Traag, maar toch

Ze zeggen dat er een jaar overheen moet gaan eer de dood van een intimus draaglijk wordt. Morgen is het elf maanden geleden dat mijn hartsvriendin annex echtgenote overleed, en inderdaad, het verlies wordt allengs lichter. Mijn verlamming wijkt. Ik kom weer het huis uit, mijn werk komt op streek, de erfenis is bijna afgehandeld, en ik denk niet langer minstens eens per minuut aan haar. Belangrijker nog: ik denk gaandeweg eindelijk ook weer aan de leuke Chris, de inspirerende Chris, de uitbundige Chris, de nieuwsgierige Chris.

De zieke Chris zakt wat weg. Dat is vreemd genoeg geen onverdeeld genoegen: het enige dat me uiteindelijk met haar dood kon verzoenen, is het besef dat ze zo onvoorstelbaar ziek was geworden, zo dodelijk vermoeid. Het kostte haar op ’t laatst de grootste moeite om haar hoofd helder te houden. Dat beeld mag dan hoogst akelig zijn, maar het was ook het enige dat haar dood verteerbaar maakte. Zo kon het overduidelijk niet doorgaan. Wie zo ziek is, laat je met verwarrende opluchting gaan.

Nu de mooie herinneringen langzaam terugkomen, mis ik haar des te harder. Niksniet haar even bellen, nooit meer horen wat zij ergens van denkt, geen avonden tot diep in de nacht doorbomen over leven en politiek, nooit meer goedmoedig van haar op mijn kop krijgen, nooit meer samen wilde plannen maken. Nooit meer ergernis over die eindeloos uitwaaierende uitwijdingen van haar, nooit meer ontzag of vertedering over haar immens grote hart.

Het went. Traag, maar toch: het went heus, inmiddels.

Gaandeweg staat het verlies niet meer zo pregnant voorop, gaandeweg voel ik mijn zegeningen weer: goede vrienden, fantastische ouders, lieve schoonfamilie, interessant werk, coulante opdrachtgevers, een heerlijk huis. De buitenwereld begint me opnieuw te boeien, zij het met mate. Ik lees sinds een paar maanden zelfs de kranten weer.

Mijn leven herneemt zich.

Nee, het gaat een stap verder dan gewoonweg weer de oude Spaink worden: mijn leven verandert zelfs. Ik heb nieuwe vrienden opgedaan, en dacht, toen ik afgelopen week met hen in het café zat, hooguit drie of vier keer – écht niet vaker – ‘Wat ontzettend jammer dat ik ze niet aan Chris kan voorstellen.’

Dat is de crux, besefte ik later. Verdriet verlamt. Het is verleidelijk om alles te laten stollen, om van je verdriet een eerbetoon te maken, en jezelf onbedoeld vast te klinken aan je verlies. Temeer daar elke poging om desondanks verder te gaan en je verdriet ‘een plaats’ te geven, stiekem meteen ook voelt alsof je de verlorene verzaakt. In zo’n geestesgesteldheid lijkt doorgaan – verder gaan met je eigen leven – verduveld veel op verraad.

Traag, maar toch – en met heel kleine stapjes – herneem ik mijn leven. Ik leid een leven zonder Chris. Dat blijkt aanzienlijk lastiger te zijn dan ik dacht. Maar de noodzaak is groot: een ander leven heb ik immers niet.

Echte aandacht

Het KWF wilde met de campagne ‘Aandacht, AUB!’ wijzen op de soms gebrekkige psychosociale zorg voor kankerpatiënten,. De campagne bestond uit een ‘luchtige’ serie filmpjes op waarin daadwerkelijk gerapporteerde blunders waren uitvergroot. De verhalen waren echter dermate dik aangezet dat het enige dat van het originele probleem overbleef, ongeremde botheid en grote desinteresse was.

Artsen die aan de lopende band patiënten en uitslagen verwisselen. Artsen die niet luisteren naar hun patiënt. Baliepersoneel dat zich een slag in de rondte klungelt. Verpleegkundigen die meer in roddels, vakantiefoto’s en verjaardagstaart zijn geïnteresseerd dan in hun patiënten.

Het was van een grote treurnis. Artsen en verpleegkundigen werden neergezet als een bonte verzameling minkukels, stoethaspels, botterikken, haantjes en klootzakken. De patiënten leken op zielige vloermatten die alles met afgrijzen over zich heen laten komen. Mij lijkt dit niet de weg om een gesprek te openen. Eerst zet je een beroepsgroep publiekelijk te kakken, en vervolgens beweer je dat je een gesprek wilt aangaan?

Mijn ervaring is dat oncologen en verpleegkundigen buitengewoon begaan zijn met hun patiënten, en dat iedereen enorm zijn best doet. Ja, er gaat wel eens iets mis, maar dat komt meestal voort uit chronisch tijdgebrek: desinteresse of botheid is zelden het probleem.

Na veel commotie trok KWF de campagne terug. Een verstandig besluit, maar had het KWF niet eerder kunnen begrijpen dat deze aanpak zonde was van de 450.000 euro die ze erin staken?

Temeer daar er een aantal grote problemen liggen in de psychosociale zorg van kankerpatiënten. Een van de grote vragen – die iedereen bezighoudt, artsen en patiënten incluis – is hoelang je moet blijven doorbehandelen. Moet je aldoor maar nieuwe remedies blijven zoeken en nog weer een chemo of serie bestralingen aanbieden, terwijl duidelijk is dat die weinig uithalen en hooguit een maand of twee verlenging kunnen opleveren?

Wanneer gaat kwaliteit van leven boven het verlengen van het leven? Wanneer wordt levensverlenging een uitputtingsslag? Hoe maak je in hemelsnaam zo’n afweging? En hou je, door steeds naar weer andere interventies te zoeken, uiteindelijk niet het idee in stand dat er, zelfs tegen de keer in, wellicht toch genezing is te vinden? Hoe kunnen artsen en patiënten hun beider besef van machteloosheid tegenover die voortwoekerende kanker anders oplossen dan door steeds weer naar nieuwe technologieën te grijpen?

Dat zijn vragen waar zowat alle artsen en patiënten mee worstelen. Waar nog bijkomt dat artsen vaak denken het niet ‘goed’ te doen wanneer ze niet alles uit de kast halen voor hun patiënt, en patiënten soms bang zijn om een behandeling die ze als te belastend voorkomt, te weigeren.

Dáár zoo het KWF zich eens over moeten buigen. Liefst niet in ‘geestige’ sketches van maximaal één minuut elk.

Deal

Gisteren gaven vertegenwoordigers van het Longfonds, het KWF én Stivoro bij een politiek overleg voor het eerst toe dat ze het zouden toejuichen wanneer rokers overstappen op de e-sigaret. Roken inruilen voor dampen levert, zo erkenden deze notoire tegenstanders nu ruiterlijk, een fikse gezondheidswinst op.

Je mag hopen dat dit voortschrijdende inzicht niet te laat kwam. Alle negatieve berichten die deze instanties jarenlang over het dampen publiceerden, hebben hun sporen nagelaten. Ze hebben de overstap naar een veel veiliger verpakking van nicotine in de weg gestaan, doordat ze rokers de facto bang hebben gemaakt voor een gezonder alternatief.

‘Maar de e-sigaret, die is toch juist extra gevaarlijk?’ vroeg een kettingrookster me gisteren. Ze was oprecht ongerust, maar – met dank aan Stivoro – vooral ongerust over het gezondere alternatief.

Hoe navrant dat het Longfonds, het KWF en Stivoro juist gisteren bakzeil haalden. Een paar uur eerder was het nieuwste EU-voorstel voor de regulering van de e-sigaret uitgelekt. Had het Europees Parlement in oktober nog een heel redelijk eisenpakket samengesteld en de Europese Commissie opdracht gegeven daar een mooie richtlijn van te maken, nu kwam de EC alsnog met een voorstel dat het dampen bijna onmogelijk maakt.

Het uitgelekte voorstel [pdf] wil alle hervulbare e-sigaretten verbieden. Dat maakt zo’n 95% van het huidige aanbod illegaal. Alleen kant-en-klare, slechts eenmaal bruikbare tankjes zouden nog mogen worden verkocht.

Laten dat nou net de belazerdste dampproducten zijn, spul waarbij elke verstokte roker denkt: ‘Nou, als deze misère het alternatief is? Laat maar. Dan blijf ik roken!’ Waarom het betere segment in de dampwereld expliciet verbieden, terwijl het slechtste segment tot het enige wettige alternatief wordt verklaard?

Ik vrees dat het geen toeval is dat de enige dampwaar die het voorstel toestaat, precies dat deel van de markt beslaat dat inmiddels in handen is gevallen van de ouderwetse tabaksproducenten. Waarbij tevens moet worden aangetekend dat een van de drijvende krachten achter dit voorstel Litouwen is, de huidige voorzitter van de EU. Litouwen is namelijk een groothandelaar in tabak.

Het nieuwe voorstel – de Commissie wil het, tegen alle procedures in, liefst begin december al in stemming brengen – bevat daarnaast een totaalverbod op alle reclame voor e-sigaretten. Ook elke andere publicatie die het dampen promoot, wordt verboden, zelfs wanneer die promotie of aanbeveling niet commercieel van aard is. Onder dit voorstel zou zelfs deze column illegaal zijn.

Zodat half gezondheidsminnend Nederland zich gisteren met recht lam schrok. Dit was nu ook weer niet de bedoeling. Op de keper beschouwd zagen ze liever dat wij rokers aan het dampen sloegen.

Deal.

Maar mag ik het KWF, het Longfonds en Stivoro daarom vriendelijk doch zeer dringend verzoeken om zich uit te spreken tegen het aanstaande verbod op de e-sigaret?

Keuze

Onderzoeksjournalist Michael Moss schreef een boek over de voedingsindustrie. Hij ontdekte dat tegenwoordig aan zowat al ons voedsel extra vet, suiker en zout wordt toegevoegd. We krijgen daardoor meer zout, vet en suiker binnen dan ooit tevoren, en dat in een tijd waarin diezelfde voedingsindustrie ons te pas en te onpas voorhoudt dat hun product ‘light’ is, dan wel ‘een verantwoorde keuze’.

Moss was in Nederland om de vertaling van zijn boek luister bij te zetten en de Volkskrant publiceerde gisteren een interview met hem. Moss legde bereidwillig uit dat de consumptie van suiker, vet en zout ons telkens weer een fysiologische kick levert, een sensatie die subiet effect heeft op het pleziercentrum in ons brein, en die daardoor moeilijk door ons verstand of ons geweten is tegen te gaan.

Het vernuft van de voedingsindustrie, legde Moss uit, is dat zij nauwgezet heeft uitgezocht bij welke hoeveelheden en welke balansen die kick wordt omgezet in hunkering: wanneer willen we alleen maar meer, meer, meer? Hoe schakel je ons inherente verzadigingsmechanisme het beste uit?

De interviewer deed een moedige poging om advocaat van de duivel te spelen. ‘Daar zijn we zelf bij,’ zei hij, ‘uiteindelijk bepaal ik toch zelf of ik een zak chips of een Mars eet?’

Waarna Moss de volgende vernietigende repliek gaf: ‘De voedingsindustrie doet niets liever dan dat benadrukken, want (het idee dat het onze eigen vrije keus is) leidt de aandacht van henzelf af. Het probleem is: het is geen eerlijke strijd. Voedingsbedrijven wenden alle middelen aan om je te verleiden. Wij hebben een natuurlijk mechanisme dat voorkomt dat we teveel eten van één ding. [..] Wetenschappers uit de voedselindustrie hebben hun producten zo ontwikkeld dat ze dit mechanisme kunnen omzeilen.’

Daar sta je dan met je blote tanden.

Niet alleen is de notie van ‘vrije keus’ van het individu – van u en van mij – inderdaad een nogal breekbaar begrip, gezien in het licht van de miljardencampagnes van de voedselindustrie om ons over te halen tot de consumptie van hun goederen. Om nog niet te spreken over hun jarenlange wetenschappelijk onderzoek dat uitsluitend als inzet had hoe ze uw en mijn vrije keuze nu het beste kunnen ondermijnen. Juist dat telkens weer benadrukken dat het uiteindelijk toch onze eigen keus is om troep te eten, is de schaamlap waarachter de voedselindustrie zich verschuilt.

Zodat Michael Moss me iets cruciaals leerde: vrije keus en kapitalisme verhouden zich kennelijk bijzonder slecht. Want door te benadrukken dat elk individu verantwoordelijk is voor zijn eigen keuzes, laten we na om de industrie – die uiteindelijk bepaalt uit welk scala we kunnen kiezen – verantwoordelijk te stellen voor hun keuzes.

En zij zijn het die steeds meer vet, suiker en zout aan ons voedsel zijn gaan toevoegen. Niet wij.

Opstap

Bij monde van Kamerlid Marith Rebel-Volp wil de PvdA het elektrisch roken liefst verbieden. Haar voornaamste reden: e-roken houdt de nicotineverslaving in stand, en is een opstap naar écht roken. En roken is, zoals we weten, funest voor de gezondheid.

De logica van die redenering ontgaat me ten ene male. Omdat roken ongezond is, moet e-roken – wat vele malen minder ongezond is, en tegenwoordig zelfs door longartsen wordt aanbevolen als een verstandiger alternatief – streng worden aangepakt, en moet het bij voorkeur onder de geneesmiddelenwet vallen. Terwijl het spul waarover de PvdA écht bezorgd is, te weten tabak, intussen wel vrij mag blijven worden verkocht?

Het komt neer op pils in de ban doen omdat alcohol gevaarlijk is, terwijl je ondertussen niks doet aan de verkoop van wodka, jenever en cognac. Alsof je stevia en andere zoetmakers verbiedt, omdat suiker ongezond is, terwijl je originele suikerproducten ongemoeid laat.

Inderdaad, nicotine is niet gezond. Maar het is niet de nicotine waarvan rokers ziek worden en waaraan ze dood gaan;. Dat is de tabak. Zodra je nicotine kunt ontdoen van zijn oude verpakking en op een veel gezonder manier kunt aanbieden, grijp je die kans toch met beide handen aan?

De PvdA is echter bevreesd dat elektrisch roken – zelf noem ik het liever dampen, juist omdat het zo weinig met het ouderwetse roken te maken heeft – voor jongeren een opstapje vormt naar het roken van tabak. Ze zijn voorts bang dat dampen nicotine opnieuw modieus maakt, dit na al die campagnes om mensen van het roken af te houden.

Heus: er is niks ter wereld dat zoveel mensen van het roken afkrijgt als juist het dampen. Nicotinepleisters, Allen Carr, acupunctuur: het helpt allemaal bitter weinig. Mensen geven goud geld uit om te stoppen met roken, en vallen niettemin steeds terug. Ze willen nicotine, en krijgen die via tabak. Maar via diezelfde tabak kregen ze er onbedoeld een boel extra, zeer schadelijke stoffen bij.

Wat nu als je die nicotine ook kunt leveren zonder al die schadelijke additieven? Wat nu als dampen wél maakt dat mensen acuut, en vrij eenvoudig, kunnen stoppen met roken?

Het overkwam mij. Ik was niet gek, ik wist best dat roken ongezond was. Alleen: ik vond het heerlijk en ik had geen alternatief. Maar na één avond met een verdamper was ik volkomen om; dit was zoveel lekkerder. Zonder dat ik er op uit was – sterker: ik was pertinent niet van plan ermee op te houden – ben ik acuut gestopt met roken. En binnen negen weken heb ik het nicotinegehalte van de sapjes in mijn verdamper radikaal teruggebracht. Niet omdat het moest. Alleen omdat het prettiger was, en omdat ik mijn fix nu op een gezonder manier kon krijgen.

De PvdA maakt zich zorgen over dampen als een doorgangsdrug: ze zijn bang dat je van dampen makkelijk overstapt op tabak. Maar de praktijk leert dat het precies andersom werkt: wie gaat dampen, geeft het roken makkelijk op.

Zelfs wanneer dat helemaal niet de bedoeling was.

 
[Noot: lees hier de Kamervragen van de PvdA over e-roken, en hier het antwoord van Acvoda – het Acticomitée voor Dampers- op de vragen van mw. Rebel-Volp.]

Kwakpas

Amsterdammers boven de 65 kunnen een Stadspas aanvragen, die korting op allerlei evenementen geeft. Ook wie aantoonbaar over weinig geld beschikt, kan voor een Stadspas in aanmerking komen. Die laatste groep krijgt bovendien elke maand bonnen waarmee ze tegen sterk gereduceerd tarief toegang krijgen tot sport, recreatie en cultuur.

Een prachtig initiatief, een stad met sociaaldemocratische roots waardig. Via kortingen verlaag je de drempel en maak je het stadsleven toegankelijker, juist voor mensen die wankelen op de rand van een sociaal en cultureel isolement. Voor wie weinig geld heeft, telt elke cent.

Maar wat in hemelsnaam doet die homeopaat in het aanbod van de Stadspas? In november geeft Trudy van den Berg – ze noemt zichzelf ‘arts voor homeopathie’ – alle Stadspassers korting op hun eerste consult bij haar.

Fluks haar website opgezocht. Daar meldt Trudy dat ze Heel Erg Goed Luistert naar de patiënt, en enorm geïnteresseerd is hoe haar klant z’n eigen klachten ervaart. “Indien nodig volgt aansluitend een lichamelijk onderzoek,” maar ook zonder zulk onderzoek, ja zelfs zonder enige laboratoriumtest, maakt Trudy na afloop een homeopathisch middeltje speciaal voor u. Waarvoor separaat moet worden betaald, zonder Stadspaskorting enzo. En o, u moet natuurlijk nog wel vier tot zeven keer bij haar terugkomen. Tegen normaal tarief. Uiteraard.

Trudy vertrouwt enorm op haar kunnen. “Het gaat erom dat de arts het juiste middel kiest. Als het verkeerde middel wordt gekozen, gebeurt er niets. Als het goede middel gekozen wordt gebeurt er soms een klein wonder.” Is het niet geweldig dat verkeerde middelen he-le-maal niks uithalen, terwijl goedgekozen middelen een wonder veroorzaken? En dat de Stadspas u in contact heeft gebracht met dit mirakel?

Over haar relatie met de reguliere geneeskunde is Trudy helder. “Als homeopathie aanslaat, kunnen de reguliere medicijnen over het algemeen verminderd worden. Dit gebeurt altijd in overleg met de patiënt en zonodig met de arts die de medicijnen heeft voorgeschreven.” Eerst met de behandelend arts overleggen voordat ze hun patiënten overhaalt om hun reguliere – en bitter noodzakelijke – medicatie af te bouwen: nee, daar begint Trudy niet aan. Dat is zo, eh, zo akelig formeel. Het gaat toch om de mens, niet om de klacht?

Jammer voor Trudy, maar homeopathie is uit en te na afgedaan als kletskoek, niets dan kwakzalverij.

Waarom de Stadspas zo’n achterhaalde praktijk sponsort, is me een raadsel. Een praktijk die bovendien niks te maken heeft met het doel van de Stadspas, te weten: het verlagen van de drempel tot cultuur, sport en recreatie. Waarom biedt de Stadspas deze mevrouw een platform om klanten binnen te halen? Nota bene klanten die hun geld aanzienlijk beter kunnen gebruiken?

Volgende maand: de Stadspas geeft korting op een cursus van Scientology.

Duur bedrog

Bijna twee miljoen mensen in de VS hebben te maken gehad met identiteitsfraude op medisch vlak. Anderen gingen onder hun naam naar een arts of ziekenhuis, en lieten zich daar voor allerlei kwalen behandelen. Het resultaat: foute en vervuilde patiëntendossiers, verkeerde behandelingen, en soms zelfs verkeerde diagnoses. Want hoe bedenk je als arts nu dat iemand wellicht een acute blindedarmontsteking heeft, als het ding er volgens iemands EPD al drie jaar uit is?

Een recente studie wees uit dat 15% van de slachtoffers van dergelijke medische fraude later een verkeerde diagnose kreeg, 12% kreeg een verkeerde behandeling, bij 14% werd de juiste behandeling te laat ingezet, en 11% kreeg verkeerde medicijnen voorgeschreven. Mensen staan foutief te boek als drugsverslaafd, krijgen penicilline voorgeschreven terwijl ze er allergisch voor zijn (‘De vorige keer kreeg u dit toch ook!’), of krijgen ineens een geschiedenis van potentieel kindermishandelaar op hun conto geschreven.

Omdat Amerikaanse zorgverzekeringen vaak maar een beperkte dekking hebben, levert deze fraude de slachtoffers ook financieel een fikse schadepost op. Bij elkaar hebben de twee miljoen bedrogenen ongeveer 12 miljard dollar moeten ophoesten voor medische hulp en behandelingen die zijzelf niet hebben gekregen, maar die niettemin wel op hun naam staan geregistreerd.

De meest pijnlijke ontdekking van het onderzoek is dat ruim de helft van deze fraude wordt uitgevoerd door bekenden. Vrienden of familie van het slachtoffer gaan op diens gejatte pasje naar het ziekenhuis en geven zich daar voor hem uit. Een truc die, anders dan hier, meestal werkt omdat Amerikanen in nood eerder naar de Eerste Hulp gaan dan naar een huisarts. En op de Eerste Hulp kent niemand je.

Ontdekken de gedupeerden de fraude, dan blijken ze vaak huiverig om aangifte te doen. Je eigen broer of buurvrouw geef je immers niet zomaar aan. Meestal verandert dat pas wanneer de vals uitgevaardigde rekeningen flink gepeperd raken.

De motieven voor deze fraude? Soms willen mensen niet met hun hebben en houwen in een medisch dossier belanden. Denk aan geslachtsziektes, en aan alcohol- en drugsverslaafden. Zo’n aantekening in je papieren kan je nog lang achtervolgen, en dus wil je ook met gerelateerde klachten niet komen aanzetten. Daar kan ik me een boel bij voorstellen, zeker nu onze persoonlijke gegevens overal opduiken en ons soms hinderlijk achtervolgen.

Maar meestal wordt de fraude geboren uit geldgebrek. Miljoenen hardwerkende Amerikanen hebben geen enkele zorgverzekering, want die is onbetaalbaar voor ze; wie wel verzekerd is, heeft vaak een beperkte dekking. Uit die ellende komt, zo leren we nu, medische fraude en identiteitsdiefstal voort.

Er is veel, heel veel, te zeggen voor een verplichte basisverzekering voor iedereen. Al was het maar omdat die mensen tegen zichzelf en tegen elkaar beschermt.

Verschil

[Multiple Care is een kwartaalblad voor de gezondheidszorg, uitgegeven door Biogen – de producent van Avonex, een medicijn dat multiple sclerose afremt. Voor hun themanummer over ‘verschil’ (september/oktober 2013) schreef ik deze column.]

Ze zeggen wel dat mensen je subiet minder serieus nemen wanneer je in een rolstoel zit; dat gesprekken dan makkelijk – en akelig letterlijk – bóven je hoofd worden gevoerd.

Winkelpersoneel reageert bijvoorbeeld op de vraag die jij hoogstpersoonlijk aan ze voorlegde, met een buitengewoon vriendelijk antwoord aan heel iemand anders. Ze bezorgen jouw antwoord namelijk bij degene die achter je staat, aan de persoon die je stoel duwt.

Of denk aan wildvreemden die iets liefs, iets bemoedigends of iets meelevends willen zeggen. Dat is enerzijds erg lief, maar anderzijds ook heel erg raar. Want die plotselinge opwelling van sympathie hunnerzijds onderstreept onbedoeld dat er ‘iets’ met jou aan de hand is, een onzegbaar ‘iets’ dat die wildvreemden met hun vriendelijkheid proberen op te heffen of goed te maken, maar daardoor onbedoeld juist onderstrepen. Was je naar hun gevoel écht hun gelijke geweest, dan hadden ze namelijk niks speciaals tegen je gezegd. Tegen al die andere onbekende (en ogenschijnlijk gezonde) mensen die ze diezelfde dag waren tegengekomen, hadden ze immers toch gewoon niks gezegd?

Wat te doen, als buitenstaander?

Als gezond mens wil je iemand met wie klaarblijkelijk iets aan de hand is, liefst zo normaal mogelijk behandelen. Je wilt geen onheus verschil maken, je wilt niet discrimineren. Maar juist daardoor sta je stiekem op scherp. Je wordt extra vriendelijk. Je doet extra nonchalant. Je bent benauwd dat je betrapt wordt op een ongeweten, onbedoeld vooroordeel. Je hoopt dat de ander, de gehandicapte, doorheeft dat jij werkelijk je uiterste best doet om te negeren dat-ie gehandicapt is, en dat jij hem of haar heus, werkelijk waar, kijk maar, als Heel Erg Gewoon behandeld.
Dat werkt dus niet.

Enerzijds vanwege die hypersensitiviteit van de buitenstaander. Al wie kampt met de angst om per ongeluk een faux pas tegenover een gehandicapte te maken, heeft het pleit allang verloren. Die welgemeende beleefdheid, die o zo goedbedoelde voorzichtigheid, onderstreept immers – onbedoeld, en tegen de keer in – dat er inderdaad een onhandig verschil is tussen jou en mij, tussen hem en haar, en dat de dingen kennelijk niet normaal zijn. Door niet gewoon te doen wat je gewoonlijk doet, bevestig je dat iemand anders is, en dus: niet normaal. Door je best te doen, zonder je iemand uit.

Anderzijds omdat iemands makke negeren – uit beleefdheid, of uit andere nobele motieven – simpelweg niks oplost. Die handicap verdwijnt daar namelijk niet door. De meneer of mevrouw in kwestie zit nog steeds in een rolstoel, heeft nog steeds ernstige moeite met trapjes, en kan nog altijd niet bij de bovenste schappen in de supermarkt.

Pas toen ik zelf gehandicapt werd, begreep ik hoe gezonde mensen zich het beste kunnen gedragen jegens ons soort.

Kijk niet weg. Beleefd de blik afwenden, het ‘ontzien’ van mensen met wie iets is, betekent dat je ons niet serieus neemt. En wees nieuwsgierig. Vraag of je iets kunt doen, vraag hoe wij iets doen; denk nooit dat je alles al weet.

Maar vooral: weet dat gezondheid nooit blijvend is, en dat ook jij ooit met een akelige ziekte komt te zitten. Onoplosbare ziekte is geen afwijking van de norm, maar ieders voorland.

Verbod op gezond

De EU debatteert op 7 oktober over de e-sigaret. Moet die voortaan onder de tabakswet vallen, onder de medicijnwet, of – per amendement – wellicht onder de ‘gewone’ consumentenwet? De inzet van het debat: de verkoop van e-sigaretten beperken.

Maar dat is raar. De e-sigaret – gebruikers spreken overigens liever over een ‘verdamper’ – is honderd keer gezonder dan ouderwetse sigaretten.

Aan een verdamper komt geen verbranding te pas, alleen verhitting. Er zit geen tabak in, geen teer, noch een van de andere circa 400 toevoegingen die roken zo gevaarlijk maken. Wie dampt, verbruikt voornamelijk propyleen gycol, een vloeistof die volop in voedingsmiddelen en medicijnen zit. Ook de toegevoegde smaakstoffen zijn standaardproducten, uit en te na getest, en veilig bevonden.

Ja, in veel dampvloeistoffen zit nicotine. Maar nicotine sec – zonder tabak, zonder verbranding – is ongeveer even schadelijk als cafeïne. En koffie is niet onderhavig aan enige EU-richtlijn. Waarom zou je dampen dan wel aan stringente wetgeving onderwerpen?

Dampen onder de tabakswet laten vallen, is idioot: aan dampen komt immers juist geen tabak te pas. Dampen onder de geneesmiddelenwet laten vallen, is al even mal. Het betekent dat het gezondere alternatief aan strengere regels wordt gebonden dan de ouderwetse, ziekmakende tabak is. Bovendien behelst deze aanpak de dood van alle webwinkels die momenteel dampspullen verkopen. Zij zijn immers geen gecertificeerde apotheek.

Onderwijl zou je, onder de diezelfde voorgestelde richtlijn, tabak wél makkelijk kunnen blijven verkopen. Is dat niet raar?

Hoe meer ik erover las, hoe meer ik dacht dat het verzet tegen dampen een gruwelijk monsterverbond is. Enerzijds Stivoro, die elk nicotinegebruik – ook in de meest onschadelijke vorm ervan – wil uitbannen. Anderzijds de tabaksindustrie, die als de dood is dat het dampen, waarin zijzelf amper aandelen hebben, hun klandizie wegtrekt. Samen pleiten ze om het hardst voor een verbod op het dampen.

Zelf ben ik door de kennismaking met verdampers acuut gestopt met roken. Dat ging per ongeluk; stoppen was niet mijn doel. Uit uit nieuwsgierigheid kocht ik een verdamper, en was nog diezelfde dag om. Dampen bleek aanzienlijk lekkerder te zijn. Na veertig jaar hard core kettingroken vond ik sigaretten van de ene op de andere dag ronduit vies.

En ook: al mijn vrienden werden blij. De niet-rokers, omdat ze van mijn dampen niks merken: geen stank te bekennen. De rokers, omdat ze eindelijk een goed en gezonder alternatief hebben.

In drie weken tijd heb ik al twintig verstokte rokers tot het dampen bekeerd. Want wij rokers – weliswaar verslaafd, maar bepaald niet dom – zijn blij met een gezonder alternatief. Zelf kan ik alleen maar denken: waarom heeft niemand me dit eerder verteld?

We moeten dampen en elektronisch roken niet aan banden leggen, Integendeel: de uitvinder ervan verdient niks minder dan de Nobelprijs.

 

Update 30 sept. 2013:

Begin augustus heeft Igor Burstyn een uitgebreid vergelijkend onderzoek naar de risico’s van dampen gepubliceerd. Voor de damper is er hoegenaamd geen risico, voor de omgeving al helemaal niet. In de woorden van een gerenommeerd onderzoeker, Carl V. Phillip:

This is a game-changer for anyone trying to respond to misinformation about the hazards of e-cigarettes. Before we had an apparently contradictory mess on this topic. Now we have clarity.

I have to say that I am genuinely surprised that the results are quite so definitive, and I assume that will be true of anyone else of was seriously trying to assess the risks, rather than just cheerleading. We were all confident that the risks were minimal, but we could not previously reach a (good news) conclusion as strong as the one in the paper.
– Bron: ‘Breaking News’, 8 augustus 2013

In de wolken

Mijn kat haatte het dat ik rookte, ze rende al weg zodra ik naar mijn shag greep.

Zelf had ik er alleen een hekel aan wanneer ik ergens een nieuw brandgaatje ontdekte. Ik vreesde bijvoorbeeld elke dag voor mijn kersverse bureaustoelen. In de auto was roken lekker maar lastig: de stoplichten boden zelden genoeg tijd om fatsoenlijk een sigaret te draaien. En ja, tabak werd steeds duurder. Ik pafte inmiddels wekelijks voor een paar tientjes weg.

Maar ophouden? Nee, geen sprake van.

Toch werd mijn interesse gewekt toen ik onlangs pas na een kwartier ontdekte dat mijn gesprekpartner, anders dan ik dacht, helemaal geen sigaret rookte maar zo’n elektrisch ding had. Nadat hij vervolgens in alle toonaarden de lof van het apparaat bezong, dacht ik: hm, misschien toch ’s proberen?

Handig voor in de auto, dacht ik nog.

Een week later bezorgde de post mijn starterpakket. Ik schroefde de boel in elkaar en nam mijn eerste damp. Ik inhaleerde, ik blies uit. Er kwam een prachtige wolk uit mijn mond. Het smaakte verrassend goed. Lichter, of nee, op een vreemde manier helderder dan sigaretten.

Sindsdien heb ik elke avond, bij wijze van test, alsnog een shaggie gerookt, om te kijken of ik de tabak nou écht niet miste. De zesde avond maakte ik ’m halverwege uit: niet lekker.

Voor mij geen sigaretten meer. Ik ben fulltime damper geworden.

Ja, in het begin voelt het raar om met zo’n ding rond te lopen. Alsof je ostentatief pronkt met het nieuwste Apple gadget. Maar aangezien zelfs fervente rookhaters in mijn omgeving stuk voor stuk zeggen nergens last van te hebben wanneer ik damp, neem ik mijn eigen onhandigheid graag op de koop toe.

Ja, je moet anders inhaleren. Langer, aandachtiger, en vooral: minder hard trekken. Maar dat went snel. Daar tegenover staat: geen sigaretten die tussen twee trekjes door voor niks opbranden. De elektronische sigaret werkt immers alleen wanneer je daadwerkelijk inhaleert. Nooit meer smeulende peuken in de asbak…

Ja, als oud-roker verlies je het ritueel van shaggies draaien. Maar met je damper kun je ook leuk spelen en hem eindeloos door je handen laten gaan, en het is daarnaast een geweldig gespreksonderwerp. (In twee weken tijd heb ik al drie andere verstokte rokers tot het dampen bekeerd.)

De grootste winst is dat dampers alleen nicotine afleveren. In wat je zo inhaleert, zit geen teer, geen dioxide, geen koolmonoxide; in wat je uitblaast, zit alleen onschuldige damp. De schade van ‘meeroken’ is volledig van tafel.

Niettemin hebben anti-rookclubs als Stivoro zich fel gekant tegen het dampen. Het is me een raadsel waarom. Dampen verleidde zelfs een verstokte roker als ik – onverwacht en onbedoeld – tot een veel gezonder alternatief. Dat nicotine sec niet gezond is, kan geen reden zijn: dat argument geldt immers ook voor alcohol.

Zelfs mijn kat is blij. Ze vlucht niet langer weg. Integendeel: ze ruikt geïnteresseerd aan mijn verdamper.