Alleen octrooien zijn duur

Na de commotie over ‘te dure’ medicijnen tegen zeldzame ziektes als Pompe en Fabry, stelde het Erasmus MC gisteren voor om zulke medicijnen voortaan in EU-verband te gaan produceren. De verenigde academische ziekenhuizen in Europa hebben immers genoeg kennis in huis om zulke medicijnen zelfstandig te ontwikkelen, en misschien moesten ze dat nu eens gaan doen?

Het was een lief voorstel. Mijn hart smolt, eerlijk waar.

Maar het is ook pijnlijk naïef. Want de ontwikkeling van nieuwe medicijnen die de farmaceutische industrie later met groot pandoer op de markt brengt, vindt sowieso al vooral plaats in academische ziekenhuizen.

Nadat overheden in de jaren negentig fundamenteel onderzoek afknepen en die bezuinigingen rechtvaaardigden met gehamer op ‘public-private partnerships’, zijn veel medische instituten uit bittere noodzaak allianties aangegaan met farmaceutische bedrijven.

Het effect? Universiteiten moeten leuren bij bedrijven om fatsoenlijk onderzoek te kunnen doen. Immers, alleen wanneer er voldoende ‘externe’ financiering is, stoppen overheden daar nog geld in. Vervolgens eisen de farmaceutische bedrijven waarmee de universiteiten noodgedwongen samenwerken, contractueel alle patenten en octrooien op die uit zulk onderzoek voortvloeien.

Bot gezegd: universiteiten kunnen alleen nog onderzoek doen wanneer ze samenwerken met een farmaceutisch bedrijf. Ook al is daar een boel publiek geld mee gemoeid, eisen die bedrijven vervolgens doodleuk een monopolie op de aldus verkregen kennis op.

Voor de farmaceuten is het een geweldige deal: ze hoeven niemand op te leiden, geen instituut in stand te houden, geen verliezen in te calculeren, geen doodlopende wegen in hun boeken op te nemen.

Ze hoeven alleen maar geld te voteren. Dat wordt beloond met een aanvullende overheidsgift. Later strijken de deelnemende farmaceuten het monopolie van de aldus vergaarde kennis op, en kunnen ze zelfs eisen dat de betreffende wetenschappers fundamentele kanttekeningen bij hun eigen onderzoek verzwijgen. (Dat zou het business model van de public-private partners immers kunnen schaden.) Via datzelfde mechanisme kunnen de farmaceuten verhinderen dat andere bedrijven hetzelfde medicijn voor een lagere prijs mogen produceren.

Octrooien pakken vaak uit als een gruwelijke manier om de prijs van medicijnen kunstmatig hoog te houden. Dat ‘generieke’ medicijnen – spul waarvan het octrooi is verlopen – worden verkocht voor een fractie is van de oorspronkelijke prijs, bevestigt dat idee.

Dat farmaceutische bedrijven gemiddeld tweemaal zoveel geld besteden aan marketing van hun producten als aan research, lijkt me het killer argument. Een middel tegen de ziekte van Pompe en Fabry hoef je immers sowieso niet te marketen?

Verloofd

Met het huwelijk heb ik niks. Met vriendschap en de liefde daarentegen wel; daarvoor wijkt wat mij betreft zowat alles. Zelfs in die mate dat dingen die je nooit wilde, of waar je pertinent tegen was, daardoor zomaar van kleur kunnen veranderen en ineens volledig logisch kunnen voelen. Wat meer is: dat je die dingen dan plotseling van harte en uit volle overtuiging doet.

Dus ja, tegen mijn eigen verwachting in ga ik binnenkort trouwen. Ik vind dat verrassend ontroerend. En bovenal vind ik het prachtig en heel bijzonder dat iemand me dusdanig vertrouwt, dat ze me vraagt mijn lot ook wettelijk met het hare te verbinden. Dit huwelijk is een kostbaar cadeau. Het is een bevestiging en een belofte van diepe trouw.

***

Nadat ik mijn verloving via een relatie-update op Facebook had bekendgemaakt, regende het felicitaties. Dat was overrompelend lief. Toen ik twee weken later de naam van mijn aanstaande invulde, maakte Facebook daar onbedoeld opnieuw een feestje van door onze verloving prompt in de categorie ‘verjaardagen’ te publiceren. Opnieuw vielen me tientallen welgemeende felicitaties ten deel. [Christiane, mijn aanstaande, helaas niet: zij had zich nog niet bekend gemaakt. Ze bekeek het gedruis op afstand en met veel plezier.]

Vrijwel alle felicitaties waren afkomstig van mensen die alleen mijn stukjes kenden. Vrienden op Facebook deden er zo ongeveer collectief het zwijgen toe. Waarschijnlijk vermoedden ze een grap. Spaink en trouwen, dat was immers water en vuur? Sommigen stuurden een verbaasd mailtje, met als grootste gemene deler de subject line: ‘Huh?’ Nadat ze het achtergrondverhaal hadden gehoord – er is altijd een achtergrondverhaal – lieten zij, net als C. en ik eerder hadden gedaan, subiet hun reserves vallen.

***

Terzijde: wat me verrraste, was dat allerlei mensen plaagden & klaagden: ‘Shit, Spaink is nu dus van de markt. Mijn droom aan diggelen!’ of: ‘Die verloofde moet wel heel bijzonder zijn, als jij je leven met haar wilt delen.’ [Ja, geloof me: C. is inderdaad heel bijzonder.]

Zulke opmerkingen strelen natuurlijk mijn ijdelheid en mijn ego, dus dank daarvoor. Maar juist omdat meerdere mensen zoiets zeiden, ging er gaandeweg iets rinkelen. Iets dat niks met mij te maken heeft, en alles met geldende idealen van aantrekkelijkheid of gewensd zijn. Is het niet bijzonder dat een grijsharige, slecht lopende vrouw met maar één borst en een onhandig arsenaal aan recalcitrante opinies, kennelijk als begeerlijk kan gelden, als iemand die je mogelijk wil werven?

Nogmaals: hartelijk dank voor de complimenten aan mijn adres, maar de vraag daarachter is veel interessanter. We zijn allemaal gaan geloven dat we jong en gezond moeten zijn om bemind te kunnen worden. Maar misschien doet uiterlijk er op de keper beschouwd geen sodemieter toe, en is energie – of voor mijn part: charisma – het enige dat echt telt?

Wanneer de verloving van een middelbare, gehandicapte en obstinate mevrouw onbekenden uitlokt om grappen te maken over hun eigen deswege gemiste kansen (zie ook de cartoon bovenaan dit stukje), is er hoop. Veel hoop. Niet zozeer voor mij – want ik ben nu fijn onder de pannen – maar wel voor u, en voor ons allemaal. Want kennelijk kunnen we nog steeds voorbij gaan aan het media-ideaal van schoonheid en kunnen we een beetje beter & verder kijken. (Niet dat ik nou zo geweldig ben, hoor. Ik kan het vooral leuk brengen. Oftewel: makke telt minder dan presentatie. Wat zelf ook weer een onrustbarend concept is: moeten we ons dan allemaal druk gaan maken om hoe we overkomen?)

Enfin. Dat zijn zo van die gedachten die opkomen wanner half Facebook je ineens feliciteert met je verloving.

***

Nee, ik ben geen makkelijk mens, en Christiane – mijn verloofde – al evenmin. Maar we vertrouwen elkaar tot op het bot en we hebben elkaar nu hard nodig. Plus dat we in onze dertigjarige vriendschap hebben geleerd wanneer we zachtjes moeten doorzetten en wanneer we elkaar effies met rust moeten laten.

Nee, het verhaal achter dit huwelijk is niet alleen rozegeur en maneschijn. Maar dat maakt het des te mooier dat Chris en ik dit toch kunnen & mogen doen: dat we juist nu beloven elkaar door dik en dun te willen steunen.

Nee, dat allerlei halve onbekenden ons hun allerhartelijkste felicitaties aanbieden, is niet oppervlakkig. Het is imers nooit oppervlakkig wanneer iemand je geluk toewenst. Integendeel: het is ronduit prachtig wanneer iemand de moeite neemt om te zeggen dat ze op veel goeds voor je hopen. Want dat doen we eigenlijk erg weinig: elkaar alle mogelijke liefde en geluk toewensen.

Zodat dit aangekondigde huwelijk ook maakte dat ik ineens de zachtheid, de meelevendheid en de goede bedoelingen van anderen weer helder zag. Wat op zichzelf al een prachtig cadeau is.

Misdrijf

Dus nu gaan we ouders hoofdelijk verantwoordelijk stellen voor het overgewicht van kinderen. Wanneer ouders niet genoeg doen om hun kinderen slanker te krijgen, kunnen die zelfs onder toezicht worden geplaatst. De Amsterdamse wethouder van der Burg gooide er nog een schep bovenop door in zijn rechtvaardiging van deze maatregel vetzucht bij kinderen gelijk te stellen aan kindermishandeling.

Welja, geef de ouders alle schuld en maak er maar meteen een misdrijf van om een te dik kind te hebben. Zo gaat-ie lekker, meneer van der Burg. Wat is uw volgende voorstel? Zulke ouders in de gevangenis gooien?

Dat inmiddels een kwart van de Amsterdamse kinderen aan overgewicht lijdt, is zorgwekkend. Maar het is raar om ouders daarvoor als enige schuldige aan te wijzen. Ernstig overgewicht bij kinderen is een internationale ontwikkeling, van Europa en de VS tot China en Japan; zou dat nu écht uitsluitend aan die ouders liggen?

Op straat kun je nergens meer spelen, sportvelden liggen ver buiten de stad, kinderen worden voor de veiligheid overal per auto of achterop de fiets naartoe gebracht. Scholen hebben de uren voor sport en gym flink meten wegbezuinigen. In de winkels zijn hele schappen gevuld met snoep en snacks op graaihoogte, en bij de kassa word je bijkans besprongen door suikerwerk. Reclames houden vol dat repen waar noten in zitten ‘gezond’ zouden zijn, al bevatten ze evenveel calorieën als een Mars, en vruchtensap dat stijf staat van de suiker wordt aangeprezen als een ‘verstandige’ keus.

Maakt allemaal niet uit. Heerlijk, de ouders hebben het gedaan!

Was het van der Burg ernst, dan zou hij ervoor pleiten om voortaan alle snoep, sapjes en snacks verplicht van een vetgedrukte waarschuwing te voorzien: ‘Dit is slecht voor uw gezondheid’. Desnoods met fijne griezelplaatjes erop, zoals we momenteel ook overwegen om op de verpakking van sigaretten te plakken. Dan zou hij eisen dat alle reclame voor vet en suiker in de ban wordt gedaan, net zoals tabak niet meer mag worden aangeprezen.

Maar dat wil van den Burg natuurlijk niet: zo’n ingreep zou de markt verstoren en voor een oprechte VVD’er is dat een doodzonde. Liever verhaalt hij het probleem op de ouders: dan kan hij tenminste nog fijn iets mompelen dat ‘iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen’ en zo. Zolang hij de schuld maar kan afschuiven, want zélf verantwoordelijkheid nemen, gaat van der Burg te ver. Dat zou immers niet liberaal zijn.

Dansen met een tweede lichaam

Via Bright stuitte ik gisteren op een prachtig filmpje. De beelden zijn vervreemdend, ontroerend, hartverscheurend en betoverend tegelijkertijd; maar au fond vooral simpel, en juist dat maakt ze zo aangrijpend.

Je ziet twee danseressen die elk gekleed zijn in dunne zijden jurken met daarop een print van andermans lichaam. Zodra de danseressen bewegen, golft dat tweede lichaam om ze heen. En omdat de zijde dun is en toch hun eigen lichaam verhult, zie je pas bij een verdubbeling – wanneer het op zijde geprinte lichaam met het dragende lichaam eronder – de contouren van beide lichamen verschijnen.

En die contouren veranderen steeds maar. Zolang ze bewegen, blijft zowel hun eigen huid als hun tweede huid ongrijpbaar. Je ziet hoe ze hun tweede huid langzaam van elkaars ledematen wegtrekken of verschikken. Je weet wat er gebeurt. Maar het effect blijft onnavolgbaar.

Ook hun gezichten zijn niet stabiel. Je ziet die veranderen wanneer daar een zijden gezicht overheen wordt getrokken, of juist er langzaam vanaf wordt gehaald. En zelfs terwijl je beide gezichten ziet, weet je niet meer waar je moet kijken en wat nu echt is/

Het geheel is sprookjesachtig mooi. Lichamen zijn hier soms niet anders dan een vel, uiterlijk vertoon: ineens blijkt dat de mens die in die huid verpakt is, anders is (of kan zijn) dan de buitenkant doet denken.

Hier kun je het filmpje zien. Het duurt helaas maar drie minuten – van mij mocht dit gerust een kwartier of zelfs een uur duren….

de bedenker van dit geheel is Imme van der Haak. Haar project is ook tentoongesteld in Londen, maar helaas lipe die tentoonstelling maar tot 1 juli. Anders was ik alsnog spoorslags afgereisd.

Kiekeboe!

Toen ik een maand of vier geleden ’s morgens mijn lenzen wou inzetten, vond ik in het linkervakje van de container maar een halve lens. De overgebleven helft zag er raar uit, alsof-ie wreed doormidden was gescheurd. Nu kunnen lenzen inderdaad kapot gaan en zelfs scheuren, maar wat mij toen vooral verbaasde was waar die andere helft was gebleven.

Had ik de lens de vorige avond maar half in het doosje gedaan en hem doormidden gesneden toen ik de dop alsnog stevig vast draaide? Zou kunnen… Maar dan kon de andere helft van die lens niet ver zijn, en toch kon ik die nergens vinden. Hij plakte niet aan de buitenkant van het lezendoosje, lag nergens op de glazen schraag en ook in de wastafel zag ik geen spoor van een halve lens.

Vreemd. Hij zou toch niet nog in mijn oog zitten? Ik voelde niks maar onderwierp mijn linkeroog toch aan een grondige inspectie. Nee, dacht ik al: niks te zien. Ik pakte een nieuwe linkerlens en zette die in. Klaar.

In de maanden daarna had ik soms last van een tranend oog. Soms leek het of er een korreltje onder mijn ooglid zat. Ook ’s nachts en ’s morgens, wanneer ik geen lenzen droeg, voelde ik dat korreltje soms schuren, en wanneer ik mijn lenzen inzette ging dat oog vaak tranen.

Het korreltje irriteerde me dusdanig dat ik overwoog naar de huisarts te gaan, of desnoods naar de opticien: er zat iets in mijn oog dat me hinderde, maar wat ik zelf niet kon zien.

Op een ochtend inspecteerde ik mijn linkerlens. Er zat een raar wit bobbeltje op: een kleine verdikking, juist op de plek waar ik steeds dat korreltje had gevoeld. Schoonwrijven van de lens had geen enkel effect: de verdikking zat in de lens ingebouwd. Ik pakte een verse linkerlens en had sindsdien nergens meer last van. Hoera! Probleem opgelost.

Een week later – het was al middag, ik hoefde die dag nergens naartoe en had me nog niet aangekleed en had mijn bril op in plaats van lenzen in – kriebelde er iets in mijn linkeroog. Een uur lang wreef ik af en toe wat, maar toen dat niet hielp pakte ik een spiegeltje en liep naar het raam om beter zicht te krijgen op het euvel.

Over mijn oogwit zag ik dun een streepje lopen. ‘Ah, een kattenhaar,’ dacht ik, wat helemaal geen rare gedachte was. Er wonen hier immers twee katten en hun haren zitten overal. Ook in mijn neus of mond, dus waarom niet in mijn oog? ‘Da’s Max,’ oordeelde ik, want de haar in mijn oog was grijzig of wit, en Michael is zwart als de nacht.

Het spiegeltje lag op de vensterbank. Met mijn linkerhand trok ik mijn bovenooglid stevig omhoog, terwijl ik mijn rechterwijsvinger over mijn oogwit haalde om die verdomde kattenhaar eruit te vissen. Dat lukte. Meteen voelde mijn oog opgelucht aan: weg irritatie – eindelijk rust. Nog even knipperen om de laatste kriebel uit mijn oog te krijgen.

Toen ik de boosdoener wou bekijken, bleek mijn vinger leeg – geen kattenhaar te bekennen. Wel zag ik iets glimmen aan mijn wimper. Voorzichtig viste ik de glimmer eruit. Huh? Een halve contactlens? Nou ja! Het was de ontbrekende helft van die kapotte lens van vier maanden eerder.

Is dat niet raar? Ik heb vier maanden lang met een halve lens, inclusief afgescheurde en dus rafelige rand, in mijn oog rondgelopen zonder dat te merken. Ik heb er zeker zestien weken mee geslapen. Ik heb zeker zestien weken een héle lens over die kapotte lens in mijn oogbol gedragen, en ik heb al die tijd niks gemerkt. Nou ja, behalve dan dat ik sinds een maand of twee een ergerlijk korreltje in mijn oog voelde, maar dat kwam doordat er in de vervangende lens ook werkelijk een korreltje zat.

Zodat ik me – opnieuw – verwonder over de veerkracht van lichamen. Maandenlang een vreemd, aan één kant ruw geschubt voorwerp in je oog dragen en toch niks merken; maandenlang een kapotte lens in je oog hebben, zonder dat je daar een blijvende beschadiging aan overhoudt; maandenlang vagelijk iets raars voelen en de dag nadat je het vreemde voorwerp eruit hebt gevist, niks geen tranend oog meer hebben. Business as usual. Alsof er nooit iets aan de hand is geweest. Lichamen zijn verdomd veerkrachtig.

De enige vraag waarover ik nog pieker, is deze. Hoe kan zo’n lens in hemelsnaam in je oog scheuren, zodat maar de helft eruit komt terwijl de andere helft koppig blijft plakken?

[Foto: de weergevonden tweede helft.]

Alles kan!

[Foto: Agnes Jaspers]

Terwijl ik buiten wachtte, zag ik alleen maar blijheid. Iedereen die met zijn autootje de Gashouder in- of uitreed, had een grote glimlach. Ook het publiek werd erg vrolijk van ons Cantaballet, Bezoekers werden zelfs ontroerd: tientallen mensen vertelden me na afloop hoe geraakt ze waren geweest, ja zelfs tranen in hun ogen hadden gekregen. [Bekijk het hele ballet via Uitzending Gemist.]

Het ballet zat vol met verbintenissen. Choreograaf Ernst Meisner had de gouden ingeving om alle Cantarijders die ingewikkelder patronen zouden rijden, een danser als vaste passagier te geven. Zij hielpen waar nodig, gaven aanwijzingen, en zorgden desgewenst voor hun bestuurder. Zodoende werd er ook ín de autootjes samengewerkt, wat je in de voorstelling voelde. (Er was zelfs een danser die op de balletvloer doodkalm het stuur overnam van een Cantarijder die plotseling door zenuwen werd overweldigd.)

Meisners tweede gouden greep was een dubbel duet. Eerst voerden Casey Herd en Marisa Lopez – twee sterren van Het Nationale Ballet – een pas-de-deux uit. Nadat Marisa was weggerend, kreeg Casey een nieuwe partner: geen prima ballerina, maar een prima Canta. We dansten soms vergelijkbare figuren, mijn autootje zwierde en zwaaide, Casey stopte mij, ik achtervolgde hem. Het was het pièce de resistance van het ballet: de Canta danste hier echt. En ons duet oogde verrassend teder. [Bekijk een Youtube filmpje van dit dubbele duet.]

Voor Casey was het lastig om de controle uit handen te geven. Hij moest zich letterlijk aan mijn autootje overgeven, zich erdoor laten voortslepen en vertrouwen op mijn stuurkunst en manoeuvres. Voor iemand die met dusdanig gemak ballerina’s optilt en omhoog gooit dat zijn bijnaam ‘the truck’ is, bepaald een ongewone ervaring…

Het Cantaballet was een ode aan samenwerking, een ode aan verbintenissen, een lofzang op anders kijken. Ook voor de Cantarijders zelf pakte dat zo uit: niemand voelde zich nog gehandicapt, iedereen voelde zich op de eerste plaats danser. Iedereen had het gevoel dat er nu eindelijk anders naar ze kon worden gekeken.

Dat sterkende effect werkte door naar Cantarijders die niet aan het ballet meededen. Diverse mensen mailden dat ze, door de tv-serie voorafgaand aan de uitvoering, eindelijk moed hadden gevat om grotere afstanden af te leggen. ‘Als jullie ermee kunnen balletten, moet ik er toch mee naar de andere kant van de stad kunnen?’ En hupsakee: dat deden ze dan, voor het eerst!

Het Cantaballet was vooral een ode aan de kunst. Alles kan, wanneer je verbeelding wordt gestimuleerd. Dan kun je zelfs gehandicaptenautootjes laten dansen.

Ballet klaar!

Het ballet is achter de rug. En het was prachtig. Ik heb bijna alles kunnen zien, maar nogal hap-snap; een scène hier en dan weer een scène daar, omdat ik natuurlijk ook zelf iets moest doen. Gisteren hebben we drie voorstellingen gedaan: ‘s middags de generale repetitie, en ‘s avonds de twee publieksvoorstellingen. Het ging alledrie de keren vrijwel foutloos! Nergens schade ook, alleen een zijspiegel eraf geloof ik :)

Het was een ecclatant succes. Bijna elke scène kreeg applaus, en na afloop kregen we beide keren een staande ovatie die zeker vijf miunuten duurde. Er zijn later enorm veel mensen op me afgekomen die me vertelden dat ze tot hun verrassing geroerd waren, dat ze de tranen in hun ogen hadden. en veel mensen hadden zelfs gehuild…

Ik trouwens ook. Bij de eerste doorloop woensdag sprongen me onverwacht de tranen in de ogen zodra het eerste autootje opkwam, en toen er eenmaal zestien rode Canta’s rondreden, rolden de tranen over mijn wangen. Maartje kwam naar me toelopen en zei: ‘Spaink, ik moet zo huilen…!’ Toen hebben we samen een tijde jankend zitten kijken naar dat prachtige schouwspel daar op de dansvloer. Het gebeurde nu allemaal echt!

Zondagavond wordt het ballet uitgezonden bij de NTR op Ned2, van 19:00 tot 20:00. Allemaal kijken!

Oonderstaand een paar foto’s van mijn pas-de-deux met Casey Herd, eerste solist van Het Nationale Ballet.

Foto: Het Nationale Ballet / ©Angela Sterling

Foto: Robert Scheer

Toi toi toi

Sinds maandagochtend is er een militaire operatie gaande in de Gashouder: de boel wordt er in drie dagen tijd volledig verbouwd en heringericht. Er moet een heleboel gebeuren: het draaiboek telt zestien dichtbedrukte pagina’s.

Volgspots ophangen. Tribunes opbouwen. Dranghekken plaatsen. Balletvloer leggen. Videoschermen ophangen. Vloerverlichting prepareren. Kleedkamers bouwen. Crewcatering ontvangen. Koffiebalie inrichten. Bedjes neerzetten voor tussentijds vermoeide Canta-rijders. Danskostuums uithangen. DJ-spullen aansluiten. Verkeersregelaars en beveiligers briefen. Rode overalls uitdelen aan crew. Polsbandjes geven aan deelnemers. Winkeltje inrichten. EHBO en brandwacht instrueren. Opbouw kassa. Publieksbegeleiders instrueren. Zorgen dat die ene bezoeker die met bed en al komt, een goede plaats krijgt. Wc’s schoonmaken. Acht tv-camera’s installeren.

Monteurs ontvangen en een werkplek geven. Vijftig balletdansers, twee coureurs en drieënvijftig Canta-rijders ontvangen. Alle Canta’s controleren op schade en kijken of ze voldoende benzine hebben. Zekerheidsbeurt geven aan een paar autootjes. Sommige autootjes nog even wassen. Canta’s in de juiste volgorde en voor de goede deuren parkeren. Gastenlijsten nalopen. Duimen dat het droog blijft. Alles nóg een keer controleren.

Zo raar dat iets waaraan je twee jaar lang aan hebt gewerkt, ineens in bestek van drie dagen uit de vloer gestampt wordt: al die plannenmakerij materialiseert zich nu in een razend tempo.

Als alles klaar staat – en we op woensdag twee keer een volledige doorloop hebben gedaan, plus op donderdagmiddag nog een generale repetitie – dan gaan we het ’s avonds eindelijk echt doen: het Nationale Canta Ballet, een grote show met live muziek, videoschermen, vijftig balletdansers en ruim vijftig Canta-rijders. We hebben een corps de ballet en een corps de Canta, stuntwerk, een pas-de-deux voor twee solisten van Het Nationale Ballet en een pas-de-deux voor prima Canta en solist, plus een heuse circusscène. Het wordt een soort West Side Story met autootjes.

Ik raak doodnerveus. Doen we het allemaal goed als het erop aankomt? Tijdens de repetities reden we als keien, maar hoe doen we het in de spotlights, met overal publiek omheen? Dansen met je familie, je geliefden en honderden wildvreemden in de zaal is immers een stuk enger…

Komt allen! Er slechts twee voorstellingen, en er zijn nog kaarten! Steek ons een hart onder de riem en kom genieten van het spektakel.

En nee, we doen het hierna niet nog een keer. Na donderdag zijn we allemaal weer gewone Canta-rijders en doodnormale balletdansers. Alleen die donderdagavond vallen we allemaal hoogst elegant en heel sensationeel uit onze rol.

Eindelijk!

Deze week voeren we – na godbetere twee jaar van voorbereidingen, vergaderingen en repetities – eindelijk Het Nationale Canta Ballet uit: een bijzondere samenwerking van Het Nationale Ballet en Canta-rijders. Met vijftig balletdansers en vijftig Canta-rijders gaan we iets heel moois neerzetten.

Er is een corps de ballet en een corps de Canta; in de voorstelling mengen beide groepen zich, maar soms dansen ze ook elk apart. Er is een dubbele pas de deux: eerst dansen twee solisten van Het Nationale Ballet samen (Marissa Lopez en Casey Herd), meteen gevolgd door een pas de deux tussen een balletdanser en een Canta-rijder (Casey Herd en ik, wat mij – oh joy! – tot de prima Canta maakt). Er zijn massale scènes, er zijn intieme scènes. Er zijn ontroerende scènes, er zijn spectaculaire scènes.

En overal ligt gevaar op de loer. Want dansen met autootjes is niet zonder gevaar. Mensen kunnen gerust tegen elkaar aanlopen, maar bij autootjes is dat meteen een botsing. Wanneer je Canta-rijder bent en je danspartner een mens is – een professionele danser met erg dure benen – wordt het werkelijk uitkijken.

Voor iedereen die het moeilijk vindt om zich een voorstelling te maken van een ballet tussen dansers en autootjes, is er deze video. Deze opname (ik heb ‘m met mijn mobieltje gemaakt) is van 17 mei: de eerste keer dat er echt werd gerepeteerd. En toen deden we dit al! Terwijl ik zowat alle bewegingen al kende, en ze zelfs had helpen bedenken, stond ik bekant te juichen toen ik dit zag. Het is net The West Side Story, maar dan met autootjes.

We voeren het ballet uit op 28 juni 2012, in de Gashouder in Amsterdam. De voorstelling wordt maar twee keer uitgevoerd, en daarna nooit meer. Het is dus nu of nooit.

Er zijn nog kaartjes. Die kosten 30 euro. Dat lijkt een klap geld, maar ‘t is een schijntje wanneer je weet hoeveel rompslomp en organisatie er bij dit ballet komt kijken. Je kunt je kaartje digitaal bestellen of telefonisch, via 020 6255 455.

***

Maartje Nevejan heeft een prachtige documentaire-serie gemaakt (uitgezonden door de NTR) waarin de lange weg naar dit bijzondere ballet is vastgelegd. De vier afleveringen zijn hier terug te zien:

Wie een exemplaar van De benenwagen wil kopen, mijn boek over de Canta, kan dat na de voorstelling doen. We bieden voor de gelegenheid een speciale, gebonden editie van het boek aan, en na beide voorstellingen zit ik klaar in mijn Canta om te signeren. (Dammit. Waarom klink ik altijd zo raar als ik reclame voor mezelf moet maken?)

Op 1 juli zendt de NTR een registratie van Het Nationale Canta Ballet uit.