Overzicht Canta-project

Ons (*) Canta-project is inmiddels zo groot, divers en complex geworden – niet voor niks werken we er al twee jaar aan, met een almaar groter wordende groep mensen – dat ik me goed kan voorstellen dat u door de bomen het bos niet meer kunt zien.

Vandaar deze poging om het project te beschrijven en te inventariseren. Waar mogelijk geef ik links naar plaatsen waar u onderdelen van het project kunt zien, terugkijken, kopen, beluisteren, terugkijken, meemaken of bespreken.

Op de foto: het affiche dat Erwin Olaf maakte voor de voorstelling van Het Nationale Canta ballet. Afgebeeld zijn eerste solist Marisa Lopez, en mijn Canta :)

Websites

Boek: De benenwagen

Boek over de Canta, geschreven door Karin Spaink. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, mei 2012; 192 pagina’s, zwaar geïllustreerd, full colour.

Ballet: Het Nationale Canta Ballet

Het Nationale Canta Ballet wordt uitgevoerd door vijftig Canta-rijders, dertig dansers van Het Nationale Ballet en twintig dansers van het NOVA-college. De choreografie is van Ernst Meisner (grand sujet bij Het Nationale Ballet), de muziek van Robin Rimbaud aka Scanner. Hoogtepunt is een dubbele pas-de-deux: eerst voeren Marisa Lopez en Casey Herd – beiden eerste solist bij Het Nationale Ballet – een pas-de-deux uit, meteen gevolgd door een pas-de-deux van Casey Herd en prima Canta Karin Spaink.

Er zijn slechts twee voorstellingen van het ballet, beiden op 28 juni 2012: een om 18:30 en een om 21:30. Locatie: De Gashouder, Amsterdam.

Een registratie van het ballet wordt op zondag 1 juli 2012 uitgezonden door de NTR. [Link Uitzending Gemist]

TV-serie: De Canta danst!

Maartje Nevejan maakte een vierdelige documentaire-serie over het ontstaan van Het Nationale Canta ballet. Ze portretteert Canta-rijders en dansers, en volgt de lange weg die deze twee zo uiteenlopende groepen samen afleggen om een ballet te maken.

De serie wordt vanaf zondag 3 juni wekelijks uitgezonden door de NTR op Nederland 2.

Radio-documentaire: Hunt for the little red car

Bert Kommerij, een van de iniatiefnemers van het project, maakte een radio-documentaire waarin hij versalg doet van de ontstaansgeschiedenis, van alle discussies en van alle plannen. Zijn documentaire werd op 3 juni 2012 uitgezonden op Holland.doc: luister.

Noot:

  • De oorspronkelijke initiatefnemers van het project zijn documentaire-maakster Maartje Nevejan, ikzelf, en fotograaf / radiomaker Bert Kommerij.
  • Daarna kwam Valérie Schuit van Viewpoint Productions erbij, die die productie voor haar rekening nam;
  • Ernst Meisner, grand sujet bij Het Nationale Ballet, die voor de choreografie van het ballet tekende;
  • Robin Rimbaud aka Scanner, die de muziek voor het ballet schreef, en die live zal uitvoeren;
  • Rogério Lira, die de vormgeving van zowat alles deed;
  • Monique ten Berge en Angelique Kuijpers, die over de productie van het ballet regeren;
  • En verder overal stapels vrijwilligers en professionals: van de kostuumontwerper van Het Nationale Ballet tot Erwin Olaf, die de poster voor het ballet maakte, tot Sebastiaan die overal in Amsterdamm Canta’s najoeg om de bestuurders ervan tot deelname te bewegen. Er was zelfs iemand die berekende hoeveel uitlaatgassen al die Cantaatjes in de Gashouder zouden produceren. En natuurlijk alle Canta-dansers!

Exit Zamboni

Er is veel te doen geweest over de ‘liberation treatment’ van Zamboni die MS-patiënten zou genezen. (Zie onder meer mijn stukken van juni 2010 daaarover: Argwaan, en Argwaan naschrift.) Zamboni’s stelling is dat vernauwingen in de bloedvaten naar de hersenen verantwoordelijk zijn voor MS. Hij meent daarom dat dotteren of een stent aanbrengen in die vaten MS niet alleen kan stoppen, maar zelfs kan genezen.

MS-deskundigen reageerden afhoudend op Zamboni’s theorie. En met goede redenen: Zamboni negeerde werkelijk alle moeizaam en secuur opgebouwde kennis over MS. Volgens hem was MS namelijk helemaal geen immuunziekte, maar ‘gewoon’ een vaatziekte. Volgens Zamboni kon je bovendien alle aangerichte schade aan het centraal zenuwstelsel makkelijk ongedaan maken. Het enige dat nodig was, was een enkele operatie – de zijne. Hey presto!

‘Jouw model verhoudt zich niet tot de bekende feiten,’ zeiden de deskundigen.

‘Dat komt omdat jullie vastzitten in je model,’ antwoordde Zamboni. ‘En jullie model levert geen oplossingen, laat staan genezing. Het mijne wel.’

‘Hoezo genezing?’ zeiden de deskundigen. ‘We zien vaak dat mensen bijtrekken van de schade die MS bij ze heeft aangericht. Dat heet ‘spontaan herstel’. We weten niet precies waardoor dat komt. Kunnen lichamen zich beter herstellen dan we denken? Lenen sommige vormen van MS zich beter voor zulk spontaan herstel dan andere vormen? Maar jij scheert alles over één kam en eist bovendien alle credits op. Wij zeggen: incidenteel herstel hoort bij MS. Jij zegt: dat komt omdat ik heb ingegrepen. Jij doet alsof alle verbetering door jou komt.’

‘Ja,’ zei Zamboni, ‘want zo is het. Jullie hebben geen antwoorden. Jullie staan machteloos tegenover MS. jullie wachten af, jullie modderen voort, maar ik niet. Ik weet het antwoord en ik grijp wél in. Patiënten, kom bij mij! Wat heb je aan verwerp die rampzalige skepsis van je artsen? Die staat je bevrijding in de weg! Ik kan je met een eenvoudige ingreep genezen.’

***

MS is een progressieve, onberekenbare ziekte die zich met medicijnen hooguit laat vertragen. Ik heb briljante mensen in een paar jaar tijd in een plant zien veranderen, ik ken teveel mensen – mezelf incluis – die elke dag moeite doen om overeind te blijven. Natuurlijk willen we allemaal niks liever dan genezen. Wat is er nou mooier dan je ineens, en onverwacht, geen zorgen meer te hoeven maken over abrupte en onvoorspelbare aftakeling? En natuurlijk willen we – als dat kan – liefst ook dat oude schade (van zwakke knieën tot blinde vlekken, van altijd kramp tot een wrak evenwicht) en passant effies ongedaan wordt gemaakt. Hey presto!

Verlost worden van een kutziekte: wie wil dat nou niet?

Wanneer die beloofde genezing zich bovendien aandient in de vorm van een enkele operatie, is dat extra geweldig. Want het enige dat de medische wetenschap momenteel aan MS’ers biedt, is eindeloos pillen slikken of jezelf dagelijks injecteren. Zelfs die levenslange behandeling biedt geen enkele garantie. De statistiek wijst uit dat de ziekte op die manier over het algemeen vertraagd wordt, maar niemand kan je vertellen of dat ook voor jou geldt. Bovendien: vertragen, afgezet tegen welke aftakeling? Je toekomst blijft ongewis, ook met medicijnen.

Geen wonder dat je zo’n ziekte liever kwijt dan rijk bent. Wie wil daarvan nou niet genezen?

***

Duizenden patiënten hebben zich inmiddels volgens de Zamboni-methode laten opereren, meestal in privéklinieken die subiet munt wisten te slaan uit zijn ‘onorthodoxe, maar effectieve behandeling’. De ondertoon van hun promotie van Zamboni’s methode was een combinatie van samenspanning en verlokking. ‘De medische wetenschap wil haar patiënten niet kwijt en spint er daarom garen bij u als patiënt binnenboord te houden. Geen wonder dat ze u deze geweldige, revolutionaire therapie willen onthouden. Maar wij helpen u wel! Kom bij ons, word bevrijd en genees, voor slechts achtduizend euro!’

Recent verscheen de zoveelste studie naar de effecten van Zamboni’s therapie. Conclusie: het helpt geen zak. Of nee nou ja, het helpt natuurlijk wel, namelijk om de zakken te spekken van privéklinieken die o zo handig ‘inspringen op de behoeftes van de klant en die serieus nemen’.

Ik ben niet gewelddadig. Mocht ik Zamboni ooit in levende lijve treffen, dan steek ik echter met liefde mijn kruk tussen zijn beide benen, zodat de lamlul met zijn bek op de grond klettert en daarbij al zijn tanden breekt. Want wat Zamboni met zijn jarenlange media-offensief annex kruistocht heeft bereikt, zijn uitsluitend akelige dingen. En hun lange-termijneffect is nog veel en veel akeliger:

  • Patiënten volkomen ongefundeerd valse hoop geven en ze volledige genezing beloven, werkelijk zonder enige reserve.
  • Het naïeve idee van een ‘single & simple cure‘ voor een complexe en degeneratieve ziekte nieuw leven inblazen, terwijl het al zo allejezus moelijk is om over te brengen – laat staan: te accepteren – dat MS heus onberekenbaar & onomkeerbaar is.
  • Patiënten aanmoedigen om uit eigen zak dure operaties te betalen, waarvan het nut volkomen onbewezen is en het gevaar allerwege wordt onderschat.
  • Privéklinieken via hun vermeende ‘klantvriendelijkheid’ – u vraagt, wij draaien, ongeacht of het liedje vals klinkt – een boel winst laten maken. Terwijl ziekenhuizen alleen geteste en bewezen therapieën mogen aanbieden, kunnen privéklinieken zonder probleem onbewezen ‘methodes’ aanbevelen en uitvoeren. Ze kunnen winst slaan uit onze angst. Zamboni’s ‘liberation treatment’ is inmiddels big business in de private gezondheidssector, en wordt uitgebaat van Polen tot in India.
  • Argwaan en wantrouwen jegens de medische wetenschap aanwakkeren. Wat erger is: Zamboni doet dat op basis van een volkomen ongefundeerde en ongeteste ‘theorie’. Zijn verdediging: er zijn wel degelijk remedies voor uw ongeneeslijke ziekte, maar de gevestigde wetenschap wil die kennis onderdrukken en verhindert dat u toegang krijgt tot mijn methode voor uw wonderbaarlijke genezing!
  • Geld onttrekken aan zinnig onderzoek. Doordat Zamboni zo tamboereert op zijn ‘wonderbaarlijke genezingen’, begonnen steeds meer instanties aan te dringen op onderzoek naar zijn methode. Inmiddels wordt er al pakweg vijf jaar overal onderzoek naar gedaan, en geen enkele onafhankelijke onderzoeker kan Zamboni’s resultaten reproduceren. Zelfs zijn oorspronkelijke premisse – MS-patiënten hebben allemaal verstopte halsaderen, terwijl mensen zonder MS die niet hebben – blijkt niet te kloppen. Al dat onderzoeksgeld had vele malen beter besteed kunnen worden: er zijn stapels zinnige onderzoeken die momenteel financiering ontberen.
***

Dat Zamboni’s aanhangers elk degelijk onderzoek met een negatieve uitkomst subiet verwerpen en dat afdoen met een verhaal over de gevestigde orde die een afwijkende mening niet tolereert, helpt niet. En niet eens vanwege de inherente leugen. Hoezo niet serieus nemen, hoezo alternatieven ontkennen? Deze afwijkende mening is immers hartstikke seriues genomen. Hij is herhaaldelijk en op alle mogelijke manieren getest. Alleen leiden al die onderzoeken systematisch tot de conclusie dat Zamboni’s behandeling niet helpt, en dat zijn hypotheses niet kloppen met alle bewezen en geaccepteerde feiten over MS.

Tegen de keer volhouden dat elk bewijs tegen Zamboni voortkomt uit vooroordeel en eigenbelang, is desastreus. Met zo’n houding is immers geen enkel medisch bewijs – hoe grondig, fundamenteel en degelijk de opzet van het onderzoek mag zijn geweest – nog relevant. Wie een uitkomst verwerpt omdat die niet in zijn straatje te pas komt, wijst au fond onderzoek zélf af. Die beschouwt reproduceerbare bevindingen en beredeneerde conclusies per definitie af en kenschetst elk feit of oordeel als partijdig, bevooroordeeeld en subjectief.

Tsja. Wanneer context, theoretisch kader, samenhangende redeneringen, testbare hypotheses, controleerbare metingen, aantoonbare afwijkingen er allemaal niet toe doen, telt alleen nog wat je wenst te geloven. Mind over matter and fuck the facts. Feiten tellen niet en realiteit is ook maar een subjectief verzinsel.

Maar wanneer je oordeel over medische ingrepen geschoeid is op niets dan geloof, verandert de zaak. Dan wordt gebed een therapie en mag je alleen nog aan de chemo waarna je eerst overtuigend je geloof daarin belijdt. Sterker, waarom zou je nog ziek hoeven zijn? Ook kanker of MS is dat model niks anders dan een overtuiging. Aanwijsbare ziekte? Hoezo? Als je iets onderzoekt, vind je toch hooguit wat je zocht? Fuck the facts. Feiten zijn vooringenomen en subjectief.

Zamboni;s aanhangers verklaren therapie tot een geloof. Daar schieten we geen sikkepit mee op. Al was het maar omdat ze en passant – en waarschijnlijk: onbedoeld – ook MS als een ‘geloof’ bestempelen.

Vanavond op TV

Vanavond wordt de eerste aflevering uitgezonden van de vierdelige documentaireserie die Maartje Nevejan maakte over ons grote Nationale Canta Ballet. In de serie portretteert ze een aantal Canta-rijders en balletdansers, ze laat van alles en nog wat over het autootje zien, en ze toont de lange weg die we gezamenlijk afleggen naar het ballet.

In deze aflevering onder andere: choreograaf Ernst Meisner, componist Robin Rimbaud (aka Scanner), de Gashouder – onze balletvloer – en Canta-rijders Kim en Ruit. Plus uw gids in de Canta-wereld: moi :)

NTR, Nederland 2, 19:20 – 20:00. Aflevering 2: zondag 10 juni. (Meer info hier.)

Hollands Dagboek

[Voor de zaterdagse rubriek Hollands Dagboek van NRC Handelsblad worden mensen die op dat moment in het nieuws zijn, gevraagd om – ja u raadt het al! – een dagboek bij te houden. Dit weekend viel mij die eer ten deel, vanwege mijn nieuwe boek De benenwagen. Bijgaand mijn Hollands Dagboek. Het Nationale Canta Ballet waaraan ik refereer wordt slechts tweemaal uitgevoerd: op 28 juni in de Gashouder in Amsterdam (18:30 en 21:30). Kaarten voor de voorstelling kunt u hier bestellen. Foto: Anneke Reijnders. ]

Donderdag 10 mei

Met Maartje Nevejan heb ik kaartjes bemachtigd voor Intouchables, een film die al wekenlang volle zalen trekt. Het is het waargebeurde verhaal van een rijke, totaal verlamde man die een persoonlijke verzorger inhuurt. Zijn keus valt op een grote Senegalees uit de banlieu die net uit de gevangenis komt. Een bezorgde vriend vraagt de rijkaard of het wel verstandig is om zo’n crimineel in huis te halen. Philippes antwoord: ‘Driss heeft geen medelijden met me, en hij heeft sterke armen en benen. Precies wat ik nodig heb. Wat kan mij zijn verleden schelen?’

De verhouding tussen die twee is ontdaan van elke sociale schroom. Driss vraagt honderduit over Philippes resterende erogene zones, zet hem in een racewagen en geeft hem jointjes. Philippe introduceert Driss in de klassieke muziek, Driss laat Philippe soul horen. Ze fleuren daar allebei erg van op. De neger en de lamme: gaat dat zien!

Vrijdag 11 mei

Onderweg spot ik een rode Canta, ik kan hem nog net aanhouden. ‘Heeft u al gehoord van Het Nationale Canta Ballet?’ vraag ik de bestuurders. ‘We maken een voorstelling met een heleboel Cantaatjes en de dansers van Het Nationale Ballet. We zoeken nog deelnemers! Danst u mee?’ Verrast nemen ze de folders aan. Ze beloven erover na te denken.

Bij Waaijenberg in Zuidoost bekijk ik het piece de résistance dat Marco, een van de Canta-monteurs, heeft gemaakt voor de etalage van Atheneum Nieuwscentrum: we zetten daar komende week een doormidden gesneden autootje neer. Een plakje Canta!

’s Avonds rijd ik naar de boekpresentatie van Monique Samuels. Ik geef haar De benenwagen en krijg in ruil haar Mozaïek van de revolutie. ‘Van Karin, die geen Arabisch spreekt; voor Monique, die niet kan autorijden,’ schrijf ik voorin.

Zondag 13 mei

Met de trein naar paps en mams. We gaan gezamenlijk op bezoek bij goede vrienden van mijn ouders: Hij is ernstig ziek, er wordt al over euthanasie gesproken. Die grote charmeur is veranderd in een stil en dun popje…

Onderweg merk ik hoe krampachtig mijn moeder rijdt. Ze was altijd een goede chauffeur, maar de ouderdom speelt haar parten. Ze houdt het stuur onhandig vast, ze remt te abrupt en stopt soms voor groen. ‘Lieverd,’ zeg ik, ‘eigenlijk denk ik dat je niet meer rijden moet.’ Ze zucht. Ze weet het zelf ook: ze voelt zich niet langer prettig op de grote weg. ‘Misschien moet jij ook aan de Canta?’ opper ik voorzichtig. We giechelen.

In Almelo kunnen we nog een uurtje in de tuin zitten. De kat nestelt zich naast ons en snuift vergenoegd de rook van mijn sigaret op, hij is dol op nicotine. Mooi moment: mijn vader die naast me gaat zitten en trots mijn nieuwe boek openslaat.

Maandag 14 mei

Vandaag begint de heksenketel. Twee interviews, een voorbespreking voor een radio-optreden morgenavond, boeken ophalen, een tekst inspreken voor Maartjes documentaireserie over Cantarijders en het ballet, mijn Parooltje schrijven. Oppassen Spaink, niet nu al moe worden!

Dinsdag15 mei

In alle vroegte sta ik bij Athenaeum Nieuwscentrum: de Canta wordt straks in de etalage gehesen. Ha, daar komt de bus! Tot mijn verrassing is de eerste die uitstapt Dick Waaijenberg zelf, de coureur die dit gehandicaptenautootje verzon. (De Canta is niet voor niets Ferrarirood.) Arm in arm bekijken we het spektakel. Steeds meer mensen blijven staan om te zien hoe mannen in overall het gevaarte de winkel binnendragen en het in de etalage takelen.

’s Middags krijg ik een passagier: Mieke van der Weij wil graag een stukje meerijden voor een reportage. De geluidsman zit dubbelgevouwen achterin. We karren door straatjes waarvan Mieke zeker weet dat die veel te smal zijn. Het verrast haar hoeveel mensen naar je lachen wanneer je in een Canta rondrijdt, en Mieke ziet minstens drie toeristen naar hun camera grijpen terwijl we passeren.

Woensdag 16 mei

Signeren in het land doe je bij zo’n boek natuurlijk met de benenwagen. Bij Athenaeum word ik uitgezwaaid. Na Zwanenburg stuit ik op het eerste obstakel: het fietspad over de brug is afgesloten, ik moet terug om een eerdere brug te vinden. Ik haal de afspraak in Haarlem maar nét.

Onderweg naar Den Haag tref ik weer een afgesloten brug plus een wegomleiding, en ik verdwaal een paar keer wanneer het fietspad abrupt ophoudt of de bewegwijzering ineens stokt. Nadat mijn telefoon is doodgegaan – teveel gebruikt om de route te controleren – vraag ik de weg aan een mevrouw op een brommer. ‘Rijd maar achter me aan,’ zegt ze royaal.

Anderhalf uur te laat ben ik in Den Haag. Telefoon leeg, ik leeg. Het is inmiddels ver na drieën, en ik moet nog naar Breda… Dat haal ik nooit voor sluitingstijd. Na een korte rustpauze bel ik Breda af en rijd terug naar huis.

De tocht van komende week moet ik maar iets ruimer plannen: ik ben misselijk van moeheid. Erkennen dat iets niet langer lukt, je plan aanpassen en het dan opnieuw proberen: dat is de crux.

Donderdag 17 mei

De Gashouder is bezaaid met rode autootjes. Vandaag repeteren balletdansers en Cantarijders voor het eerst samen. Met Ernst Meisner, de choreograaf van het ballet, heb ik twee middagen lang van alles uitgeprobeerd – we oefenden niet in het Muziektheater, maar in de parkeergarage er pal onder – en ik zie vrijwel al onze oefeningen terug. Maar nu worden diezelfde moves uitgevoerd door twintig autootjes en twintig dansers tegelijkertijd, en schalt de muziek van Scanner door de luidsprekers.

Het is adembenemend. De autootjes rijden in een lange sliert door de open poorten van de Gashouder naar binnen, terwijl de dansers uit de portieren hangen. Dansers en rijders komen in volle vaart op elkaar af, de dansers springen omhoog of stoppen de autootjes door er op af te rennen en een been op de motorkap te zetten. Iemand laat zich voortslepen door een Canta op topsnelheid, laat plotseling los en maakt daarna salto’s, de wegrijdende auto achtervolgend. Cantaatjes draaien baltsend om elkaar heen. Het is gevaarlijk en ontroerend tegelijkertijd – een toonbeeld van levenslust.

De benenwagen

Morgen komt De benenwagen uit, mijn boek over de Canta – dat kekke gehandicapten- autootje dat zo leuk en handig is dat zelfs gezonde mensen ‘m graag willen.

Dat is op zichzelf al bijzonder. Of je nou iets hebt of niet, niemand is ooit jaloers op een kruk of rolstoel. Maar een Canta – ja, die willen we wél allemaal. De Canta is een benijdenswaardig object. De Canta wekt geen enkel medelijden. Hij roept eerder begeerte op: ‘Wat een handig autootje!’, Hij maakt iedereen vrolijk. Wie rondrijft in een rolstoel krijgt meewarige blikken; wie rondrijdt in een Canta, ziet mensen lachen,

In De benenwagen vertel ik hoeveel vrijheid de Canta mij teruggaf nadat ik gehandicapt was geraakt. Ineens kon ik weer overal komen. Ik schrijf over lange reizen met de Canta: ik tufte ermee naar Berlijn, en Babs Götte zelfs naar Portugal en Kroatië. Ik ga op stap met een Canta-monteur die overal in de regio reparaties uitvoert, en doe mee met een dagtocht met 35 andere Canta-rijders. In ons autootje blijken wij reuze behendig te zijn, maar eenmaal uitgestapt zijn we spartelende vissen op het droge. Zonder Canta zijn wij simpelweg onthand. Het autootje is voor ons waarlijk een benenwagen…

Weinig mensen weten dat de Canta een Nederlands ontwerp is. Waaijenberg, de maker van deze kleine autootjes, is tegenwoordig zelfs de grootste autofabriek van ons land. En haast niemand weet dat de Canta is bedacht door een heuse coureur. Hoe bizar is dat: een racefanaat die besluit om autootjes voor gehandicapten te gaan ontwerpen?

Die race-connectie verklaart overigens ook de kleur van de Canta: de standaardversie is doelbewust Ferrari-rood. Sinds ik dat weet, moet ik altijd een beetje giechelen als ik ergens een Ferrari zie. ‘Ja hoor, jij bent een snelheidsmonster. Waarschijnlijk vind jij mijn autootje raar. Maar ik weet wat jij niet weet: wij zijn eigenlijk familie van elkaar.’ In gedachten geef ik zo’n Ferrari daarna een stoere high five :)

Coureur en Canta-bedenker Dick Waaijenberg heeft interviews jarenlang afgehouden. In dit boek vertelt hij voor het eerst vrijuit waarom hij een gehadicaptenautootje wilde maken, over zijn zoektocht naar een goed ontwerp, zijn ruzies met de overheid en over zijn persoonlijke drijfveren. ‘Zodra iemand zegt dat iets niet kan, raak ik geprikkeld. En als iemand die stukloopt op zijn eigen lichaam me vertelt wat hij nodig heeft om tóch te kunnen doen wat hij graag wil, raak ik geïntrigeerd.’

Maar hoe ontwerp je een autootje dat als verlengstuk van iemands lichaam kan fungeren? Hoe maak je een ontwerp dat eindeloos aanpasbaar is? Kun je met een een Canta ook racen? (Ja hoor: er is zelfs een 4×4 Canta te koop. Met twee motoren, eentje voor de voorwielen en eentje voor de achterwielen.) En hoe veilig is een Canta? Heeft-ie een kreukelzone?

Inmiddels zijn er tientallen aanpassingen voor de Canta verzonnen. En elke Canta wordt helemaal met de hand in elkaar gezet. Alle medewerkers op de montagevloer van Waaijenberg weten precies voor wie ze een auto maken: aan elke Canta hangt een adreskaartje. Deze is voor mevrouw X die aanpassingen zus & zo nodig heeft, en deze voor meneer Y die om aanpassingen zo & zus vroeg. Ik heb dagen achtereen in de montagehal gebivakkeerd, het productieproces van de Canta bekeken en de verhalen van de monteurs genoteerd. Zij vertellen over ‘blote’ Canta’s, over 15 liter kit per week gebruiken en over goed uitgelijnde carrosserie-onderdelen. De mannen op de werkvloer zijn supertrots op elk autootje dat ze maken. Ze hadden er daarom danig de pest in dat ik in de fabriek ontdekte dat elke Canta een klein gebrek heeft…

Ook de strijd om de straat wordt in het boek beschreven. Wie mag in een Canta rijden en wie niet? Waarom gelden er zoveel uitzonderingregels voor de Canta, en wat vinden andere weggebruikers daarvan? Hoe handhaaf je je als Canta-bestuurder tussen fietsers of automobilisten? Is het waar dat er mensen in Canta’s rondrijden terwijl ze niks hebben, alleen maar om de verkeersregels te kunnen ontduiken? Waarom is de Canta een begerenswaardig object geworden? En kun je ’m ook pimpen? Zijn er Canta’s met een bijbaan als bedrijfsautootje?

En het boek staat tjokvol foto’s, alles in full colour. Ook wordt de geschiedenis onthuld van de Emaldo, de auto die nooit werd gebouwd, Plus dat er onderaan een schattig rood Cantaatje van links naar rechts over de pagina’s rijdt en ergens op het eind van het boek pontificaal omkeert om zich opnieuw in je blikveld te wurmen…

Wie eenmaal oplet, ziet nadien overal Canta’s. De benenwagen maakt ons bevattelijk voor die kleine rode autoootjes en kleurt onze blik voorgoed: ‘Oh kijk, daar heb je er weer een!’ De benenwagen vertelt over het vrolijke huwelijk tussen handicap en technologie. En wie het boek leest, raakt ervan doordrongen dat de Canta ook een fysiek vangnet is: een echte benenwagen.

Details:
De benenwagen: het succesverhaal van de Canta, uitgeverij Nijgh & van Ditmar, 2012. 192 pagina’s /full colour / 19,95 euro
Te koop via de boekhandels, bol.com en andere online webwinkels.

Kwetsbaar

Canta’s – die kleine, kekke gehandicaptenwagentjes – worden geregeld gestolen of vernield. Het is een ramp zonder weerga: de bezitters zijn zonder hun autootje volledig onthand. Het kan maanden duren voordat je een nieuw exemplaar krijgt, en al die tijd ben je dubbel gehandicapt.

Eind januari werd bij het Weteringscircuit bijvoorbeeld een Canta in de hens gezet. Het was een versie waarbij je via de achterdeur met rolstoel en al naar binnen kart, waarna je de auto vanuit je rolstoel bestuurt. Remmen en gas geven regelt de eigenaar van de auto met zijn linkerhand, via een tablet. Sturen doet hij met rechts, nadat hij eerst met zijn mond die hand met klittenband aan het stuur heeft vastgegord. Het kost hem een half uur om zichzelf rijklaar te maken.

Na het bezoek van de vandalen restte van die high-tech Canta een verkoold wrak. Er werd subiet een nieuwe geregeld, maar aangezien elke Canta handwerk is en inrij-Canta’s een boel extra werk vergen, heeft deze man nog steeds geen vervoer. Mogelijk is zijn nieuwe Canta eind mei klaar. Al die tijd kan hij amper het huis uit.

Bij zulk vandalisme kan ik me werkelijk niks voorstellen. Waarom zou je in hemelsnaam een gehandicapte van zijn moeizame vervoer beroven? Als je een auto in de hens wilt zetten, kies dan in godesnaam een auto die makkelijk te vervangen is. Zo laf om juist een gehandicapte in zijn mobiliteit te treffen…

Canta’s worden ook vaak gejat. Daarbij gaat het niet om een onverlaat die denkt zo een leuk boodschappenautootje te verwerven; er zit helaas systeem in. Afgelopen week werden in één nacht vier Canta‘s in Amsterdam gestolen. Iemand was zijn onderdelenvoorraad bijeen aan het sprokkelen.

Net zoals Canta’s zelf duur zijn, zijn ook reparaties dat. Veel onderdelen worden speciaal voor de Canta gemaakt, en met een oplage van bijna vierduizend autootjes in bijna twintig jaar kun je lastig grote kortingen bedingen.

Wie buiten de reguliere kanalen een Canta koopt, zoekt daarom liever een goedkoper adres voor reparaties. Zodat er allerlei Canta-garages zijn opgedoken, waarvan een deel bepaald obscuur is. Zij oogsten hun onderdelen – ramen, deuren, carrosserie, wielophanging – namelijk op straat. Ze speuren naar Canta’s, die dan door een paar man in een busje worden getild en daarna spoorslags ontmanteld.

Binnenkort krijg ik een nieuwe Canta. Ik ben dolblij en superbezorgd. Ik laat de ramen graveren en leg hem voortaan ’s nachts aan de ketting,

[Foto: Hanna de Heus, januari 2012.]

Racen (I)

[Coverfoto: Bert Kommerij, Flickr fotoset Het Nationale Canta Ballet.]

Canta’s op slipcursus en Canta’s op het Circuit van Zandvoort, dat zie je niet elke dag. Maar dat is precies wat we gisteren met alle solisten van het Canta-ballet hebben gedaan! De excursie is uitgebreid gefilmd voor de vierdelige documentaireserie die Maartje Nevejan over het ballet maakt. Natuurlijk sneuvelt er veel te veel op de montagetafel, maar hopelijk belanden allerlei clipjes van ons uitje op de website die bij het project hoort.

We waren met veertien Canta-rijders. De jongste deelnemer was 18, de oudste 92: waarlijk een bont gezelschap. Het werd een geweldige dag, bovendien met volop zon, en dat terwijl het hagelde op de Veluwe en regende in Amsterdam. Dat er een toerbus was ingehuurd om ons van Amsterdam naar Zandvoort te brengen, versterkte het idee dat we eigenlijk gewoon op schoolreis gingen – een Canta-schoolreisje :)

Bij de slipschool van Rob Slotemakers stonden vier Canta’s op ons te wachten. Waaijenberg had de autootjes van Kim en mij per bus naar Zandvoort gebracht: wij rijden immers allebei met aangepaste besturing. En er stonden twee afgeschreven exemplaren klaar, die door coureurs – iemand van de slipschool en iemand van het circuit – waren opgelapt en aangepast om ermee te kunnen stunten. Later in de middag kwam ook Francis met haar spiksplinternieuwe Canta meedoen.


Het parcours op de slipschool

We zouden allemaal een hindernissenparcours afleggen: er was een speciale baan voor ons gebouwd met scherpe bochten en veel gezigzag tussen pylonen door. Onze start- en aankomsttijden werden gemeten, het werd een echte wedstrijd. Voor de zekerheid ging er steeds iemand va de slipschool als bijrijder mee. Je weet immers maar nooit, misschien was het handig om iemand erbij te hebben die kon ingrijpen voordat iets écht mis zou gaan :)

Het mooiste moment? Een van de solisten is van eigenlijk een duo: moeder en dochter die altijd samen in de Canta rijden. In 1966 hadden ze allebei al eens een slipcursus bij Rob Slotemakers zelf gedaan, ze hadden de certificaten meegenomen als bewijs. Moeder is inmiddels 92 en rijdt al jaren niet meer, haar dochter chauffeert de Canta voor hen beiden. Maar toen ze ons zo zag crossen, kreeg ze ineens enorme zin. Ze stapte in een autootje en legde het parcours prompt foutloos af.


Moeder op weg naar de Canta, met cameraploeg. [foto: Bert Kommerij.

We waren sowieso goed. Er is werkelijk geen enkele pyloon omgegaan tijdens de hindernisritten, niemand schoof uit de – soms toch flink krappe – bochten, en we reden allemaal fijn snel. Met trots kan ik meedelen dat ik derde werd. Toon werd tweede, en Wanda, ons allereigenste Canta-snelheidsmonster, werd eerste. Met haar eigen autootje had ze zonder twijfel een nog snellere tijd gehaald. ‘De mijne is veel pittiger dan het ding waarin ik nu moest rijden,’ zei ze fier, terwijl ze haar trofee – een heuse prijsbeker! – ophaalde.

Ook de chauffeur van onze bus kreeg de geest en reed het rondje. Zo rijd je met een monster van twintig meter lang, zo zit je in een lucifersdoosje. Na afloop was hij onder de indruk van het autootje, ook omdat-ie had gezien hoe belazerd wij allemaal liepen en hoe behendig we werden zodra we in de Canta zaten. ‘Pas nu begrijp ik hoe belangrijk die autootjes zijn. Eigenlijk vind ik dat elke bus- en taxichauffeur zo’n dag een keer moet meemaken, of zelf ’s in en Canta moet rijden. Dan krijg je respect voor die autootjes.’


Wanda haalt haalt haar prijs op [foto: Bert Kommerij]

Daarna kwam het echte werk: de slipbaan. De slipbaan is een ondergespoten stuk weg dat bovendien halverwege van glad wegdek in ruw wegdek verandert. Zolang je alleen door die laag water rijdt, gaat het aardig, maar zodra het wegdek verruwt wordt je auto op slag onhandelbaar. Wie van schrik hard remt, merkt dat de voorkant van de auto wel stopt maar dat de achterkant vrolijk doorrijdt. Resultaat: voor je het weet tolt je auto om zijn eigen as rond op de weg.

De twee coureurs deden het voor. Zij zijn gewend de slipbaan met BMW’s te rijden. Enerzijds was dit dus een makkie – een Canta gaat bepaald minder hard – maar anderzijds waren ze hiermee minder vertrouwd. Het zag er spectaculair uit: tollende autootjes, opspattende wolken van regendruppels.

Nadat de twee coureurs de truc een paar keer hadden voorgedaan, stapten ook Marco en Rik – van Waaijenbergs filiaal in Amsterdam ZuidOost – in een Canta en trokken van leer. Hupsa!


Inmiddels was onze verrassing gearriveerd. We haalden iedereen bij elkaar en ik hield een kleine speech. Wij Canta-rijders kenden alle Waaijenbergers inmiddels wel, maar dit was toch heus een heel bijzonder exemplaar: naast mij stond Dick Waaijenberg, de man die hoogstpersoonlijk de Canta had bedacht en die voor ons een benenwagen had gemaakt. En dat-ie zelf nota bene coureur is. Hoe bijzonder is het dat een racecoureur een gehandicaptenautootje ontwerpt?

Ik had erop gehoopt – want hij verdient het – en het gebeurde niettemin vanzelf: iedereen applaudisseerde subiet voor Dick. Iemand onderbrak mijn toespraakje en zei verbluft: ‘Bent u dat? Echt? Hebt u dit autootje gemaakt? Oh ik ben u zo vreselijk dankbaar. U verdient de Nobelprijs!’ Ze stormde naar voren en vloog Dick om de hals.

Later schaamde ze zich wat voor haar eerbetoon, maar dat was nergens voor nodig. Integendeel: het was roerend om te zien. Haar reactie was oprecht en liet zien hoe vreselijk belangrijk haar autootje voor haar is – hoe blij ze is met haar herwonnen mobiliteit. Dick was zichtbaar aangedaan door alle complimenten die hem ineens ten deel vielen. Natuurlijk weet-ie dat zijn autootje veel voor mensen betekent en heeft hij eerder dankbare klanten ontmoet – maar ineens een opgetogen, schoolreizende Canta-meute voor je neus zien staan, die bovendien hard aan het crossen zijn met dat malle autootje dat jij hebt ontworpen, moet toch wel bijzonder zijn…


Dick Waaijenberg [foto: Bert Kommerij]

Nadat Dick zich bij ons had gevoegd, werden we allemaal overmoedig. Iedereen wou met hem op de foto en plotseling gingen ook Canta-rijders met hun eigen autootje op de slipbaan. Kim – die piepjong is en een inrij-Canta heeft, ze is al zo lang gehandicapt dat ze zelfs nooit heeft kunnen fietsen en aanvankelijk bang werd van hoe ‘snel’ de Canta gaat – deed met een slipleraar op de achterzit een paar prachtige voltes over de rijbaan. Zonder een spier te vertrekken. Remmen, gas geven, ogen koeltjes op een punt in de verte gericht houden terwijl je voertuig intussen als een gek ronddraait en totaal niet meer naar je luistert – geen enkel probleem voor Kim.

‘Jee,’ zei Dick terwijl hij glimmend toekeek. ‘Die meid, dat is nou echt een stoere…’
[wordt vervolgd]

Natuurlijke dood

De natuurlijke dood is vrijwel uitgestorven. Tegenwoordig overlijdt haast niemand doordat een ziekte zijn beloop heeft genomen. Bijna iedereen bevindt zich in zijn laatste weken – zo niet maanden – onder de hoede van medici, die hun uiterste best doen om de dood uit te stellen.

Dat is een recente ontwikkeling. Nog maar een eeuw geleden stierf bijna de helft van de bevolking zonder dat er in de laatste weken een arts aan hun bed kwam. Tot midden vorige eeuw zag een arts, zodra hij niets meer tegen een ziekte kon uitrichten, af van verder ingrijpen. Je werd ‘opgegeven’ en kreeg versterkende middelen of pijnstillers, waarna de ziekte snel zijn moordend werk kon doen.

Vandaag de dag staat ons een breed arsenaal van medische technologie ter beschikking om fatale ziektes tenminste voorlopig de kop in te drukken. Zelfs wanneer de dood onafwendbaar naderbij komt en cruciale lichamelijke functies gaan haperen, kan hij alsnog – zij het tijdelijk – op afstand worden gehouden met beademingsapparatuur, hartbewaking, voedingsinfusen en reanimatie.

Een onbedoeld effect van al die kennis en technologie is dat de weg naar de dood geplaveid is geraakt met beslissingen. Sterven is tegenwoordig opgedeeld geraakt in handelingen die elk apart uitgevoerd of nagelaten kunnen worden. Elke interventie die kan worden verricht, vergt een nieuw besluit van zowel de arts als de patiënt. Misschien nog een keer chemotherapie, wil je al dan niet die riskante operatie ondergaan, zullen we ja of nee de dosis opvoeren, misschien kunnen we nog…? Voor je het weet hang je aan tien machines.

Zelfs het besluit om af te zien van verder ingrijpen moet besproken en toegelicht worden. Doodgaan is een medische beslissing geworden, een handeling waarover met alle betrokken partijen overeenstemming moet worden bereikt.

De roep om euthanasie is een gevolg – een bijwerking, zogezegd – van de agressieve manier waarop we ziekte te lijf gaan. Alleen wanneer mensen ziekelijk lang in leven kunnen worden gehouden, komt de vraag op of het ooit genoeg mag wezen. Paradoxaal is dat we zelfs dan een beroep op artsen moeten doen: ook voor de zachte dood zijn we van hen afhankelijk.

Zelfs in de Verenigde Staten, waar euthanasie doorgaans wordt afgeschilderd als massamoord op onmondige patiënten, is onder het motto Allowing Natural Death verzet ontstaan tegen eindeloos doorbehandelen. Heel goed. In ziekte moeten we soms onze meester erkennen; het enige dat je dan nog rest, is zelf je dood claimen.

Boekennacht

Op vrijdagavond 13 april organiseert Athenaeum Nieuwscentrum (het Spui, hartje Amsterdam) de boekennacht. Tussen 20:00 en 23:00 zal een keur aan bekende en minder bekende schrijvers verhalen vertellen, columns voorlezen, commentaar geven en vragen beantwoorden. Aangezien de avond is vormgegeven als een live tijdschrift (zie de aankondiging op Youtube), stel ik me zo voor dat bezoekers ter plekke op zijn minst een ingezonden brief kunnen plaatsen, en welicht ook zelf een artikel kunnen inleveren. Mogelijk kunt u die avond ook een abonnement op een auteur nemen, je weet maar nooit…

Tot mijn grote plezier mag ik ook meedoen die avond. Ik ga vertellen over mijn komende boek, De benenwagen en lees er die avond een hoofdstuk uit voor. Athenaeum heeft beloofd om een keukentrapje paraat te houden voor me: het plan is dat ik mijn Canta voor de winkel parkeer, met behulp van dat trapje op het dak ervan klauter en dan bovenop de auto gezeten over mijn boek vertel. Nu maar hopen dat het die avond niet regent :)

‘De benenwagen’ is bijna af!

De vaart zit er behoorlijk in, bij mijn nieuwe boek – en zeker voor een boek over een gehandicaptenautootje dat maximaal 45 km/u kan, is een hoog tempo natuurlijk nogal speciaal :)

In maar zeven weken tijd heb ik een heel boek geschreven over de Canta, het invalidenvoertuig dat in Nederland is ontwikkeld. Natuurlijk had ik voordat ik daadwerkelijk aan het schrijven sloeg, al een heleboel research gedaan (en één hoofdstuk ervan had ik al in juli 2011 geschreven), maar zeven weken is verdomd snel voor een boek.

Ook de rest gaat in rap tempo. Op 5 maart heb ik het manuscript ingeleverd. Sindsdien hebben we alle tekstcorrecties gedaan, hebben we een nieuw omslag gemaakt en is het binnenwerk ontworpen. Nu nog wat details en de zetproeven, en dan kan het boek waarschijnlijk rond 9 april naar de drukker. Een maand tussen inleveren van het manuscript en het drukklaar zijn van een boek is fenomenaal kort. Nijgh, Katrien, Rogério en Zeno: petje af, en allemaal veel dank & zoenen!

***

Het is een mooi boek geworden, ik ben razend tevreden (en als doorgewinterd Calvinist zeg ik dat niet snel). Ook buitenstaanders die het hebben gelezen zijn erg enthousiast. Er komen riant veel foto’s in: mijn oproepen op Facebook en Twitter voor mooie Canta-foto’s hebben tot prachtige bijdragen geleid. Met al die toegezonden foto’s ben ik erg blij: zonder de hulp van al deze mensen was het absoluut een minder rijk – en minder kleurrijk – boek geworden.

De benenwagen beschrijft onder meer de voorgeschiedenis van de Canta. Die begon bij de Arola: een Frans ontwerp dat dusdanig werd aangepast dat het autootje binnen de Nederlandse wetgeving kon vallen. Voor de Arola hier het fietspad op mocht, kwam er flink veel doormidden zagen en weer aan elkaar lassen aan te pas… Die geschiedenis is niet eerder in kaart gebracht, en ik ben blij dat het me is gelukt die boven tafel te krijgen.

Ik ben buitengewoon blij dat ik heb kunnen spreken met Dick Waaijenberg, de bedenker van de Canta. Dick – die niet alleen auto-importeur en monteur was, maar ook coureur – laat zich zelden interviewen; voor dit boek maakte hij gelukkig een uitzondering. Uit onze gesprekken bleek dat juist zijn liefde voor racewagens evoor zorgde dat hij als coureur beter dan elk ander begreep waar een gehandicaptenvoertuig aan moest voldoen. Een auto moet één worden met de bestuurder – ongeacht of-ie dient om ermee te racen of om je benen te vervangen.

De Ferrari van Dick Waaijenberg, met achterop een sticker:
I love my Canta. Foto: Henk van Rotterdam, 2011.

Voorts heb ik drie dagen lang rondgelopen in de fabriek waar de Canta wordt gemaakt. Daar leerde ik dat elke Canta met de hand in elkaar wordt gezet, en dat aan elke auto die de firma Waaijenberg een adreslabel hangt. Alle monteurs weten per Canta precies voor welke bestuurder ze hem maken en welke aanpassingen vereist zijn. Moet de besturing links of rechts, komt er een elleboogclaxon in, heeft iemand stuurbekrachting nodig, kan er een rempedaal in of is een handbediende rem beter, en waar monteren we de rolstoellift?

Op mijn eigen Canta ben ik van meet af aan verliefd geweest. Dat heb ik gemeen met zowat alle andere Canta-rijders. Nadat ik in het bedrijf kon rondlopen, ben ik ook verliefd geworden op de firma. Op de beroepstrots van alle monteurs, op de aandacht die ze aan elk autootje besteden, op de stelligheid waarmee de huidige directeur Frank Vermin zijn (en ons) autootje verdedigt tegen overheidsregulering, op de ingenieuze aanpassingen die het researchteam verzint, en op de tegendraadsheid van dat malle, opstandige, lieve, onontbeerlijke en vrolijke autootje – de Canta.

***

De benenwagen ligt half mei in de boekhandel. Het boek is geïllustreerd, wordt in full colour gedrukt, telt naar schatting 180 pagina’s en gaat ongeveer 17,50 kosten.

Eerdere berichten: De benenwagen (17 januari 2011), Dick Waaijenberg (19 januari 2012), en Canta-ballet (27 januari 2012).