Gedeelde smart

[Gesproken column voor De Praktijk. Illustratie afkomstig van Hoe dan?]

Alle columns en artikelen die ik heb geschreven (inmiddels bijna duizend) belanden uiteindelijk op mijn website. Iedereen kan reageren op die stukjes. Nou én, hoor ik u denken, dat kan op zoveel plaatsen. Dat klopt.

Maar waar ik me al maandenlang over verbaas is wat dat ene stuk over zelfmoord teweeg heeft gebracht. Het is een onderwerp waar ik vaker over heb geschreven: zelfmoord gaat me aan het hart, juist omdat we er met ons allen niet goed raad mee weten. Dat is enerzijds heel begrijpelijk, de gedachte dat iemand zichzelf vrijwillig van het leven berooft is immers nogal shockerend. Anderzijds maakt die maatschappelijke stilte de mensen die ermee tobben des te eenzamer: die kunnen haast nergens terecht. En moeten zwijgen over iets dat je zo hoog zit of je zo in de greep heeft, is ronduit vreselijk. Daar wordt die drang naar de dood trouwens bepaald niet kleiner van.

Rond een oud artikel over zelfmoord op mijn site heeft zich het afgelopen jaar een buitengewoon levendige discussie ontsponnen. Er reageerden mensen die dood wilden, er schreven mensen die vochten tegen de hang naar zelfmoord. Er reageerden mensen die verdrietig waren omdat iemand waarvan ze hielden zichzelf van kant had gemaakt. Er schreven mensen die zich geen raad wisten met zichzelf en hun leven. Vooral in het holst van de nacht verschenen er lange reacties waarin mensen hun hele hebben en houden op tafel legden.

Er kwamen nieuwe deelnemers bij. Anderen vertrokken. Soms vertelde iemand dat het inmiddels gelukkig wat beter ging. Het gesprek bleef. Inmiddels zijn er een kleine vijftienhonderd reacties – zoveel, dat ik van de week besloten heb een apart forum voor deze discussie in te richten, zodat de rest van mijn website ontlast wordt.

Het eerste grote wonder is dat al die mensen die normaal schuw zijn om te praten over hun problemen, hier openlijk vertellen over wat ze denken, wat ze vrezen, wat ze hebben meegemaakt. Zomaar, op een publieke website. Omdat ze het gevoel hebben dat het eindelijk mag en niemand boos of verdrietig wordt als ze echt vertellen hoe de vork in de steel zit.

Natuurlijk vinden mensen het soms makkelijker om vanachter het toetsenbord hun hart uit te storten, die relatieve anonimiteit verlaagt de drempel. Taxichauffeurs kennen het fenomeen. Maar da’s niet het enige. Weten dat daar niemand schrikt als je over zelfmoord begint, is veel belangrijker. Het taboe is er opgeschort en dat maakt een boel los.

Het tweede grote wonder is dat de deelnemers – en met sommigen gaat het echt belazerd slecht – zo’n groot hart hebben voor elkaar. De bezorgdheid en de betrokkenheid zijn enorm. Soms lijkt het warempel of de aandacht voor een ander iemand een beetje over zijn eigen ellende heen tilt, en steeds weer blijkt dat gedeelde smart inderdaad mindere smart is.

Wat me mateloos verbaast is hoe vaak de deelnemers vertellen dat hulpverleners het onderwerp mijden. Ze mogen het in de therapie over alles hebben, behalve over dat éne: hun hang naar zelfmoord, hun angst voor zelfmoord. Ze moeten beloven dat ze niks ondernemen en als ze dat wel doen, zo wordt gedreigd, stopt de therapie subiet.

Een rare paradox. Je klopt aan voor therapie omdat je met zelfmoordgedachten kampt en vervolgens mag je juist dáár niet over praten. Zou therapie niet een vrijplaats horen te zijn, een plek waar alles kan worden uitgesproken?

Hacken op de Paasheuvel

Het is verbazingwekkend wat een groep toegewijde vrijwilligers voor elkaar kan krijgen. HAR, het vierdaagse hackerscongres dat de afgelopen dagen op een kampeerterrein in Vierhouten werd gehouden, kostte een jaar voorbereiding en werd onbetaald in elkaar gezet. Circa 2300 hackers uit alle landstreken op een kampeerterrein bij elkaar brengen is geen sinecure.

De honderd sprekers gaven onbezoldigd een lezing en hadden vaak zelfs hun eigen reiskosten betaald: het was een eer om op HAR te mogen spreken, nergens vind je immers zoveel vakgenoten en deskundig commentaar als daar. Er was een imposant netwerk gebouwd dat iedereen van internet voorzag, compleet met servers in een tuinhuisje en een wifi-netwerk dat vijftienhonderd mensen aankon. IP-adressen werden op wasknijpers uitgedeeld, en bij de tenten stonden tot hubs omgebouwde mobiele wc’s waar je je computer op kon inpluggen.

Het kampeerterrein was uitbundig versierd met lichtobjecten, de bomen waren in lampen en ledjes gehuld; ’s avonds was het er feeëriek. Er waren drie enorme tenten voor de lezingen en twee iets kleinere voor de horeca. Er waren shuttles die tussen het kampeerterrein en het dichtstbijzijnde treinstation reed; er was een EHBO-team, een veiligheidsteam, een infoteam, een team dat het internet op de been hield, en een eigen nieuwsdienst. Er was HAR-radio en HAR-tv. Er waren mensen die de bar draaiden, tenten opbouwden, elektriciteit aanlegden en een lokaal telefoonnet onderhielden; er waren immens veel mensen die achter de schermen honderduit regelden en deden. En er was een bus vol politieagenten die helemaal niets te doen hadden, behalve soms een ommetje over het terrein maken. (Die kregen denkelijk wél betaald.)

Er werd verteld hoe je je eigen deeltjesversneller kunt bouwen en er werd gedebatteerd over quantumcryptografie. Er was een 3D-printer en een harddisk-versnipperaar. We kregen gedemonstreerd hoe makkelijk elektronische sloten open te maken zijn en een deskundige vatte nog maar weer eens samen hoe brak de OV-chipkaart is (‘zo kapot dat hij niet te repareren is’). Er werd uitgelegd hoe je signalen van ingebouwde chips kunt onderscheppen en hoe je je eigen GSM-station kunt bouwen en dat voor echt kunt laten doorgaan. Er werd uitgelegd dat internet vol en GSM-verkeer onveilig is. Er werd nagedacht over auteursrecht en overheidstransparantie, en voor de kinderen werd een robotwedstrijd georganiseerd. Bits of Freedom, de Nederlandse digitale burgerrechtenorganisatie, beleefde er tot mijn immense opluchting zijn feestelijke wederopstanding – wel zo gepast, daar op die Paasheuvel. Er vielen maar drie lezingen uit en er was slechts één incident, dat gelukkig snel werd opgelost.

Het was een groot feest.

Pas toen het afgelopen was – of nu ja, het afbreken moest nog beginnen, en daar zouden zeker nog een paar dagen mee gemoeid zijn – drong het gaandeweg door tot de mensen die zich al maandenlang het vuur uit de sloffen hadden gelopen: verhip, het is gelukt! We did it!

Aldert Hazenberg mag trots zijn. Hij is degene die ruim een jaar geleden besloot de organisatie op zich te nemen, die gaandeweg meer mensen bij het evenement betrok, al die vrijwilligers coördineerde, brandjes bluste, mensen moed insprak en ze begeesterde. He did it. Dat hij daarbij een grote groep jonge hackers en technologieliefhebbers aan het festijn heeft weten te binden, geeft ons allen een prachtige belofte voor de toekomst. Want zonder hackers – mensen die uitzoeken wat technologie wel en niet kan – kunnen we niet.

Uitgesteld kijken

Een week of wat geleden belde ik UPC om de digitale televisie op te zeggen. De meneer van de klantenservice vroeg of-ie mocht weten waarom. ‘Ja hoor. Ik vind tv geen interessant medium meer,’ antwoordde ik.

Je hóórde hem van zijn stoel vallen. Kennelijk zeggen mensen alleen op omdat ze naar een andere leverancier willen overstappen, want deze overweging scheen volledig nieuw voor hem. ‘Ehm. Mag ik u vragen waarom?’ ‘Dat vertelde ik u net,’ zei ik, ‘ik vind de tv niet interessant meer. Ik zet ‘m alleen nog aan om een dvd af te spelen, en daar heb ik UPC niet bij nodig.’ Met moeite hervond hij zijn à propos en legde me de opzegvoorwaarden uit.

De servicemedewerker kan zijn borst natmaken: ik zal bepaald de laatste niet zijn voor wie de tv veranderd is van ontvanger tot een afspeelscherm, een minibioscoopje.

De tv als medium is ouderwets geworden, en te begrensd. Je wordt geacht te kijken wanneer het de omroep schikt en series te volgen in het tempo dat hen behaagt. Daar hebben we steeds minder zin in. Voor veel mensen – nrc.next wijdde er gisteren een mooi artikel aan – vormt het zogeheten ‘uitgestelde kijken’ een prettig alternatief. Met behulp van Uitzending Gemist of een dvd-recorders bepaal je zelf wanneer en in welk tempo je iets ziet, en kun je als je daar zin in hebt een heel seizoen in een enkel weekend proppen.

Andere vreugdes van het uitgesteld kijken werden in het stuk helaas onderbelicht. Je kunt een leuke of onduidelijke scène meteen terugspoelen om die beter te bekijken, en – o heerlijkheid – je kunt de reclames, de plaag van de tv, overslaan.

Maar nadat ikzelf twee jaar geleden een dvd-recorder had aangeschaft, bleek ik daardoor uiteindelijk nog minder tv te kijken. De reden? Het buitenland. En het internet. Wie een goede buitenlandse serie heeft ontdekt, wil niet één of twee jaar wachten tot een Nederlandse zender hem eindelijk programmeert. Die downloadt ’m en bekijkt een aflevering daags nadat die in Amerika of Engeland is uitgezonden. (Inmiddels zijn er zelfs vertaaldiensten op internet ontstaan: allerlei series worden van losse Franse, Spaanse, Duitse of Arabische ondertitels voorzien, die je apart kunt downloaden en die gewoonlijk van hoge kwaliteit zijn.)

De omroepen zullen zich ook daarop moeten bezinnen. Het gaat er tegenwoordig op de keper beschouwd niet alleen om uitgesteld kijken, maar ook meteen kunnen kijken: niet hoeven wachten tot een film of serie eindelijk in jouw land via de reguliere kanalen beschikbaar komt. Daarnaast zal het schaarstemodel waarop de Europese omroepen zijn gebaseerd, komen te vervallen: er hoeven geen zenduren meer te worden verhandeld. Wie niet op de tv past, kan immers via internet uitzenden.

Dat zoiets financiële consequenties heeft, snapt een kind. Reclames worden steeds meer gemeden, omroepverenigingen lopen leeg, de tv wordt verruild voor internet. Al die films en series moeten ergens uit worden bekostigd, maar waarom zou ik omroepbelasting betalen als ik alleen buitenlandse programma’s bekijk?

Kijkers willen gerust betalen, daar getuigen de stijgende cijfers van filmbezoek van (de enorme reclameblokken voor de film en de pauze middenin weggooien bleek erg probaat), en ook de verkoop van dvd’s loopt hard nu ze schappelijk geprijsd zijn en aantrekkelijke extraatjes hebben. Maar wachten: dát willen kijkers niet meer. De enge oplossing is de distributie te veranderen – wereldwijd.

Anti-privacy

Paul Vogel beschreef deze week op de mailinglist van Nettime-nl zijn grote zorgen over het Nederlandse anti-privacybeleid, en staafde zijn zorgen met een tamelijk benauwend overicht van enkele maatregelen van de afgelopen jaren.

Vanwege mijn column van vandaag over het enorme wantrouwen waarmee onze regering haar eigen burgers bejegent, vond ik het gepast Pauls overzicht hier te plaatsen.

Lees en huiver, en weet dat dit bepaald geen uitputtend overzicht is.

Overzicht anti-privacy maatregelen:

Lost in het nieuws

Kortgeleden bemachtigde een Boliviaanse tv-zender twee dramatische foto’s van het Air France-vliegtuig dat enkele weken daarvoor was verongelukt. Op de eerste foto, genomen vanuit de cabine, zag je mensen in paniek naar de zuurstofmaskers grijpen die uit het plafond waren neergedaald; de staart van het toestel is afgebroken, een groot gat gaapt achter de passagiers. De tweede foto is nog heftiger: je ziet hoe iemand door het luchtdrukverschil uit het vliegtuig wordt gezogen en het blauwe niets wordt ingeslingerd.

Beide foto’s werden herhaaldelijk getoond terwijl de nieuwslezeres de gruwelijke details beschreef. De camera waarmee de foto’s waren gemaakt, was aan de hand van het serienummer geïdentificeerd en de eigenaar ervan was inmiddels achterhaald: ene Paulo G. Muller. Muller liet een vrouw en twee kinderen na.

Vlak daarna nam een Poolse zender het nieuws over. Ook BNR Radio had de primeur en wist op haar website te melden dat ze deze foto’s van ‘een betrouwbare bron’ had ontvangen.

Alleen klopte er niets van. Het Air France-toestel is ’s nachts verongelukt en op de foto’s is de lucht helblauw. De foto’s waren in widescreen. De vrouw vooraan die op de eerste foto naar een zuurstofmasker grijpt, draagt handboeien en lijkt verdomd veel op actrice Evangeline Lilly. De foto’s waren stills uit de tv-serie Lost.

Dezelfde foto’s zijn al eerder als authentiek verspreid: de Braziliaanse blogger Carlos Cardoso claimde in september 2006 dat ze waren genomen in een Braziliaans toestel dat boven de jungle was neergestort na een botsing met een privévliegtuig. Ook toen trapten een paar zenders in de val. Cardoso wilde aantonen dat onze nieuwshonger makkelijk verhindert dat we kritisch nadenken. Een vliegtuig stort neer, de luchtdruk valt weg, en de inzittenden gaan foto’s maken? Kom nou. Research naar serienummers en eigenaars? In beide vliegrampen stond er helemaal geen Paulo Muller op de passagierslijst. Betrouwbare bron? Welnee. Zo snel mogelijk doorzetten naar uizending en website, uit angst dat de concurrentie je voor is en een ander je ‘primeur’ voor je neus wegkaapt.

Dat Cardoso juist Lost koos als testcase, maakt de affaire wrang geestig. Lost speelt in alles met de scheidslijn tussen waarheid en fictie, tussen spel en realiteit. De serie strekt haar vingers steeds over de rand van het beeldscherm heen en klauwt zich de echte wereld binnen. Bedrijven uit de serie blijken heuse websites te hebben, ze adverteren in de krant, een boek dat een ‘passagier’ uit Lost heeft geschreven is daadwerkelijk gepubliceerd en staat bij Amazon te koop. En ook de personages uit Lost weten geregeld niet zeker of ze hun eigen ogen wel kunnen vertrouwen. En nu werden scènes uit Lost zelf voor waar versleten en als nieuws gebracht. Verder kun je het haast niet schoppen als tv-serie, dunkt me.

Maar het zijn niet alleen de media die zich laten beduvelen. De foto’s werden door talloos veel mensen naar anderen doorgestuurd: ‘Oh kijk eens! Dit is er gebeurd! Wat vreselijk, niet?’ Er is kennelijk een schreeuwende beeldhonger, en intussen zijn we zo doodgegooid met overtuigende maar in elkaar gezette beelden dat we, in onze zucht naar meer en erger fictie voor realiteit willen verslijten.

‘Als we geen beelden hebben is het geen nieuws,’ zeggen verslaggevers wel eens. Dat lijkt inmiddels een achterhaald standpunt. Als er geen beelden zijn, is het niet gebeurd,. Als er geen beelden zijn, is het niet erg.

(Met dank aan L. voor de tip.)

Programma HAR bekend

Sinds vandaag staat het programma voor HAR online. In vier dagen tijd (van 13 t/m 16 augustus) zijn er meer dan 100 lezingen en tal van workshops. Kaartjes kosten tot 20 juli 185, daarna vervalt de early bird korting en zijn ze 205 euro. Bestellen kan hier.


The moment everyone has been waiting for has arrived! We are proud to present the HAR2009 program: more than 100 talks on technology, encryption, surveillance, privacy, vintage hardware, free content, environmental issues, lock picking, open source software, DRM, censorship and more. The list of talks is long, and it is quite impossible to zoom in on each of the talks in this short announcement. However, we’d like to highlight some of our favorite talks. And do feel free to dive into the program and explore what’s there.

The program is headlined by Wikileaks exposing the inner workings of state and corporate power. Facing legal actions, censorship, assasinations and other unpleasantries, Wikileaks aims to publish information that is being repressed for whatever reason. In their talk, Wikileaks will explore the stories behind some of the most interesting leaks and present the Most Wanted Leaks of 2009. The importance of leaking and the relation to the brewing climate of censorship worldwide will be followed by an analysis about how the media shapes and creates history.

Today, electronic surveillance is ubiquitous. The Electronic Frontier Foundation (EFF) will look at the situation in the United States, and explain how the lessons that they learned might translate to the European situation. Recently, the EFF introduced a set of guidelines for individuals to protect themselves from surveillance (the Surveillance Self-Defense project), to opt-out of some of the regulations and practices that one might find objectionable or inappropriate. They do this by explaining relevant laws and introducing technological countermeasures, as well as comparing the relative security of different technologies people use in everyday life to ward off government surveillance.

Finally, we’ll have a really interesting series of talks that deal with one of the last bastions of apparent security: the GSM network. For over a decade, people have been lulled into a false sense of security regarding their conversations and communication over the GSM network. Voice communications are encrypted using the A5 encryption algorithm. Initally not disclosed, the algorithm was reverse engineered almost 10 years ago. The first of the three talks will look at the current state of attacks on this algorithm. The second talk will introduce airprobe, a suite of software and hardware (based on GNURadio) that can be used to sniff and then analyze GSM transmissions. And if that wasn’t enough, the last talk will present openbsc: a open stack of software that can be used to set up your own GSM base station.

This is only the top of the proverbial iceberg, and besides lectures expect to see a Capture-the-Flag contest (where the objective is to capture a virtual flag hidden on a server by breaking into the server), a panel discussion on copyright and the entertainment industry with representatives from `the dark side’, workshops on electronics, reprap rapid prototyping, hacker jeopardy, a cartoon quiz and more.

Prosumers

(Het derde nummer van [xtra], een nieuw blad van XS4all, is zojuist verschenen en gaat over netwerken. Bij deze mijn column voor het blad. [xtra] staat ook online, op www.xs4all.nl/xtra/editie3/index.php/.)

Bedrijven zijn licht huiverig om het sociale web te gebruiken, en laten netwerksites, gebruikersfora, wiki’s, twitter en blogs liever links liggen. Ze gebruiken internet hoofdzakelijk als broadcast: een medium om hun ideeën en producten onder de aandacht van consumenten en afnemers te brengen. Internet is voor hen au fond een veredelde reclamevitrine: hier kunt u zien wat wij hebben en wat we doen. De meer ambitieuzen onder hen dromen stiekem dat hun leuke filmpje of geweldige idee door de massa wordt opgepikt en als viral campaign de wereld over gaat, maar ook zij zien internet eigenlijk vooral als doorgeefluik. Zij zijn de zenders, de (aanstaande) klanten de ontvangers.

Het is een denkwijze die klanten, consumenten en afnemers een passieve rol toekent. Maar de crux van internet is dat iedereen overal zijn zegje kan doen en kan terugpraten: niet alleen tegen je, maar ook óver je. Klanten en gebruikers vertellen elkaar tegenwoordig publiekelijk wat ze van producten en diensten vinden. Daar worden al geruime tijd speciale sites voor gebouwd: webstekken waar mensen hun oordeel kunnen geven over hun aangeschafte spullen, de school van hun kinderen, de service van hun bank of het restaurant waar ze gisteren aten. Door nieuwe technieken kost het steeds minder moeite om aan de lopende band zulke oordelen te geven. Beoordelen wat ik vind van een stukje dat ik net las of van een muzieknummer dat ik net hoorde, doe ik tegenwoordig terloops. Even op een knopje drukken, klaar.

Schrijvers, acteurs en musici zijn zulke publieke beoordelingen gewend, opgevoed als we zijn met recensies, juries en top-tiens. Maar bedrijven en instellingen vinden het doodeng, al die terugpratende consumenten, en ze faciliteren het zelden, laat staan dat ze zichzelf actief bemoeien met pratende klanten. Ze zijn bang dat ze de controle verliezen, dat luidruchtige klagers hun reputatie kunnen schaden of dat aanstaande afnemers terugdeinzen als ze zien dat er discussie is over een product of dienst.

Die huiver is achterhaald. U bent de controle namelijk allang kwijt. Niemand – geen enkele overheid, onderneming, instantie of beroemdheid – is tegenwoordig nog in staat de informatie over hun diensten of activiteiten te beheersen. Minister Klink kan nog zo vaak zeggen dat het elektronisch patiëntendossier geweldig is, toch heeft een half miljoen Nederlanders verzet aangetekend, en als de ING blundert met de nieuwe passen voor oud-Postbankklanten (die werken geregeld niet in het buitenland) heeft ontkennen heus geen enkele zin: vijf minuten zoeken op internet of even vragen op twitter, en je vindt binnen de kortste keren andere slachtoffers.

Klanten zijn geen consumenten meer, ze produceren immers ook iets: ze maken (of breken) reputaties, ze wisselen tips uit over producten of diensten, ze breiden het gebruik van producten uit en voegen iets toe aan de informatie die ze gekregen hebben. Dus ja, als bedrijf of onderneming kun je maar beter zelf een forum oprichten voor je dienst of product, of deelnemen aan fora waar je spullen worden besproken. Want niets is zulke goede reclame als kritiek, een klacht of een vraag die door het bedrijf zelf publiekelijk wordt opgenomen en adequaat wordt behandeld. Bovendien leer je als ondernemer of instantie ontstellend veel van het meelezen met je klanten: pas dan snap je waar zij over struikelen, wat zij waarderen, en welke uitbreidingen of aanpassingen ze graag zouden willen zien. Het is een gratis consumentenpanel, een ideeënbus en een klantenbinder ineen. Plus dat het fijn modern oogt.

Katjes in de voorhoede

Natuurlijk is Mouhavi geen echte hervormer – dan had-ie ’t nooit tot kandidaat geschopt. De Raad van Hoeders bepaalt immers welke aspirant-presidenten op de kieslijst mogen staan, dat filtert behoorlijk uit. Maar ik geloof niet dat de Iraanse bevolking alle heil van Mousavi verwacht. Het was meer dat ze eindelijk eens tegen Ahmajinedad konden stemmen. Al dagen voor de stembussen open gingen, werd er feest gevierd op straat.

En ineens sloeg de vlam in de pan, in een serie van kettingreacties. Het is een fascinerend en angstig schouwspel. Tienduizenden mensen op straat, en ineens zien wij het allemaal live gebeuren. Ik geloof geen seconde dat het protest zich via internet organiseert – mond-tot-mond reclame en sms’jes zijn veel effectiever – maar internet maakt wel dat het nieuws over wat er gebeurt zich zoveel makkelijker verspreidt. Ineens hebben gebeurtenissen die eerder alleen lokaal getuigen hadden, een wereldpubliek.

De Iraanse overheid probeert allerlei internetdiensten af te sluiten, maar slaagt daar niet goed in: buitenlanders beginnen proxies, verzinnen listen en bouwen technische omwegen die ze mensen in Iran aanbieden.

Maar er zijn grenzen aan wat het regime kan. Als ze een demonstratie te hard uiteendrijven, maken ze enerzijds weliswaar een boel mensen bang maar anderzijds wordt daarmee voor evenzoveel anderen een grens gepasseerd: je schiet geen meisjes dood. Verelendung in een notendop.

Hetzelfde dilemma heeft het regime met internet. Je kunt wel de toegang tot alle blogs, al het nieuws en alle twitterfeeds blokkeren, maar internet wordt voor zoveel dingen gebruikt dat je daarmee ook iedereen tegen je in het harnas jaagt die a-politiek gebruikt maakt van diezelfde diensten. De enige manier om alle nieuws over het Iraanse verzet verzet te weren, is om Blogspot en Facebook in zijn geheel af te sluiten, ook voor de mensen die er alleen maar recepten of roddels uitwisselen. Maar zo wek je uiteindelijk alleen maar meer weerstand op, ook in kringen die niet geneigd zijn tot verzet. ‘Hoezo mag ik niet meer met mijn vrienden chatten? Ik zeg tot helemaal niks over politiek? Mag gewoon praten dan óók niet meer? Ja hallo!’

Gebruik een dienst voor alles – voor politiek nieuws, voor het uitwisselen van grappige foto’s van kittens en voor weerberichten – en juist daardoor wordt zo’n dienst onaantastbaar. Opstandberichten gaan in dezelfde stroom mee als de vertrouwde dagelijkse kout. Op internet staat het fenomeen bekend als de Cute Cat Theory, maar het is dezelfde vuistregel als waarop guerillastrijders zich baseren: duik onder in de massa, gebruik de mainstream. Dan ben je niet meer te identificeren en zijn de sociale kosten om je uit te schakelen te groot. Sterker, elke poging je af te knijpen raakt zoveel buitenstaanders, dat steeds meer mensen hun buik vol krijgen van de opgelegde beperkingen en beknottingen. Zo worden onschuldige katjes de beschermengels van het verzet.

Ik lees op internet, en probeer de katjes weg te filteren want ik wil weten over Iran. Wat ik toen las was dat Nokia en Siemens een contract zijn aangegaan met de Iraanse overheid: ze leveren software die het regime in staat stelt directer af te luisteren op internet. ‘We overschrijden daarmee geen enkele wet,’ zeiden Nokia en Siemens. Wellicht niet. Maar ze helpen wel katjes en opstandelingen uit elkaar te houden. Die twee bedrijven verdienen een levenslange boycot.

Wie is wie in wikipedia?

Scientology heeft gisteren een complete ban gekregen in Wikipedia; leden van de sekte mogen geen pagina’s van Wikipedia meer bewerken. De reden: Scientologyleden veranderden keer op keer pagina’s waarin kritiek op Scientology werd beschreven of waarin minder prettige feiten over de sekte werden opgedist. Gezien Wikipedia’s streven naar objectiviteit was dat niet acceptabel, en herhaaldelijke waarschuwingen haalden niets uit: Scientology bleef haar eigen agenda psuhen op Wkipedia.

Na lang delibereren heeft Wikipedia daarom besloten dat een aantal IP-adressen, toebehorend aan Scientlogy-organisaties, voortaan een edit-ban krijgen: ze kunnen wel lezen maar niets meer veranderen.

Het klinkt als een goede beslissing, en ik kan me er veel bij voorstellen. Aleen: hoe besluit je welke IP-adressen onder die ban moeten vallen? Geldt die ban slechts voor CoS-organisaties, of valt de thuisverbinding van een Scientology-lid er ook onder? Hoe eigenlijk bepaal je, als je geen ledenlijst bij de hand hebt, of iemand een Scientologylid is? En zouden er heus geen Scientologyleden zijn die zich wel neutraal weten op te stellen?

Wat me daarnaast niet helemaal bevalt is de hoogdravendheid van het geval. Het besluit in kwestie blijkt te zijn genomen door de Wikipedia Supreme Court, het Hooggerechtshof van Wikipedia. Hoe het met u zit weet ik niet, maar ik moet meteen giechelen als een een groep mensen zichzelf met een dergelijke titel opsiert.

Een deel van het gedoe bleek ook mij te raken. Een paar dagen geleden kreeg ik een mail van een Wiki-gebruiker, die me vertelde van de ophanden zijnde beslissing. Onderdeel ervan was dat een aantal Scientology-critici die in de pagina’s over Scientology werden genomed én zelf veranderingen hadden aangebracht, eveneens geband zouden worden tenzij ze bewezen dat ze echt zichzelf waren (het gebeurt nogal eens dat iemand de naam van een bestaand persoon aanneemt en onder diens naam veranderingen aanbrengt). Kortom, ik moest bewijzen dat ik ik was.

(Hoe doe je dat trouwens? Moest ik me nu heus legitimeren om nog als Karin Spaink iets in een Wikipagina over Scientology te mogen corrigeren? Hoe doe je dat trouwens, je legitimeren in Wikipedia? Een kopietje van je paspoort opsturen, ofzo? (Een kennis bedacht een mooie oplossing: plaats het bericht dat je identiteit wordt betwist op je website, en stuur dat Wiki-comité dan een link naar die webpagina. Voilà.) Uiteindelijk heb ik het comité een mail gestuurd – ‘I am indeed she’ – vanaf twee accounts en daarna geloofden ze me.)

Maar het rare was: dat comité heeft een hele lange wiki-pagina waarop de besluitvorming plaatsvond, compleet met alle overwegingen en alle betwiste identiteiten etc., waaronder dus ook de eis dat wiki-user Karin Spaink moest bewijzen dat zij Scientology-criticus Karin Spaink was. Alleen heeft niemand van het comité de moeite genomen me even te mailen en te zeggen dat ze deze verplichting op me hadden gelegd.

Dat is een rare manier van doen: beslissingen over iemand nemen en zeggen dat ze iets moeten doen, en ze dat niet zelf vertellen. Ik ben blij dat echte rechtbanken iets zorgvuldiger werken.

Gevangen telefoons

Moderne mobieltjes zijn zakcomputers. Je kunt er uiteraard mee bellen – zo begon het ooit – maar er is inmiddels zoveel vernuft aan moderne mobieltjes toegevoegd dat je er nu evenveel mee kunt doen als met een computer die aan internet hangt. Teksten schrijven, je agenda bijhouden, geld overmaken, muziek downloaden, webpagina’s bekijken, e-mailen, je vrienden op Facebook of Hyves volgen. Wonderbaarlijk dat zoveel vernuft in zo’n klein apparaatje past.

Wat weinig mensen zich nog realiseren, is dat we ruzie gaan krijgen over onze mobieltjes. Wat mogen we ermee doen? Welke programma’s mogen we erop zetten, welke applicaties kunnen we ermee gebruiken, welke gegevens mogen we ermee bekijken of bewerken?

Bijna alle telefoonmaatschappijen blokkeren Skype op mobieltjes. Ze willen dat je, als je mobiel belt, via hun lijnen belt en niet via internet: in het eerste geval kunnen ze tikken incasseren, in het tweede geval niet. Uiteindelijk zullen de telefoonmaatschappijen waarschijnlijk bakzeil moeten halen, maar dat zal nog een boel beleidsnota’s en overleg vergen.

Kwalijker is dat producenten van mobieltjes ook greep willen krijgen op wat je met je telefoon kunt doen. Apple spant daarbij helaas de kroon. Voor de iPhone kan iedereen applicaties maken – van een mobiele versie van Buienradar of de NS-planner tot programmatjes die je snel vertellen waar in de stad je vrienden uithangen. Die applicaties worden aangeboden via de App Store.

Dat Apple bepaalt welke programma’s ze leuk en zinnig vinden, is hun goed recht. Maar geregeld blijkt dat Apple op zeer dubieuze gronden applicaties weigert, bijvoorbeeld omdat die in hun ogen ‘ongepast’ zouden zijn, niet netjes genoeg. Zo werd vorige week Eucalyptus de deur gewezen, een programmaatje dat boeken inlaadt uit het Project Gutenberg, een bibliotheek vol oude, ingescande en rechtenvrije literatuur. Waarom Apple Eucalyptus afkeurde? Omdat sommige boeken die in Project Gutenberg zijn opgenomen ‘ongepaste seksuele passages’ bevatten.

Seks? Nou en? Waarom mogen we van Apple geen boeken downloaden waarin seks voorkomt? Sinds wanneer maakt Apple uit wat gepast is en wat niet? Waar bemoeien ze zich mee? (Weigert je iPhone binnenkort ook dienst als je op de Wallen rondloopt, en gaat Apple voortaan screenen of de mensen die we willen bellen gepast genoeg zijn? Mogen we eigenlijk wel vloeken in een sms’je dat we op een iPhone schrijven?)

Natuurlijk zijn de makers van zulke applicaties niet afhankelijk van Apple. Ze kunnen hun programma’s ook langs andere wegen aanbieden, via internet bijvoorbeeld. Om niet-goedgekeurde programma’s te kunnen laden moet je wel je telefoon jailbreaken, oftewel het softwareslot dat Apple erop heeft gezet verbreken. Jailbreaken helpt ook om uit de vendor lock te komen die Apple heeft opgesteld: na zo’n ontgrendeling kun je je iPhone bij een andere telefoonmaatschappij gebruiken dan degene die Apple heeft uitgekozen. (Wat verklaart waarom veel Europeanen een ontsloten iPhone hebben: niet iedereen wou naar T-Mobile overstappen.)

Maar ook daar is Apple mordicus tegen. Er ligt momenteel een voorstel bij de Amerikaanse overheid dat jailbreaken tot misdrijf maakt. Je mag niet aan je telefoon rommelen van Apple, en je mag met je telefoon alleen doen wat Apple goed vindt.

Het is een domme strategie. Apple is niet onze hoeder en heeft niet te bepalen wat we wel en niet lezen op onze telefoon. Bovenal: met welk recht bepaalt een bedrijf hoe burgers mogen communiceren, of waarover?