Ongemakkelijk leuk

Afgelopen weekend deed Improv Everywhere voor het eerst iets in Nederland; in New York is het bijna elke maand raak. Hun aanpak vergt voorbereiding maar is simpel. Er is een uitgewerkt scenario, er wordt via internet een groep vrijwilligers opgetrommeld – inmiddels beschikt Improv Everywhere over een bestand van dertigduizend mensen – die pas ter plekke instructies krijgen en dan georkestreerd iets doen. Het gaat altijd om onschuldige interventies in publieke ruimtes: met z’n allen een warenhuis in gaan en daar heel langzaam bewegen; in een café zitten en daar een uur lang in een vaste sequentie dezelfde serie handelingen uitvoeren; je met tweehonderd mensen in Centraal Station verspreiden en op hetzelfde moment allemaal vijf minuten lang bevriezen.

In Amsterdam schaarden honderdtwintig mensen zich plots in een rij voor inderhaast neergezette hekken bij het Nationaal Monument op de Dam en deden alsof ze er een rondleiding zouden krijgen. ‘De kans van mijn leven,’ riep de een, en ‘Het was prachtig, ik sta nu al voor de tweede keer in de rij, ik wil nog eens,’ zei de ander. Na een uur loste de rij zich net zo vlot op als-ie was ontstaan en was er van de actie niets meer te zien. Het grappige was dat nogal wat onwetende buitenstaanders zich, nieuwsgierig geworden, inmiddels in de rij hadden aangesloten. Zij moeten enigszins verdwaasd zijn achtergebleven. Uhm, wat was hier nu te zien en waarom waren al die andere wachtenden ineens verdwenen?

Van elke publieksimprovisatie worden filmpjes gemaakt, die later op internet worden gezet, met toelichtingen en verslagen van de deelnemers. Ze zijn een geweldige opsteker, je wordt buitengewoon vrolijk van die filmpjes. Je ziet de omstanders schuins kijken naar een serie identieke tweelingen die tegenover elkaar op de bankjes van een metrostel zitten, en die elkaars gebaren nauwgezet kopiëren. ‘Huh?’ zie je de omstanders denken. Zien ze het nu goed? Wat raar. Mensen stoten elkaar aan en kijken steeds openlijker. En er gebeurt niets, behalve dat de omstanders van de weeromstuit met besmuikte blikken bij elkaar polsen of zij het óók vreemd vinden en gaandeweg met elkaar gaan praten.

Of er stapt iemand in de metro in zijn onderbroek. Shirt, jas, schoenen: alles aan behalve een broek. Omstanders merken het na verloop van tijd en negeren het. Hm, een gek, niks doen en vooral niet zijn aandacht trekken. Wanneer bij de volgende halte nog iemand zonder bovenbroek instapt, worden de inzittenden van de coupé ongemakkelijk. Hier is iets aan de hand. Maar wat?

Wat er zo geweldig aan is, is de combinatie van onschuldig vertier, gezamenlijk optreden en publieke ingreep. Improv Everywhere haalt dagelijkse routines overhoop en schudt iedereen even zachtjes wakker. Er is iets anders. Wat? Waarom? Wat is hier aan de hand? In de onzekerheid die ze met hun ingreep bij de omstanders creëren, stoten de deelnemers iedereen eventjes uit hun vaste patroon van niet kijken, niet praten. Zo’n coupé vol metroreizigers die zich met half aangeklede mensen geconfronteerd ziet, wordt plots tot een groep aaneengesmeed. Zoals Alex Scordelis, de bedenker van Improv Everywhere zegt: ‘we voorzien ze van een anekdote’.

Maar ’t is meer dan dat. We zijn overal met zoveel mensen dat we geleerd hebben elkaar te negeren, om elkaar zodoende ruimte te geven; en al wie zich afwijkend gedraagt, wantrouwen we een beetje. Improv Everywhere laat zien dat raar ook puur leuk kan zijn.

Drie maal vals is vals recht

In Frankrijk is vorige week ternauwernood een wetsvoorstel gesneuveld om mensen die driemaal van auteursrechtinbreuk via internet worden beschuldigd, van het net te gooien. Three strikes, you’re out – de harde aanpak.

Alleen ging het niet om mensen die waren veroordeeld: drie beschuldigingen zouden volstaan. Er was in het voorstel geen plaats voor een rechter ingeruimd, een verdenking van vertegenwoordigers van de muziekindustrie was genoeg. Van dezelfde muziekindustrie die al talloze zaken heeft verloren omdat ze hun aanklacht niet konden bewijzen, dezelfde muziekindustrie die mensen daagde die helemaal geen internetverbinding hadden, of die zesjarigen voor de rechter bracht wegens auteursrechtinbreuk. Dezelfde muziekindustrie die in een spraakmakende rechtszaak in Amerika laatst bloedserieus stelde dat ze eigenlijk hun beschuldiging nooit zouden hoeven staven, want bewijs, nou, daar was vaak zo moeilijk aan te komen hè.

Drie beschuldigingen en je ligt eruit. Van het internet af: verstoken van een communicatiekanaal waarmee we steeds meer verweven raken. We telefoneren via internet, we betalen via internet, we regelen alles via internet. We moeten ons belastingformulieren via internet inleveren en ons patiëntendossier in de gaten houden via internet. En de overheid wil dat we onze facturen versturen via internet. Je kunt haast niet meer zonder; internet is hard op weg om even essentieel te worden als elektriciteit. En dan zou zo’n klungelende muziekindustrie je daarvan naar eigen willekeur mogen afsnijden?

De muziekindustrie verkeert in een strijd op leven en dood. Ze probeert dat gevecht te winnen door nog harder te doen waardoor ze eerder in die kramp is geraakt: muziekliefhebbers van zich vervreemden, artiesten door de mangel halen, en vooral: de realiteit van nieuwe media en nieuwe manieren van distributie ontkennen. Jarenlang heeft de industrie fans het kopen van muziek tegengemaakt: als je één nummer leuk vond moest je de hele cd kopen (waar is het singeltje gebleven?), had je net een oude plaat op cd aangeschaft, kwam er een versie met meer tracks uit; keurig gekochte cd’s konden niet in je computer worden afgedraaid, of niet in de auto; de prijs van mp3’tjes is absurd hoog (even duur als op een cd, terwijl de hele tussenhandel is weggevallen), en dan nog kun je ze vaak niet naar een nieuwe computer verhuizen.

Er zijn zat artiesten die wel begrijpen dat de wereld is veranderd. Ze hebben zich losgemaakt van de industrie en zijn voor zichzelf begonnen, vaak met een zucht van verlichting. ‘Wat? Je verkoopt mijn album voor 19,90 en dan krijg ik daar 80 cent voor? Ik moet bovendien alle studio- en promotiekosten terugbetalen? En daarna hebben jullie alle rechten op mijn muziek en ben ik die kwijt? Wie heeft zulke idiote contracten bedacht? Oh wacht, jullie!’, zei Trent Reznor, en begon voor zichzelf.

Zoals veel andere vrijgemaakte muzikanten gebruikt hij internet intensief. Hij geeft muziek weg, verkoopt muziek met extraatjes, maakt applicaties voor mobieltjes en websites, en heeft al doende een adressenbestand van twee miljoen fans die hij gericht kan mailen. De zaken lopen uitstekend: en hij is bepaald niet de enige muzikant. De verkoop van muziek stort helemaal niet in, die gaat tegenwoordig alleen langs andere wegen dan de oude industrie,

De makers lopen daarvan weg, samen met de fans. Veel van hen wilden dat al eerder maar wisten niet hoe. Tegenwoordig wel: internet. Dus wil de muziekindustrie internet onder controle krijgen. Ze zouden er beter aan doen het te leren begrijpen.

Overal aangesloten

(Het tweede nummer van [xtra], een nieuw blad van XS4all, is zojuist verschenen en gaat over mobiel internet. Bij deze mijn column voor het blad. [xtra] staat ook online, op www.xs4all.nl/xtra/editie2/index.php/.)

Technologie is nooit neutraal. Hoe technologie in elkaar steekt en wat je ermee kunt doen, kleurt onze onderlinge sociale verhoudingen en daarmee uiteindelijk ook onze wereld. Dat verschijnsel zie je nergens zo sterk terug als bij communicatietechnologie.

Zelfs de plaats waar die technologie beschikbaar is, maakt is van belang. Het mooiste voorbeeld daarvan is de telefoon. Toen die in de jaren vijftig zijn intrede maakte, installeerde de PTT die aanvankelijk standaard in de gang. Als mensen elkaar indertijd belden, voerden ze meestal korte, zakelijk getoonzette gesprekken: deels uit onwennigheid, deels ook omdat het niet erg comfortabel was, zo staand, in die koude gang. Pas na jaren kon je ook tafelmodellen kopen en aansluitingen in de huiskamer krijgen. Gesprekken duurden daarna gaandeweg langer – de telefoon was inmiddels vertrouwd geworden, en bovendien zat je op je gemak, warm, met een kop koffie erbij. We belden pas sindsdien voor de gezelligheid in plaats van uit noodzaak, en voor het eerst ook konden huisgenoten de helft van een conversatie volgen met iemand die er niet was. Mobiele telefoons maakten dat we ineens permanent bereikbaar konden zijn en onze privégesprekken overal konden voeren. Het duurde maar een paar jaar voordat we niet meer raar opkeken wanneer iemand op straat in zijn eentje een gesprek voerde.

Internet is hard op weg hetzelfde parcours versneld af te leggen. Had je internet eerder uitsluitend op de computer in de studeerkamer, nu is internet overal in huis heel normaal geworden. Internet raakt geïntegreerd in onze andere bezigheiden: we zoeken even iets op terwijl we een boek of krant lezen, we kijken naar tv en houden tegelijkertijd een oogje op onze e-mail. Binnenkort nemen we internet, net als ons mobieltje, overal met ons mee: overal toegang, overal bereikbaar, overal aangesloten. Waar je ook bent, je kunt altijd bij je mail, altijd Google raadplegen en altijd snel het laatste nieuws bekijken. Je hebt je hele kantoor overal voorhanden, al je vrienden en contacten binnen digitaal handbereik.

Er zijn mensen die vrezen dat ons sociale verkeer daardoor zal verarmen. Je hoeft nooit meer de weg te vragen (want je kunt zelf op routenet.nl kijken), je hoeft nooit meer een gesprek met een vreemde aan te knopen (want als je om een praatje verlegen zit, kijk je even op MSN of Twitter).

De praktijk leert echter dat mensen door internet juist vaker contact leggen met vreemden dan ze vroeger deden: we knopen vriendschappelijke contacten aan rondom hobby’s, favoriete films of bandjes. Met de mensen die we al kenden worden contacten intensiever, en je kunt je kennissen en zakelijke contacten zelfs indirect volgen: we lezen elkaars blogs en krijgen updates over elkaars werk via LinkedIn, zodat je de volgende keer dat je elkaar tegenkomt de formaliteiten kunt overslaan en meteen de diepte in gaat.

Belangrijker is dat internet, net zoals al met de telefoon is gebeurd, geen apart compartiment van ons leven meer is – iets waarvoor je thuis of op kantoor moet zijn, of iets waar je speciaal voor gaat zitten. Internet gebruik je tegenwoordig tussen de bedrijven door internet wordt alom aanwezig.

Het mobieltje heeft de scheiding tussen privé en publiek veranderd. Je kon ineens op straat lopen met al je persoonlijke contacten op zak, met je eigen muziek bij je, en naar hartelust converseren met je vrienden, waar die zich ook mochten bevinden. Je had je persoonlijke leven in je binnenzak, je begaf je in je persoonlijke bubbel in de buitenwereld.

Mobiel internet zal naar ik vermoed de scheidslijn tussen werk en privé veranderen en die vooral minder stringent maken. Als je voortaan overal kunt werken – op weg naar je werk, in een café, of nog even op zondagmiddag in de trein terug na die mooie boswandeling – kun je misschien ook wel ’s vaker vrij nemen. Je hebt immers je kantoor in je tas zitten; waarom zou je dan nog elke dag naar dat gebouw gaan?

16 januari / [xtra], 15 maart 2009

Zombies

Morgen gaat een netwerk van twaalf miljoen besmette computers iets doen. Niemand weet wat. Beveiligingsexperts onderzoeken het Confickervirus al maanden, maar hebben alleen kunnen achterhalen dat ’t aan de lopende band websites aanmaakt, waar ze op 1 april contact mee zullen zoeken. Naar verwachting zullen ze daar nadere instructies ophalen.

Mensen wiens computer met Conficker besmet is, hebben daar meestal geen weet van: het virus doet nog niets. Maar feitelijk is hun computer door anderen overgenomen. Zo’n leger van op afstand bestuurde computers heet een zombienetwerk. Dat wordt meestal gebruikt om spam mee te versturen, maar ditmaal lijkt er iets anders achter te zitten. Alleen: wat?

Gisteren werden details over GhostNet bekend, een ander zombienetwerk, dat 1300 gekaapte computers in ruim honderd landen beslaat. Vergeleken met Conficker een peuleschil. Alleen – en daar wordt ’t buitengewoon pijnlijk – zijn die computers met zorg uitgekozen: ze zijn allemaal van overheden, ministeries van Buitenlandse Zaken, ambassades, adviesorganen, handelsinstanties, NGO’s en dergelijke. GhostNet blijkt webcams te kunnen aanzetten of gesprekken opnemen en kan documenten of e-mails naar huis versturen. Er is een zeer serieuze verdenking dat ‘thuis’ de Chinese staat is. De code is Chinees, de besmette computers staan meestal in landen waar China een oogje in het zeil wil houden, de servers waar de informatie naar wordt verzonden staan in China, en er zijn inmiddels een aantal gevallen bekend waarin China over gedetailleerde informatie beschikte van e-mails die zijn uitgewisseld tussen buitenlandse NGO’s onderling en die informatie tegen mensen of instanties heeft gebruikt.

Tragisch is dat een Zweedse beveilingsexpert in augustus 2007 al hoogte kreeg van GhostNet. Hij trof in een obscure hoek van internet inlogcodes aan van ambassadecomputers op hoog niveau. Samen met een journalist waarschuwden hij tal van getroffen diplomaten en ministeries in Vietnam, Zuid-Korea, Taiwan en India. Niemand reageerde. Wel deed de Zweedse overheid kort daarop een inval bij hem en nam zijn computers in beslag. Maar niemand nam de moeite die besmette computers op te schonen van een spionerend virus. De onderzoekers die gisteren rapporteerden over GhostNet constateerde dat die nog immer waren besmet.

Zo vilein is Conficker vast niet, al zijn er voldoende mensen die vrezen dat het virus internet morgen ernstig zal ontwrichten. Het is eerder gebeurd dat e-mail verkeer zowat spaak liep als een zombieleger werd ingezet. En internet zou internet niet zijn zonder valse grappen. Wat gaat Conficker doen? Uitzoeken of twaalf miljoen apen Shakespeares volgende meesterwerk kunnen schrijven, Skynet opstarten, Arnold Schwarzenegger terugsturen naar 1984 om te voorkomen dat Skynet morgen wordt opgestart, pi tot recordlengte uitrekenen en daarin een bitmap ontdekken met het gezicht van Jezus, documenten die bewijzen dat Bush de kluit heeft belazerd op al die zombiewebsites zetten.

Maar een Nederlands ministerie en sinds kort ook het Britse parlement zijn met datzelfde Conficker besmet. Ik vind het choquerend dat mensen en instanties die zoveel verwachten van technologie en hopen er de wereld mee te regelen en controleren, er op de keper beschouwd zo weinig kaas van hebben gegeten dat ze hun eigen computers niet eens op orde kunnen houden. Daarom hoop ik vooral dat Conficker, zoals eerdere virussen deden, documenten van besmette computers in het wilde weg rond gaan mailen.

Maar waarschijnlijk gaat Conficker botweg spammen. Dus als u woensdag mail krijgt van Balkenende die vertelt hoe uw penis kunt vergroten, weet u waarom.

Decentrale informatie

We stonden al een tijdje op de startbaan toen de piloot aankondigde dat er een probleem was en dat ze op een monteur en instructies uit Nederland wachtten. Het was dinsdagavond 24 februari, het plan was die avond vanuit Sharm el Sheikh naar Schiphol te vliegen.

Om half twee ’s nachts, vier uur na de geplande take-off, meldde de piloot dat het niet ging lukken. Er was iets dat handmatig wel maar automatisch niet wou starten, er moest een nieuw onderdeel komen plus een monteur om dat te installeren. We zouden in een hotel worden ondergebracht. Iedereen aan boord vond dat een goed idee, niet zozeer wegens de inmiddels ontstane moeheid maar vooral omdat iedereen voelde dat vliegen met een Boeing waarmee iets mis was, geen fijn plan was.

We belden en sms’ten naar huis: we komen later. Daarna deden we een omgekeerde check-in: we kregen onze bagage terug, iemand loodsde ons langs de douane waar serieus kijkende mannen ‘cancel’ stempelden over het verse exit-visum in ons paspoort. Een uur later had een hotelbalie zich over de kop gewerkt en hadden 180 mensen kamers in een groot appartementencomplex en reden er busjes om overal mensen en koffers af te leveren.

‘Ontbijt om negen uur,’ zeiden mensen tegen elkaar, en ‘om elf uur meer informatie’. We vroegen dat na bij mensen die eigenlijk niet meer wisten dan wijzelf, en toen we steeds hetzelfde verhaal hoorden, vertrouwden we erop. Inmiddels was het ver na drieën ’s nachts en viel iedereen om.

Ontbijt. Terug naar de kamers. Ik zette een stoel op het terras en pakte een boek. De buren van het aanpalende terras kregen een sms’je of ze het nieuws al hadden gehoord: vliegtuig gecrasht op Schiphol. Iemand zette een tv aan op zijn hotelkamer en vanuit Egypte zagen we de Amsterdamse beelden op het Amerikaanse CNN.

‘Alle vluchten gecancelled,’ zei de tv, en iemand bedacht dat aangezien wij al onderdak waren, we dan misschien achterin de rij van opgehouden vluchten zouden worden geparkeerd en nog een nacht in het Sheraton zouden blijven. Het kon niemand veel schelen, ineens wisten we nog helderder waarom het goed was dat we een paar uur geleden niet waren vertrokken.

Om elf uur hingen we allemaal in de hotellobby, verwachtend dat een officieel iemand op een tafel zou gaan staan en ons zou toespreken. Een meneer liep alle groepjes af en vertelde het schema: we konden om één uur lunchen, om drie uur sleutels inleveren, om half vijf de bus in, en dan inchecken en om negen uur vliegen. Sommige mensen kregen geen bezoek van de meneer en dan vertelden anderen zijn verhaal door. Op het vliegveld stempelden douaniers een nieuw exit-visum naast het cancel-stempel. Toen iemand op het vliegveld eten voor onderweg wou kopen bleek dat we gratis avondeten konden krijgen en iedereen waarschuwde elkaar.

Pas toen we weer in het vliegtuig zaten en de piloot zich meldde, drong tot me door dat we 20 uur lang geen enkele centrale, officiële mededeling van iemand in pak hadden gekregen en al die tijd alle informatie via een intrigerende mediamix toegediend hadden gekregen en onderling hadden doorgegeven: van sms tot internationale tv, van mobiel tot word-of-mouth, van e-mail tot teletekst. En het werkte perfect: we wisten allemaal wat er aan de hand was, en iedereen wist haarscherp feit van speculatie te onderscheiden.

2,5 miljoen Laura’s

Jaren geleden heb ik ’s een onbekende nagetrokken op internet. Het enige dat ik wist, waren haar naam en een IP-adres. Binnen een paar uur had ik Laura’s doopceel gelicht: ik wist waar ze woonde en werkte, dat ze geadopteerd was, dat haar vader haar heeft misbruikt, wat ze heeft gestudeerd, wanneer en met wie ze is getrouwd, dat haar man Robert biseksueel is, dat zij en Robert moeite deden een kind te krijgen, dat ze bij een sekte heeft gezeten en een piercing in haar geslachtsdeel heeft.

Ze had al die dingen zelf verteld. In de loop der jaren had Laura op internet allerlei details over haar leven achtergelaten, vooral in allerlei supportgroepen waar ze informatie inwon voor de problemen waarmee ze kampte. Die her en der verspreide deeltjes informatie kon ik vergaren en daarna aaneen rijgen tot een verhaal dat zo gedetailleerd was dat ze ervan schrok. Ze werd zelfs een beetje boos op me: mijn onderzoek voelde als een inbreuk op haar leven.

Een Nederlands bedrijf, Advance Interactive Media, blijkt zulk vergaren en rijgen op grote schaal te doen, en verkoopt de gecombineerde gegevens vervolgens doodleuk door. Het misselijke eraan is dat AIM eerst zelf mensen verleidt om buitengewoon persoonlijke informatie over zichzelf prijs te geven.
AIM zet daartoe overal op internet ‘leuke’ kwisjes neer of belooft mensen ‘inzicht in zichzelf’ of een ‘op maat gesneden advies’ als ze eerst een serie vragen over hun achtergrond, gewoontes en voorkeuren willen invullen.

Doe de tandglazuurcheck. Wat is je échte leeftijd? Ga slimmer met je geld om! Hoe begin je de dag vol energie? Test welke risico’s u als ondernemer loopt. Wat is de waarde van uw woning? Ontdek wat voor moeder jij bent. Zit je wel bij de goede werkgever? Hoeveel quality time zit er in jouw dag?

AIM koppelt de informatie die ze lospeutert via die verschillende websites – meestal ondergebracht bij sites van tijdschriften en tv-programma’s – vervolgens aan elkaar en heeft op die manier inmiddels gedetailleerde informatie over ruim 2,5 miljoen Nederlanders in haar databases weten te verzamelen.

De vragen die mensen krijgen voorgelegd – de Volkskrant schreef er afgelopen weekend uitgebreid over – gaan ver. Hoe vaak per week ze seks hebben, of ze masturberen, wat ze van seksluchtjes vinden, of ze wel ’s iets op seksueel vlak willen waar hun partner geen zin in heeft, en hoe vaak per dag ze opgewonden zijn. Of ze lid zijn van een vakbond en welke dan wel, hoeveel ze verdienen, hoeveel hypotheekschuld ze hebben, of ze een creditcard hebben en hoeveel ze rood staan; of ze veel waardevolle spullen in huis hebben, wat het vermogen van hun ouders is, en wat ze denken te zullen gaan erven. Wie hun vrienden zijn en wat hun verjaardagen zijn. Wat ze op hun brood smeren, waar ze boodschappen doen, wat hun IQ is, en het kenteken van hun auto. Hoe het met hun cholesterol is gesteld. Hoeveel ze drinken. En oh ja, natuurlijk ook graag naam adres telefoonnummer geboortedatum en e-mail adres.

En dan maar combineren, extraheren en verkopen. Aan financiële instanties, verzekeringsmaatschappijen, farmaceutische bedrijven en gezondheidsorganisaties.

Dat mensen zulke testjes vrijwillig invullen, legitimeert AIMs handelswijze niet. Wat mij betreft is het niets dan een onsmakelijke vorm van uitlokking, en als deelnemers wisten wat AIM over ze wist, had het bedrijf 2,5 miljoen boze Laura’s op de stoep staan.

De krant is geen omroep

[Voor de Mediafabriek – een organisatie die zich bezighoudt met media-educatie – schreef ik deze column.]

De kranten raken benauwd over internet. Er zijn weliswaar nog steeds mensen die het heerlijk vinden elke dag een vers exemplaar in hun brievenbus gedeponeerd te krijgen, maar hun aantallen lopen achteruit en ook de losse verkoop zakt. Veel mensen volgen het nieuws via televisie of internet en daarnaast verpesten al die gratis krantjes de markt, zo wordt aangevoerd. De kranten hebben er zelfs bij minister Plasterk op aangedrongen ze financieel te steunen, volgens een model zoals nu voor de omroepen geldt.

Er is meer aan de hand dan gratis krantjes en nieuws op internet en tv. Niet alleen is het medialandschap veranderd, dat geldt ook het advertentielandschap – en de teruglopende advertentie-inkomsten zijn waarschijnlijk een belangrijker reden waarom veel kranten nerveus worden.

Allerlei soorten advertenties die vanouds nergens anders terecht konden dan in de krant – voor personeel, voor huizen, voor relaties, voor onderhandse verkoop – hebben inmiddels elders een betere plaats gevonden. Er zijn tegenwoordig voor elke beroepsgroep specifieke bladen, waarin je als werkgever veel beter (want gerichter) kunt adverteren dan in een algemeen medium. De woning- en relatiemarkt is zowat in z’n geheel naar internet verhuisd, net als de tweedehandsverkoop. Ook de reismarkt is zich aan het verplaatsen. Logisch ook: Funda, Reisradar, Relatieplanet en Marktplaats zijn aanzienlijk beter doorzoekbaar dan een krant ooit kan zijn, en de beheerders kunnen allerlei mooie applicaties op de aangeleverde data loslaten, van GoogleMaps tot integratie met Twitter of Flickr, fora en chats. Bezoekers kunnen geweldige selectiemechanismes gebruiken, foto’s bij hun advertenties zetten,, rechtstreeks onderling contact leggen, meteen boeken, etcetera. Allemaal veel nuttiger – en verleidelijker – dan saaie krantenpagina’s kolom voor kolom doornemen.

De kranten hadden te laat door hoe interessant en gericht internet zou worden, hoe alledaags en doodgewoon het gebruik ervan. Je zou hopen dat ze inmiddels wijzer zijn, maar dat ze zich nu zo aan het omroepbestel vastklampen en daarin een model voor hun redding zien, stemt niet optimistisch. De publieke omroepen zijn al jaren ernstig gedeukt en gekreukeld: de commerciële zenders hebben veel kijkers weggetrokken. Maar ook met de commerciëlen gaat het niet buitengewoon goed. De televisie verliest langzaam maar buitengewoon gestaag kijkers. Aan datzelfde internet.

Die afkalving van tv-kijkers heeft andere redenen dan de dalende aantallen krantenlezers. Bij tv speelt – meer dan bij de krant – dat een dag maar zoveel uren heeft: zodra een nieuwe interesse opdoemt, heeft oud tijdverdrijf daaronder te lijden. Zodra je het drukker krijgt (een nieuwe hobby, een nieuw lief, meer doen op internet), laat je een paar series of vaste programma’s vallen – iets wat mensen met een krant niet snel zullen doen: die wordt toch meer als informatiebron gezien dan als verstrooiing. Want ongeacht de voorstelling van zaken die de verzamelde krantenhoofdredacteuren nu geven: veel mensen gebruiken tv als vulling, als iets wat je doet als je niks anders te doen hebt, en niet als een mooi educatief of informerend, laat staan opiniërend, medium.

Er zijn twee andere, naar mijn idee doorslaggevende redenen waarom de tv aan belang inboet. Eén daarvan is, alweer, reclame; maar dan niet het wegtrekken ervan doch juist de overvloed, vooral bij de commerciëlen. Degene die ooit heeft bedacht dat je een aflevering of film gerust mag onderbreken met een reclameblok, mag wat mij betreft retrospectief worden gevierendeeld – wat precies is wat reclame met tv-uitzendingen doet: ze in onderdelen uiteenrijten totdat het lijdend voorwerp een blèrende dood sterft. Een paar jaar geleden was ik in Canada voor een lezing, en in mijn hotelkamer keek ik beduusd naar de tv: zoveel kanalen, en overal zoveel reclame. Ik heb ’t geklokt en gruwelde: per uur kreeg je minstens tien, meestal twaalf minuten reclame. Maar inmiddels zitten de Nederlandse commerciëlen ook op die verhouding van 1 op 5. Toen ik me dat realiseerde, besloot ik geen commerciële tv meer te kijken. Ik wil immers Lost zien, of House. Ik zet de tv niet aan voor advertenties voor waspoeder of aftershave. Mijn tijd is me kostbaar en zij verspillen ’m.

De tweede reden is beschikbaarheid en zelf kunnen timen. De tv heeft zijn eigen ritme, dat lang niet altijd spoort met het onze. Uitzendinggemist helpt al wat: ik hoef niet achter de tv te kruipen wanneer het hén uitkomt, ik kan tegenwoordig zelf bepalen of ik Pauw & Witteman ’s avonds live zie of pas drie dagen later tijdens het ontbijt. Maar ja, dan kijk ik dus via internet.

En eigenlijk – vanwege reden twee – kijk ik alleen nog maar tv via internet. Waarom zou ik wachten tot het enige omroep hier te lande behaagt om Battlestar Galactica, Californication of House uit te zenden als ik weet dat elders allang een nieuw seizoen is begonnen? Waarom zou ik de zoveelste herhaling van Friends bekijken als zometeen godlof Lost weer in Amerika begint? Lost en BSG wil ik, en via internet krijg ik ze: de dag nadat ze in de VS zijn uitgezonden, kan ik ze hier binnenhalen en ze bekijken wanneer het mij schikt. (En ja, ik koop ze daarna ook, goede series dient men te steunen, maar dat kan pas jaren nadat zo’n seizoen in de VS is vertoond. Want de omroepen hier willen ze eerst nog uitzenden, dus komt de dvd nog niet uit. En als het te lang duurt voor ze op de markt zijn, koop ik ze uiteindelijk niet. Dan ben ik immers alweer fan van een andere serie.)

De tv is derhalve, wat mij betreft, druk doende haar eigen graf te graven en mensen naar internet te drijven. Ik heb me voorgenomen de kabel én mijn abonnement op de omroepgids op te zeggen, ik gebruik ze toch niet meer. Doe mij maar internet. Wat ik wil zien kan ik immers bijna alleen via internet vinden, en wat ik aan dvd’s wíl kopen, kán ik vaak niet kopen. En dan klagen ze nog over piraterij ook.

Ik ben bepaald niet de enige. Voor de jongere generatie geldt dat idee van beschikbaarheid als het jou uitkomt, nog veel sterker. Dat is ook de voornaamste reden waarom zij naar de gratis kranten grijpen: ze pakken er eentje mee omdat-ie er toevallig ligt, niet omdat het soort verslaggeving erin – korte stukjes – ze nu zo bijzonder aanspreekt of hen beter bevalt dan de ‘oude’ verslaggeving van de betaalde krant. Beschikbaarheid is het toverwoord. Als iets niet voorhanden is wanneer jij het wilt, hoeft het voor hen niet meer. De tv overleeft de jonge generatie alleen wanneer zij het roer drastisch omgooit.

De kranten moeten hun eigen plan trekken en alsjeblieft niet naar het huidige omroepmodel kijken. De kranten hebben behoefte aan een nieuw, slim model. Kranten via internet, bijvoorbeeld, met achtergrondartikelen en columns die fijn ’s morgens – of ’s avonds, of wanneer jij dat wilt – thuis worden uitgeprint zodat je lekker in bed met een kop koffie en je allereigenste krant kunt wakker worden (zonder extra bijlages die je toch niet interesseren en die rechtstreeks de kattenbak ingaan) en de rest van de dag koppensnelt. Of kranten waaruit je de voor jou relevante onderdelen in je iPhone laadt, zodat je die in de trein of tram op je gemak kunt lezen. Voor zo’n krant wil ik graag betalen, desnoods het dubbele. En ik wil wedden dat dat ook voor de jongere generatie geldt.

12 januari 2009 / Mediafabriek, 21 januari 2009

Hacking at Random

Bijna twintig jaar geleden werd de eerste hackersconferentie in Nederland georganiseerd: de Galactic Hackers Party (GHP), in Paradiso. Het was de eerste echt internationale hackerconferentie ter wereld: in Duitsland organiseerde de CCC (Chaos Computer Club) van alles, maar daar kwamen vooral landgenoten op af, en voor wat 2600 in Amerika organiseerde, gold dat er bijna uitsluitend Amerikanen kwamen. Zo niet de GHP: die was opgezet om iedereen bij elkaar te brengen. Er kwamen Nederlanders, Duitsers, Fransen, Amerikanen; er werd gediskussieerd met mensen in Latijns-Amerika en Rusland. Inspirator van de GHP was Rop Gonggrijp, oprichter van Hack-Tic.

Vier jaar na de GHP, in 1993, was er de HEU: Hacking In Progress. Ditmaal in de buitenlucht, een traditie die sindsdien is volgehouden. Voor de HEU werd het tot dan toe grootste niet-militaire veldnetwerk ingericht. Elke vier jaar was er een nieuwe editie: na de HEU volgden de HIP: (Hacking in Progress, 1997), HAL (Hacking at Large, 2001) en WTH ((What the Hack, 2005). En nu, in 2009, HAR: Hacking at Random. Opnieuw in de buitenlucht: in Vierhouten.

De Call for Papers voor HAR is zojuist bekend gemaakt. De drie hoofdonderwerpen zijn dealing with data, decentralisation en people and politics, maar ook andere onderwerpen zijn van harte welkom – zolang het maar technisch of politiek is, en de juiste wow-factor heeft.

Wie een geweldig idee heeft voor een lezing, een workshop, een demonstratie of voor een spreker: meld dat svp via dit formulier. En ja, ik zit in de programmacommissie. Ik verheug me er enorm op om een mooi programma te kunnen helpen samenstellen.

FiFi: lezing HackTic4all

Aanstaande vrijdag vindt FiFi plaats, een congres georganiseerd door XS4all, over vijftien jaar internet. Fifi – Fear it? Fix it! – vindt plaats in de Westergasfabriek.

Samen met Cordula Rooijendijk houd ik de openingslezing van FiFi. Cordula is de schrijfster van het boek Alles moest nog worden uitgevonden; haar boek gaat over de opkomst van computers in Nederland. Cordula vertelt op FiFi over de periode tot grofweg eind jaren negentig van de vorige eeuw. Daarna vertel ik over het ontstaan van het hackersblad Hack-Tic en de oprichting van XS4all. Mijn lezing is het eerste publieke voorproefje van mijn geschiedenisboek dat in 2010 zal verschijnen. (Tweeduizendtien, dat klinkt enorm ver weg, maar over anderhalf jaar moet het boek af zijn.) Een lezing met veel plaatjes en smakelijke anekdotes. (Ik heb ‘m bijna af.)

FiFi wordt buitengewoon vol en leuk. Er zijn drie parallelprogramma’s, veel workshops en debatten. Het volledige programma kunt u hier vinden.

For the LULz

Internet excelleert in grillige ideeën die zich rap voortplanten. Sommige, zoals LOLcats, blijven lang hangen: een website waar mensen foto’s van katten met bijschriften plaatsen. Het klinkt flauw – en dat is het meestal ook – maar doordat de gebruikers zich een krom kats taaltje hebben aangemeten en veel computergrappen maken, is de site goed voor een miljoen bezoekers per maand en minstens één grijns of giechel per dag. Op de foto: een kat die zich uit alle macht verzet wanneer iemand hem in bad wil stoppen, zijn voorpoten rond de doucheslang geklauwd, die uitroept: No! U go chek! Manual sez ‘self-kleening’ Bijschrift bij een nest van negen Siamese katjes: U left copier running. Kat languit slapend over een toetsenbord: Crashed. Press ctrl-alt-del to restart yr kitteh.

Slash-B – een obscuur platform met veel foute humor – is de bakermat van veel dergelijke internet memes. Ooit werd vanuit Slash-B een inval georganiseerd in het online kinderspel Habbo Hotel. De Slash-B’ers kozen daarbij massaal het karakter dat niemand wilde, een zwart popje, zodat Habbo ineens wemelde van de kroeskapsels en een ware melting pot werd.

Uit diezelfde gelederen komen overigens ook serieuzer acties voort: Slash-B is de bakermat van de maandelijkse demonstraties tegen Scientology die Anonymous sinds begin dit jaar organiseert. Reden waarom veel demonstraten een goedkope afropruik dragen. Anderen die anoniem willen blijven, dragen het masker uit de film V for Vengeance, waarmee ze twee vliegen in één klap slaan: ze zijn anoniem, wat het Scientology lastig maakt ze te traceren, en ze geven aan wat ze willen: rechtvaardige genoegdoening. (Waarna je dat masker ineens op andere rare plaatsen zag opduiken, en feestwinkels overal ter wereld verbaasd op hun hoofd krabden: waarom wou iedereen ineens dat V for Vengeance masker hebben?)

Ook Tom Cruise nadoen was een tijdje populair: allerlei mensen maakten varianten op het filmpje waarin Cruise de loftrompet over de sekte steekt. Sommigen waren angstig goed.

Rickrolling is een andere internetgekte. Je ziet beschrijving van een interessant filmpje op een pagina staan, klikt het aan, en ineens word je ontvoerd naar een video waarin Rick Roll zijn hit Never gonna give you up uit 1987 zingt. Ook serieuzere media raakten in de greep van het virus: Johnny Carson kondigde in juni 2007 een item over Paris Hilton aan, maar het bleek een rickroll. Ook de politieke talkshow The Daily Show werd gerickrolled: een item over Irakese kernwapens bleek ietsjes anders uit te pakken dan verwacht. Anonymous doet geregeld live rickrolls: tijdens hun speeches heffen ze ineens het hitje aan. Rick Roll zelf vindt het fenomeen overigens buitengewoon geestig.

Bij de LULz die nu opgang maakt – ‘lulz’ is de Slash-B verbastering van LOL, de internetafkorting van lauging out loud – moest ik even slikken. Je neemt het fragment uit Der Untergang waarin Hitler zich realiseert dat hij de oorlog heeft verloren en zijn manschappen de huid vol scheld, en zet daar een alternatieve vertaling onder. Zo zien we Hitler woedend worden omdat Windows Vista weer niet wil starten, Hitler die boos wordt omdat-ie uit World of Warcraft is gezet, en – uiteraard – Hitler die gerickrolled wordt. Sommige varianten hebben al bijna een miljoen kijkers op YouTube getrokken.

De draak steken met Hitler is wellicht niet erg netjes. Maar zelf kon ik na drie filmpjes mijn lachen niet meer houden, en spot is altijd een goed wapen geweest. Zonder LULz geen leven.

Correcties en aanvullingen:

  • Kennelijk werd ik mentaal gerickrolled toen ik dit stukje schreef: de zanger van Never gonna give you up heet natuurlijk Rick Astley, niet Rick Roll;
  • V for Vengeance heet uiteraard V for Vendetta;
  • Vriendin T. stuurde me een link naar een Hitlerparodie van Nederlandse bodem. Op afstand de beste van allemaal: Hitler wil bowlen en heeft een Brabants accent.
  • De Thanksgiving Parade in New York werd vandaag live gerickrolled – door niemand minder dan Rick Astley himself.