[Gesproken column voor De Praktijk. Illustratie afkomstig van Hoe dan?]
Alle columns en artikelen die ik heb geschreven (inmiddels bijna duizend) belanden uiteindelijk op mijn website. Iedereen kan reageren op die stukjes. Nou én, hoor ik u denken, dat kan op zoveel plaatsen. Dat klopt.
Maar waar ik me al maandenlang over verbaas is wat dat ene stuk over zelfmoord teweeg heeft gebracht. Het is een onderwerp waar ik vaker over heb geschreven: zelfmoord gaat me aan het hart, juist omdat we er met ons allen niet goed raad mee weten. Dat is enerzijds heel begrijpelijk, de gedachte dat iemand zichzelf vrijwillig van het leven berooft is immers nogal shockerend. Anderzijds maakt die maatschappelijke stilte de mensen die ermee tobben des te eenzamer: die kunnen haast nergens terecht. En moeten zwijgen over iets dat je zo hoog zit of je zo in de greep heeft, is ronduit vreselijk. Daar wordt die drang naar de dood trouwens bepaald niet kleiner van.
Rond een oud artikel over zelfmoord op mijn site heeft zich het afgelopen jaar een buitengewoon levendige discussie ontsponnen. Er reageerden mensen die dood wilden, er schreven mensen die vochten tegen de hang naar zelfmoord. Er reageerden mensen die verdrietig waren omdat iemand waarvan ze hielden zichzelf van kant had gemaakt. Er schreven mensen die zich geen raad wisten met zichzelf en hun leven. Vooral in het holst van de nacht verschenen er lange reacties waarin mensen hun hele hebben en houden op tafel legden.
Er kwamen nieuwe deelnemers bij. Anderen vertrokken. Soms vertelde iemand dat het inmiddels gelukkig wat beter ging. Het gesprek bleef. Inmiddels zijn er een kleine vijftienhonderd reacties – zoveel, dat ik van de week besloten heb een apart forum voor deze discussie in te richten, zodat de rest van mijn website ontlast wordt.
Het eerste grote wonder is dat al die mensen die normaal schuw zijn om te praten over hun problemen, hier openlijk vertellen over wat ze denken, wat ze vrezen, wat ze hebben meegemaakt. Zomaar, op een publieke website. Omdat ze het gevoel hebben dat het eindelijk mag en niemand boos of verdrietig wordt als ze echt vertellen hoe de vork in de steel zit.
Natuurlijk vinden mensen het soms makkelijker om vanachter het toetsenbord hun hart uit te storten, die relatieve anonimiteit verlaagt de drempel. Taxichauffeurs kennen het fenomeen. Maar da’s niet het enige. Weten dat daar niemand schrikt als je over zelfmoord begint, is veel belangrijker. Het taboe is er opgeschort en dat maakt een boel los.
Het tweede grote wonder is dat de deelnemers – en met sommigen gaat het echt belazerd slecht – zo’n groot hart hebben voor elkaar. De bezorgdheid en de betrokkenheid zijn enorm. Soms lijkt het warempel of de aandacht voor een ander iemand een beetje over zijn eigen ellende heen tilt, en steeds weer blijkt dat gedeelde smart inderdaad mindere smart is.
Wat me mateloos verbaast is hoe vaak de deelnemers vertellen dat hulpverleners het onderwerp mijden. Ze mogen het in de therapie over alles hebben, behalve over dat éne: hun hang naar zelfmoord, hun angst voor zelfmoord. Ze moeten beloven dat ze niks ondernemen en als ze dat wel doen, zo wordt gedreigd, stopt de therapie subiet.
Een rare paradox. Je klopt aan voor therapie omdat je met zelfmoordgedachten kampt en vervolgens mag je juist dáár niet over praten. Zou therapie niet een vrijplaats horen te zijn, een plek waar alles kan worden uitgesproken?