[Afgelopen zaterdag werd voor de vierde keer in Nederland de Transgender Memorial Day gehouden. Ik had de eer een van de sprekers te mogen zijn, waarvoor – nogmaals – veel dank. Onderstaand mijn bijdrage.]
Inmiddels zijn we tamelijk vertrouwd geraakt met mensen die om niet-medische redenen een ander lichaam willen. Bladen en televisie-programma’s staan er bol van en op vrijwel alle onderdelen van de verschijning blijkt kritiek geleverd te kunnen worden. Mensen zijn ongelukkig omdat hun neus te groot, hun buik te dik, hun haar te dun, hun gezicht te rimpelig, hun kaak te fors of juist te wijkend is, hun borsten te klein, hun oogleden te zwaar of uitgezakt.
Maar wat als het ideaal dat je er op nahoudt het andere geslacht is, en je dát zou willen belichamen? Wanneer je ten diepste voelt dat je eigenlijk, ondanks alle fysieke tekenen van het tegendeel, behoort tot de andere sekse dan die waarin je bent geboren? Dat je eigenlijk helemaal geen jongetje bent maar een meisje had horen te zijn, of andersom?
Die laatste vragen zijn uiterst interessant, ook al gaan ze strikt genomen weinig mensen aan; zo heel veel travestieten en transseksuelen zijn er nu eenmaal niet. De reden dat ze me boeien, is dat deze weinig gestelde vragen tot op het bot verknoopt zijn met zaken die veel mensen voor lief nemen en die tegelijkertijd aan het hart van het feminisme en van de homostrijd raken: namelijk de gangbare opvattingen over sekse, geslacht en seksuele voorkeur. De houdbaarheid van die opvattingen is beperkt, sterker: de uiterste houdbaarheidsdatum ervan is wat mij betreft allang verstreken.
De meeste mensen begrijpen inmiddels dat vrouwen niet per se vrouwelijk hoeven te zijn, noch mannen mannelijk. Voorts ziet iedereen wel in dat er verschillende ’stijlen’ van mannelijkheid en vrouwelijkheid bestaan, en staat het mensen redelijk vrij hun eigen versie daarvan te ontwikkelen.
Wat we minder goed weten, is dat ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ ook op fysiek vlak veel vlottender fenomenen zijn en helemaal niet zo scherp zijn te onderscheiden. Onze perceptie van sekse als een zuiver polaire aangelegenheid – waarbij er slechts twee opties bestaan – is misplaatst. Eerder is er een glijdende schaal van fysieke kenmerken, waarbij ‘man’ en ‘vrouw’ zich op de uiteinden bevinden. Daartussen bevindt zich een rijk scala aan mogelijkheden: mensen wier chromosomen niet overeenstemmen met hun genitaliën, mensen die genitale eigenschappen van beide sesken hebben. Bij elkaar gaat het naar schatting om circa 1,7% van alle mensen.
Dat is niet veel, wellicht. Maar vergelijk die behoudende 1,7% eens met andere chromosomale of genetische verschijnselen die als afwijking te boek staan, en bedenk hoeveel aandacht daaraan wordt besteed: per miljoen kinderen zijn er 4 Siamese tweelingen, 1000 met Down, 1400 met een hazelip en 17.000 zijn in enige mate interseksueel.
En die zeventienduizend per miljoen zijn nergens aanwezig. We weten meestal niet eens dat ze bestaan. We horen zelden over ze, we lezen amper over ze, we zien niks van ze, zwangerschapsboeken noemen ze niet, medische programma’s behandelen ze niet. Het besef dat mensen ambivalenter geboren kunnen zijn dan óf als jongetje óf als meisje, lijkt volledig non-existent. Het lijkt warempel een authentiek taboe: iets wat de cultuur koste wat kost verzwijgt.
En stel nu – stél nu – dat sekse inderdaad eenduidig is, en er werkelijk maar twee seksen zijn, van god en nature gegeven. In dat hypothetische geval rest er een ander probleem. Namelijk dat uiterlijk, lichaamsbouw en lichaamstaal regelmatig niet sporen met hoe wij die twee seksen hebben gedefinieerd. Voor zover het onderzoek naar zulke groepen mensen reikt, zijn ze genetisch, hormonaal en anatomisch volstrekt eenduidig, maar voldoen ze op andere lichamelijke kenmerken niet aan sekse-definities.
Er is een groep vrouwen die als she-males wordt aangeduid. Ze zijn in alle opzichten biologische vrouwen, maar hun lichaam oogt ambivalenter: ze worden (op onderdelen) voor ‘mannelijk’ versleten. Zes hebben een lagere stem, een gedrongener lichaam of juist een dat langer en breder geschouderd is, en een andere lichaamstaal dan ‘gewone’ vrouwen. Met hun geslachtsrol hebben ze vaak ruzie, mogelijk als gevolg van hun uiterlijk, en jurken staan hen niet, zodat ze liever broeken en pakken dragen – ook toen dat ongewoner was dan het tegenwoordig is. Lang niet al deze vrouwen zijn lesbisch, ook al neemt de buitenwereld dat voetstoots aan.
Er zijn mannen die uiterlijk zeer ‘vrouwelijk’ zijn: voor hen geldt het omgekeerde als voor she-males. Sommigen zijn homo (de klassieke nicht), anderen hetero; bijna allemaal hebben ze te maken met pesterijen, intimidaties en geweld op straat. Er zijn mannen met borsten, en vrouwen met baardhaar en een snor.
En tenslotte zijn er mensen die tot de ene sekse behoren, en die fysiek op alle punten volmaakt aan de definitie voldoen, maar zich opgesloten voelen in de mogelijkheden die voor hen openstaan. Sommige van die mensen noemen we feministen. Anderen heten transseksueel, transgender of travestiet.
Allemaal zijn dat groepen die lichamelijk grosso modo uitstekend binnen de definities passen die voor hun sekse gelden, maar die daar desondanks graag uit willen breken: juist omdat ze er niet mee overweg kunnen en de do’s and don’ts van het gender waarbinnen ze zijn opgevoed als een culturele dwangbuis ervaren. Dat er op grensoverschrijdend gedrag meestal straffen staan, dat zoiets derhalve nooit eenvoudig is, en dat feminisme als een politieke strijd gezien wordt, mag ik bekend veronderstellen; daarom: soit. Wat curieus is, dat de andere twee groepen – transen en travo’s – tegenwoordig uitsluitend als psychiatrische of medisch-psychiatrische gevallen worden beschouwd en zelden als strijders in een cultureel of politiek gevecht.
Die beperkte interpretatie is opmerkelijk, aangezien travestie bij uitstek gebruikt werd (en wordt) als een manier om je vrijheden te verwerven die anders niet of moeilijk te verwezenlijken zouden zijn, en travestie daarmee van oudsher een sterk politiek-culturele component heeft. Travestie kan immers alleen tieren in een maatschappij die strenge regels stelt aan het uiterlijk, het gedrag en de taakopvatting van de seksen die zij onderscheidt: anders valt er simpelweg niets aan sekse-gebonden rollen en parafernalia over te nemen.
Wat we nu onder travestie verstaan – je in kledij hullen die voorbehouden is aan het andere geslacht – heeft zelden verband gehouden met psychiatrische aberraties. Nog geen eeuw geleden is er een complete culturele oorlog uitgevochten over het recht van Westerse vrouwen om een broek te mogen dragen: die gaf ze meer bewegingsvrijheid, en je kon er tenminste in sporten. Natuurlijk werden ze bespot, deze vrouwen in bloomers: in cartoons, in de krant, in gesprekken, op straat. Ze werden ten tonele gevoerd als belachelijk en hysterisch, als een afschuwwekkend en onvrouwelijk spektakel, en neergezet als schrikbeeld voor de eerzame burgeres, die er natuurlijk niet over zou piekeren een ander dan haar man te laten zien dat ook zij onder haar rokken twee benen had.
Er zijn zoveel mensen die niet ‘kloppen’, die afwijken van de stereotypen waaraan we collectief vasthouden. Er zijn zoveel coalities te smeden: niet alleen transgenders lopen op tegen de grenzen van hun lichaam.
Laat ons sekse minder serieus nemen, en gender serieuzer. Laat ons zorgen dat mensen zichzelf mogen benoemen; opdat zijzelf vrijelijk kunnen bepalen of ze man of vrouw zijn, of iets daar tussenin, en iets makkelijker van positie kunnen veranderen als ze dat willen. Laat ons ervan doordrongen raken dat gender een rol is die mensen kunnen kiezen, een rol met politieke dimensies, onderdeel van een culturele strijd. Laat ons de dragers van die strijd beter beschermen, of het nu de nicht is die heupwiegend de supermarkt inloopt, de vrouw met de baard die weigert zich te scheren, de feminist die zich er niet bij neerlegt dat de straat ’s nachts minder van haar is, of de transgender die zijn of haar lichaam wil aanpassen aan de gevoelde realiteit. Laat ons hun verhalen – onze verhalen – vertellen en daar ruimte voor claimen.
En tenslotte lijkt het me een goed plan in kwesties van sekse en geslacht niet langer te redetwisten over natuur versus cultuur, over biologie versus opvoeding. Die twee begrippen zijn recursief en gaan bezwangerd van vooronderstellingen. Er is geen onbevlekte, ‘pure’ natuur. Er is geen natuur versus cultuur. Er is alleen mixtuur – de plek waar mensen van vlees en bloed leven.
Noot: Twee mensen hebben me er – terecht – op gewezen dat ik de term ’she-males’ in deze tekst verkeerd gebruik; daar worden immers mensen mee aangeduid die als man zijn geboren en daarna borsten heben gekregen/genomen. ‘Tomboys’ zou een beter woord zijn geweest, hoewel die term vooral voor jongere vrouwen wordt gebruikt. Ik zoek nog verder naar het juiste woord :)