Tip

Bij nogal wat afkickcentra op religieuze grondslag blijkt de zorg een rommeltje te zijn: er is amper professionele begeleiding en de omstandigheden zijn er erbarmelijk. Reden waarom de Inspectie voor de Gezondheidszorg nu aankondigt in zulke klinieken verrassingsbezoeken te gaan brengen. (Nooit aankondigen zoiets: gewoon doen!) Mijn tip voor de Inspectie: ga vooral eens langs bij Narconon, prominent onderdeel van Scientology.

Bij Narconon worden verslaafden niet begeleid door medisch personeel; er wordt gewerkt met door henzelf – lees: door Scientology – opgeleid personeel. De organisatie meent zich aan medische vereisten te kunnen onttrekken door haar programma ‘sociaal-educatief’ te noemen. Maar wie enigszins bekend is met verslavingszorg, weet dat afkicken gepaard gaat met zware fysieke klachten: stuiterende bloeddruk, paniekaanvallen, krampen, soms zelfs stuipen. En die weet ook dat verslaafden gewoonlijk sowieso al een belazerde conditie hebben.

Een cruciaal onderdeel van Narconons afkickprogramma is dat cliënten elke dag twee tot vijf uur de sauna bezoeken, een regime dat wel zes weken kan duren. Het doel? ‘De onzuiverheden te lozen en via de poriën uit het lichaam te laten verdwijnen’. Bij afkicken is saunabezoek bepaald riskant: hoge bloeddruk en zo. Overigens is de theorie dat je ‘onzuiverheden’ kunt uitzweten, gebaseerd op een middeleeuwse fysiologie. Verslaving is geen koorts.

Narconon maakt het nog bonter. Wie hun afkickprogramma volgt, krijgt vitamines en mineralen voorgeschreven. Dat klinkt gezond. Totdat je ontdekt om welke doseringen het gaat: gemiddeld tien keer hoger dan het veilig geachte maximum.

Hun zorgwekkendste overdosis is niacine, ook bekend als vitamine B3 of nicotinezuur. De aanvaarde maximale dosis is 15 tot 20 milligram daags. Narconon schrijft per dag vijf gram niacine voor: 250 keer de maximumdosis, en dat weken achtereen. De risico’s van teveel B3? Vaatverwijding, versnelde hartslag, bloed plassen, maagzweren, geelzucht en zelfs leverschade.

Het succespercentage van Narconon is trouwens nogal belazerd. Cliënten afleveren die nadien hartstochtelijk graag Scientologycursussen willen volgen, lukt ze stukken beter. Maar ach, er zijn wel meer clubs die vooral dienen om je ene verslaving voor een andere in te ruilen.

Narconon verkoopt zichzelf als afkickcentrum, terwijl er gevaarlijke behandelingen worden aangeboden en fatsoenlijk medisch toezicht ontbreekt: daarover moet de Inspectie zich wel degelijk buigen. Waarbij ik aanteken dat Scientology datzelfde saunaregime en vitamineoverdosisgedoe ook aan haar leden opdringt (dan heet het de Purification Rundown). Je kunt niet enerzijds iets uitventen als ‘verslavingsbehandeling’ dat je anderzijds als onderdeel van een ‘religie’ bestempelt.

Prikkelen

Het kabinet wil de bijstand, de Wajong en de sociale werkplaatsen bijeenvegen, met als uitgangspunt dat arbeidsgehandicapten zoveel mogelijk op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag moeten. Tegelijkertijd wordt alle hulp aan arbeidsgehandicapten bij het zoeken naar een baan, of ondersteuning teneinde hun werk te kunnen houden, radicaal wegbezuinigd: in totaal moet met de nieuwe regeling met twee miljard euro minder worden uitgevoerd.

Zulk beleid gaat ervan uit dat arbeidsgehandicapten niet genoeg hun best doen. Wanneer we ze financieel nu maar voldoende ‘prikkelen’, komt alles goed: we maken thuis blijven zitten gewoon minder aantrekkelijk. De markt zal vervolgens automatisch haar nobele ding doen: door de vergrijzing stijgt de behoefte aan arbeidskrachten in de komende jaren, et voilà: ineens plaats zat voor al die gepast geprikkelde gehandicapten!

Wat het kabinet vergeet, is dat alle werkgevers meer willen produceren met minder mensen. Overal stijgt de werkdruk: ook gezonde mensen hebben daar flink last van. Hoe mensen met een arbeidshandicap zich moeten verhouden tot die toenemende werkdruk? Uh… daarover heeft het kabinet niet nagedacht.

De suggestie is voorts dat mensen met makke liefst op hun luie reet zitten. Dat gaat volkomen voorbij aan de moeite die duizenden gehandicapten zich getroosten om een opleiding te volgen en daarna werk te vinden. Maar ze krijgen afwijzing na afwijzing. Er is haast geen baas te bekennen die ze hebben wil.

Ministeries ook niet trouwens. Begin jaren negentig besloot Sociale Zaken dat voortaan minstens 5% het werknemersbestand van elk bedrijf en elke organisatie uit mensen met een handicap moest bestaan. Sociale Zaken heeft die norm zelf echter nooit gehaald: het ministerie bleef iets onder de 1% steken. Wat verhoudingsgewijs nog reuze royaal was, want van de bijna tienduizend ambtenaren die de overheid in het jaar na invoering van die regeling aannam, hadden er slechts dertien (13!) een handicap.

Kort daarna bepleitte Sociale Zaken de afschaffing van de 5%-regeling, omdat de uitvoering ervan ‘niet haalbaar’ was. (Je zou haast denken dat gehandicapten een schaars goed waren, maar nee: het ontbrak aan beleid, aan voorzieningen, en vooral aan de bereidheid om functievereisten, de indeling en de organisatie van het werk aan te passen.)

Zelf ruimhartig gehandicapten aannemen vindt de overheid sindsdien niet ‘haalbaar’. Maar bedrijven zouden dat nu wel van ganser harte en in grote getalen doen? Kijk eerst naar je eigen! En geef gehandicapten intussen niet de schuld van de marktwerking.

Aangenaam verrast

Mijn goede vriendin Andere Karin en ik hebben een vaste tv-avond. We zoeken samen een serie uit en ‘doen’ dan een paar afleveringen per avond, of we kijken een film. Op die manier hebben we Expeditie Robinson, Sex & the City en Gooische vrouwen doorgewerkt, en we zijn net klaar met Six Feet Under.

Tijdens die laatste serie zag ik ineens een opmerkelijke vertaling. Brenda’s moeder – een egocentrische trut van hier tot Tokio – maakt een sneer over de opleiding psychologie die haar dochter zojuist is begonnen. De vertaling: ‘Dat uitgerekend jij lid wil worden van de orenmaffia.’

Ik juichte luidkeels. Want orenmaffia, dat is mijn woord, mijn kind: ik heb het bedacht. Dat het woord van mij is staat zelfs in de Van Dale, iets waar ik enorm trots op ben. Dat het woord niet helemaal correct werd gebruikt in de ondertiteling van Six Feet Under kon me helemaal niks schelen: da’s alleen maar een goed teken. Mijn woord is volwassen geworden en staat nu op eigen benen, en plooit zich soms naar anderen :)

Overigens heb ik tezelfdertijd het woord kwakdenken verzonnen; de term is uiteraard bedacht naar analogie met kwakzalvers: mensen die nutteloze middelen als genezend aanprijzen. Met ‘kwakdenken’ doelde ik op onzindelijk of onlogisch denken, vooral op medisch gebied. Ook dat woord heeft de Van Dale gehaald, waar het onder het lemma is geschaard waar combinaties met kwak- worden verklaard:

kwakbaas […] kwakbol […] kwakboom […] kwakdenken (alleen onbep.w)., afkeurende ben. voor een denktrant binnen de (para)medische wereld die ervan uitgaat dat ziekte een gevolg is van psychische gebreken.

Leuk hè :)

Kijken is kennen

Fotografe Bernadet de Prins heeft jarenlang gewerkt aan een fotoboek over jonge mensen met handicaps: 7×7. Ze volgde zeven jongeren zeven jaar lang, en maakte elk jaar een foto. Het boek bevat daarnaast een kort, zakelijk interview met deze jongeren: wat zijn hun ambities, hoe leven ze, hoe vergaat het ze, hoe zijn ze veranderd?

Het is een heel rechtstreeks boek geworden, zonder enige behoefte medelijden of medeleven op te wekken. Heel gewoon, en heel zakelijk: dit zijn allerlei gehandicapte jongeren. Zo zien ze er uit, zo worden ze ouder, en dit is wat ze willen. Ik heb een fotoserie gezien (die van Nathalie) en vond ‘m prachtig. Vandaar dat ik met plezier een kort voorwoord voor het boek schreef. Bij deze:

Kijken is kennen

Het lijkt zo eenvoudig: naar iemand kijken. We doen het immers de hele dag. We kijken naar de nieuwslezer op tv, naar de kassière bij de supermarkt, naar die leuke meneer daar op dat terras, naar een collega die een procedure uitlegt.

Elkaar gadeslaan is onderdeel van het sociale verkeer en stroomlijnt ons gedrag. Automatisch berekenen we elkaars koers en de maat van onze eigen passen, en voorkomen zo fysieke botsingen met anderen. Met een vlugge blik schatten we andermens’ status en bedoelingen in: oh jij eist kennelijk alle ruimte op – wijk ik uit of houd ik vast aan mijn eigen ruimte? In een oogwenk lezen we iemands karakter: die zit wat ineengedoken, is-ie schuchter of zo? Of juist: jee, kijk haar! Zo fier, dat moet wel een durfal zijn.

Het akelige is dat zulke bijna instinctieve inschattingen gebaseerd zijn op een algemeen gemiddelde. Zodra iemand buiten het vaste spectrum valt, zijn we ons houvast kwijt. Nog akeliger is dat we zo verduveld beleefd zijn bij dat zogenaamd vanzelfsprekende kijken van ons. Wijkt iemand teveel af van het gemiddelde, dan zijn we bang dat onze blik hen benauwt; dat onze blik hen opvalt en hen daardoor uitzondert. En dus doen we alsof we niks hebben gezien, niks hebben gemerkt. Dat is goed bedoeld, het is pure beleefdheid.

Maar terwijl we bang zijn dat zij zich eventueel ongemakkelijk zullen voelen en we daarom onze blik vol consideratie afwenden, verliezen we uit het oog dat wij zélf eventjes ongemakkelijk waren. Dat we eigenlijk niet goed durfden te kijken wie we nu voor ons hadden.

Voor die combinatie van eigen ongemak en beleefdheid jegens derden die tezamen nopen tot wegkijken, bestaat een woord: ontzien.

Het gaat vaak vanzelf en het gebeurt meestal met de allerbeste bedoelingen. Toch is iemand ontzien uiteindelijk niks anders dan iemand ontkennen. Hem of haar niet durven aankijken, niet durven stilstaan bij de vragen die iemand oproept, je eigen schrik niet onder ogen willen zien; niet kunnen aanzien dat iemand anders is. En vooral: niet durven kijken wat zo iemand meer is dan wat jij niet kunt aanzien…

Wanneer je zélf die ander bent – wanneer jij wordt ontzien, niet in ogenschouw wordt genomen – betekent dat beleefde wegkijken, dat beschaafde afwenden van de blik, vooral dat je niet wordt erkend. Wanneer haast niemand verder durft te kijken, betekent ’t dat ze nooit echt naar jou kijken.

Maar heus: ontzien worden of weggekeken worden is niet wat een handicap of ziekte draagbaar maakt. Integendeel. Het enige dat helpt is wel gezien te worden, geweten te worden, erkend te worden – alleen dat maakt iemand tot onderdeel van het sociale verkeer.

Dat is wat dit boek mooi maakt. Alle mensen erin laten zich rustig bezien en kijken op hun beurt kalmpjes terug. Hun blik is open en onverveerd. Ze kijken. Ze willen geen medelijden, ze verwachten geen sympathie, en al helemaal geen speciale benadering. Ze willen alleen dat u terugkijkt. En zij zijn niet bang.

Wie goed doet

Autistische mensen zijn slecht in sociaal gedrag. Ze herkennen vaak gezichtsuitdrukkingen niet en kunnen die niet duiden. Dat lijkt te komen door het ontbreken van ‘spiegelneuronen’. Wanneer je iemand ziet lachen, spiegelen je eigen hersenen die activiteit en worden ze geactiveerd alsof jijzelf lacht. Zien lachen doet lachen, inderdaad. Niet alleen begrijpen we daardoor die ander, ook ontwikkelen we zo empathie. We voelen letterlijk met anderen mee.

Dat mechanisme is stuk bij autisme dacht men, maar Nederlandse onderzoekers toonden recent anders aan. Bij autistische mensen komt het sociaal vermogen laat op gang, maar ontwikkelt zich veel langer dan gewoonlijk: tot ver na hun veertigste. Naarmate autistische mensen ouder worden, blijkt hun empatisch vermogen te stijgen, terwijl dat bij ‘normale’ mensen juist afneemt wanneer ze ouder worden.

De groep beval daarom aan: veel spiegelen. ‘Een normaal kind merkt al snel dat iemand gaat lachen als hij lacht. Maar doordat autistische kinderen niet op zoek gaan naar contact, gebeurt dat bij hen veel minder snel. Door het kind vaak te imiteren, kun je zijn hersenen wellicht stimuleren dat verband wel te leggen.’ (De Volkskrant, 3 mei 2011.)

Wat een mooie theorie. Temeer daar hij prachtig aansluit bij de belangrijkste ontdekking in de evolutie van samenwerking. Daar is uitgezocht welk gedrag de beste kansen biedt voor succes en overleving. Hoe houd je een afspraak of verdrag bestendig? Als verraad een optie is, moet je dan zorgen dat jij daarmee eerder bent, voordat de ander jou verraadt? Moet wantrouwen je basis zijn, of moet je uitgaan van het goede in je tegenstanders? Wie al te argwanend is en nooit een handreiking doet, zaait alleen meer wantrouwen, zo blijkt; wie uitsluitend vol vertrouwen blijft opereren, wordt onder de voet gelopen.

De beste strategie, zo leerde de computerexpert Anatol Rapoport ons in 1980, is tit for tat: vriendelijk zijn en met gelijke munt betalen. Spiegelen dus. De strategie in het kort: altijd uitgaan van samenwerking; zodra de ander je een loer draait, zonder pardon terugslaan; meteen daarna vergevingsgezind zijn en positief doorgaan. Dat bleek voor alle partijen het meest succesvol en leverde het meest stabiele sociale resultaat op.

Wie sociaal gedrag wil promoten, dient zelf redelijk en open zijn. Weer een reden waarom het wantrouwen waarmee de overheid haar burgers bejegent niet verstandig is, noch de argwaan die Wilders tentoonspreidt.

Immers, imitatie kent geen moraal. Maar wel spiegelneuronen.

Kapot!

Op 18 april moest mijn Canta worden gerepareerd: hij ging die ochtend steeds langzamer rijden, en op het laatst kwam-ie zelfs helemaal niet meer vooruit. Waaijenberg haalde hem subiet met een busje op – gelukkig was ik vlakbij gestrand – en repareerde hem. De remmen bleken te zijn vastgelopen. Uiteindelijk moest de hele reminstallatie worden vervangen.

Kort daarna kreeg-ie weer kuren. Als ik optrok, hoorde je steeds heel hard ‘kloink’ onderin, zo ergens bij het linkervoorwiel – alsof er iets niet pakte. Het voelde alsof het autootje elk moment zou kunnen vastlopen, zodat ik uit voorzorg heel zacht reed. Vanmorgen kon ik langskomen en het was foute boel.

Toen de Canta eenmaal op de helling stond, was goed te zien hoe doorgeroest hij is. Dat was ook de oorzaak van de terugkerende ‘kloink’: de balk waaraan het motorblok is bevestigd was volkomen verroest en was aan weerszijden van het motorblok afgebroken. Geen wonder dat het eng voelde…

Op de foto zie je het vooraanzicht van de doorgeroeste balk. Het motorblok zit aan de balk vast met het glimmende plaatje, en aan weerszjden daarvan is de balk afgebroken. In het rechterdeel zit overdwars een grote scheur. Ook de onderkant van de auto zit vol roest en afbladderend metaal. Het is duidelijk: deze Canta is geen lang leven meer beschoren. (Maar ja, hij is dan ook al 10 jaar oud.) Er is inmiddels een aanvraag voor een nieuwe Canta de deur uit, als alles goed gaat heb ik over een maand of drie een nieuwe.

Er is een nieuwe balk gelast (op de foto zie je ‘m in bovenaanzicht: het is die glimmende zwarte balk). Gelukkig hoef ik dus niet zonder autootje te zitten. En nu maar duimen dat de aanvraag voor een nieuwe wordt gehonoreerd, anders ben ik mijn benen kwijt.

Ongezond

Het verrast me vaak hoe we over ziekte denken: alsof serieuze fysieke makke een uitzondering is en gezondheid onze natuurlijke staat zou zijn. Wie her en der wat optelt, ontdekt dat iets hebben waarschijnlijk normaler is dan niks hebben; zeker wanneer we ouder worden.

In Nederland heeft ongeveer één miljoen mensen diabetes, een half miljoen heeft astma, een half miljoen heeft een gehoorapparaat nodig. Meer dan 350.000 Nederlanders zijn blind of zeer slechtziend, ruim 200.000 hebben Alzheimer, 80.000 hebben epilepsie, 50.000 hebben Parkinson, 30.000 hebben een stoma en 12.000 hebben ms. 5% van alle Nederlanders heeft last van incontinentie, 9% heeft een rugaandoening, 11% heeft gewrichtsslijtage.

Niet alles is even zichtbaar, en niet alles is even slopend. Mensen met een chronische ziekte, afwijking of handicap liggen heus niet allemaal de hele dag amechtig op bed. Met wat aanpassingen en inachtnemingen kunnen ze vaak een heleboel, en sommigen functioneren zelfs picobello – je merkt amper dat hen iets mankeert.

Dat vinden we dan vervolgens ‘dapper’. Dat is een lief compliment, maar onbedoeld suggereren we ermee dat doorgaan met leven bij lek & gebrek uitzonderlijk is. Kennelijk geloven we dat iedereen die een serieus lichamelijk probleem heeft, voorgoed uit het veld is geslagen; door zijn eigen lichaam aan de zijlijn van het leven gezet.

De hoge prevalentie van chronische ziektes en handicaps toont juist aan dat er ook bij permanente makke nog een heleboel te leven valt. Bovendien maakt ziekte vaak koppig: je houdt jezelf des te sterker vast aan wat je wel kunt. Je went aan je makke, je sluit compromissen. En je verzint uiteindelijk strategieën om toch te doen wat eigenlijk niet zo goed gaat. Hoe kun je ook anders? Want je leven gaat verder, je bent immers niet dood – nog lang niet.

Het helpt daarbij als we minder krampachtig zouden zijn over ziektes en handicaps. Wanneer we interesse zouden betonen in plaats van bezorgdheid: ‘Hoe is het eigenlijk om dat te hebben? Heeft het je leven veranderd? Hoe los je dingen op? Kijk je anders naar je lichaam?’ Daardoor worden lek & gebrek vertrouwder terrein, minder iets dat iemand uitzondert.

Een andere blik op werk zou trouwens ook helpen. Wie een handicap heeft, komt moeilijk aan een baan; wie geen volle dagen kan werken, wordt zelden serieus genomen. De BV Nederland baseert zich op een onhoudbaar gezondheidsideaal en stoot zo aan de lopende band mensen uit.

Lustrum

Het is vandaag precies vijf jaar geleden dat ik de operatiekamer uit kwam met één borst minder. Christiane kwam me nog in de verkoeverkamer zoenen (die moest een uur later als een haas naar het vliegveld en had dispensatie van de verpleging gekregen), en vanuit de verkoever heb ik mijn moeder nog gebeld om te zeggen dat alles goed was gegaan.

Het is een boel gesodemieter geweest. Na de operatie volgden nog vier maanden chemo, een jaar lang driewekelijks een dosis herceptin, maandenlang zombie zijn, en twee operaties: eentje om een onderhuids infuus aan te brengen en eentje om dat ding er weer uit te halen. Tussendoor ben ik vreselijk depressief geworden van alle medicijnen. Uiteraard werd ik ook kaal – zelfs mijn wenkbrauwen en wimpers snevelden – maar dat kale hoofd kon me weinig schelen. Ook dat die borst eraf was interesseerde me tot mijn verrassing geen zier – dat terwijl ik voor de operatie juist dáár zo enorm tegenop zag. Kanker hebben levert een boel gesodemieter op, kost onvoorstelbaar veel tijd en baart veel kopzorgen.

Maar het is gelukkig allemaal goed gegaan. Vandaag ben ik vijf jaar verder. Hoera!

[Foto: Victor van Bergen Henegouwen, voor bij een interview in Opzij. Wie mijn wedervaren nog eens terug wil lezen: al mijn berichten over kanker hebben de tag Klog.]

Zorg onder toezicht

Je zult er maar moeten wonen. Te weinig deskundig personeel, zoveel achterstallig onderhoud aan de panden dat de woonomgeving onveilig is geworden, te veel reorganisaties, verouderde zorgplannen, stijgende werkdruk, overwerkt personeel, ongelukkige bewoners, grote financiële problemen. De zorg wordt er nauwkeurig uitgemeten: voor het opmaken van een bed staat 1:45 minuut, voor het helpen bij toiletbezoek 2:15 minuut. Het personeel voert zulke klusjes uit met de stopwatch in de hand.

Dat is de stand van zaken in de zevenentwintig tehuizen voor ouderen en lichamelijk gehandicapten die onder Osira Amstelring vallen. Personeel en bewoners hebben elk vertrouwen in het bestuur verloren. De Inspectie spreekt inmiddels van ‘een zeer zorgelijk beeld’ en heeft Osira de komende zes maanden onder verscherpt toezicht geplaatst.

Osira maakte het bijzonder bont, maar het probleem is helaas breder. Doordat de overheid meent dat schaalvergroting in de zorg tot meer efficiency zal leiden, klonteren instanties door fusies aaneen tot grote instellingen. Daar wordt vervolgens een dikke laag beheerslaag overheen gesmeerd: goedbetaalde bestuurders die weliswaar veel papier , protocollen en procedures produceren, maar geen zorg. De afstand tussen beleid en praktijk wordt dan vanzelf groter.

De overheid heeft meer boter op haar hoofd. Om door het rijk bekostigd te worden, moeten zorgtehuizen tot in detail bijhouden worden welke handelingen er worden verricht en is aan veel handelingen een tijdlimiet gesteld; een ontwikkeling die begon bij de verfoeilijke minutenregistratie in de thuiszorg. Steunkous aantrekken: 5 minuten. Wassen van een vrouwelijke patiënt: 17 minuten; wassen van een mannelijke patiënt: 15 minuten. Alle verrichte handelingen moeten worden geadministreerd, soms meermalen.

Het resultaat van al dat maximeren en registreren? De focus verschuift van zorg geven naar geïsoleerde handelingen verrichten; die handelingen worden vervolgens worden verprotocold en gestroomlijnd, alsof de zorg niets anders is dan semi-industrieel lopendebandwerk. Omdat alles minutieus moet worden vastgelegd – de zorg moet immers ‘transparant’ en ‘toetsbaar’ worden gemaakt – gaat een deel van de schaarse tijd van het personeel bovendien op aan het eindeloos registreren van hun eigen handelingen en andere administrativa.

Ook het onderwijs zucht onder al dat verplichte papier. Twee weken geleden riep een schoolbestuurder op tot burgerlijke ongehoorzaamheid: hij wou ‘stoppen met het voldoen aan allerlei bureaucratische kwaliteitscontroles en het invullen van checklisten.’

Een goed plan. De enorme administratieve mallemolen die we hebben ontworpen, leidt niet tot betere zorg of beter onderwijs. Hij leidt vooral voor meer drukte, meer protocollen, meer controles en meer wantrouwen.

Voorspellingen

Eerder vroeg Het Parool haar columnisten eind december om hun voorspelling voor het komende jaar te geven. Dat doet de krant al een tijdje niet meer, maar zulke lijstjes blijven leuk om te maken. (Of anders wel om ze later nog eens terug te lezen…)

Aanvullingen zijn van harte welkom! Schieten voor open doel mag deze keer, dus da’s altijd prijs.

  • De regering komt met domme plannen voor internet. Nu is dat op zich geen nieuws, maar ditmaal zijn de plannen zo knullig dat Bits of Freedom besluit het bij een publiekelijke lachbui te houden. Dat werkt zo aanstekelijk dat het ook parlement de slappe lach krijgt en de plannen schielijk worden gedumpt.
  • De NS koopt nieuwe treinen, waarmee – oh, heel onverwacht hoor! – nieuwe problemen blijken te zijn.
  • Geert Wilders verandert van haarkleur, hij stapt van schreeuwend blond over naar driedelig grijs. Dit om gedistingeerder te lijken.
  • Femke Halsema schrijft een boek over haar leven als politica. Ze onthult daarin een flirt met Rutte en handtastelijkheden van een niet bij naam genoemde CDA’er.
  • Het kabinet Rutte valt kort voor het zomerreces.
  • Beatrix kondigt haar aftreden aan. (Elizabeth daarentegen blijft.)
  • Jomanda blijkt kanker te hebben. Ze wijt dat aan ‘het negativisme’ om haar heen.
  • De blauwvintonijn sterft uit.
  • ACTA wordt niet aangenomen.
  • Powerdressing voor vrouwen komt weer in: jasjes, bloesjes en colberts krijgen fikse schoudervullingen.
  • Er gaan drie Eurolanden failliet, en twee pensioenfondsen vallen om.
  • Een psycholoog legt uit dat we door de crisis onze verwachtingen temperen, en dat we zodoende op de keper beschouwd allemaal gelukkiger zijn geworden.
  • Het wordt een prachtige zomer.
  • Mijn vader wordt tachtig.
  • Het bioscoopbezoek stijgt als nooit tevoren, maar Brein blijft klagen dat downloaders de industrie vernielen. Update: Het aantal verkochte bioscoopkaartjes in Nederland blijkt te zijn gestegen van ruim 27 miljoen in 2009 naar 28 miljoen in 2010.
  • Ik voltooi mijn boek over Hack-Tic, XS4all en de geschiedenis van het publieke internet in Nederland af (en, niet onbelangrijk, ik ben er tevreden over).
  • Ik word verliefd, ik weet alleen nog niet op wie :)