Gratis aftappen

INTERNET AANBIEDER XS4ALL heeft zich altijd druk gemaakt over de privacy van haar abonnées. Ze was de eerste provider die openlijk weigerde een tap in te stellen toen justitie in 1997 inzage wilde hebben in het internetverkeer van een specifieke XS4all gebruiker. Justitie wilde kopieën trekken van diens e-mail en ‘meekijken’ wanneer die ene abonnée homepages bezocht. Het bevel voor die tap was juridisch niet in orde, noch was er een wettelijke onderbouwing voor het bevel meende XS4all, en zij vond dat justitie derhalve haar bevoegdheden verre overschreed c.q. onbehoorlijk oprekte. Ze maakten geen tap. Justitie legde zich niet bij deze weigering neer en daagde XS4all voor de rechter. XS4all won. De rechter oordeelde dat het bevel tot aftappen inderdaad onrechtmatig was.

In de discussies die indertijd ontstonden over internettaps vertelden diverse providers dat ook zij zulke bevelen van justitie hadden gekregen. Ze hadden die taps allemaal zonder morren geïnstalleerd. Maar pas na de weigering van XS4all veranderde de regering de wet en kregen zulke taps een wettelijke basis: de herziene Wet op de Telecommunicatie die zojuist is ingevoerd.

Justitie, politie en de binnenlandse veiligheids- en inlichtingendiensten kunnen sindsdien van alle providers eisen dat die een tap installeren, zodat deze diensten kunnen meekijken wanneer een specifieke gebruiker het net op gaat. Al het digitale verkeer dat die gebruiker genereert, kan zo onderschept worden. Dat betekent: e-mail lezen, chats afluisteren, kijken welke bestanden worden opgehaald, vaststellen welke homepages worden bezocht, bijhouden wanneer en hoe lang iemand on-line is, welke nieuwsgroepen hij leest, op welke mailinglijsten hij geabonneerd is en met wie hij contact onderhoudt.

Zulke internettaps zijn aan voorwaarden gebonden: er moet sprake zijn van een specifieke verdenking tegen een specifiek persoon. Alleen het ministerie van Justitie of een rechter-commissaris mag het bevel uitvaardigen iemands internetverkeer af te tappen, net zoals al regel was bij telefoontaps. Maar de wetenschap dat Nederland het land is met de meeste telefoontaps – zowel procentueel als (hoe verrassend) in absolute zin worden er in Nederland per jaar meer telefoontaps ingesteld dan in heel de Verenigde Staten en meer dan in alle ons omringende Europese landen – maakt dat er reden is tot zorg. Justitie in Nederland oordeelt nogal lichtvaardig dat een tap wenselijk is.

En een internettap levert gegevens op die aanzienlijk makkelijker te verwerken zijn dan een telefoontap: er hoeven immers geen opgenomen gesprekken uitgeschreven te worden, er hoeft geen mannetje daadwerkelijk mee te luisteren om ‘verdachte’ namen of termen eruit te vissen. Internettaps leveren gegevens op die met de computer doodeenvoudig geanalyseerd kunnen worden: van netwerk- en verkeersanalyse tot woordgebruik, alles rolt met een druk op de knop uit de computer. De verwachting is dan ook dat justitie massaal zal overstappen op internettaps, en dat het aantal taps explosief zal toenemen.

*

VEEL MENSEN LATEN ZICH op internet allang aftappen. Zonder dat ze het weten, en zonder dat daar ook maar een gerechtelijk bevel aan ten grondslag ligt. De zogenaamde ‘free’ providers die zich plotseling overal aandienen – de ene gratis provider beroept zich erop nog goedkoper te zijn dan de andere, en zo vonden ze gezamenlijk een nieuwe overtreffende trap uit: gratis, gratisser, gratuit – doen namelijk precies dat: aftappen. Ze houden het inbel- en surfgedrag van hun abonnées bij, analyseren dat (op vragen als: welke websites zijn populair bij mensen die vanuit een bepaald postcodegebied inbellen) en verkopen de resultaten door aan derden: aan marketingbedrijven, aan groothandels, aan reclamebureaus of aan grote concerns. Dat is de manier waarop de ‘gratis’ internet toegang wordt gefinancierd: de abonnées betalen hun ‘gratis’ internet met hun privégegevens.

De meeste gratis providers hebben in hun algemene voorwaarden een passage opgenomen waarin hun abonnees zich accoord moeten verklaren met een dergelijk gebruik van hun gegevens. Zinnen als: “De gebruiker geeft NOKNOK toestemming de gegevens van de gebruiker voor marketingdoeleinden beschikbaar te stellen” zijn daar vrij duidelijk over, maar anderen doen het achterbakser, alsof ze zich moeite getroosten om jou persoonlijk een plezier te doen: “Freeler zal op grond van de door Freeler verkregen gegevens/informatie actief inspelen op de behoefte van de gebruiker”. In gewoon Nederlands betekent dit uiteraard dat Freeler je adres en je andere gegevens doorverkoopt aan bedrijven die je daarna bombarderen met ‘op jou toegesneden’ reclame.

De gratis providers deden altijd erg besmuikt over deze wijze van financiering. En de meeste Nederlanders zijn niet te beroerd om een deel van hun privacy op te geven als ze in ruil daarvoor korting kunnen krijgen, of ‘gratis’ toegang. Maar de meeste mensen hebben simpelweg niet door wat er gaande is, zodat er geen sprake is van een afgewogen beslissing: betaal ik mijn internettoegang met abonnementsgeld of met mijn privégegevens?

Zodat XS4all besloot om via een reclamecampagne duidelijk te maken hoe de vork in de steel zit en per poster uitlegde hoe deze gratis providers met klantengegevens omspringen. De campagne was een parel van eenvoud: XS4all citeerde simpelweg uit de algemene voorwaarden van zulke providers, en sloot af met de zin “Uiteindelijk heeft alles een prijs”. De gratis providers waren woest en daagden XS4all voor de rechter. XS4all won. De rechter oordeelde dat XS4all alle recht heeft het publiek de mening voor te leggen dat gratis internet voor de consument ongunstige consequenties heeft en de klandizie van free providers te vertellen wat er met hun gegevens gebeurt, zeker nu de gratis providers de schijn van misleiding dragen. Want ze verkopen wel gegevens, ook al doen ze het voorkomen dat dit niet het geval is.

Inmiddels heeft de Consumentenbond zich aan de zijde van XS4all geschaard en heeft de Registratiekamer – de instantie die toeziet op persoonsregistraties en het gebruik daarvan – besloten een onderzoek in te stellen naar de praktijken van de gratis providers. De kans lijkt groot dat zij de wet op de persoonsregistratie massaal overtreden.

De gratis providers zullen wellicht moeten uitzien naar een andere manier om geld te verdienen. Misschien kunnen ze hun inmiddels opgebouwde expertise op tapgebied tegen die tijd doorverkopen aan justitie en aan de veiligheidsdiensten.

Cybercops

“INTERNET IS EEN NIEUW openbaar terrein, en ook daar dient de publieke orde gehandhaafd te worden.” Onder dat motto heeft het Korps Landelijke Politiediensten een speciale eenheid opgericht die criminele activiteiten op Internet moet gaan bestrijden. Dat de noodzaak gevoeld wordt om een dergelijke eenheid op te zetten is een teken van de volwassenwording van het net: Internet wordt kennelijk steeds meer beschouwd als integraal onderdeel van het dagelijks leven.

Maar ook is het een bewijs van de uitzonderingspositie die datzelfde Internet inneemt: is er ooit een speciale sectie opgericht voor televisie, mobiele telefoons of voor faxverkeer? (Er zijn meer Nederlanders met een mobiele telefoon dan met Internet: ruim vijf miljoen mensen hebben een mobiele telefoon, en hooguit tweeëneenhalf miljoen heeft een internet-aansluiting, hetzij thuis of op het werk. En zowat iedereen heeft tv.)

Wat nu precies die potentiële criminele activiteiten op het net zijn, werd niet echt uitgelegd. Er werd een obligate referentie naar kinderporno gemaakt (maar het enige dat ik ooit op het net zie, zelfs als ik hard zoek, zijn dezelfde oude zestiger-jaren plaatjes). Er werd gespeculeerd over creditcard fraude via het net (maar zulk bedrog is ook eenvoudig te plegen door faxen te onderscheppen, bankbestanden te kraken of frauduleuze werknemers te lijmen). Er werd gesproken over racisme op het net (maar de Centrumpartij heeft haar homepage in de Verenigde Staten, waar ze wettelijk gezien meer mogen zeggen dan hier; en de enige Nederlander over wie het Openbaar Ministerie ooit een klacht wegens vermeend racisme in behandeling heeft genomen, zei werkelijk geen vreselijke dingen).

Komisch element daarbij is dat er nog nauwelijks politiemensen zijn die tegen die wat onduidelijk gedefinieerde taak zijn opgewassen: echt vertrouwd zijn de politiediensten nog niet met het net. De bewuste dienst wierf deswege paginagroot in de kranten voor personeel en mocht in afgelopen week op alle journaals gratis uitleggen dat ze graag mensen wilden aannemen; vooral hobby-hackers werden uitgenodigd. Veel te verdienen was er niet, legde de woordvoerder trouwhartig uit, maar de eer zou groot zijn, en het vaderland gered. Wordt cybercop! De orde handhaven! De misdaad uitroeien! Het net veilig maken! Onraad in de kiem smoren! Computers van misdadigers hacken en hun bestanden ontsleutelen!

Nou, dat klinkt allemaal reuzestoer, en op Terminator of Robocop lijken willen we allemaal wel. Ik had me haast aangemeld, als internet-deskundige wao’er. Hadden ze nog subsidie op me gekregen ook, vanwege mijn arbeidsongeschiktheid.

Maar er zitten adders onder het gras. In bijzinnen spraken de woordvoerders over surveillance op het net en daartoe te ontwikkelen software. Surveillance zoals wij die van oudsher kennen, is niets meer dan simpelweg en routineus rondhangen en je ogen de kost geven, in de hoop onrust op te merken en met de bedoeling burgers blauw op straat te laten zien ter geruststelling dat men over uw en onze bezittingen en veiligheid waakt. Surveillance via software is echter heel iets anders. De originele, traditionele surveillance heeft per definitie een kanselement in zich: je hoopt dat je als diender ter plaatse bent indien er iets gebeurt, of er tenminste snel bij kunt zijn.

Software die op surveillance gebaseerd heeft echter een radikaal ander karakter: het kanselement is daarbij uitgesloten. Je definieert op voorhand wat mogelijk verdacht is en houdt bij – en later eventueel vast – wie daaraan voldoet. Alle gedragingen, bewegingen en manoeuvres worden vastgelegd en later vergeleken met verdachte handelingen of verdachte mensen, en vervolgens onderzocht en gebruikt.

Surveillance op het net betekent niets anders dan logbestanden bijhouden, opslaan en onderzoeken. Wie bezoekt subversieve homepages? Wie stuurt e-mail aan deze verdachte? Welke onwenselijke, bezoedelde, strafbare woorden worden door wie gebruikt in een IRC of ICQ chat? Wie is waar, en wanneer?

Logs zijn extensief. Ze slaan genereus op. Ze leggen alles vast, inclusief de zaken die normaal zijn of mogelijk mal doch volledig legaal. Er wordt in zulke gevallen altijd meer bijgehouden dan ooit gebruikt wordt – wat in de praktijk betekent dat het gedrag van gewone, onschuldige, naïeve, rondlummelende burgers wordt onderschept, vastgelegd, en bestudeerd.

Heeft u over de telefoon wel eens iets besproken dat niet netjes was? Gezegd dat u zus-of-zo wel kon aanvliegen? Met uw boekhouder een mogelijk legale doch belastingdrukkende operatie besproken? Uw voorkennis van de beurs doorgenomen? Uw drugs per telefoon besteld? Geroepen dat alle feministen, homoseksuelen, islamieten, rechts-radikalen het land uit moesten of plat gebombardeerd moesten worden? Janmaat verdedigd in een gesprek, of RaRa? Uw lief per brief verteld dat u een wisseltruc heeft bedacht, bij wijze van gedachtenexperiment? Een vakantiefoto van uw zesjarige kind naakt aan zee aan oma opgestuurd? Pas maar op. U bent verdacht. En wordt vastgelegd. Als u zulks via het net doet, tenminste.

De nieuwe dienst in oprichting vroeg meteen om nieuwe bevoegdheden – zonder te definiëren welke. Maar er is allang een wet Computercriminaliteit in de maak die precies en heel nauwgezet regelt wie wanneer en waarom digitaal afgeluisterd mag worden, en onder welke omstandigheden. Zulke nieuwe bevoegdheden worden uitgebreid besproken en, zo goed en zo kwaad als dat kan, afgewogen tegen andere belangen, zoals daar zijn privacy, onschuldig zijn tot het tegendeel is bewezen, en het recht op vrije gedachten en vrije meningsuiting.

Niet alles wat kan, is wenselijk. Niet alles wat wenselijk is om de misdaad te bestrijden, is prettig of leefbaar voor de rest van de maatschappij. Maar de cybercops trappelen al van verlangen om hun verse taken ferm ter hand te nemen, en vragen op voorhand om meer dan wat opsporingsdiensten binnenkort officieel mogen en kunnen op het net. Vanwege de kinderpornografen, zegt de cypercops-divisie dan met zedig gezicht, of vanwege de voetbalvandalen die via Internet afspraken maken.

Stel dat zulke vandalen en pornografen teruggrijpen naar brief onder couvert en vaste telefoon. Zou er dan software moeten worden geschreven en een dienst moeten worden opgericht die bijhoudt en bestudeert wie met wie belt en wie aan wie schrijft, opdat zulke gegevens later eventueel gebruikt kunnen worden ter bewijsvoering van mogelijke rechtszaken?

Digitale grondrechten

DE GRONDWET HEEFT ALS doel de burger te beschermen tegen overheidsbemoeienis en hem een aantal rechten te garanderen. De macht van de overheid wordt door de grondwet ingeperkt: de constitutie verplicht haar om burgers gelijk te behandelen, hen vrij te laten in hun religieuze en politieke keuzes, en verbiedt haar al te ver door te dringen in het privéleven van burgers. Het recht op privacy, de vrijheid van meningsuiting, het briefgeheim en de vrijheid van drukpers zijn allemaal in de grondwet vastgelegd.

Een deel van die grondrechten behoeft herziening; daartoe is eerder dit jaar een overheidscommissie ingesteld: de commissie Grondrechten in het digitale tijdperk. De grondwet gaat immers uitgebreid in op media die achterhaald raken en niemand weet precies hoe allerlei nieuwe media er in passen. Het briefgeheim bijvoorbeeld beschermt een medium dat gaandeweg uit de tijd raakt, maar op e-mail — de moderne brief — is datzelfde briefgeheim niet zonder meer van toepassing. Telegrammen worden grondwettelijk beschermd via het telegrafiegeheim (en nog slechts zelden verzonden); communicatie via fax en internet-telefonie, aanzienlijk populairder, ontberen een vergelijkbare bescherming.

De vrijheid van drukpers is een groot goed, maar wat betekent die vrijheid precies als kranten, brochures en boeken niet langer worden gedrukt doch digitaal de wereld in gaan? Kunnen zulke media dan aanspraak blijven maken op hun oude rechten? Moet diezelfde vrijheid van drukpers — die eigenlijk “vrijheid tot publiceren” inhoudt — van toepassing worden verklaard op homepages? Of moeten homepages met meer beperkingen worden omkleed, zoals nu bijvoorbeeld ook voor radio en televisie geldt? Vallen irc-sessies, mailinglists en videoconferenties ook onder het recht op vergaderen en betogen?

Algemener gesteld: is het niet de hoogste tijd om grondrechten onafhankelijk van de gebruikte communicatietechnieken te definiëren?

*

WAT OPVALT AAN DE diverse grondwettelijke rechten omtrent informatie en communicatie, is dat ze ruimhartiger zijn naarmate het medium ouder en meer ingeburgerd is. De vrijheid van drukpers (zo’n vier eeuwen oud) is vrijwel ongelimiteerd: er is in het geheel geen censuur op boeken en kranten, toetsing vindt uitsluitend achteraf plaats en je mag zowat alles zeggen, behalve wanneer het discriminerend of lasterlijk is of staatsgeheimen schendt.

Jongere media, zoals radio, televisie en film, zijn grondwettelijk strenger beperkt: daar is ofwel een leeftijdscriterium ingevoerd en wordt de bescherming der goede zeden ingeroepen, ofwel worden er eisen aan het totale programmapakket gesteld, ofwel kan er voorafgaand aan uitzending op algemeen inhoudelijke gronden worden getoetst. Tegenwoordig roepen steeds meer parlementariërs dat homepages aan een keuringssysteem onderworpen zouden moeten worden — en al wie een dergelijke certificatie weigert, komt dan vermoedelijk niet meer in de zoeksystemen terecht en raakt derhalve moeilijk vindbaar.

Waarom niet tot een drastische vereenvoudiging besloten? Zou het niet zinnig zijn de vrijheid van drukpers van toepassing te verklaren op alle vormen van het publiceren en verspreiden van meningen en informatie — van krant en boek tot tv en internet, of wat er later ook uitgevonden moge worden? De vrijheid van drukpers is, met haar heldere regels (geen censuur vooraf, en later eventueel een toetsing aan de wet door een onafhankelijk rechter), uitentreuren beproefd en door de eeuwen gevormd en geslepen; zo werd het tot een juweeltje. Waarom zou dat juweel in een andere zetting haar glans verliezen, of zelfs tot gif worden?

Voor de wijziging van het brief, telefonie- en telegrafiegeheim is eenzelfde drastische vereenvoudiging denkbaar: alle communicatie die geadresseerd is (dat wil zeggen: gericht aan en voor een beperkt aantal mensen bedoeld) is in principe geheim en de overheid heeft geen recht zulke communicatie te onderscheppen of af te tappen, tenzij de rechter zulks gelast in verband met de staatsveiligheid of in het belang van de opsporing van criminele zaken.

Daarbij doet het er niet toe of die communicatie per fax, e-mail, post, mobiele telefoon of postduif geschiedt. En het is hoognodig dat ook gewone gesprekken beter worden beschermd. Je schrikt je rot als je ontdekt hoe makkelijk het is om een gesprek tussen twee mensen in een huis op te vangen. Richtmicrofoons zijn al vreselijk ouderwets: tegenwoordig zijn er wandelende microfoontjes ter grootte van een mier die op expeditie kunnen worden gestuurd, en microfoons die vanaf de buitenmuur van een huis elke fluister kunnen opvangen.

Tegenwoordig is het niet alleen de overheid die inbreuk dreigt te maken op de privacy van burgers. Dat geldt eens te meer voor allerlei andere instanties die gegevens vastleggen, via bewakingscamera’s, digitale transacties en bedrijfspasjes tot chipkaarten, mobiele telefoons en tolregistraties. Wie leeft laat uiteraard sporen na, maar tegenwoordig zijn vrijwel al die sporen opgeslagen, met elkaar in verband te brengen en te vergelijken. Door uitgebreide databases bij te houden en daar slimme algoritmes op los te laten, is immens veel over groepen mensen en individuele burgers te achterhalen. Het duurt niet lang of van iedereen is na te gaan wanneer hij waar was en wat hij die dag aan inkopen en uitgaven heeft gedaan, plus met wie hij in contact heeft gestaan en van welke netwerken hij deel uitmaakt.

Is de grondwet in staat zulke ontwikkelingen in te dammen en er invloed op uit te oefenen? Mijns inziens dient de overheid haar burgers een zekere mate van alledaagse anonimiteit te garanderen. Het zou een grondrecht moeten zijn betalingen te kunnen doen, te kunnen reizen of met een ander op afstand te kunnen communiceren zonder daarbij altijd een deel van je identiteit te moeten prijsgeven.

Dat het toch niet erg is dat Albert Heijn weet wat je koopt, zeggen veel mensen dan, of dat het hen niet kan schelen dat iemand weet wanneer ze waar geld opnamen of over de snelweg reden of via de bewakingscamera’s van een winkelcentrum geregistreerd werden: ze achten dat nauwelijks een schending van hun privacy, en bovendien noodzakelijk voor het vangen van serieuze misdadigers. Maar grote misdadigers worden zelden op die manier gevangen, en juist zulke ontwikkelingen eroderen ieders privacy en maken de burger onnodig transparant en traceerbaar.

Bovendien wordt het anders als je verzekeraar ineens weet hoeveel drank je bij Albert Heijn koopt en je op grond daarvan geen ziekte-uitkering geeft. Of wanneer je moet komen opdraven voor een buurtonderzoek naar aanleiding van een lustmoord terwijl je alleen op die snelweg zat vanwege een heimelijk bezoek aan je homofiele zoon die door je echtgenote het huis is uitgedonderd. Een beetje rommelen hoort erbij, en kleine leugentjes zijn de smeerolie van de maatschappij.

Big Brother bestaat niet – die is ingehaald door talloze Little Sisters, en ze klikken allemaal.

Hyperlinks, of kutzwagerschap

AFGELOPEN WOENSDAG WERD eindelijk uitspraak gedaan in de bodemprocedure die Scientology tegen mij en pakweg vijftien internet providers heeft aangespannen. Eerder had ik een kort geding over dezelfde kwestie gewonnen. De sekte eiste dat ik een verbod kreeg opgelegd om te citeren uit hun OT-levels, het hogere cursusmateriaal (teksten die leden alleen mogen inzien nadat ze honderdduizenden guldens aan de sekte hebben besteed.)

De rechters vonden dat ik mocht citeren. Sterker, ze vonden dat ik “relatief weinig” aanhaalde uit de originele OT-werken en dat er derhalve geen vuiltje aan de lucht was. Mijn homepage werd opnieuw volstrekt legaal verklaard: http://www.spaink.net/fishman/home.html mag.

Uiteraard was ik die dag uitermate opgelucht – rechtszaken zijn slopende en kostbare dingen, bodemprocedures nemen altijd aanzienlijk meer tijd in beslag dan je zou willen, en denken dat je gelijk hebt is een ding maar winnen een ander – maar de uitspraak had bredere consequenties dan alleen deze ruzie tussen een sekte en een skepticus. De rechters waren immers gedwongen zich uit te laten over het Internet. Het net is relatief nieuw, en brengt derhalve allerlei noviteiten met zich mee.

Voor het eerst zijn plaats van handeling en plaats van uitvoering van elkaar gescheiden; internationale wetten kunnen derhalve met een klik omzeild worden. Wat je hier niet mag zeggen, kun je via een Amerikaanse homepage wel zeggen, en vice versa. Bovendien is wettelijk volstrekt onduidelijk of wat een gebruiker doet onder diens eigen verantwoordelijkheid valt, of de provider – de internet-variant van de PTT, zogezegd – aansprakelijk is. Moet de provider een klager doorverwijzen naar de gebruiker, of is de provider zelf gehouden stappen te nemen wanneer iemand klaagt over een posting of een homepage? Niemand weet dat.

De rechtbank heeft in mijn zaak uitgesproken dat in laatste instantie de providers aansprakelijk zijn, mits zijzelf op de hoogte gesteld zijn van enige auteursrechtinbreuk door een gebruiker en “in redelijkheid” niet kunnen twijfelen aan de claim van de klager. Dat geldt derhalve voor andere claims in dezelfde mate.

Dat klinkt uitermate – erm, redelijk. Het probleem is echter dat dergelijke claims niet makkelijk op hun merites zijn te beoordelen. In het geval van Scientology is nu vastgesteld dat ze aanspraak kunnen maken op het auteursrecht van OT II en OT III; maar eerder claimden zijzelf aanzienlijk meer dan dat, en het was alleen aan de skepsis van de providers te danken – “mogen we daar dan alsjeblieft bewijzen van zien?” — dat die claims niet onmiddellijk ingewilligd werden. Hadden ze dat wel gedaan, dan waren Scientology meer claims toegevallen dan de sekte later bleek te kunnen waarmaken, en was ook mijn pagina van het net gegooid.

Soit. Voor een deel is dit een discussie onder ingewijden, en een kwestie van je rug sterk houden. De providers die geen krimp gaven en Scientology’s claims niet meteen geloofden, werden in deze in het gelijk gesteld. Zo ook ik. Fijn. Hiephoi, enzovoort.

*

WAT VERRASSEND WAS in de uitspraak waren de links. Een link is zo’n ding waarop je kunt klikken en dan beland je meteen op de bron ervan: alsof je, in een boek, meteen via de voetnoot de betreffende tekst te zien krijgt waarop de auteur z’n mening baseert. In boeken behelst een voetnoot niet alleen een vindplaats, maar ook een onuitgesproken instructie: “als je dit boek neemt, vind je hier de alinea waarop ik me baseer”. Een link verenigt vindplaats en instructie. Klik en kom daar. Het is een veredelde voetnoot.

De rechtbank besloot in mijn zaak dat links naar inbreukmakend materiaal zelf onwettig zijn. Dat klinkt heel rechtschapen: als een pagina niet mag, is een verwijzing daarnaar – een aanklikbare link die je meteen op de plek des onheils brengt – zelf ook onwettig.

In de praktijk is het strafbaar stellen van een link naar onwettig materiaal aanzienlijk lastiger – en potentieel zelfs fnuikend voor het net. Bovendien: zo’n verbod legt strengere restricties op aan het net dan aan alle ander media. De krant mag schrijven dat dit-en-dat een ingeburgerde manier is om geld wit te wassen: zoiets is een beschrijving van een strafbaar feit, of een halve instructie, maar niet strafbaar. Alleen het daadwerkelijk witwassen van geld is strafbaar: er is een cruciaal verschil tussen daad en woord. In deze uitspraak werd dat verschil van tafel geveegd. Een link bevat zelf geen inbreukmakend materiaal: het vertelt je alleen waar dat te vinden zou kunnen zijn.

Waar het vonnis volledig aan voorbijgaat, is dat Jan en Alleman links heeft naar homepages zonder dat ze überhaupt weten wat daar precies op staat. Ik link naar Marie omdat ik haar ideeën over de scheepvaart interessant vind (zonder te weten dat ze een auteursrechtelijk beschermd artikel van zus-en-zo op haar pagina’s heeft staan). Piet linkt naar mijn homepage omdat hij mijn boeken zo interessant vindt, maar weet niet dat ik ook spul heb waarop Scientology auteursrecht claimt. Moet ik een dwangsom opgelegd krijgen over wat Marie doet, of Piet over mij? Moet iedereen elke dag controleren of de pagina’s waarnaar hij linkt, auteursrechtelijk in orde zijn gebleven?

Dat geldt de vrijwillige links. Er zijn immens veel – belangrijke – pagina’s waar keuze geen rol speelt. Zoekmachines bijvoorbeeld speuren het net af en indexeren alle pagina’s op het net. De zoekmachine verwerkt alles wat ze tegenkomt, zonder onderscheid. Hoe kunnen zij bepalen of een pagina waar ze naar linken (“U zocht: Scientology en geheimen. U vindt: …”) beschermd is? Hoe weet Nedstat – een bedrijf dat mensen gratis van tellers voorziet, en lijsten bijhoudt van haar gebruikers – of een pagina legaal is of niet? Moeten zij nu gaan nagaan welke van deze pagina’s legaal zijn? Massa’s mensen hebben links naar omstreden materiaal, of hebben zelf omstreden spullen op hun homepage: variërend van vermeend auteursrechtelijk beschermd materiaal tot teksten waarover anderen boos worden.

Ze zeggen wel: als je het narekent en de vrienden van je ex telt, en dan hun vrienden of ex’en, ben je in tien stappen de wereld rond en ben je verbonden met iedereen. Dat heet: kutzwagerschap. Op het web ben je in vijf stappen de wereld rond. Moet het web dan maar ophouden, omdat er altijd wel zal klagen en de rest daar stapsgewijs naar de beklaagde pagina linkt?

De wet en internet

“WE MOETEN ER NAARTOE dat providers een gedragscode invoeren,” zei CDA-kamerlid Wijn, woordvoerder mediabeleid, vorige week in een debat tegen me. “Dan heb je namelijk een manier om ongewenst materiaal van Internet te weren.”

Waarom zouden providers de uitlatingen van hun klanten moeten controleren en aan een oordeel of keurmerk dienen te onderwerpen? Van telefonie-aanbieders wordt evenmin verlangd dat zijzelf nagaan of hun cliëntèle zich aan morele normen dan wel aan de wet houdt, of dat zij een gedragscode ondertekenen waaraan zij hun klanten vervolgens binden. Waarom zouden providers dan wel hoogstpersoonlijk op de stoel van de rechter moeten gaan zitten? We hebben toch rechters om op de stoel van de rechter te zitten?

Dit nog afgezien van de logistieke vraag hoe providers de uitlatingen van hun gebruikers in het oog moeten houden: de enorme aantallen dagelijks veranderende homepages en de massaliteit van usenet berichten en e-mail verkeer verhindert een dergelijke controle. “Maar dat kun je bést controleren,” zei Wijn. “Daar heb je tegenwoordig moderne software voor.” Met andere woorden: Wijn stelt voor dat software op de stoel van de rechter gaat zitten en dat programma’s uitmaken wat vrijelijk verspreid mag worden en wat weggefilterd dient.

Persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting gelden op het net kennelijk minder dan in het gewone leven, en dienen met meer waarborgen omkleed te worden. Dat is vreemd. Van uitgevers van tijdschriften, kranten en boeken wordt niet gevraagd een gedragscode te ondertekenen, noch wordt van hen verlangd dat zij een keurstempel op hun publikaties zetten. Waarom zouden internetproviders of internetgebruikers dat als enigen wel moeten doen?

*

DE ROEP OM REGULERING van het net is groot. Zelfs Internet-adept Francisco van Jole schreef afgelopen zaterdag in de Volkskrant een nauwelijks verhuld pleidooi voor juridische regelingen. Waar Wijn voor gedragscodes en keurmerken pleit om ongewenst gedrag uit te bannen, promoot Van Jole regulering opdat zodoende duidelijk wordt wat wél mag.

Beider verlangen heeft alles te maken met het feit dat op Internet iedereen, zonder tussenkomst van derden en zonder voorafgaande controle of screening, kan publiceren wat hem goeddunkt. Iedere halve zool kan via het net roddels, geklep, zieke praatjes, radikale of reactionaire opvattingen verkondigen, en de hele wereld kan daar vervolgens kennis van nemen. Maar, in tegenstelling tot wat Wijn meent, is het heel goed mogelijk bestaande wetten op het net toe te passen, zeker nu de overheid heeft afgedwongen dat providers apparatuur in hun machinepark moeten invoegen die het aftappen van internetverkeer mogelijk maakt. En wat Van Jole uit het oog verliest is dat er allang regels bestaan: de nationale en internationale wetten die de vrijheid van meningsuiting garanderen. Het net bestaat immers per definitie uitsluitend uit tekst, beeld en informatie; die zijn vrijwel altijd legitiem.

Er bestaat immers een cruciaal verschil tussen woord en daad, en in tekst mag aanzienlijk meer dan in daden. Moord is apert verboden, doch het publiceren van een foto van een lijk of van een verslag van een moord is volstrekt legaal (hoewel beiden uiterst choquerend en onsmakelijk kunnen zijn; zie de commotie die Bret Easton Ellis’ boek American Psycho een aantal jaar geleden teweeg bracht). Zelfs het oproepen tot moord is zelden strafbaar. “Dood aan Öcalan” roepen mag, net zoals demonstreren met borden waarop staat dat Rushdie vermoord dient te worden.

De omstandigheden waarin woorden en beelden wel strafbaar zijn, staan adequaat omschreven in de wet en kunnen in vrijwel de hele wereld als zodanig worden veroordeeld. In al die gevallen gaat het om situaties waarin het strafbare feit of de overtreding in de publicatie van woorden of beelden besloten ligt: de schade is onlosmakelijk verbonden aan de openbaarmaking zelf. Die inherente strafbaarstelling geldt voor kinderporno (het beeld zelf is verboden, gebaseerd op de gedachte dat zulke foto’s niet zijn te fabriceren zonder daadwerkelijk misbruik), voor smaad en laster, voor auteursrechtschending en plagiaat, en voor het doorbrieven van staats-, militaire of handelsgeheimen. Daar staat woord gelijk aan daad. Verder niet.

Al zulke uitlatingen zijn, of ze nu via Internet, krant, boek, tv-praatje of gestencild vlugschrift worden verspreid, heel goed aan te pakken. Daarbij maakt het amper uit of degene die zulke teksten of beelden openbaar maakt, dat in Nederland doet dan wel z’n geschriften via buitenlandse media doet verschijnen. Het ontgaat me dan ook volkomen waarom Wijn en Van Jole aandringen op meer wetgeving.

*

DAT WOORDEN DAARBUITEN en langs omwegen ook schade kunnen toebrengen staat buiten kijf. Dat is in veel gevallen zelfs expliciet de bedoeling. Wie een effectieve campagne opzet tegen premier Kok maakt dat de PvdA bij de volgende verkiezingen minder stemmen haalt; wie de onoorbare praktijken van Scientology belicht, zorgt ervoor dat ze minder leden en geld kunnen binnenhalen; wie een boycot van de producten van kinderarbeid bepleit, schaadt potentieel de omzet van Ikea en van allerlei textielhandelaars; wie ijvert voor vegetarisme brengt de economische belangen van veeboeren en slagers in gevaar.

Maar dat mag. Dat heet: campagne voeren, informatie geven, de vrijheid van meningsuiting gebruiken en een beroep doen op de overtuiging, de moraal en de keuzevrijheid van je medeburgers. En ja, op grond van zulke informatie kan een doorgedraaide zot die denkt dat eigenrichting de oplossing is voor wat hij als maatschappelijk probleem beschouwt, besluiten een bom te leggen bij McDonalds. Of een abortuskliniek te belagen.

Meningen hebben altijd consequenties. Meningen zijn nooit vrijblijvend (behalve indien geventileerd op verjaarspartijtjes of door dronkelappen aan de bar). Steeds meer mensen kunnen nu vrijelijk hun mening geven: ze zijn niet langer afhankelijk van zendtijd, kranten, uitgevers of de welwillendheid van journalisten. Op het net kan iedereen uitgever zijn en z’n mening, met alle onbeholpenheid of eloquentie die in hem is, verkondigen en uitdragen. Dat maakt het net tot het meest confronterende en provocerende medium dat de geschiedenis ooit heeft gezien, en tot de plek waar vrijheid van meningsuiting als nooit tevoren kan worden benut. Kennelijk worden veel mensen daar nerveus van: vooral journalisten en politici, die zelf altijd hebben kunnen zeggen wat ze willen.

Abortus en moord, boetes en woord

DE NUREMBERG FILES was een website van virulente tegenstanders van abortus. Ze beweerden onder meer dat artsen die abortus uitvoeren, net als de Nazi’s voor een internationaal hof voor oorlogsmisdaden dienen te worden berecht. Vandaar de naam: de Nuremberg Files.

Hoewel ik het recht op abortus hoog houd, vind ik niet dat op andere meningen een boete moet staan, zelfs niet indien die opinie bot wordt geuit. Toch is dat precies wat er met de Nuremberg Files gebeurde. Toegegeven, het was een ronduit botte homepage, en het beeld dat er van abortus werd geschetst is op z’n minst zwaar vertekend. Maar dat mag.

Mensen hebben het recht om te zeggen dat abortus moord is en abortusartsen beulen zijn. Net zoveel recht als ik heb om te zeggen dat ik zo’n mening abject vind. En als ik wil uitleggen hoe doorgedraaid sommige pro-lifers zijn – wat ik hier eind vorig jaar deed in een column over Amerikaanse ayatollahs – is het zelfs handig als ik naar zo’n pagina kan verwijzen, en kan laten zien hoe eenzijdig hun argumenten zijn. Hun aanwezigheid strekt me tot voordeel. Bovendien, ik acht vrijheid van meningsuiting een groot goed, en daarbij is inbegrepen dat idioten er evenzeer recht op hebben.

Daarom schrok ik toen ik las dat mensen die aan deze homepage waren verbonden, voor de rechter was gedaagd en waren veroordeeld tot een schadevergoeding van 100 miljoen dollar. Het argument was dat de Nuremberg Files zouden aanzetten tot en moord geweld jegens abortusartsen: de homepage hield lange lijsten bij van iedereen die in abortusklinieken werkte of die abortus verdedigde, en zodra er een arts was vermoord of verwond – aanslagen op abortusklinieken zijn in de US bepaald niet ongebruikelijk – werd zo’n naam op de homepage doorgehaald of grijs gemaakt. De homepage mocht van de rechter, maar werd door de provider daarna weggehaald.

De kans is groot dat de makers van de homepage in het geniep een vreugdedansje deden wanneer zo’n arts werd vermoord. Maar nergens hebben ze openlijk gejuicht, noch hebben ze daadwerkelijk gezegd dat ze moord voorstaan. Ze verzamelden lijsten van hun vermeende tegenstanders. Ze inventariseerden de doden in een vermeende oorlog. Maar nergens op hun website promootten ze openlijk geweld tegen abortusartsen.

*

VEEL AMERIKANEN HEBBEN het vonnis veroordeeld. “De uitspraak illustreert hoe het onderscheid tussen moraal en wet lijkt te vervagen”, schreef Jonathan Wallace, advocaat, links activist en schrijver. “Niet alles wat we shockerend en immoreel vinden, is illegaal. En zodra je iemand aansprakelijk stelt voor een mening – en meer dan taal en beeld vind je niet op een homepage – zou de vrijheid van meningsuiting zwaar moeten tellen. De Hoge Raad heeft decennia lang vastgehouden aan het principe dat zelfs het expliciet oproepen tot geweld legaal is. Een boek, een pamflet, een homepage die oproept tot moord op individuen of groepen is weliswaar weerzinwekkend, maar niet illegaal. Alleen wanneer je bij iemand voor de deur staat en een gewapende meute ophitst baar binnen te dringen en hem af te slachten, overtreed je de wet.”

Wallace heeft gelijk. Over gevoelige kwesties spreken zou bevorderd moeten worden, niet onderdrukt, en wat abject is, is niet per se onwettelijk. Bovendien bestaat er een scherp verschil tussen woorden en daden, en dient dat verschil hoog gehouden te worden, niet uitgewist. Rechters zouden daarvan bij uitstek doordrongen moeten zijn.

De Nuremberg Files zie ik als een wapenfabrikant. Beiden leveren middelen. De Nuremberg Files verzamelt de namen en adressen van mensen die abortus uitvoeren en van hen die abortus publiekelijk verdedigen. Zulke informatie kun je gebruiken om die mensen hartelijke ansichten en bloemen te sturen, uit dank voor hun inspanning. Zulke informatie kan ook worden gebruikt voor zieke en illegale doelen – bijvoorbeeld door moordenaars. Maar dat maakt van degene die de homepage bijhoudt nog geen moordenaar.

Vandaag heb ik derhalve een kopie van de Nuremberg Files op mijn eigen homepage gezet. De homepage is zelf niet veroordeeld, en ik meen dat zo’n pagina in Nederland legaal is. Overigens vermoed ik dat het betreffende vonnis in beroep zal worden herzien. De kracht van het Eerste Amendement is altijd geweest dat daardoor ook impopulaire en ongewone politieke meningen bescherming genieten. De USA heeft een mooie traditie op dit vlak, hoewel ze – net als Nederland – geneigd zijn die principes te vergeten waar het ‘t Internet betreft in plaats van gedrukt materiaal.

*

DE HOMEPAGE WEER in de lucht brengen dient meerdere doelen. Behalve dat de vrijheid van meningsuiting ermee in ere wordt gehouden, blijkt aldoende dat pogingen die vrijheid te beperken futiel zijn op een wereldomvattend netwerk. Ook meen ik dat ik, als voorstander van het recht op abortus, baat heb bij zulke pagina’s: De Nuremberg Files tonen aan dat pro-lifers er geen nacht minder om slapen wanneer mensen wiens vak ze niet aanstaat, vermoord worden, terwijl ze ondertussen hard schreeuwen dat abortus moord is en daarom met alle macht dient te worden gestopt. De pagina bewijst dat deze mensen hypocriet zijn, en geloven dat het doel de middelen heiligt.

En tenslotte: ik breng henzelf in verlegenheid met hun eigen pagina. Want hoewel ze blij zullen zijn dat er een kopie beschikbaar is – maar hoe kunnen ze weten dat ik niet met de namen en adressen heb gerommeld, en vermijden dat ze hun eigen medestanders overhoop schieten als ze mijn gegevens gebruiken? – ik ben, uiteindelijk, een linkse, pro-abortus, atheïstische, licht perverse, vloekende, rokende, biseksuele, overspelige, drugs gebruikende provocateur. Oftewel het soort mens dat de makers van de Nuremberg Files het liefst het zwijgen zouden willen opleggen, afgaande op het beleid dat ze voorstaan in hun Hundred Day scenario [archive.org versie]: iedereen die het recht op abortus verdedigt, moet volgens de Hundred-Day’ers en hun aanhangers terstond tot de doodstraf worden veroordeeld. Zonder beroep. En zonder rechtsbijstand.

Een vreemde coalitie, nietwaar? Ik hoop dat mijn kopie van hun homepage hen enig gevoel voor tolerantie bijbrengt. Om diezelfde reden zouden de Nuremberg aanhangers andere allianties nodig moeten herzien: de Amerikaanse rechter Leonie Brinkema, die op hun dodenlijst staat, heeft onder Internetgebruikers een goede naam in het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting. In haar hof is niet alleen het recht op abortus verdedigd, maar ook het recht om te zeggen wat je wilt. Ze hebben haar hard nodig.

Een leven in flarden

MENSEN VERSPREIDEN VRIJWILLIG grote hoeveelheden persoonlijke informatie over zichzelf. In diepe gesprekken met vrienden, in aangeschoten of nachtelijke conversaties in het café, in achteloos op straat of in de bus gevoerde gesprekken, in debatten over politieke kwesties en levensvragen, in telefoontjes met intimi, in brieven, in sessies met artsen en hulpverleners.

Doorgaans vinden zulke gesprekken binnenskamers plaats en, hoewel ze lang in je hoofd kunnen blijven naklinken, zijn ze niet vastgelegd. Voor zover een van beide gesprekspartners de inhoud later doorvertelt, is dat uit de zaak der aard altijd in de vorm van een samenvatting. Je weet bovendien altijd aan wie je het vertelt: aan de een meer dan aan de ander, aan haar niets en aan hem alles. Op straat of het café bestaat de kans op toevallig gespitste oren, maar ja, die mensen weten verder toch niets van je. Dat is losse informatie, een flard zonder context, en daarmee van betekenis ontdaan.

Stel nu dat alle conversaties die je voert woordelijk worden opgeslagen: zowel de kletsgesprekjes als de serieuzer varianten. Stel dat die opgeslagen mededelingen, grappen, biechten en verhalen toegankelijk worden gemaakt: ze zijn geïndexeerd, en daarmee eenvoudig te doorzoeken. Op plaats of tijd, op persoon of op onderwerp. In sommige gevallen zou dat reuze handig zijn: gaten in je geheugen zijn eenvoudig op te vullen, vage herinneringen worden opgefrist, en gebeurtenissen, of veranderingen in opinie en houding, kunnen worden getraceerd en gereconstrueerd. Zo’n database vol gesprekken zou bovendien een geschenk uit de hemel zijn voor iedere biograaf.

Maar niemand zou z’n conversaties klakkeloos integraal aan een ander overdoen. Niet voor niets halen beroemdheden vaak hun dagboeken en correspondentie door de papiervernietiger als ze denken dat hun dood nadert, of bewaken nabestaanden dergelijke geschriften als een draak zijn schatten: er bestaat een verschil, hoe moeilijk te definiëren ook, tussen wat je privé wilt houden en wat publiek gemaakt mag worden. Dat verschil houdt verband met controle, of – om een term te gebruiken die de associatie met krampachtigheid vermijdt – met de wens te weten wie toegang heeft tot zulke informatie. Op zijn beurt houdt dat verband met de gerechtvaardigde behoefte om zeggenschap te houden over zulke informatie, om niet naakt te staan tegenover buitenstaanders, vreemden dan wel vijanden.

Nu, zo’n database bestaat. Het nieuwsgroep-gedeelte van Internet (Usenet) wordt keurig gearchiveerd. Vrijwel alles wat daar gepost is, is terug te vinden. Je kunt zoeken op onderwerp, op nieuwsgroep, op steekwoorden en op auteur. Je kunt simpelweg om iemands ‘auteursprofiel’ vragen: binnen de kortste keren rolt daar een lijst uit waarin staat hoeveel berichten iemand in allerlei nieuwsgroepen heeft gepost, en al die berichten zijn stuk voor stuk op te vragen.

Het curieuze is dat het niet zo voelt, schrijven op Usenet. Je richt je tot een specifiek iemand wiens vraag je beantwoordt, of met wie je een verschil van inzicht uitvecht; je stelt een algemene vraag, geeft informatie, bespreekt een dilemma of een probleem, je maakt een grap of een sneer. Sommige mensen in zo’n nieuwsgroep ken je voorts al langer; hen vertel je meer, zoals je vrienden meer vertelt dan je overbuurman of iemand die naast je in de rij voor de kassa staat. En dat doe je ondertussen allemaal thuis, in je eigen omgeving; eigenlijk is het niets dan een conversatie tussen jou en wat tekst, een gesprek met je computer in de intimiteit van je eigen omgeving, zo ongeveer zoals mensen soms hardop denken in een dagboek of zich ontboezemen tegen de kat die op schoot ligt. Maar er lezen soms duizenden mensen mee. Bovendien wordt alles tot in de eeuwigheid bewaard.

*

AFGELOPEN WEEK WILDE IK iets uitzoeken over iemand. Een vrouw die ik helemaal niet kende, en die liefst zo anoniem mogelijk wilde blijven, was mogelijk haars ondanks in een hoogst pijnlijke rel verzeild geraakt en ik wilde weten hoe dat nu zat. Wie was ze? Was ze wie ze claimde te zijn? Hoe stak haar geschiedenis dan in elkaar? Tijd voor een net search.

De vrouw postte in de nieuwsgroep via een tijdelijk account. Instanties zoals Hotmail geven je de mogelijkheid om, als je eenmaal op Internet zit, een willekeurige naam aan te nemen, en veel mensen denken dat ze daarna ontraceerbaar zijn. Maar verstopt in zulke berichten zitten verzendgegevens waaruit je kunt afleiden waar vandaan iemand post. Binnen tien minuten had ik achterhaald waar ze werkte en wat haar ‘echte’ account was. Die twee dingen volstonden om haar homepage op het WWW en haar auteursprofiel op Usenet te vinden. Via on-line telefoonboeken had ik binnen een mum haar adres en telefoonnummer.

Na een speurtocht van een paar uur wist ik meer van deze vrouw dan ik van mijn buren weet. Door stug door te lezen kon ik de losse flarden bij elkaar puzzelen, en lag er ineens een leven bloot.

Om een idee te geven hoe ver die gevonden informatie strekt: ze is 40, half Mexicaans, is geadopteerd (ik weet zelfs via welk bureau), heeft een zusje (eveneens geadopteerd) en is tussen haar tweede en achtste door haar vader seksueel misbruikt. Ze heeft antropologie gestudeerd, heeft een tijdlang bij een vage sekte gezeten, via een vriendje die eveneens een geschiedenis van seksueel misbruik had. Ze heeft antropologie gestudeerd en werkt nu op de universiteit. Ze heeft in negentienzoveel haar achternaam wettelijk laten veranderen. Ze heeft in veel therapiegroepjes gezeten en geeft nu zelf therapie, en heeft daarover een boek geschreven dat on-line verkrijgbaar is; nogal New Age-achtig. Ze is al een paar jaar getrouwd met Robert, de biseksueel is. Zij en Robert hebben hun anti-conceptie gereguleerd door temperatuurmeting, maar nu willen ze graag een kind; dat schijnt echter niet eentweedrie te lukken. Ze heeft piercings in haar tepels en in haar genitaliën. Ze is erg tegen roken.

Schrikt U? Zelf is ze enigszins boos vanwege de hoeveelheid informatie die ik over haar wist te verzamelen. De paradox is dat ze die gegevens zelf op het net heeft gezet: in gesprekken die ze op Usenet voerde – over adoptie, over seksueel misbruik, over therapie – waarin ze nooit idioot veel vertelde. Niet meer dan ze nodig achtte, tenminste. Hooguit een anekdote om te laten zien dat ze wist waar ze het over had. Een flardje informatie om een probleem beter te kunnen beschrijven. Een voorbeeld bij wijze van argument. Maar ze heeft nooit stil gestaan bij de gedachte dat alles werd gearchiveerd en bij elkaar gepuzzeld kon worden.

Dat is het privacy-risico dat automatisering met zich meebrengt. Losse handelingen, gedragingen, woorden, feiten en verhalen zeggen ieder op zich niets, tenzij ze aan een persoon gebonden worden en een samenhang krijgen. En dat is nu precies wat automatisering mogelijk maakt. Ineens is je leven doorzichtig geworden.

Een kwartier kan een leven lang duren

EEN PAAR JAAR GELEDEN, toen ik nog televisie keek, viel me een reclamespotje op waarin een jongedame die overduidelijk wulps bedoeld was – ze stak haar borsten vooruit, haar kleren waren strak en kort, ze trok pruillipjes, ze had heur krullerige haar extra in de war gemaakt om kersverse beslapenheid te suggereren – door iedereen nagestaard over straat liep, flirtend met bloemenverkopers, met krantenjongens, met pizzakoeriers, kortom, met alles wat enigszins als een man oogde. Met een stem in overdrive, zo een die toonloos hard klinkt teneinde de valsheid te overstemmen en die alle nuances in emotie wegschettert, zong ze ondertussen een liefdesliedje. Op hem kon ze bouwen, hij liet haar nooit in de steek. Hij was haar rots in de branding (en die stem er maar op in beuken). Thuisgekomen liep ze hupsend naar hem toe. De minnaar stond pontificaal in de huiskamer. Hij was een computer.

Van het merk had ik vagelijk gehoord, het was zo’n dozenschuivende klonenboer. Van haar nog nooit, maar iets in het filmpje suggereerde dat ze allerwege bekend moest zijn. Maanden later, toen diezelfde juffrouw ook in krantenadvertenties geportretteerd werd en daar geile teksten uitsloeg over haar ‘multimedia held’, haar naam er fier onder, ontdekte ik wie het deerntje was. Het bleek het soapsterretje te zijn waar zelfs mijn ochtendkrant dweperig over schreef, met een air alsof iedereen wist wie ze was: Katja Schuurman.

Van haar weet ik nu dus hoe ze eruit ziet, maar Marco Borsato, Andries Knevel, Bettine Vriesekoop en tal van andere kennelijke nationale beroemdheden kunnen me omver lopen zonder dat ik enig idee heb. Faam is betrekkelijk. Voor wie sport niet volgt, een hekel heeft aan ‘lichte muziek’ en alleen maar speelfilms op de tv ziet, is het pantheon van vaderlandse afgoden dat wekelijks de Story, de Weekend en de spelletjesprogramma’s bevolkt even veelzeggend als een wegenkaart voor een postduif. Volslagen betekenisloos.

Roem op Internet is net zoiets maar dan erger. Weliswaar is aan elke VIP minstens een homepage gewijd en je struikelt er regelmatig over aankondigingen van nog meer fanpages voor Trijntje Oosterhuis en hoe heet dat zangeresje ook weer dat laatst zo door de Golden Earring werd gepromoot (de Golden Earring, ha! die weet ik, maar die zijn dan ook nog van vroeger, toen er maar een beluisterenswaardig radiostation was en slechts twee tv-netten, zodat we allemaal naar TopPop keken) en die blijkens de foto’s in de krant overal in haar sport-beha optrad, en over Pamela Anderson, Claudia Schiffer en Monica Lewinsky bestaan inderdaad honderden homepages, maar dat maakt die mensen niet tot net-beroemdheid, het is niets dan een afgeleide van al bestaande roem.

Het web – de homepages – kent geen mensen, alleen bezoekers. Je kunt er kijken, programma’s of bestanden ophalen, van pagina naar pagina zappen, en aldoende kun je hooguit het tellertje dat het aantal bezoekers meet met één verhogen. Maar een homepage is nooit beroemd, hooguit populair. Beroemdheid is besproken worden en aangezien er niemand te bekennen is op het web, valt er niets te bepraten.

Gemeenschappen – een voorwaarde voor beroemdheid – zijn alleen te bekennen waar mensen zijn en met elkaar verkeren: op Usenet (de verzamelde nieuwsgroepen), in mailinglists, op IRC, in MOO’s en netgames. Mailinglists zijn echter alleen zichtbaar voor de leden, IRC en MOO’s zijn te vluchtig – er wordt amper iets vastgelegd – en netgamers hebben vooralsnog te weinig deelnemers. Pas wanneer netgames verslagen worden als andere wedstrijden en Quake-competities door KPN worden gesponsord, maken netgamers kans op de naam die ze allang toekomt. Usenet biedt verhoudingsgewijs de beste kans op roem. Het is de plaats met de meeste mensen, is eenvoudig toegankelijk, er wordt gepraat dat het een aard heeft, en bovendien is het een plaats met een geschiedenis: alle geposte berichten worden vastgelegd in het archief van DejaNews.

*

BEROEMD WORDEN DOOR WAT je op het net doet, is haast onmogelijk. Het net, wereldwijd en wel, is sterker gecompartimenteerd dan het analoge leven: simpelweg omdat het zo groot is en zo fijn vertakt. Het net is een archipel van eilandjes, een verkavelde federatie, een conglomeratie van onderwerpen, en vrijwel niemand is in staat die als geheel te bestrijken. Wie een lokale god is in de ene nieuwsgroep of chatroom en daar met respect of zelfs verering wordt behandeld, is doorgaans volmaakt onbekend in vrijwel alle andere nieuwsgroepen, MOO’s, gameclans en IRC-kanalen.

De enige die het in Nederland tot netberoemdheid heeft weten te schoppen, is Francisco van Jole, de eerste journalist die het net serieus nam als een nieuw en veelbelovend medium en erover in de krant berichtte. Hij ontwikkelde zich tot de eerste Nederlandse net-reporter en zette drie jaar lang dagelijks een eigen krant over gebeurtenissen op het net in elkaar, de Daily Planet, die per e-mail naar plusminus 20.000 abonnees verstuurd werd. Daarmee bevorderde Van Jole niet alleen het algemeen benul over het net maar wees bovendien de beginnelingen op aangename wijze de weg in de warboel van de digitale wereld.

Alle andere aspirant-beroemdheden zijn in het beste geval lokale godjes – en wie wil nu in hemelsnaam de held worden van nl.newsgroups, van nl.culinair of van nl.scouting? -, in het slechtste geval niet zozeer beroemd als wel berucht. De snelste manier om jezelf een naam, zij het een belazerde, op Usenet te verwerven is door stug en onverbeterlijk de regels te overtreden: plaatjes posten in nieuwsgroepen, kruisposten en spammen (in meerdere nieuwsgroepen tegelijk posten, ongeacht de vraag of je bericht daar terzake is, of herhaaldelijk hetzelfde berichtje versturen, meestal slechts een aanbeveling van je eigen homepage of diensten behelzend), of andermens berichten illegaal te wissen. Het helpt om boos of verbolgen te doen en flink te gaan dreigen wanneer iemand je erop wijst dat je gedrag tegen de netiquette – de regels van behoorlijk verkeer op het net – indruist. Daarmee maak je jezelf binnen de kortste keren tot het object van ieders ongenoegen en een geliefd mikpunt voor spot en satire. De schreeuwlelijken en driftkikkers op het net zijn inmiddels allen met hoon overladen en hun naam is met drek in de annalen van Usenet geschreven.

Zulke mensen – infamous, niet famous – zijn er in overvloed. Er worden zelfs maandelijkse verkiezingen gehouden waarbij de netbevolking overlegt en stemt wie met het predikaat Kook of the Month (Mafkees van de Maand) bekroond wordt, en er is een nieuwsgroep op Usenet waar gediscussieerd wordt over de merites van de respectievelijke genomineerden: alt.usenet.kooks. (Uiteraard draagt iedereen die een beetje Kook is, ogenblikkelijk de mensen voor die hem nomineerden. Hij is namelijk helemaal niet gek, vindt-ie, het zijn z’n tegenstanders die van lotje zijn getikt.)

Aan de waarlijk succesvolle Kooks worden homepages gewijd, en soms wordt er speciaal voor hen een nieuwsgroep opgericht. Zo is alt.brad.jesness.die.die.die gewijd aan Brad Jesness, een man die zowat alle nieuwsgroepen over psychologie onveilig maakt, zich daar allerhande valse titulatuur en verdiensten aanmeet, die wegens ernstig wangedrag van tientallen mailinglists is verwijderd en bij elkaar meer dan driehonderdzestig aliassen heeft gebruikt om zich telkens opnieuw binnen te wringen waarna binnen de kortste keren uitstoting volgde, omdat zijn gescheld een te herkenbare stijl heeft en zijn stokpaardjes te evident zijn.

Zijn boodschap? Geen. Behalve dan dat hij vindt dat hij beter is dan ieder ander en dat men hem een groot onrecht aandoet door zijn genie niet te herkennen. Uiteraard voert hij een verbeten strijd tegen iedereen die met hem tracht te discussiëren of die een alias van hem ontmaskert, en dreigt hij met rechtszaken. Over Jesness is, ter lering en vermaak, zelfs een FAQ gemaakt: een gedocumenteerde lijst met Frequently Asked Questions waarin allerlei wetenswaardigheden over de man zijn geïnventariseerd, teneinde nieuwelingen voor hem te kunnen waarschuwen.

Het neveneffect van deze Kook-FAQ is dat Jesness’ gekte tot in lengte der dagen te geboekstaafd is. “Fifteen minutes of fame is a lifetime on the Internet,” luidt niet voor niets het motto van de Kook-verkiezingen. Beruchtheid op het net beklijft langer dan in het gewone leven: er is altijd wel een zoekmachine voorhanden om het collectieve geheugen op te frissen en waar gearchiveerd is aan welke stupiditeiten the infamous zich te buiten zijn gegaan. Ter geruststelling moge gelden dat claims en argumenten tegen Kooks zorgvuldig gecontroleerd worden alvorens hun nominatie geaccepteerd wordt. Maar daarna hang je.

De beroemdste Kook of the Month is Helena Kobrin, advocaat van Scientology. Omdat Kobrin zich verkocht heeft aan de sekte en een niet-aflatende stroom dreigmail stuurt aan al wie volgens haar de rechten van Scientology schendt (aanvankelijk viel zowat iedereen daaronder die zich kritisch uitliet over de sekte), staat ze op Usenet al een paar jaar bekend als “the ‘ho of Babble-on”, een woordspeling op ‘de hoer van Babylon’. Vrij vertaald: de kletsslet.

Kobrin meende ooit de nieuwsgroep waar informatie over Scientology wordt uitgewisseld in zijn geheel te kunnen wissen, een manoeuvre zonder precedent die haar op de eeuwigdurende woede van de verenigde systeembeheerders van Usenet kwam te staan. Tot ieders hilariteit dreigde ze later publiekelijk met niet nader omschreven ‘wettelijke acties’ tegen alle lezers van de nieuwsgroep. Talloze vaste bezoekers van alt.religion.scientology ontvingen bovendien in de loop der jaren e-mail waarin Kobrin met juridische represailles tegen hen dreigde. Ooit waren deze zogeheten Kobrinograms een gewild verzamelobject, doch tegenwoordig is de betekenis ervan zwaar gedevalueerd.

DE WERKELIJKE HELDEN van het net zijn de mensen die zich teweer stellen tegen deze en vergelijkbare mallotigheid. De mensen die dag in, dag uit, jaar in, jaar uit, de spam en de misplaatste binaries op Usenet cancelen, die robots opsporen en systeembeheerders informeren over de gaten en lekken in hun servers, die netmisbruikers waarschuwen en zonodig hun herkomst opsporen, en die telkens weer geduldig uitleggen aan welke regels deelnemers zich hebben te houden om het net niet in de soep te laten draaien. Ze doen dat onzichtbaar voor anderen, onbetaald en niet om er faam mee te winnen. Op news.admin.net-abuse.misc en news.admin.net-abuse.usenet (in de wandeling: nanam en nanau) verzamelen de spamjagers en de binarykillers zich.

Ze overleggen en rapporteren over manieren om het net op te schonen. Ze helpen wanneer een nieuwsgroep, zoals vorige maand alt.gothic en alt.religion.scientology, te lijden heeft onder een invasie van een andere groep die een willekeurig doelwit kiest en dat wenst te vernietigen door ineens als gekken off-topic berichten te kruisposten, zodat niemand de serieuze berichten meer kan terugvinden in de chaos (ongeveer zoals de Hunnen vroeger vernielenderwijs van streek naar streek trokken, maar dan minder bloederig). Ze sporen de spambots op die als een repeteergeweer in een uur tijd duizenden berichten kunnen afvuren op nieuwsgroepen, ze zetten cancelbots in tegen spambots en recancelbots tegen de resurrectionbots die de gecancelde berichten hebben hergepost.

Uit de aard der zaak trekt nanam kooks aan als honing vliegen: kooks maken zich boos als ze gecanceld worden en beloven plechtig nanam te vuur en te zwaard te bestrijden. Helden en gekken hebben elkaar nodig.

Tribune, augustus 1998

Interview met Tribune (partijblad van de SP), over de orenmaffie en kwakdenkers (New-Agegroepen die geloven dat ziekte wordt veroorzaakt door ‘verkeerd’ denken’ en dat genezing alleen via de geest kan worden bewerkstelligd), over internet, en over de rechtszaken van Scientology.

» Artikel Tribune: ‘De slappe lach krijg je nooit in je eentje’

Unbiased columnism # 1.7

Final pleas, or: unprecedented legal costs

Stockholm, Wednesday, June 3 1998

[Previous installment: Questioning McShane. Note: I had had to go back to Amsterdam during the weekend. Zenon did the rest of the trial by himself and wrote this.]

True to my copyright terrorist instincts and traditions, I am happy to serve you the last UC of this bunch: a fake one, written by me in the absence of Karin, meant to ruin her reputation as a writer.

Today was the last day of the hearings. Somehow I couldn’t believe it would be. I had told Magnusson (and the court) that I would be in Holland tomorrow no matter what, and that I would not come to court, even if the hearings weren’t finished. I was absolutely sure that Magnusson would do everything he could to take up all day today, in order to force me to leave without pleading.

I also had double-crossed him and booked a flight that would allow me to to plead tomorrow anyway. This way, I estimated, he could make a fool of himself by taking up time and yet be disappointed at the results. Did he then? Of course he did. You press the button and he reacts as expected time and over again. Never fails. There’s a man you can trust.

But I must admit he started off nicely. “In flagrant violation… total disrepect of the law and courts…continued infringements…” steady pouring, good pace, firm tone. One hour. One and a half. Then he noticed the time, slowed down a bit. And a bit more. By 11.30 he was glancing at the clock on the wall every some 10 minutes, reducing his pace every time. He ended up spelling the words, just like last Thursday and Friday. Body language in court indicated a spreading unrest, irritation, boredom, disgust. I was affected the worst: waiting for the second boot kills me.

I was wondering how far the situation would go. I could protest, but it would be to no use. At worst, the chairman could propose a break, which would give Magnusson the opportunity to waste yet more time. Twice I saw Magnusson’s aide yawning. The chairman is a master of masters in keeping a stone face through anything, but even his irritation was somehow transpiring, although I couldn’t pinpoint how. At some point I grabbed my cigarettes and started making a move out. One more second and I would have left the courtroom in the middle of Magnusson’s plea. I controlled myself. I saw Magnusson himself trying to suppress a yawn. Then I realized that we were not going to have a lunch break before Magnusson decided to finish. The lunch break is usually at an appropriate moment in the proceedings, around 11.30-12.00. It was 11.50 and Magnusson was going on. The chairman looked less irritated. 12.10. The chairman began to look almost relaxed. It might be just my imagination – I was looking at very slight changes of face and posture – but I think I’m right. I think the judge decided to let Magnusson delay everybody’s lunch for just as long as he pleased, and let him feel that he was doing so. Around 12.20 Magnusson was still slowly leafing his papers, pronouncing a word per minute, desperately looking for either something more to say or a decent way to close. He failed with both. At 12.25, almost in the middle of a sentence, he gave up. Ready. Lunch. I was shaking.

At 13.45 we resumed and it was my turn. It seems I can’t get anything done except under pressure. I started working on the case late last Monday evening, on the eve of the hearing, trying to go through and sort out some 2 thousand pages which by then were still in disorder in a carton. Tuesday evening I put them in binders and started going though them, finishing at eight in the morning and going straight to court. I didn’t learn my lesson. I relaxed during the weekend, wasted most of Monday, run a million errands on Tuesday and began to preapare my plea around nine on Tuesday evening. It was ready at six in the morning, whereafter I slept for one hour and went to court. The question now was, was there any logic and coherence in the plea I had prepared in my half-ruined state at night? I hadn’t reviewed it.

It turned out there was plenty, but just a bit short of enough. The final touch, the polishing of the arguments, their correct order, it all could have been better. Yet, I think I made my points quite clear. It’s not easy: RTC’s case is one pile of legal shit, where all energy has been put into cheap rhetorics and none in sorting out the causes and effects and legal conditions and consequences of things. Typical CoS litigation, simply. If you clean out the irrelevant and sort the mess, what is left is just a few very simple issues that can be decided just as correctly in one way as in the other: matters of opinion. Which in turn means that there is no way of knowing – or even guessing – what the ruling will be. Due to holidays it’s expected on August 31.

So far so well. The next chapter deals with legal costs. These are generally fairly low in Sweden compared to other European countries and cannot be compared with what is awarded (or not awarded) in the US. The basic rule is that who loses a case pays his counterpart’s legal costs, within reason. To give you an idea, the lawyer that represented me from October 1996 to October 1997 and did a very good job at it, was paid by the state for about 120 hours of work some SEK 150.000 (USD 19.000). 20% more would still not have been unreasonable, but that’s about it. Plus necessary and reasonable costs. In her case it was another SEK 4.000 (USD 500). If the parties partly win and partly lose, they carry the legal costs proportionally to their gain and loss.

Now, hold your pants. RTC has only demanded SEK 25.000 (USD 3.125) in damages and I have all along expected that it was with the backthought that by trying to win the entire amount, they could aim at hitting me much harder with legal costs. I was expecting a bill of half a million and I was well prepared to dispute it. But when the time came, Magnusson’s aide got up and handed the bill to the chairman and to me without a word. I leafed past the introduction and looked at the figures. Fees SEK 4.500.000. Costs SEK 345.326. USD 562.500 and 43.000 respectively. I started to laugh. I tried to stop, to no avail. The amount is so absolutely ridiculous, so utterly absurd, so completely ludicrous, that you begin to wonder about your own sanity: no-one can be that insane as to ask for such a sum, therefore you must be hallucinating yourself. I looked up. The chairman was pronouncing the figures as if he was tasting every one of them and – first time – he had lost his stone face. A second judge had evidently a hard time to stop himself from looking too amused. I looked down again and turned the paper. It carried on. RTC’s costs for work and expenses: SEK 2.122.992 (USD 265.000). Legal opinions SEK 190.009 (USD 23.700). Notary public SEK 116.010 (USD 14.500). Witnesses SEK 181.115 (USD 22.600). Among them, Mikael Nyström, the computer expert, was billed with SEK 17.000 (USD 2.125) for one hour on the stand. Grand sum SEK 7.684.581.

RTC asked for legal costs. The amount they demand is unprecedented in Swedish legal history: 7,684,481 crowns, that is: circa 1 million US$. Scans of their calculations are included:

  1. Legal bill 1/8
  2. Legal bill 2/8 Explanation: 2.5 – Kerstin Calissendorff is Zenon’s former lawyer; the professors mentioned have been asked for their expert opinion.
  3. Legal bill 3/8
  4. Legal bill 4/8 Explanation: 5 — William Hart is Cowboy Boots, a hired lawyer for RTC.
  5. Legal bill 5/8 Explanation [this is where the fun starts]: Magnusson claims to have spent 3,000 hours on the case; there are two tickets Stockholm / US for a magnificent amount; he claims to have made 100,000 xeroxes. Altogether, Magnusson’s office claims 0,5 million US$ in fees and costs.
  6. Legal bill 6/8 Explanation: RTC claims to have spent an additional 1,000 hours on the case itself; McShane charged another 60,000 crowns; Bill Hart claims 450 hours at a rate of US$ 390 per hour [one would think him to be able to afford better boots, on such a salary].
  7. Legal bill 7/8
  8. Legal bill 8/8 Explanation: The grand total of 7,684,581 crowns, that is: something like 1 million US$. And it’s signed, too…

Discussion ensued. Magnusson defended the bill. I was still laughing, but I felt very tired. What is the point in spending so much time and energy in a case, if you are going to ruin any impression of seriousness you might have made, with such a bill? What is the point of spending two years in court against someone who ridiculed you, if the last thing you do to crown your case, is to ridicule yourself? How is Magnusson ever going to face a judge or a collegue in that court without thinking that they know him as “the famous bill”? Is this what Hubbard does to people, or are they born this way? Somehow I could neither pity Magnusson, nor despise him. The chairman said some words in a deliberately explicit low calm tone that reminded of his tone when he was trying to make us settle, and the hearing was closed. Tomorrow I’ll be back in Holland.

To sum it up, it was all a waste of time and money and legal resources. To begin with, we had a case that could have been refined to set some of the important delimitations between contradicting legislation; to determine where one right ends because another right begins. There won’t be much of this. RTC deliberately derailed the case into confusion, showing all too plainly that it neither believes in the legal system, nor in its own case. But if they don’t, why then bother to sue? The net result of this lawsuit and its offsprings is an irreparable damage to the CoS’ reputation in this country for all overseeable time. Why spend millions on that? I do dislike the CoS profoundly, but I still would like to understand what goes on in the heads of its heads, what makes them self-destruct in the way they do. I had a chat with McShane, and found it far easier than trying to talk to any low-level scieno I have met so far. I might be very naive, but I get the feeling that the top and the bottom of the CoS are mutually completing and equally mislead by their own total lack of independent critical thinking. Somehow I get the feeling that the entire CoS, top and bottom, is an asylum for people that should have been helped elsewhere.

Anyway, this is not the end. As soon as the ruling comes, RTC will appeal against it. They are bound to lose on some point at least (if only on their amazing bill) and we all know they always appeal. In the meanwhile I have invited them to sue me in Holland. I might feel sorry for them sometimes when I’m tired, but that is no excuse that they can use. If there is any chance that they really have spent half the amount they asked for in this lawsuit, I’ll gladly see to it that they spend another as much on a second front. That will keep them from using the money to more destructive ends (and keep providing amusement to alt.religion.scientology).

[Unbiased columnism is a series of seven court reports on the proceedings of Scientology versus Zenon Panoussis. This series covers the May 22,1998 – June 3, 1998 sessions. This was the last episode. In January 2001, I wrote another series during a second Scientology v. Zenon Panoussis court case.]