toch niet wordt gereduceerd tot dat ‘iets’. Ik zou graag willen dat beelden van mensen met wie zichtbaar iets is, gangbaarder werden: normaler.

Dat iemand in een rolstoel als buitenlanddeskundige in het journaal verschijnt, iemand die blind is als econoom in een panel zit, iemand met een kruk wordt aangeschoten voor een straatinterview, iemand die spastisch is vertelt over de laatste modetrends – dat het eindelijk ’s niet over hun handicaps gaat maar alleen over hun expertise. Dat hun handicap wordt genegeerd, omdat-ie er op dat moment werkelijk niet toe doet en sowieso: omdat die ze niet definieert.

Dat ze in een andere capaciteit dan als zielige martelaar of heldhaftige vechter worden opgevoerd, te weten: in hun capaciteit als deskundige, als professional, als publiek – als gewoon mens.

Juist de ontstentenis van mensen met makke in de media, dat schrikbarende tekort aan beelden van mensen met wie iets is, anders dan in de capaciteit van heldhaftige patiënt of zielig slachtoffer, maakt fysiek iets hebben sociaal zoveel zwaarder. Je hebt niet alleen een lastig lichaam, je valt ook uit beeld. Ineens is er geen enkel voorbeeld meer, geen enkel imago, geen enkele representatie. Je bent sociaal en cultureel gereduceerd tot dat ene: iemand die niets anders is dan iemand met wie iets is.

Laten we Solomons les ter harte nemen. Elke emancipatiebeweging heeft, naast het bevechten van haar aanzien, ook altijd een tweede doel: zorgen dat hun verschil voortaan als een volkomen normale variant wordt beschouwd.

 
[Lezing gehouden voor de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland [VGN], op 23 maart 2017.]

Schoothondjes

verkiezingenOmdat RTL bij het lijsttrekkersdebat niet vier, maar vijf partijen besloot uit te nodigen – buiten de twee grote kanshebbers zijn er momenteel drie andere partijen van belang – zegde eerst de PVV en kort daarna ook de VVD af.

Hoe eensgezind van de heren Rutte en Wilders. Hun motief: de VVD en de PVV willen van de verkiezingsstrijd liefst een onderlinge tweestrijd maken, en van teveel partijen die onderwijl in hun broekspijpen bijten zijn ze bepaald niet gediend.

RTL cancelde daarna het hele debat. In de pers werd die beslissing als een verstandige afgeschilderd. De twee grootste partijen mochten immers het strijdperk niet bepalen: een lijsttrekkersdebat is het moment waarop álle relevante partijen ongenadig aan de tand horen te worden gevoeld, en het is niet aan hen om te bepalen met wie ze wel en niet de degens zullen kruisen – die beslissing is aan de kiezers, en bij verstek aan de media.

Maar het was een laffe beslissing. RTLs afzegging van het debat betekent dat geen van de andere partijen de kans krijgt om tegen de VVD of de PVV in het geweer te komen, en zodoende verliest iedereen. Bovendien geeft de zender daarmee de regie uit handen, wat beide grote partijen bevestigt in hun rare idee dat zij – tegen ieders wensen in – de boel onderling kunnen bedisselen, en de pers moet buigen om hen te mogen ontvangen.

Beter had RTL een sanctie op afzegging kunnen zetten. Een slimme optie was geweest om de resterende partijen volop kans te bieden de twee deserterende lijsttrekkers alsnog te fileren door hun beleid in absentia ter discussie te stellen, bijvoorbeeld door passages uit hun verkiezingsprogramma’s of uitspraken van de leiders van de PVV en de VVD aan de andere lijsttrekkers voor te leggen. Dan had de plotselinge afwezigheid van de grote partijen betekend: wel kans op schade, geen kans op winst. Wedden dat ze dan wel waren komen opdraven? Een andere optie: dreigen dat niet komen opdraven betekent dat de afwezigen verder gedurende de hele campagne zullen worden genegeerd.

Nu krijgen de VVD en de PVV exact waar ze op uit waren: de andere lijsttrekkers krijgen gedurende de hele campagne niet de kans om serieus met ze in discussie te gaan, en de enige woordenstrijd van betekenis wordt het een-op-eendebat tussen Wilders en Rutte bij EenVandaag, twee dagen voor de verkiezingen.

Met Trump in het Witte Huis en een regering in de VS die leugen na leugen spuwt, hebben we er hier in Nederland de mond van vol dat de media zich beter moeten verweren tegen partijen die denken de realiteit naar hun hand te kunnen zetten. Maar wat doen diezelfde media, als puntje bij paaltje komt? Het debat afblazen wanneer een partij hooghartig meent zich eraan te kunnen onttrekken.

Kiezers informeren is het devies. En als een partij daar niet aan mee wenst te doen, dan informeer je de kiezers maar over die partij zonder dat-ie erbij is.

 
PS, 15 februari: Ha, RTL heeft vanmorgen bekend gemaakt dat het debat toch doorgaat, zonder de twee grote partjen. Goed zo!

Loepzuivere journalistiek

Onderzoeksjournalistiek heeft een flinke vaart genomen. Kranten geloofden lang dat artikelen korter moesten en nieuws alleen telde als het snel werd gebracht; ze ontdekken nu dat ze op dat vlak altijd door internet worden verslagen en intussen zelf flink bijdragen aan de vervlakking en simplificatie van het nieuws. Daarom bieden ze nu godlof weer ruimte voor langere, diepgravende stukken.

Het gaat over de vraag wat de prijs van medicijnen zo opdrijft. Uitvlooien wat de toezichthouders op de banken doen, en of zij inmiddels ze beter op hun taak zijn berekend dan in 2007. Het immens dikke dossier van de PanamaPapers doorspitten en in kaart brengen hoe tonnen of miljoenen voor het oog van de belastingdiensten worden weggesluisd en spoorloos witgewassen. Nagaan waar de puinhoop bij de SVB vandaan komt, zodat de overheid maanden achter elkaar het persoonsgebonden budget niet kon uitkeren en waardoor ook kinderbijslag en AOW-betaling flink in de soep liepen. Hoe komt het dat de overheid aan softwarebedrijven tientallen miljoenen betaalt voor programma’s die niet naar behoren werken? Of we krijgen uitgebreid verslag van wat Heineken nu eigenlijk in conflictgebieden in Afrika uitvreet.

Onderzoeksjournalistiek is hot. Er zijn opleidingen voor gestart, er zijn bureaus die zich erin specialiseren, datagravers hebben zich gelieerd aan de onderzoeksjournalistiek en delven in databases om feiten en tendensen boven water te halen, sommige media – zoals De Correspondent en De Groene Amsterdammer – leggen zich toe op onderzoeksjournalistiek.

Makkelijk is het niet: zulk onderzoek is complex en tijdrovend. Een vlot artikeltje met een leuke quote, rechtstreeks overgenomen uit een persbericht van bedrijf of overheidsinstantie, heb je een stuk sneller klaar. Het is ook aanzienlijk veiliger: je maakt er geen vijanden mee, niemand begint over advocaten, rectificaties en rechtszaken. Alleen degradeert zulke journalistiek het vak en maakt het dat zielloos: het is doorgeefluikje en roeptoeter spelen, open deuren intrappen, en veel naar boven likken.

Het meest interessante: die lange onderzoeksstukken worden vaker gelezen dan een jaar of tien terug, zowel in de krant als digitaal. We lezen zulke longreads niet alleen omdat ze er nu eindelijk weer zíjn: de behoefte aan verdieping, verbreding, achtergrond en analyse is schijnbaar toegenomen. Kennelijk zijn steeds meer mensen de verschraling van het nieuws behoorlijk beu.

Wat een geweldige ontwikkeling!

Nog blijer word ik van al die platforms die her en der ontstaan om onderzoeksjournalistiek te faciliteren en te verspreiden: van De Correspondent tot De Coöperatie, van Investico tot Follow the Money.

Het beste nieuws: stukken van onderzoeksjournalisten, ook de meest kritische, worden zelden onderuit geschoffeld. Het is loepzuiver werk.

De versmalling van diversiteit

Het symposium over diversiteit in de media dat ik bijwoonde, bood een prachtige baaierd aan verhalen. Film- en documentairemakers vertelden hoe hun lastige of onbeantwoorde vragen langzaam waren uitgegroeid tot volwaardige onderwerpen. Ze vertelden hoe lastig het kon zijn hun hoofdpersonen frank en vrij te laten vertellen, hoeveel tijd ermee gemoeid is om een goede band op te bouwen. Ze vertelden hoe hun pitches bij de omroepen regelmatig afketsten op onwetendheid, maar dat daar gelukkig schot in zat. En we zagen ronduit adembenemende fragmenten.

Toch knaagde er iets. Het thema was diversiteit: waarom ging de discussie dan uitsluitend over kleur, over niet-westerse culturen en mensen van gemengde etniciteit? Diversiteit is toch breder dan dat?

Gaandeweg ging het me dagen. We hebben het besef dat de Nederlandse media ziekelijk wit zijn, stiekem ingeruild voor de notie dat we gebaat zijn bij ‘meer diversiteit’. Dat klinkt vriendelijker, is minder verwijtend jegens de ingesleten posities, en het is prettig positief geformuleerd, als een win-win situatie.

Maar die aanpak leidt enerzijds tot een akelige versmalling van het begrip diversiteit, anderzijds tot het verdoezelen van feiten. Want hier stonden mensen te bepleiten dat het ‘diverser’ moest, terwijl we eigenlijk gewoon wilden zeggen dat het gezicht van de media veel te wit is. Kijk naar de Britse tv: zowel in actualiteitenprogramma’s als tv-series voeren die aanzienlijk meer mensen van kleur op. Ik vind dat telkens weer een verademing. Maar zeggen dat het Nederlandse medialandschap simpelweg te wit is, doen we niet meer: we betitelen dat tegenwoordig liever met een kuis mondje als ‘gebrek aan diversiteit’.

Zo wordt diversiteit sluipenderwijs een slap synoniem voor etniciteit.

Het streven naar diversiteit is altijd breder geweest, met als doel mensen onafhankelijk van hun kleur, gender, seksuele voorkeur of lichamelijke beperking zichtbaarder te maken en recht te doen aan de complexiteit van hun leven. Vrouwen zijn niet alleen aantrekkelijke popjes of schommelende moeders, maar ook wiskundigen, piloten en soldaten. Of gehandicapt. Homo’s zijn meer dan relnichten of slachtoffer van religie; ze zijn vaders, machinisten en medisch specialisten. Of zwart. En zwarte of Aziatische mensen hoef je niet te reduceren tot hun ‘etnische diversiteit’: ze zijn ook schrijver, econoom, moeder, decorbouwer of buurman. En vrouw. Of homo. Of gehandicapt.

Na afloop raakte ik aan de praat met Akwasi Owuso Ansah, die aan een serie over twee zwarte, heel verschillende studerende jongens werkt. Ik opperde: ‘Misschien kun je een docent introduceren die in een rolstoel zit of een hand mist, en dat niemand het daar dan over heeft.’ Hij knikte enthousiast. ‘Dat hij gewoon zo is, bedoel je, zonder dat we daar drama van maken!’

Ik kon een high five amper onderdrukken.

Vindersloon

Eindelijk leveren de soepele belastingregels voor multinationals waarin ons land grossiert, daadwerkelijk financieel voordeel op. Het Noors-Russische VimpelCom is betrapt op grootschalige corruptie: ze gaven een miljard dollar aan de dochter van de Oezbeekse president, die in ruil daarvoor telecomvergunningen voor ze ritselde.

Nu is VimpelCom in Noors-Russische handen en statutair gevestigd in Bermuda, maar hun hoofdzetel bevindt zich in Nederland, als een van die vermaledijde brievenbusfirma’s. Zodoende had het Openbaar Ministerie in Nederland de verantwoordelijken voor deze smeergeldaffaire voor de rechter kunnen brengen. De zaak tegen VimpelCom was echter zo overtuigend dat het bedrijf een schikking goedkoper achtte. Dat resulteerde in de grootste nationale schikking ooit: liefst 356 miljoen euro.

Er komt meer schikkingsgeld aan. Het nieuwe doelwit, op basis van hetzelfde onderzoek: het Fins-Zweedse TeliaSonera. Ook zij hebben voor telecomvergunningen honderden miljoenen aan die Oezbeekse presidentsdochter betaald. Ook hun brievenbus is in Nederland gehuisvest. De journalistieke onderzoekssite Follow The Money repte eerder deze maand al van een hagelnieuw verdienmodel voor het OM: schikkingen treffen met bewezen corrupte, in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s.

Maar daar wringt de schoen: de bewijzen komen niet van het OM zelf. Zowel voor de VimpelCom- als voor de TeliaSonerazaak leunt het OM sterk, zo niet uitsluitend, op de vruchten van onderzoeksjournalisten. In dit geval: het werk van het Organized Crime and Corruption Reporting Project. Het OCCRP, gevestigd in Sarajevo, is een bundeling van onderzoeksjournalisten uit zo’n dertig landen – van Oost-Europa, de Kaukasus, Centraal-Azië tot Latijns-Amerika – en legt zich toe op de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie. Het is uitsluitend hún gedegen onderzoek waarop de zaak van het OM tegen VimpelCom stoelde.

Zodat het heuglijke nieuws van de megaschikking leidde tot een terechte wedervraag van het OCCPR, hartelijk gesteund door de Vereniging voor Onderzoeksjournalisten: kan iemand alsjeblieft regelen dat een klein percentage van het bedrag van die megaschikking – zeg vijf tot tien procent – bij wijze van vindersloon terugvloeit in de kassen van onderzoeksjournalisten?

Het OM kreeg deze zaak immers zo ongeveer in de schoot geworpen; ze plukken de vruchten van andermens’ noeste arbeid. Dit terwijl onderzoeksjournalisten zelf moeilijk aan fondsen kunnen komen, en hun werk tegen de keer in doen.

Eerder deze maand werd Peter Olsthoorn vrijgesproken van stalking. Hij was gedaagd door de notoire schuinsmarcheerder Pretium, naar wiens gangen hij al twee jaar onderzoek doet. Die vrijspraak was terecht, alleen: nu zelfs zijn onderzoek al tot een rechtszaak leidde, zal Olsthoorn grote moeite hebben om redacties en uitgevers bereid te vinden om zijn artikelenserie over Pretium te publiceren. Maar misschien kan het OM een fonds te zijner verdediging financieren – en dan later een fijne schikking met Pretium treffen.