Lessig

Auteursrechtdeskundige Lawrence Lessig, de bedenker van Creative Commons, kreeg gisteren een eredoctoraat toegekend aan de Universiteit van Amsterdam. Vandaag werd er om die gebeurtenis meer luister bij te zetten, een symposium gehouden voor een select gezelschap in de Agnietenkapel.

Lessig heb ik nog nooit horen spreken, zodat ik erg blij was met de uitnodiging. Hij hield een prachtig en gepassioneerd referaat. Heel erg nieuw was het niet omdat ik al het een en ander van hem had gelezen, maar dat gaf niks. Zijn overzicht hoe steeds meer dagelijkse handelingen onder het regime van een steeds harder en onbuigzamer auteursrecht vallen, stond als een huis, evenals zijn beschrijving hoe de cultuur lijdt onder datzelfde auteursrecht. Oude cultuurproducties – manuscripten, documentaires, films – kunnen tegenwoordig haast niet meer worden overgezet naar nieuwe media, omdat eerst alle rechten opnieuw moeten worden geklaard; dat kost handenvol geld en tijd, en als de rechthebbenden niet te vinden zijn, mag het sowieso niet. Intussen sterven allerlei films de celluloiddood, en verdwijnen de boeken die out of print zijn uit de cultuur.. Ook de dagelijkse cultuur, die aan elkaar hangt van hergebruik, mixen, citeren, parodiëren en heruitvoering, lijdt onder het strenge auteursrecht: wat eerder normaal was, valt nu onder het bereik van grote en machtige vertegenwoordigers van rechthebbenden die weinig op heben met de rechten van (her)gebruikers.

Lessig legde nogmaals het principe van Creative Commons uit: makers kennen daarbij expliciet meer rechten toe aan hun publiek dan het standaard auteursrecht doet. Zelf heb ik, zodra ik mijn teksten op een website begon te herpubliceren en verzamelen, altijd gezegd dat iedereen mijn teksten mocht doorsturen en herpubliceren, mits met naamvermelding. Ik vond daarom dat het nooit zo nodig was een expliciete CC-licentie aan mijn website te hangen.

Door Lessigs speech veranderde ik echter van mening: het zichtbaar maken van andere modellen en benaderingen van het auteursrecht is zelf uiteraard ook een wapen in de strijd. Reden waarom ik sinds vanavond een expliciete CC-licentie heb gehangen aan mijn teksten op deze website. Ik heb gekozen voor By-NC-ND: iedereen mag alles kopiëren, verspreiden en doorgeven op voorwaarde dat mijn naam erbij blijft staan (By), dat er geen commercieel gebruik van wordt gemaakt (NC: non-commercial) en dat er niet mee wordt geklooid (ND: non-derivative).

De derde spreker, professor Jean-Claude Guédon (van de Universiteit van Montréal), stal overigens mijn hart. Hij hield een al even bezield referaat over Open Access en wetenschappelijke publicaties, maar deed dat anders dan Lessig niet met een gelikte powerpointpresentatie. Guédon sprak heel ouderwets – en heel knap – uit het blote hoofd. Zonder aantekeningen hield hij een betoog van een half uur. Met prachtige volzinnen, zonder ook maar één keer te haperen, en met mooie, heldere redeneringen. Guédon is zojuist bij het Instituut voor Informatierecht (IvIR) aangesteld als buitenlands gastdocent. Ik hoop hem nog vaker te horen spreken.

Internet voor iedereen

Net voor Kerst verscheen een boek van XS4all, Internet voor iedereen: 32 visies op internet, technologie en maatschappij. Het is een kleurrijk en fleurig boek, zowel qua inhoud als vormgeving. De mensen die hun ideeën vertellen, komen uit alle hoeken en gaten: Ot van Daalen van Bits of Freedom, Menso Heus (een goede vriend van me en mede-redactielid van The Next Ten Years), Egbert Dommering (emeritus hoogleraar informatierecht), Theo de Vries (directeur van XS4all), Pascal Hetzscholdt (Motion Picture Association America), Tim Kuik (Brein), en nog veel meer mensen.

De onderwerpen zijn al even breed: van piraterij tot kunst, van jongeren op internet tot internetadvocatuur, van burgerrechten tot IPv6, van open design tot milieu, en van hate mail tot de toekomst van de krant. ‘Met een voet stevig in de techniek brengen we in kaart wat er op internet gebeurt en in de toekomst gaat gebeuren, welk effect dat op ons heeft en welke invloed wij op die processen kunnen uitoefenen,’ schrijven Margreth Verhulst en Niels Huijbrecht in het voorwoord. (Samen vormen ze de afdeling Public Affairs van Xs4all.) In het hart van de bundel is mijn Parool-column over de internationale hackersconferentie HAR opgenomen.

Het boekje is geloof ik alleen aan relaties gegeven. Digitaal kan iedereen het echter ophalen en lezen: Margreth was zo lief het on-line te zetten als pdf (circa 20 MB).

Vergaardrift zonder hygiëne

Een medewerker van de Rabobank verloor vorige week een usb-stick, waar zich onder meer de gegevens van drieduizend klanten op bevonden. Hun persoonlijke gegevens stonden erop, maar ook welke beleggingen ze hadden gedaan en wat hun totaal belegde vermogen was. Dat de kwestie in het nieuws kwam, was uitsluitend omdat de vinder de usb-stick bij een krant afleverde en de krant er nieuws in zag.

Zulke datalekken zijn aan de orde van de dag. Soms gaat het om diefstal, maar vaker gaat het om slordigheid of onnadenkendheid van de mensen die beroepshalve met gevoelige informatie werken: verloren laptops, websites waar gevoelige informatie per ongeluk voor het oprapen ligt, rondslingerende usb-sticks, verdwaalde cd’s, afgedankte computers of harde schijven waar nog van alles op blijkt te staan.

Juist in een maatschappij die zichzelf zo afhankelijk heeft gemaakt van elektronische data, is dergelijke slordigheid buitengewoon pijnlijk. Je wilt niet dat duizenden elektronische patiëntendossiers ergens rondslingeren of dat ineens de financiële historie van de klanten van een bank op straat ligt. Zulke slordigheid leidt geregeld tot akelige inbreuken op iemands privacy; de gedupeerden staan vervolgens ook potentieel bloot aan misbruik van hun gegevens. Kwaadwillenden kunnen er makkelijk identiteitsfraude mee plegen (een type misdaad dat sterk in opkomst is), of nagaan wie een interessant slachtoffer is voor inbraak of chantage.

Iedereen wil de hele tijd maar gegevens van ons en onze gedragingen liefst real-time volgen. Voor zowat alles moet je je registreren, en bijna alles wat we doen leidt tot digitale sporen die aan ons worden onttrokken en vervolgens worden opgeslagen en bewaard. De vergaardrift van bedrijven en overheid kent haast geen grenzen.

Er zit een wrange paradox in die verzameldrift. Terwijl de dataverzamelaars enerzijds wonderen verwachten van het koppelen en verwerken van al die gegevens – betere gebruikersprofielen en risicoanalyses maken, sporen beter natrekken, misdaad voorkomen, monitoring opschroeven, logistiek en efficiëntie verbeteren, kosten drukken enzovoorts – zijn ze met het beheer van die gegevens vaak erg nonchalant. Te veel mensen hebben toegang, gegevens worden onversleuteld bewaard en gekopieerd, laptops en usb-sticks hebben geen beveiliging, computernetwerken zijn onvoldoende afgeschermd of hebben een architectuur die meer let op gebruiksgemak dan op veiligheid.

Sinds kort wordt er nagedacht over een meldplicht voor datalekkages. De plannen zijn helaas buitengewoon beperkt. Zo gaat de EU via een richtlijn de telecomaanbieders verplichten datalekken te melden, maar blijven alle andere vergaarders – van financiële instanties tot de zorg, van bedrijfsleven tot overheidsinstanties – buiten schot. Ook zij zouden onder zo’n meldplicht horen te vallen.

En aan meldingen alleen heb je uiteindelijk natuurlijk niks. De hoop is dat bedrijven en overheden uit angst voor reputatieschade zorgvuldiger zullen worden, maar elke gedragsdeskundige weet dat straf uitdelen alleen zelden helpt: dat leidt namelijk vooral tot pogingen om gemaakte fouten te verdoezelen.

We zouden eens moeten gaan nadenken over datahygiëne. Net zoals we het gewoon vinden in ons dagelijks leven hygiëne te betrachten – je handen wassen na toiletbezoek, geregeld douchen, je tanden poetsen, servies afwassen, geen water drinken uit een plas op straat – zouden we een vergelijkbare serie gewoontes rondom dataverkeer, dataopslag en dataoverdacht moeten ontwikkelen.

Wellicht dat we dan gaandeweg leren terug te deinzen als iemand een onbeveiligde usb-stick in een computer steekt en het vies gaan vinden als data niet versleuteld wordt overgedragen: alsof iemand je met een gebruikte naald wil prikken.

Verder lezen:

Onverdraaglijk verdrag

Nadat de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht kortgeleden haar rapport had uitgebracht, beloofde de regering haar huidige beleid voorlopig te handhaven. Op termijn wordt het auteursrecht aangescherpt – het downloaden van illegale kopieën wordt te zijner tijd verboden, terwijl dat nu mag – maar eerst, zo vond ook de regering, moest de entertainmentindustrie zelf met betere plannen komen om muziek, tv-series en films adequaat te distribueren en het legale aanbod te moderniseren.

Aan die voorgenomen strafbaarstelling van het downloaden van illegale kopieën kleven overigens grote principiële problemen. Hoe wil je zoiets in hemelsnaam handhaven? Dat kan alleen door al het internetgebruik van particulieren nauwgezet te monitoren en controleren, wat nu niet bepaald past in een democratie. De regering beloofde haar voornemen niet meteen uit te voeren. Eerst moest de industrie zelf over de brug komen.

Dat was een leugen. Er blijkt er een nieuw multilateraal handelsverdrag op stapel te staan, de ACTA: een verdrag dat namaak en handelsinbreuk moet beperken. Nederland onderhandelt in het geheim mee. Op aandringen van de muziek- en filmindustrie zijn ook inbreuken op het auteursrecht in de ACTA ondergebracht. Hoe een en ander precies is geformuleerd, was lange tijd onduidelijk: ook de stukken zelf zijn namelijk geheim en de onderhandelingen vinden niet plaats binnen een bestaande structuur (zoals de EU).

Uit wat er inmiddels van de ACTA gelekt is, lijkt de voorgestelde aanpak vele malen strenger te zijn dan wat Nederland of de EU momenteel aan wet- en regelgeving kent. Anders gezegd: als Nederland tekent, geven we onze beleidsvrijheid op en committeren ons aan een verdrag dat tegen onze eigen nationale en Europese afspraken ingaat, en waarvan burgers noch parlement kennis hebben kunnen nemen.

De Amerikanen blijken voorgesteld te hebben om providers via de ACTA medeverantwoordelijk te maken voor de eventuele auteursrechtinbreuken van hun klanten; een principe dat we in Europa nadrukkelijk afgewezen hebben. De enige weg die providers geboden wordt om aan die medeaansprakelijkheid te ontkomen, is een verplichte medewerking aan de claims van de rechthebbenden. Providers zouden mensen direct moeten afsluiten, namen en adressen moeten doorgeven, administratieve boetes moeten opleggen etc. zodra de entertainmentindustrie claimt dat haar rechten worden geschonden.

In een uitstekende brief legden Bits of Freedom en Vrijschrift vorige week uit waarom dat een fundamentele fout is. Zulke dingen horen niet in handelsverdragen te worden geregeld: ‘Het opleggen van administratieve taken aan bedrijven is niet verenigbaar met het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens.’ Bedrijven zijn niet opgericht om rechtbank te spelen, en deze aanpak ontneemt ‘verdachte’ gebruikers hun recht op een advocaat en op beroep. Daar komt bij dat veel claims van de entertainmentindustrie bij de rechter geen stand hielden; wellicht een extra reden waarom zij die stap liever overslaan en zelf rechter willen zijn.

De regering is de ACTA-onderhandelingen ingegaan zonder het parlement daarvan op de hoogte te brengen en stemde daarenboven in met een geheimhoudingsdocument over diezelfde onderhandelingen. ‘Elke democratische legitimering ontbreekt,’ concluderen Bits of Freedom en Vrijschrift terecht.

Dat de entertainmentindustrie weinig oog heeft voor andere rechten dan de hunne, was al langer duidelijk. Dat de regering daarin gretig meegaat en het parlement intussen voorliegt, is onverdraaglijk.

[N.B.: Met mijn oprechte excuses aan Vrijschrift, die ik – heel dom – aanvankelijk Vrijbit noemde. Op mijn website kan ik dat makkelijk aanpassen, in de krant helaas niet.]

Meer lezen:

  • ACTA: Wikipedia (EN)
  • ACTA revealed, European ISPs might have a big problem: EDRi
  • EU-reactie op Amerikaanse voorstellen: .pdf
  • Brief Bits of Freedom en Vrijschrift: .pdf

Update 10 december: Er is een open brief opgesteld, gericht aan onder meer het Europees parlement, waarin gepleit wordt in het ACTA geen afspraken op te nemen die indruisen tegen burgerrechten. NGO’s kunnen de open brief ondertekenen.

Moderne samenvatting

Een site die ik bijna dagelijks bezoek is AfterEllen.com, waar nieuws over lesbische vrouwen en de media wordt bijgehouden. AfterEllen besteedt daarbij van oudsher vrij veel aandacht aan soaps en series, juist omdat homoseksualiteit daarin zo zelden aan bod kwam; en als er al eens een lesbisch personage is, liep het daarmee vaak verkeerd af. Gelukkig is er na The L Word gaandeweg meer lesbisch kijkplezier op de buis. Zo is er een damesdraad in Grey’s Anatomy ontstaan, en hoewel Callies eerste liefje wel heel abrupt verdween en we zelden iets van passie tussen die twee merkten, is de verhouding tussen Callie en Arizona iets beter ontwikkeld.

AfterEllens ‘recaps’ zijn vermaard. Ze zijn geestig geschreven, met veel culturele referenties, en gelardeerd met goed gekozen stills uit de serie. Sommige recappers zijn zo goed dat je hun stukken ook met plezier leest als je de bewuste serie niet volgt.

Buiten ‘puur’ lesbische personages volgt AfterEllen ook series die een hoog lesbificionado-gehalte hebben. Een daarvan is Gossip Girl: al was het maar omdat zowat de hele serie draait rond de vriendschap tussen Blair en Serena, en die twee zo ongeveer ziek worden als ze onderling ruzie hebben. AfterEllens StuntDouble, die de recaps van Gossip Girl verzorgt, heeft inmiddels een heel moderne vorm ontwikkeld: ze beschrijft elke aflevering in Facebookvorm. Minder makkelijk te volgen dan de normale samenvattingen, maar ronduit hilarisch, slim en inventief. Hats off, StuntDouble!

Bewaarplicht ongrondwettelijk

Het constitutionele hof in Roemenië heeft in oktober geoordeeld dat de Europese bewaarplicht tegen de grondwet indruist. ISPam.nl meldt dat de Engelse vertaling van de uitspraak nu bekend is.

Het opslaan van de verkeersgegevens van alle burgers is volgens het constitutionele hof een schending van het recht op privacy, op het correspondentiegeheim, op de vrije verplaatsing en op de uitingsvrijheid.

Daarbij worden ook niet alleen van de personen die het initiatief nemen tot het contact, maar ook de ontvangers van de communicatie hun gegevens bewaard. De ontvangers kunnen zich niet beschermen tegen het gevaar van verkeerde conclusies die kunnen worden getrokken door het contact met een derde. Er kan zelfs doelbewust sprake zijn van verdachtmakingen door derden die het contact initiëren.

De hele bevolking wordt door de bewaarplicht bestempeld tot verdachte van terroristische en andere ernstige misdrijven. Als uitsmijter waarschuwt het constitutioneelhof er voor dat dit soort wetgeving er toe kan leiden dat de democratie kan worden opgeblazen, onder het mom van haar te beschermen. Iets waar al verschillende malen voor gewaarschuwd is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Ook in Duitsland loopt er bij het constitutionele hof een procedure tegen de bewaarplicht. In december houdt het hof een hoorzitting en medio 2010 wordt een uitspraak verwacht. In eerste instantie heeft het Duitse constitutionele hof zich kritisch over de bewaarplicht uitgelaten. Het is niet uit te sluiten, dat het net als haar Roemeense collega tot de conclusie komt dat de bewaarplicht in strijd is met de mensenrechten.

Network deceit

For years, it was unclear how the networking site Facebook makes profit. The amount of daily traffic a site generates weighs heavily in deciding the monetary worth of a web site, but invariably, there comes a time when actual revenue starts counting and mere ‘hits’ are no longer sufficient. How does Facebook earn its money?

Advertisements that visitors can click on Facebook won’t do the trick: their range is far too generic. You’re never presented with ads that bear a connection to the topics you write about. Their selection is based on your gender, your age and your relationship status. Thus, I am bombarded with ads about remedies for menopausal complaints (which I neither have nor care about), and my male friends are mostly offered dating sites (which they distrust). So Facebook won’t get rich off of that. Selling profiles or search-strategies, like Google does, is also not applicable.

Nonetheless, Facebook is making it big. Last month it became clear exactly how.

Facebook offers all sorts of extra applications, many of them games and quizzes. The most popular ones are Mafia Wars and Farmville: tens of millions of people are so into them that they log in every few hours to harvest their strawberries or to ensure that the gangster war they’re involved in, is decided in their favor.

When you sign up for such a game, you’ll get a free starter kit. Your co-playing Facebook friends can show you the lay of the land and supply you with extra weapons, ammo or seeds and help you to become a better gangster or farmer. Soon, the starter level will no longer suffice. You can only progress in two ways: either by playing the game more intensively, or by spending money on it. Of course, no one wants to resort to using their credit cards or their Paypal account: spending time on a game is ok, spending money isn’t. No problem: you can earn virtual money and use that for your game. Win points by taking an IQ-test, order a funny ringtone, get a trial issue of a magazine, download that hilarious video to your cell phone. All you have to do is text code so-and-so to such-and-such number. Click. Hooray! One level up.

Except – without realizing it – you’ve stepped into a trap. Suddenly you’ve got an annual subscription because you never sent back that trial issue, it turns out you’ve dialed an expensive pay-per-minute line or it turns out by sending that text message you’ve authorized a charge to your credit card. People have reported to have been conned for hundreds of Euros. And Facebook gets a percentage of those ‘sales’.

The deceit lasted for months. Proper companies advertising on Facebook slowly understood the method and withdrew, so that – in the words of the man who first published about the scam [1] [2] – the more honest companies gradually disappeared and only the scum remains: companies who truly couldn’t care less that they make their money through deceit. The longer the con lasted, the more ingenious the tricks and ruses became.

You’re a fool if you allow yourself to be bamboozled, you say? Perhaps. But blaming the victim doesn’t absolve the companies that conduct the scam of their responsibility. Should a scammer be forgiven merely because his victim wasn’t sufficiently distrustful? Besides that, the approach is a tad too familiar: give people their first few of fixes for free and wait until they’re hooked: only then you’ll show them the price tag that you’ve kept hidden all the time.

Karin Spaink, Het Parool (Dutch newspaper), November 24, 2009
Translation: Dirk van Sloten

Netwerkbedrog

Hoe de netwerksite Facebook aan geld kwam, was lang onduidelijk. Op internet weegt de hoeveelheid dagelijkse bezoekers zwaar bij het bepalen van de waarde van een site, maar op zeker moment moet er daadwerkelijk omzet worden gegenereerd en volstaan hits niet meer. Waarmee maakt Facebook geld?

Van advertenties waarop bezoekers kunnen klikken, moeten ze het niet hebben: die zijn veel te grofmazig. Je krijgt er nooit reclames voorgeschoteld die verband houden met de onderwerpen waarover je schrijft. De selectie is gebaseerd op je sekse, je leeftijd en je relatiestatus. Zodoende word ik doodgegooid met advertenties over overgangskwaaltjes (die ik haat) en krijgen mijn mannelijke vrienden bijna uitsluitend datingsites aangeprezen (die ze wantrouwen). Dus daar wordt Facebook niet rijk van. Profielen of zoekstrategieën verkopen, zoals Google doet, is ook al niet aan de orde.

Niettemin loopt Facebook binnen. Vorige maand werd duidelijk hoe dat precies in z’n werk gaat.

Onder de vlag van Facebook draaien allerlei applicaties, waaronder spelletjes. De meest populaire zijn Mafia Wars en Farmville: tientallen miljoenen mensen spelen ze en zijn daar inmiddels zo aan gehecht dat ze om de paar uur inloggen om hun aardbeien op tijd te oogsten of een gangsteroorlog tot een goed einde te brengen.

Wanneer je je bij zo’n spel aanmeldt, krijgt je een beginnerspakket. Je meespelende Facebookvrienden kunnen je wegwijs maken en je van extra wapens, munitie of zaden voorzien, opdat je een betere gangster of boer wordt, maar alras voldoet het beginnersniveau niet meer. Je kunt alleen hogerop komen door het spel intensiever te spelen dan wel er geld in te steken. Natuurlijk wil niemand zijn creditcard of zijn Paypal-account daarvoor aanspreken: een spelletje mag gerust tijd kosten, maar geen geld. Geeft niks, je kunt ook virtueel geld verdienen en dat vervolgens voor je spel gebruiken. Verdien punten door een IQ-test te doen, een leuke ringtone te bestellen, een proefnummer van een tijdschrift aan te vragen, dit leuke filmpje op je mobieltje te krijgen, of getal dit-en-dat naar nummer zus-en-zo te sms’en. Klik. Klaar. Hoera! Niveau omhoog.

Alleen trap je zonder dat je het doorhebt in een val. Ineens zit je vast aan een jaarabonnement omdat je het proefnummer niet hebt teruggestuurd, schijn je een stervensduur betaalnummer te hebben gebeld of blijk je met je sms’je toestemming te hebben gegeven om een bedrag van je creditcard af te halen. Wie onvoorzichtig was, werd voor honderden euro’s opgelicht. En Facebook krijgt een percentage van die omzet.

Het bedrog heeft maandenlang geduurd. Nette bedrijven die op Facebook adverteerden, hoorden er via-via van en trokken zich terug, zodat – in de woorden van de man die er als eerste publiekelijk over schreef [1] [2] – de nettere bedrijven zich gaandeweg uit dit soort opzetjes terugtrekken en het schuim achterblijft: de bedrijven die het niet werkelijk geen zier kan schelen dat ze hun geld verdienen met oplichting. Hoe langer het bedrog duurt, hoe doortrapter de instinkers.

Dom van die mensen die zich lieten inpakken, kun je zeggen. Maar dat is te makkelijk. Dat ontslaat namelijk die bedrijven niet van hun eigen medeplichtigheid, hun verantwoordelijkheid voor hun misleiding. Daarnaast is de aanpak net wat te bekend: geef mensen eerst een paar keer een gratis fix en wacht dan tot ze verslaafd zijn: pas dan hang je het prijskaartje eraan dat je al die tijd achter de hand hield.

Stop de persen!

Met de kranten gaat het minder goed. Adverteerders verleggen hun terrein en abonneebestanden kalven af. Internet krijgt de schuld: want waarom zou je nog een krant kopen als je het nieuws gratis op internet kunt lezen? Da’s echter hooguit een deel van de verklaring; kranten verloren al voor de opkomst van internet terrein. Twintig jaar geleden kregen de commerciële tv en de explosie van doelgroepgerichte tijdschriften de schuld.

Kranten hebben de laatste decennia van alles geprobeerd. Eerst kwamen ze, in de hoop de adverteerders weer aan te trekken, met meer special interest katernen, wat voor individuele lezer hoofdzakelijk betekende dat-ie meer pagina’s kreeg waarvan-ie er minder las. Reden je af te vragen of je dat abonnement wilde houden: je betaalt voor papier waarvan je steeds meer linea recta weggooit. Daarna gingen kranten goedkoper produceren door meer pre-fab nieuws over te nemen van agentschappen en maakten ze meer krant met minder mensen.

Oftewel: er bleef weinig menskracht over voor originele stukken, voor verdieping en voor uitzoekwerk. Het nieuws moest zo snel mogelijk in de krant (anders had een ander de primeur of hadden tv of internet het onderwerp al uitgemolken); van het natrekken van berichten, research doen naar achtergronden en historie kwam weinig terecht.

Tegenwoordig zitten we dus met kranten die persberichten voor nieuws verslijten en die een rel liever opstoken dan hem vakkundig ontleden. In hun haast te publiceren verliezen ze diepgang en winnen ze niets: tv, radio en internet zullen altijd sneller zijn dan een krant. En alle reddingsplannen zijn ouderwets. Wie verzint er nu in hemelsnaam dat je het systeem van omroepbijdragen best kunt overplanten naar kranten? Alleen iemand die niet snapt dat het tv-stelsel zelf op instorten staat. Betalen voor de krant op internet werkt ook niet: als je bij krant A op internet moet betalen voor een stukje, lees je dat toch op de site van krant B?

Bij het debat over de toekomst van het nieuws moeten we voorts vooral niet dezelfde fout maken als in dat over de toekomst van de muziek. Daarbij draait het helaas vooral om de rechten van de muziekindustrie en zelden om de inkomsten voor muzikanten en de meest adequate distributie van hun muziek, terwijl die laatste twee kwesties toch de kern van de zaak zijn.

Een debat over de toekomst van de krant gaat er niet om hoe PCM, de Vlaamse Persgroep of Rupert Murdoch kunnen overleven. We moeten verzinnen hoe we goede verslaggeving en doordacht commentaar op het nieuws stimuleren, en hoe je zulke stukken het beste bij de lezers krijgt.

Waarom kan ik niet kiezen in de krant, naar inhoud noch naar vorm? Waarom kan ik niet zelf mijn Parool-feed bepalen en mijn selectie dagelijks (of om de dag, of elke week) via internet opgestuurd krijgen, leesbaar op een e-reader, op mijn tv, op mijn computer, op mijn mobieltje of als zelf af te drukken krant? Van de papier-, druk- en distributie kosten die de krant dan bespaart, kun je alle abonnees een e-reader of een goede printer cadeau doen.

Ik zou alle sport, alles over de Nederlandse tv en alle sterrenroddel subiet laten vallen, achtergrondartikelen over politiek een prominente plaats geven, alle artikelen die minder dan driehonderd woorden lang zijn weglaten (die beschrijven vrijwel zeker incidenten), en fijn veel goede recensies willen. En Joep Bertrams zou ik voor eeuwig op de voorpagina van mijn Parool zetten.

Neutrale netwerken

Gisteravond heeft een commissie van het Europees Parlement vergaderd over de Telecomrichtlijn, een kaderwet voor internet en telefonie. Ter tafel lag onder meer een amendement, ingefluisterd door telefoniegigant AT&T, waarin wordt geregeld dat leveranciers ‘in voorkomende gevallen’ bepaalde soorten verkeer op internet te mogen afknijpen, bijvoorbeeld om ‘opstopping’ te voorkomen.

Zweden heeft zich als enige sterk verzet tegen het voorstel: zij willen dat providers zich neutraal opstellen ten aanzien van het verkeer dat zij transporteren. De grote vraag is hoeveel medestanders de Zweden hebben kunnen vinden. Nederland heeft zich tot nu toe erg op de vlakte gehouden.

Het oogt allemaal dodelijk saai en weinig belangrijk. Maar het gedonder dat klanten van UPC al geruime tijd ervaren, gaat precies daarover: UPC schendt de netwerkneutraliteit. UPC belooft haar klanten een bepaalde snelheid. Die haal je ook gerust als je websites ophaalt, maar zodra je bittorrent wil gebruiken, zakt de snelheid dramatisch in. UPC knijpt dat verkeer namelijk af, zo stelde de Consumentenbond onlangs vast.

Het venijn daarvan is dat veel mensen hun keuze voor een provider laten afhangen door de beloofde snelheden: je koopt met je abonnement niet alleen toegang maar ook bandbreedte. Dan is het bizar te merken dat juist verkeer waarbij snelheid ertoe doet, wordt afgeknepen. Bovendien gaat het UPC geen klap aan voor welk verkeer hun klanten internet gebruiken: zolang het legaal is, mag UPC geen onderscheid maken, en mocht verkeer illegaal zijn dan dient de bron te worden aangepakt, niet de vervoerder – die immers niet behoort te weten wat haar klanten zoeken, bekijken, sturen of ontvangen, laat staan dat ze specifiek verkeer doelbewust vertraagt of verhindert.

Schendingen van netwerkneutraliteit komen geregeld voor. Vaak doet een provider dat uit gewin. Zo tracht datzelfde AT&T dat in Europa zo hard heeft gelobbyd voor het bewuste amendement, in de VS de mogelijkheid te blokkeren om VoIP (bellen over internet) te gebruiken op mobieltjes. VoIP is namelijk stukken goedkoper dan gewoon mobiel bellen, en AT&T hoopt op deze manier haar concurrenten de voet dwars te zetten en haar omzet in dure belminuten nog een tijdje vast te kunnen houden. Apple weigerde afgelopen week voor de tweede keer om Google Voice – een andere methode om goedkoop via internet te bellen – toe te laten als applicatie voor de iPhone. De reden? Druk van AT&T, dat nauw samenwerkt met Apple.

AT&T wil niet dat wij goedkoper kunnen bellen. Liever dan zelf met nieuwe technologie te komen, probeert ze innovaties van anderen te dwarsbomen.

Een ouder (tot nu toe afgehouden) voorstel dat de netwerkneutraliteit schendt, is om voortaan het verkeer van commerciële sites voorrang te geven en consumenten in de wacht te zetten. Dat laatste verkeer – uw e-mail, uw poging om een website op te vragen, het filmpje dat u wilt zien op YouTube – zou in dat model pas worden afgehandeld als er luwte is in het systeem. Da’s een beetje alsof de postbode zegt: ‘Nee hoor, die brief aan u bezorg ik pas als ik alle zakelijke klanten van dienst ben geweest. Reclamefolders rondbrengen is belangrijker. Bovendien, dat kaartje van uw moeder aan u heeft toch geen enkele haast!’

Helaas vinden gevestigde bedrijven een betrekkelijk gewillig oor in Europa. In Amerika snappen steeds meer mensen dat netwerkneutraliteit technologische innovatie bevordert en onmisbaar is voor de communicatievrijheid van burgers. Alleen neutrale netwerken garanderen dat mijn moeder mij kaartjes kan blijven sturen.