Broddelwerk op hoog niveau

Woodwards nieuwe boek Fear, over de gang van zaken in het Witte Huis onder Donald Trump, leest vlotjes weg. Maar na afloop had ik bitter weinig geleerd, realiseerde ik me. Ja, Woodward puzzelt keurig bij elkaar hoe allerlei beslissingen tot stand zijn gekomen; hij geeft een naargeestig beeld van Trumps onkunde en ongeduld, zijn gelieg en gedraai; van het gemak waarmee Trump mensen schoffeert en bedriegt, of waarmee hij processen en procedures ondermijnt; van zijn ijdelheid, zijn narcisme en zijn amoraliteit. Je wordt er niet vrolijk van.

Al die dingen zijn eerder beschreven, zij het niet zo omvattend, en niet altijd door auteurs van zulk niveau. Maar juist daarom schuurt het. Woodward had de publicaties van anderen tot zijn beschikking; waarom – met zijn enorme kennis en zijn geweldige netwerk – daarop niet voortgeborduurd, het eerdere werk van anderen niet geïncorporeerd, om een stapje verder te komen?

In plaats van minutieus te achterhalen wie wat wanneer zei, en welke intonatie ze daarbij kozen, had Woodward kunnen trachten te begrijpen waarom de stafleden en ministers die voorstellen van Trumps bureau verwijderen, uit angst dat hij een in een van zijn vele opwellingen afgedwongen voorstel metterdaad signeert, niet artikel 25 van de grondwet inroepen: de bewezen ongeschiktheid van de zittende president.

Dat minstens een aantal staf- en kabinetsleden inmiddels tot dat oordeel zijn gekomen, werd bewezen door het anonieme artikel uit hooggeplaatste bron dat twee weken geleden in The New York Times verscheen. De auteur daarvan stelt dat intern ‘niemand’ in het Witte Huis dat artikel in werking wil stellen, bang als ze zijn voor een constitutionele crisis – maar intussen is het halve Witte Huis ervan overtuigd dat het land wordt geregeerd door een liegende blaaskaak die een wezenlijk gevaar voor de wereld vormt. Is het heus zoveel beter om stiekem documenten van Trumps bureau te jatten, dat vervolgens publiekelijk te melden, en zo intern én extern nog meer verdeeldheid en achterdocht te zaaien?

Bovendien: als de keus werkelijk is geregeerd te worden door een halve zool die de machtigste functie ter wereld vervult en die naar niemand luistert, ofwel een constitutionele crisis te hebben, dan wist ik het wel. Maar Woodward bekommert zich kennelijk niet om zulke morele vragen.

Dat blijkt ook uit de camaraderie waarmee hij Steve Bannon beschrijft, Trumps voormalige politiek strateeg, die liefst alle instituties opblaast en zich verheugt op de grote kladderadatsj. Bannon, allerwegen gekenschetst als een hele of halve fascist, ‘weet zich binnen het Witte Huis beter te voegen’ dan Trumps dochter Ivanka en schoonzoon Jared Kushner doen, schrijft Woodward, op een toon alsof we daar best wel blij om mogen zijn.

Zo liggen de zaken nu eenmaal, lijkt Woodward te zeggen. Maar inzichtelijk maken hoe het zover heeft kunnen komen – daar begint-ie niet aan.

Neem ze serieuzer

Zo kan het dus ook – nee, beter zelfs. De Duitse omroep ZDF zendt ’s zomers een serie interviews met politieke leiders uit, en toen de beurt aan Alternative für Deutschland was, de rechtsradicale partij die inmiddels eenachtste van de zetels in de Bondsdag heeft, deed het ZDF iets verrassends: het nam de partij serieus. Voorzitter Alexander Gauland kreeg een ris vragen voorgelegd.

Over klimaatverandering: ‘Och nee,’ zei Gauland, ‘ik geloof helemaal niet dat klimaatverandering door de mens komt. Daar kunnen wij niets aan doen. Duitsland stoot maar 2 procent van alle CO2 wereldwijd uit, daar ligt geen taak voor ons.’ Hij vond investeringen in duurzame energie een linkse, geldverslindende hobby.

Het pensioenstelsel dan. Zijn partij had toch gezegd dat het huidige stelsel op de schop moest? ‘Ja.’ De interviewer: ‘U stelde voor dat mensen in de toekomst voor hun eigen pensioen moeten zorgen. Maar juist de gewone mensen, voor wie u zegt op te komen, kunnen daarvoor toch amper geld opzij leggen?’ Gauland stotterde wat, en viel terug op een oude verdedigingslinie: ‘Wij zijn een jonge partij, we hebben nog niet alles kunnen uitdenken.’ De interviewer: ‘Maar u zit al een jaar in de Bondsdag, met bijna honderd mensen. U pleitte bij de verkiezingen voor een nieuw stelsel, heeft u al een schets van uw alternatief?’ Nee, misschien volgende jaar, zei Gauland.

En zo ging het door. Digitalisering, automatisering, en de effecten daarvan op werkgelegenheid of productie: geen idee. Het effect van Airbnb op de grote steden? Dat was Gauland allemaal veel te modern, daar wist hij niets van. Wel moesten de huren betaalbaar blijven. ‘Maar Airbnb drijft de woningprijzen op, en vreet aan het huurbestand.’ Gauland had geen idee.

Gauland ging zo imposant af, dat zijn partij later brulde van nepnieuws en ‘erin geluisd’. Maar het enige dat het ZDF had gedaan, was het AfD 20 minuten lang uithoren welke alternatieven ze boden voor brede, politieke problemen. Beroofd van de vaste drie onderwerpen – de euro, migratie en moslims – bleef er van die hele partij niets over.

Deden de Nederlandse omroepen en kranten maar eens zoiets. Maar nee, die laten liever de ranzige FvD’er Yernaz Ramautarsing aan het woord over zijn moderne schedelmetingstheorieën, of ex-PVV’er Géza Hegedüs, die van Nederland graag een etnostaat wil maken.

Waarom Thierry Baudet niet rustig aan de tand voelen over de positie van zzp’ers, de gaswinning in Groningen, de afschaffing van dividendbelasting of het uitmelken van patenten door de farmaceutische industrie? Waarom Geert Wilders niet eens kalmpjes uithoren over zijn plannen met het pensioenstelsel, de vermarkting van de zorg, de faillissements- en btw-fraude door gewiekste ondernemers, of de almaar zakkende arbeidsinkomenquote, terwijl de winsten van multinationals blijven stijgen?

Neem extreemrechtse partijen bloedserieus – serieuzer dan ze zelf willen. En bepaal je vooral niet tot hun eigen agenda.

 
Foto: screenshot van uitzending

De rode en de blauwe pil van de tv

Voor het eerst vertelde iemand op de Nederlandse tv zo uitgebreid over de commons: mensen die naar vermogen samenwerken, samen iets beheren, het vruchtgebruik van hun arbeid en kennis met anderen delen, en niet uit zijn op winst of expansie. Denk aan de oude meent, of iets moderner: de coöperatie.

In de digitale wereld stikt het ervan. Wikipedia is het bekendste voorbeeld: mensen die zonder geldelijk gewin hun kennis over zowat alles delen, die onbaatzuchtig elkaars werk verbeteren, verfijnen en updaten, en die kennis gratis beschikbaar stellen. Wikipedia is groter en actueler dan elke andere encyclopedie, en hoewel het systeem niet perfect is, is het een monument van kennis en het mooiste bewijs denkbaar van de menselijke hang naar samenwerking. En allemaal om niet.

De aflevering van Zomergasten waarin Marleen Stikker dit weekend schitterde, zette samenwerking centraal. Samen hacken, samen bouwen, samen onderzoeken, samen delen, samen brainstormen. In fragmenten en verhalen liet ze zien hoeveel mensen kunnen bereiken wanneer ze zich gemeenschappelijk op een klus werpen.

Nee, ze had het niet over de deeleconomie. Uber en Airbnb zijn bedrijven die er met alle informatie en het leeuwendeel van de winst vandoor gaan. Zulke platforms stimuleren vooral de gig economy, de los-vaste, onzekere banen, en bevorderen de economisering van alle hoeken en gaten van ons dagelijks leven. Stikker zette de schijnwerper op mensen die zelf uitzoeken hoe je je spullen kunt repareren en daar vervolgens handleidingen voor op internet zetten. Op mensen die nadenken hoe je alle data die een stad genereert kunt aanwenden voor de bewoners en bezoekers van die stad, zonder haar over te leveren aan bedrijven die met die data aan de haal gaan en uitbaten.

Ze had het over open source, stemcomputers en privacy, over technologielabs en hackers, over vooraannames die ingebed zijn in software, over eigendom en eigen beheer. Maar ze klonk nooit nodeloos ingewikkeld: ze lardeerde haar betoog volop met voorbeelden en filmfragmenten. En ze was prettig gedecideerd: nee, we hoeven onze privacy niet te verliezen, dat is helemaal geen noodzaak. Maar dan moeten we wel zelf aan de slag, en van consumenten weer burgers worden.

Of het haar bedoeling was, weet ik niet; maar Stikker bood al doende precies datgene aan waarom ze Kate Rayworth die avond roemde. Rayworth wist met haar donuttheorie een samenhangend narratief te bieden waarin ze de economie van het genoeg verbond met mensenrechten en duurzaamheid, en daardoor ineens allerlei politieke doelen aaneen smeedde. Ook Stikker deed dat: de commons waren de rode, verbindende draad in haar verhaal.

Dat is wat Zomergasten moet doen: onderbelichte verhalen het volle pond geven. Eerder Rutte, en straks Wiebes de avond gunnen, is ons weer de blauwe pil door de strot duwen.

 
Afbeelding: © Waag.org

Het ventiel van het ongemak

Hannah Gadsby‘Ik doe het niet meer,’ zegt ze. ‘Zo vaak zijn mijn grappen gebaseerd geweest op zelfspot. Maar voor wie buiten de kaders van normaliteit valt, is zelfspot geen vorm van bescheidenheid, maar van zelfvernedering.’

Aan het woord is de Australische stand-up comédienne Hannah Gadsby, wier programma Nanette momenteel op Netflix te zien is. Ze licht haar stelling toe met een voorbeeld uit een eerdere show. Daarin vertelde ze hoe een man haar ervan betichtte dat ze met zijn vriendin flirtte en agressief op haar afkwam; pas nadat de vrouw in kwestie hem toeriep dat Gadsby een vrouw was, droop hij af. ‘O shit, het is een vrouw? I don’t beat up women.’ De anekdote werkte, omdat Gadsby openlijk lesbisch is en tamelijk butch oogt.

Ditmaal komt Gadsby eerst met een nieuwe punchline. Ze vertelt dat ze indertijd wel degelijk met de vrouw flirtte, maar ‘dat dit me niet het geschikte moment leek om de man bij te scholen over zijn heteroseksuele vooroordelen’. De grap concentreert zich zo op de misconceptie van de pummel, en Gadsby ontsprong de dans omdat hij haar niet doorhad. Lesbo’s bevinden zich onder ieders radar.

Verderop in de show vertelt ze uiteindelijk het volledige verhaal – wat er na de punchline gebeurde. Want in werkelijkheid daagde het de man dat ze lesbisch was. ‘Oh, you’re a lady faggot. Then I am allowed to beat the shit out of you.’ Wat hij vervolgens deed. Niemand greep in, en Gadsby schaamde zich nadien zo vreselijk dat ze niet eens naar het ziekenhuis ging en evenmin aangifte durfde doen – bang voor nog meer vernedering.

De punchline van een grap is, zo legt ze ergens halverwege haar avondvullende programma uit, een manier om de eerder opgebouwde spanning met een grijns te laten ontsnappen: de punchline is het ventiel van het ongemak. De punchline zorgt ervoor dat de status quo niet ter discussie komt te staan, de punchline zorgt ervoor dat het publiek nooit echt wordt geconfronteerd en in plaats daarvan op de ontsnapping via een bevrijdende lach wordt getrakteerd.

Maar dat wil ze niet meer. Want op die manier, zo legt Gadsby kernachtig – en geestig – uit, spot ook zij met de pijn die buitenstaanders, iedereen die buiten de normaliteit valt, zo te vaak hebben te verduren. Als buitenstaander heeft ze zich van oudsher moeten bekwamen in de kunst anderen te bevrijden van het ongemak dat haar bestaan hun bezorgt.

En juist daaraan wil ze niet langer meewerken – omdat het haar eigen realiteit en eigen ervaringen ontkent, en die hooguit opdient in de vorm van een behapbare grap. Zodat zij uiteindelijk opgezadeld raakt met de taak het ventiel te vormen wanneer ze de misstappen van anderen tracht te benoemen.

Dus ditmaal weigert Gadsby dat. Het leidt tot een magistrale show, waarin ze colleges kunstgeschiedenis verbindt met een meta-analyse van grappen en de ris aan #MeToo-verhalen. en eindigt met: ‘The tension is yours. Deal with it.’

De kikker gekust

Baudet als PepeNa de verkiezing van Donald Trump is er veel over de opkomst van alt-right gesproken. VPRO’s Tegenlicht deed dat zondagavond ook, met de documentaire ‘Trump, trollen & Thierry’. Hun aankeiler:

“Online vindt een ware cultuuroorlog plaats. [We zien] een luidruchtige groep, veelal jonge mannen, die zich tegen het establishment keert. In hun ogen zijn dat de gevestigde media en progressieve politici. Met een eigen jargon en mediakanalen spreken de vertegenwoordigers van deze internetcultuur zich al grappend, provocerend, treiterend en trollend uit, om zich zo af te zetten tegen de gevestigde orde en daarmee de vrijheid van meningsuiting veilig te stellen.”

Helaas nam Mea Dolls de Jong, maakster van de documentaire, die overtuigingen en zelftyperingen als uitgangspunt, zonder daar vraagtekens bij te zetten. Het waren vooral feministen, moslims, migranten, links, zwarten en homoseksuelen die het moesten ontgelden: zij waren kennelijk allemaal lid van de gevestigde orde, ‘normies’ in het jargon, uit op het inperken van vrijheid en cultuur.

Menig feminist, flikker, migrant en activist zal zich driewerf achter de oren hebben gekrabd. Hoorden ze dat goed? Establishment, zij? Dat was nieuws! Want de laatste keer dat ik statistiek erop nasloeg, waren al die groepen nog schromelijk ondervertegenwoordigd in board rooms, regeringen, commissies, raden van bestuur en andere machtige organen, en waren hun opvattingen er bepaald geen gemeengoed.

Ook de grappen en provocaties waarop de geportretteerden zich beriepen, waren weinig rebels of geestig. Wat is er grappig aan de bewering dat Hillary Clinton een kinderpornonetwerk runt vanuit de kelder van een pizzarestaurant? Wat is er ironisch aan de Hitlergroet brengen? Is het geestig wanneer je verdronken vluchtelingen uitmaakt voor ‘dobbernegers’? Wat is er rebels aan de bewering dat mannen recht hebben op seks, en dat vrouwen hun dat niet mogen ontzeggen?

Mij komt het eerder voor als een extrapolatie van een oude, achterhaalde machocultuur, en het krampachtig beschimpen van iedereen die daar verandering in wenst te brengen. Erger: de ‘normies’ die ze zo fervent aanvallen – dat zijn ze zelf.

Deze groep jonge honden afschilderen als de laatste hoeders van de vrijheid van meningsuiting stak des temeer daar zij mensen die een andere mening dan de hunne verkondigen, gretig de mond trachten te snoeren. Die maken ze tot mikpunt op Twitter, krijgen sneer op sneer, worden op internet bijkans gestalkt. En terwijl talkshow na krantendebat ze interviewt, blijven ze maar klagen dat hun stem overal wordt onderdrukt.

Van de VPRO had ik een documentaire verwacht die hun zorgen in een breder kader plaatst. Ja, jonge mensen, en vooral jonge mannen, hebben tegenwoordig een boel te verstouwen – juist omdat ze zijn opgevoed in het besef dat ze eigenlijk prinsjes zijn, die slechts Pepe de Kikker hoeven te kussen om de god te worden die ze in het diepst van hun gedachten allang zijn.

Haat is besmettelijk

Angry catDe vuilbekkerij op internet is onthutsend. Zelfs het bericht over de vermiste doofstomme en autistische Abdullah leidde tot een serie sneren waarin xenofobie en islamhaat de overhad hadden. (Gelukkig waren er ook mensen die hem gewoon gingen zoeken.)

Het akelige is: hoe vaker zulke berichten verschijnen, hoe ‘normaler’ ze schijnen – je kijkt er al haast niet meer van op. Maar diezelfde inburgering van dergelijk taalgebruik maakt dat anderen denken dat zij zich gerust ook zo’n opmerking kunnen permitteren. Of er nog een schepje bovenop doen.

Haat is besmettelijk. Helaas geldt dat minder voor wellevendheid, voorzichtigheid, geduld en respect.

Dit weekend typeerde Gert-Jaap van Ulzen, bestuurslid van de Leeuwarder VVD, de demonstranten die in Dokkum kwamen protesteren tegen Zwarte Piet op Twitter als ‘neger fascisten’. Een politicus die zwarte mensen negers noemt en keurige, kalme demonstranten fascisten? Tot voor kort was dat vrijwel ondenkbaar; tegenwoordig kijk je er niet echt van op. De VVD royeerde Van Ulzen niet: ze besloten slechts, ‘in goed overleg’, dat hij zich beter kon terugtrekken uit het lokale bestuur.

Ook mijn lontje wordt korter door al die hardheid en haat die ik zie. Deels omdat de angst me soms om het hart slaat, deels omdat ik vrees dat vriendelijk en kalm blijven niet meer helpt. Zo ga ik zelf ook mee in de vicieuze cirkel, word ik onderdeel van het probleem.

Ruim twee jaar gelden sprak toenmalig minister van Sociale Zaken Asscher met YouTube, Twitter en Facebook af dat deze sociale-mediabedrijven online racisme en het groeiende aantal strafbare uitlatingen op hun fora zouden gaan bestrijden. Ze beloofden een samenwerking aan te gaan met het Meldpunt Internet Discriminatie, en maatschappelijke organisaties te helpen om ‘een stevig tegengeluid’ te laten horen.

Sindsdien is er niets gebeurd. Nul, niks, nada. Wie een evident racistische uitlating bij Twitter meldt, ziet zelden resultaat. Het heeft er eerder de schijn van dat de accounts van mikpunten van racisme, haat en bedreigingen vlotter worden geschorst dan die van de daders ervan. YouTube lijkt net wat strenger te zijn, maar Facebook is even laks als Twitter.

Dat betekent dat deze sociale-mediabedrijven, ondanks de afspraken met het ministerie en ondanks de meldingen van gedupeerden of geschokte lezers, strafbare uitlatingen ongemoeid laten. Kennelijk grijpen ze moedwillig niet in. Maar dat maakt ze medeverantwoordelijk voor de verspreiding van haat, racisme en bedreigingen.

Het is tijd om stappen te ondernemen, bijvoorbeeld door met een gedocumenteerde serie klachten over niet-gehonoreerde klachten aangifte te gaan doen bij het OM, en hen te verzoeken Facebook, Twitter en YouTube zelf verantwoordelijk te stellen voor racisme en het verspreiden van haat. Doet het OM dan nog niets – wat ik verwacht – dan is de volgende stap dat benadeelde burgers zowel het OM als de sociale-mediasites dagen. Het is tijd voor een proefproces.

Nooit moe van #MeToo

Hasna el Maroudi bij DWDDEen verbijsterende aflevering van De Wereld Draait Door, gisteravond. Hanneke Groenteman, ooit medemaakster van Neerlands allereerste feministische radio-programma Hoor Haar!, trapte af met de verzuchting dat ze die hele #MeToo-discussie beu was. Ik ben het ook zat dat we die discussie nu nog steeds moeten voeren, een paar decennia nadat zij en ik en duizenden andere vrouwen uit de tweede golf het debat over seksueel geweld entameerden. Maar ik ben vooral trots op de vrouwen die niet bij de pakken neerzitten, en die nu eigentijdse middelen aanwenden om seksueel machtsmisbruik en intimidatie opnieuw op de kaart te zetten.

Wilma de Rek eiste dat er eerst cijfers op tafel kwamen. Maar zulk onderzoek wordt al sinds de jaren ’80 uitgevoerd, en levert consistent hoge cijfers op. Een EU-onderzoek uit 2014 wees uit dat één op de drie vrouwen boven de 15 rapporteert ooit met seksueel geweld te maken hebben gehad, een op de vijf is gestalkt, en één op de twee met seksuele intimidatie kreeg te kampen. Met zulke cijfers hoef je niet elk individueel verhaal onder de loep te leggen om te constateren dat hier sprake is van een tragische trend.

De winst van al dat nieuwe onderzoek? We weten nu dat ook mannen ten prooi vallen aan zulke praktijken, al moet je de cijfers dan grofweg door vier delen.

Jessica Durlacher zei dat het er allemaal bij hoorde (‘the way of the world’), en dat je gewoon volwassen moest worden en op z’n tijd iemand flink moest afsnauwen. En allemaal vonden ze dat het bij seks hoorde: een beetje verkennen en grenzen oprekken, en achtten ze deze discussie zo zonde voor de spanning, en een barrière tegen de vrije seks. Daarbij grandioos voorbijgaand aan al die vrouwen die ’s avonds met een sleutelbos in de hand over straat lopen, of schrikken van elke avance – juist omdat ze nooit zeker weten of hun ‘nee’ zal worden gerespecteerd.

De enige die haar hoofd helder hield, was Hasna el Maroudi. Als je het niet wilt en hij zet toch door, is het misbruik – punt uit, en #MeToo. Als je het wél wilt: niks aan de hand schat, en heb veel plezier! Het enige dat nodig is, als man: vráág het, en doe niets tenzij het object van je begeerte (zij of hij) van harte ‘ja’ zegt. En wanneer je macht hebt als vrager – omdat je zo iemands baas bent, of vader, grote broer, docent, beoordelaar, of omdat je zoveel sterker bent of vermoedt dat de tegenpartij toch nooit geloofd zal worden: houd je in, en vergewis je nog eens extra.

Hasna hamerde er terecht op dat pas wanneer vrouwen oprecht en zonder vrees voor consequenties ‘nee’ kunnen zeggen, er sprake kan zijn van oprecht vrije seks – voor beide partijen.

En kunnen we het nu dan eindelijk eens over daders hebben, zonder eerst hun slachtoffers minutieus onder de loep te hoeven leggen? Want wat de rest van het gezelschap bij DWDD deed, was weinig anders dan – heel ordinair – de verantwoordelijkheid voor misbruik bij slachtoffers leggen.

De kerk weet van niets

banner van de showEr zijn inmiddels flink wat hoge lui bij Scientology vertrokken, wat tot een hausse in documentaires leidde. De beste serie tot nu toe is wel ‘Scientology and the Aftermath’ van soapactrice Leah Remini, die opgroeide binnen de sekte en na een lidmaatschap van ruim dertig jaar in 2013 uittrad. Remini schreef een boek over haar ervaringen, legde contact met andere ex-leden, en zette haar nieuwe netwerk in voor de serie. Ze kreeg er dit jaar een Emmy voor, en terecht.

Vergezeld van de eveneens uitgetreden Mike Rinder, jarenlang de internationaal woordvoerder van Scientology annex hoofd van hun inlichtingendienst (in de rechtszaken die de sekte tegen mij en mijn toenmalige geliefde aanspande, heb ik meermalen met hem te maken gehad), bezoekt Remini een stoet mensen. Ze legt feilloos de vinger op alle zere plekken: vrouwen die routineus tot abortus worden geprest omdat hun zwangerschap de sekte ‘slecht uitkomt’; families die verplicht worden alle contact met uitgetreden gezinsleden te verbreken; seksueel misbruik en geweld – ook jegens kinderen – dat onder tafel wordt geveegd; de gewelddadige uitbarstingen van David Miscavage, de huidige leider van Scientology; hoge leden die soms jarenlang gevangen worden gehouden; de eindeloze pressie om meer te doneren, weer een dure cursus te doen – het houdt maar niet op.

Een advocaat die een hoog ex-lid verdedigde toen de sekte na haar vertrek een zaak tegen haar aanspande, verzucht in een aflevering: “De tegenpartij maakt je cliënten vaak zwart; ik ben dat gewend, ik heb heel wat akelige zaken gedaan. Maar nooit, werkelijk nog nooit in mijn leven heb ik meegemaakt dat de tegenpartij mij, de advocaat, persoonlijk aanviel, en geloof me: het was niet mis wat ze bij mij uithaalden.”

De rol van Rinder, die trouw bij alle interviews aanschuift, is drieledig. Soms geeft hij achtergrondinformatie: hoe zit het beleid van de sekte precies in elkaar, waarop is het gebaseerd etc. Vaak weet hij uit zijn lange geschiedenis als insider de verhalen van de geïnterviewden te onderbouwen, en dist hij details op die alleen bij de hogere echelons bekend waren. En soms krijgt hij de tranen in zijn ogen wanneer een geïnterviewde vertelt: hij zit daar, zo proef je dan, ook deels om boete te doen. Want hij was immers hoogstpersoonlijk Scientology’s enforcer.

Remini verdient alle lof voor hoe ze deze precaire interviews aanpakt. Ze steunt, ze troost, ze weerlegt, ze vraagt door, ze relativeert, ze legt bloot.

Elke aflevering opent ze met de beschuldigingen die de sekte publiceerde over de mensen die ze spreekt, net zoals ze haar afleveringen doorspekt met passages uit de advocatenbrieven die ze zelf ontving. “De Scientologykerk ontkent dat…” “De kerk herkent zich niet in…” “De kerk heeft geen behoefte aan…”

Na verloop van tijd werkt het als een buitengewoon effectief stijlmiddel. De kerk weet van niets en ontkent alles. Maar de ex-leden vertellen intussen honderduit, nu al voor het tweede seizoen.

Zelfrechtvaardigingen zijn geen excuus

Kat die het erg met zichzelf heeft getroffenCollega Theodor Holman heeft meermalen betoogd dat neonazi’s en fascisten trots zijn op hun ideologie: wie niet fier is zo’n overtuiging aan te hangen, is in zijn ogen geen fascist of neonazi. Stemgedrag telt niet, alleen hoe je jezelf benoemt en je trots daarover.

Een curieus argument. Veel mensen benoemen zichzelf diametraal anders dan omstanders doen: de klungelige klusser acht zichzelf een handige doe-het-zelver, het warhoofd betitelt zichzelf als ‘origineel denker’, de anorexialijder vindt zichzelf te dik, en de stalker meent oprecht dat hij slechts heel romantisch om iemands gunsten dingt. Multinationals noemen zichzelf nette belastingbetalers, al grossieren ze in nepfirma’s en ingewikkelde schema’s om honderden miljoenen weg te sluizen. Verkrachters beweren glashard dat hun slachtoffer ‘er zelf om vroeg’ en de eerste verkeershufter die zichzelf als zodanig betitelt moet ik nog tegenkomen.

Vrijwel iedereen die ongewoon, ongewenst of ongeaccepteerd gedrag vertoont, heeft daarvoor een geweldig excuus dat ze in eigen ogen vrijpleit. Behalve neonazi’s en fascisten dan: want die zijn volgens Holman volkomen eerlijk over zichzelf en over hun motieven.

Gisteren opperde Holman een tweede stropop: wat ‘als je je [..] Duits voelt? Als je daar nou trots op bent? En als je dan hoort dat je als Duitser niet trots mag zijn op je Duitse wortels en je Duitse gewoonten, omdat die teveel herinneren aan het Duitse Rijk, is het dan vreemd dat je eraan terugdenkt hoe het vroeger was, toen je nog werd gewaardeerd?’ Dan is het volgens hem geen wonder dat je op de AfD stemt.

Niemand beweert dat je niet trots mag zijn op je Bierstube, je Bratwurst of je Sauerkraut. Mogelijk is er minder vettig vertier denkbaar, maar dat is een kwestie van smaak. De AfD heeft echter iets fundamenteler ideeën over nationale trots. Hun voorman Gauland wil dat het land weer trots wordt op de Wehrmacht; een andere AfD-prominent vindt dat het Holocaustmonument een nationale blamage is – let wel: niet de Holocaust zelf, maar het monument dat aan die wandaden herinnert.

Mij interesseert het niet meer waarom iemand op extreemrechtse partijen heeft gestemd. De zelfrechtvaardigingen voor zulke steun ben ik beu. Dondert niet of je op extreemrechts stemde om wie dan ook ‘eens een poepie te laten ruiken’. Je helpt een extreemrechtse partij aan de macht, dát is het probleem.

Bovendien: wie bereid is voor het opsteken van zijn dikke vinger partijen te steunen die eng-nationalisme, vreemdelingenhaat, rassentheorieën en isolationisme propageren, doet dat over de rug van minderheden. Dat je hun rechten vrolijk verkwanselt te eigen gerief: dát is het probleem. Meelopers of fascisten: het is lood om oud ijzer.

Kunnen we ophouden met de eindeloze stroom verhalen over bange witte mensen, en meer plaats inruimen voor de verhalen van bange migranten, bezorgde homoseksuelen, gewantrouwde mensen van kleur?

Debat of inzicht?

standbeeld in parkDe publieke debatten vliegen je tegenwoordig om de oren, en eigenlijk ben ik ze beu. Gisteravond zat ik bij een mediacafé over journalistiek en klimaatverandering. De vragen waren oprecht en belangrijk: hoe kun je het beste verslag doen over zo’n alomvattend onderwerp, hoe voorkom je dat je je lezers plat slaat, hoe verschaf je perspectief en inzicht, hoe haak je met zo’n breed onderwerp aan bij het alledaagse nieuws, en wat zijn de valkuilen van je aanpak?

Om het debat te stimuleren, was ook Marianne Zwagerman uitgenodigd: iemand die graag heilige huisjes omver trapt. Het effect van haar bijdrage op het debat was tamelijk desastreus: veel uithalen en gesneer, veel roepen dat zowat ieder ander dan zijzelf het volkomen fout deed. Niemand schoot er veel mee op, behalve mogelijk Zwagerman zelf, die zich al doende weer fijn als ‘mediastrateeg’ op de kaart kon zetten.

“Was het maar een masterclass geweest,” verzuchtte een collega na afloop. “Want nu moest iedereen eerst weer eindeloos tegen elkaar in het geweer treden…” Ze sloeg de spijker vierkant op de kop.

Van een debat –van een mediacafé al helemaal – hoop je dat het de toehoorders inzicht verschaft in achterliggende processen, dat het keuzes blootlegt die gewoonlijk buiten zicht blijven. Hoe besluit een redactie, of de individuele journalist, wat de beste aanpak is voor een onderwerp? Welke overwegingen liggen aan die keuzes ten grondslag? Over welke methodes beschik je als journalist wanneer je een zo immens breed onderwerp wilt aanvatten? Hoe kom je erachter wat werkt, en wat niet?

Een dergelijke inzet – ik zou dat graag als ‘constructief debat’ willen betitelen – vergt een heel ander format. Niet een waarbij je, heel klassiek, voor- en tegenstanders voor de zoveelste keer tegenover elkaar zet, maar een waarbij je van alle deelnemers hardop en vrijuit nadenken verlangt, en ook: de benodigde ruimte daarvoor schept.

Hoe kom je tot keuzes, waarop baseer je die, waar ging je de fout in, wat zou je bij nader inzien anders doen, waarop stuit je dan, en hoe kan het beter?

Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant, meldde een paar maanden geleden dat zij, na veel kritiek en verzoeken van lezers, hadden besloten klimaatberichtgeving anders aan te pakken. Voortaan zou klimaatverandering overal in doordesemen, en zouden ze geregeld ruimte vrijmaken voor langere, zij het niet per se actueel nieuws over dat onderwerp. Want juist de drang om telkens weer nieuws te brengen, verhinderde dat ze adequaat bericht gaven over de langetermijneffecten van klimaatverandering.

Dáár had ik nou graag meer over gehoord, bij dat mediacafé.

En ineens wist ik: een debat, waarin mensen hun opinies voor de zoveelste keer expliciteren, verhardt die standpunten hooguit. Ik wil helemaal geen strakker stellingnames. Ik snak naar meer inzicht – naar meer nadenken, liefst publiekelijk.