Verloofd

Met het huwelijk heb ik niks. Met vriendschap en de liefde daarentegen wel; daarvoor wijkt wat mij betreft zowat alles. Zelfs in die mate dat dingen die je nooit wilde, of waar je pertinent tegen was, daardoor zomaar van kleur kunnen veranderen en ineens volledig logisch kunnen voelen. Wat meer is: dat je die dingen dan plotseling van harte en uit volle overtuiging doet.

Dus ja, tegen mijn eigen verwachting in ga ik binnenkort trouwen. Ik vind dat verrassend ontroerend. En bovenal vind ik het prachtig en heel bijzonder dat iemand me dusdanig vertrouwt, dat ze me vraagt mijn lot ook wettelijk met het hare te verbinden. Dit huwelijk is een kostbaar cadeau. Het is een bevestiging en een belofte van diepe trouw.

***

Nadat ik mijn verloving via een relatie-update op Facebook had bekendgemaakt, regende het felicitaties. Dat was overrompelend lief. Toen ik twee weken later de naam van mijn aanstaande invulde, maakte Facebook daar onbedoeld opnieuw een feestje van door onze verloving prompt in de categorie ‘verjaardagen’ te publiceren. Opnieuw vielen me tientallen welgemeende felicitaties ten deel. [Christiane, mijn aanstaande, helaas niet: zij had zich nog niet bekend gemaakt. Ze bekeek het gedruis op afstand en met veel plezier.]

Vrijwel alle felicitaties waren afkomstig van mensen die alleen mijn stukjes kenden. Vrienden op Facebook deden er zo ongeveer collectief het zwijgen toe. Waarschijnlijk vermoedden ze een grap. Spaink en trouwen, dat was immers water en vuur? Sommigen stuurden een verbaasd mailtje, met als grootste gemene deler de subject line: ‘Huh?’ Nadat ze het achtergrondverhaal hadden gehoord – er is altijd een achtergrondverhaal – lieten zij, net als C. en ik eerder hadden gedaan, subiet hun reserves vallen.

***

Terzijde: wat me verrraste, was dat allerlei mensen plaagden & klaagden: ‘Shit, Spaink is nu dus van de markt. Mijn droom aan diggelen!’ of: ‘Die verloofde moet wel heel bijzonder zijn, als jij je leven met haar wilt delen.’ [Ja, geloof me: C. is inderdaad heel bijzonder.]

Zulke opmerkingen strelen natuurlijk mijn ijdelheid en mijn ego, dus dank daarvoor. Maar juist omdat meerdere mensen zoiets zeiden, ging er gaandeweg iets rinkelen. Iets dat niks met mij te maken heeft, en alles met geldende idealen van aantrekkelijkheid of gewensd zijn. Is het niet bijzonder dat een grijsharige, slecht lopende vrouw met maar één borst en een onhandig arsenaal aan recalcitrante opinies, kennelijk als begeerlijk kan gelden, als iemand die je mogelijk wil werven?

Nogmaals: hartelijk dank voor de complimenten aan mijn adres, maar de vraag daarachter is veel interessanter. We zijn allemaal gaan geloven dat we jong en gezond moeten zijn om bemind te kunnen worden. Maar misschien doet uiterlijk er op de keper beschouwd geen sodemieter toe, en is energie – of voor mijn part: charisma – het enige dat echt telt?

Wanneer de verloving van een middelbare, gehandicapte en obstinate mevrouw onbekenden uitlokt om grappen te maken over hun eigen deswege gemiste kansen (zie ook de cartoon bovenaan dit stukje), is er hoop. Veel hoop. Niet zozeer voor mij – want ik ben nu fijn onder de pannen – maar wel voor u, en voor ons allemaal. Want kennelijk kunnen we nog steeds voorbij gaan aan het media-ideaal van schoonheid en kunnen we een beetje beter & verder kijken. (Niet dat ik nou zo geweldig ben, hoor. Ik kan het vooral leuk brengen. Oftewel: makke telt minder dan presentatie. Wat zelf ook weer een onrustbarend concept is: moeten we ons dan allemaal druk gaan maken om hoe we overkomen?)

Enfin. Dat zijn zo van die gedachten die opkomen wanner half Facebook je ineens feliciteert met je verloving.

***

Nee, ik ben geen makkelijk mens, en Christiane – mijn verloofde – al evenmin. Maar we vertrouwen elkaar tot op het bot en we hebben elkaar nu hard nodig. Plus dat we in onze dertigjarige vriendschap hebben geleerd wanneer we zachtjes moeten doorzetten en wanneer we elkaar effies met rust moeten laten.

Nee, het verhaal achter dit huwelijk is niet alleen rozegeur en maneschijn. Maar dat maakt het des te mooier dat Chris en ik dit toch kunnen & mogen doen: dat we juist nu beloven elkaar door dik en dun te willen steunen.

Nee, dat allerlei halve onbekenden ons hun allerhartelijkste felicitaties aanbieden, is niet oppervlakkig. Het is imers nooit oppervlakkig wanneer iemand je geluk toewenst. Integendeel: het is ronduit prachtig wanneer iemand de moeite neemt om te zeggen dat ze op veel goeds voor je hopen. Want dat doen we eigenlijk erg weinig: elkaar alle mogelijke liefde en geluk toewensen.

Zodat dit aangekondigde huwelijk ook maakte dat ik ineens de zachtheid, de meelevendheid en de goede bedoelingen van anderen weer helder zag. Wat op zichzelf al een prachtig cadeau is.

Sletten

[Het tijdschift Opzij heeft de rubriek F-Side, waarin allerlei vrouwen terugkijken op het feminisme van toen – zeg maar: de jaren ’70 en ’80 – en dat verbinden met het feminisme van nu. Voor het januarinummer van 2012 vroeg Opzij mij om een bijdrage. Bij deze:]

Verkrachting was de waterscheiding. Zelfs wie vond dat de wereld opperbest was geregeld en dat vrouwen heus evenveel rechten hadden als mannen, kon zien dat de theorie daar spaak liep. Op een enkele uitzondering na waren mannen altijd de daders, vrouwen de slachtoffers. Het meest gehoorde verweer? ‘Ze vroeg er zélf om!’ Had je maar geen rok moeten dragen, niet alleen moeten zijn, niet vriendelijk moeten lachen. Had je maar geen vrouw moeten wezen.

Verkrachting, zo leerden we toen we er eindelijk hardop over durfden te spreken, werd kennelijk opgevat als een mannelijk recht, of als broodnodige afstraffing van een vrouw die weigerde haar plaats te kennen. Maar wie bepaalde die plaats? Waarom zou een man recht hebben op seks? Waarom was de beteugeling van mannelijke driften de verantwoordelijkheid van vrouwen?

We leerden ook dat de angst voor verkrachting een ferm wapen was. Uit voorzorg gingen we zelden ’s avonds alleen over straat, trokken we lange jassen aan en hielden we ons gedeisd. Keurig zijn hielp trouwens weinig. We ontdekten namelijk ook dat de meeste verkrachters helemaal niet enge kerels uit de bosjes waren, plotseling overmand door onstuitbare begeerte. Het waren onze eigen buren en kennissen, onze eigen verwanten.

We realiseerden ons dat niemand ooit het recht heeft een ander te verkrachten. En dat ook een vrouw die ‘uitdagend’ gekleed gaat – naar wiens norm, overigens? – nog steeds zélf het recht heeft te bepalen met wie ze seks wil. Dat een vrouw die zelf haar partners uitkiest, daarom nog geen slet is; dat ook sletten niet mogen worden verkracht.

Vandaar dat ik vreselijk blij werd toen afgelopen zomer overal ter wereld ineens Slutwalks werden georganiseerd. Protestmarsen van vrouwen die vinden dat ook iemand voor slet verslijten geen vrijbrief voor verkrachting kan zijn. Nog blijer werd ik toen ik merkte dat er veel mannen meeliepen. Dat was bij onze heksennachten indertijd wel anders.

Wel had ik gehoopt op meer sletlopende moslimvrouwen. Dat een hoofddoek dragen ook venijnig verzet kan zijn, snap ik gerust: ‘Psah! Ik kleed me netjes en jij denkt niettemin dat je je iets kunt permitteren? De wraak van Allah over jou!’ Maar je kunt de zelfbeheersing van mannen niet afhankelijk maken van de zedigheid van vrouwen. Zoals op een spandoek stond: ‘Ook vrouwen in burka’s worden verkracht.’

Weigeren

Den Haag ontsloeg vorige week een weigerambtenaar. Driewerf hoera! Iemand die weigert de wet uit te voeren, hoort niet in overheidsdienst thuis.

Dat ambtenaren die geen homoseksuelen wilden trouwen niet subiet op straat werden gezet, was te billijken. Het gaf ze – heel chic – ruim de tijd om ander werk te vinden. Wie zich echter tien jaar later nog niet heeft neergelegd bij de veranderde definitie van het huwelijk en desondanks vasthoudt aan zijn baan als ambtenaar van de burgerlijke stand, verliest elke aanspraak op coulantie.

Protesteren tegen een wet is een burgerrecht. Een wet moedwillig negeren of overtreden is een verdergaand, doch beproefd politiek wapen, dat zijn impact juist dankt aan de persoonlijke opoffering die zoiets vergt, Als ambtenaar openlijk weigeren een wet uit te voeren die de basis van je werk vormt, onderwijl eisend in die positie te kunnen aanblijven, is andere koek. Gewetensbezwaard doen op gemeenschapskosten? Nou, dapper hoor!

De termen ‘weigerambtenaren’ en ‘gewetensbezwaarden’ bevallen me sowieso niet. Beide begrippen stammen uit de periode van de nationale dienstplicht. Ooit moest elke Nederlandse jongen zonder pardon in het leger in; alleen wie serieuze bezwaren tegen het leger had, kon na veel gedoe uitwijken naar een vervangende – en bij wijze van straf langer durende – maatschappelijke dienstplicht. De bestaansgrond van die morele exceptie was dat deelname in het leger verplicht was: je kon er niet onderuit.

Voor ambtenaren van de burgerlijke stand ligt de zaak bepaald anders. Niemand heeft ze die baan opgelegd. Ze hebben dat werk in vrijheid gekozen, en als het ze niet langer bevalt, kunnen ze zonder repercussies weg. Stuit je werk je tegen de borst? Neem ontslag! Als je blijft: ook goed. Maar doe dan je werk, en zeik niet.

De ontslagen ambtenaar bekreunt zich nu om discriminatie: ‘Ik mag homostellen niet discrimineren, maar ik word nu zelf wel gediscrimineerd.’ Welnee schat. Je hoeft helemaal niemand te trouwen. Alleen: je kiest er zelf voor de wet te negeren.

Wat me evenmin bevalt, is dat de ruim honderd weigerambtenaren die we momenteel in Nederland in dienst houden, met groot animo heterostelletjes in de echt verbinden. Niet alleen denken zij als ambtenaar het homohuwelijk te mogen weigeren; ze doen tegen de klippen op alsof het heterohuwelijk nog bestaat. Maar met de wetsverandering van 2001 is de definitie van het huwelijk zelf veranderd. Een ware gewetensbezwaarde hoort nadien élk huwelijk te weigeren, ook dat tussen een man en een vrouw.

Update, 16:00:

De motie van kamerlid Ineke van Gent (GroenLinks) om een einde te maken aan de weigerambtenaren is vanmiddag in de Tweede Kamer aangenomen. De PVV stemde voor, de VVD tegen. Of het kabinet de motie wil uitvoeren is nog onduidelijk. Met pech zitten we zometeen niet alleen met weigerambtenaren opgescheept, maar ook met een weigerkabinet.

Prostitutie

Wethouder Asscher wil af van de wantoestanden in de prostitutie en zint daartoe op maatregelen. Dat siert hem. Er is veel mis daar, van regelrechte vrouwenhandel en uitbuiting tot intimidatie en mishandeling. Ondanks legalisering en registratieplicht werken veel prostituees nog steeds illegaal. (Niet zo vreemd, trouwens: wie wil er nu levenslang bij de belasting bekend staan als ZZP’ende sekswerker?)

Aan zwaaien met verboden, zoals Asscher nu al wekenlang doet, hebben de vrouwen in kwestie niets. Prostitutie illegaal maken betekent dat de sector verder ondergronds gaat en zich juist meer aan controle – en dus aan interventies – onttrekt.

Al wie uit de prostitutie wil en daartoe hulp zoekt, zal zichzelf dan eerst als delinquent moeten afficheren, met alle gevolgen van dien. Pooiers en handelaars krijgen van overheidswege gratis een nieuw chantagemiddel in handen gedrukt: ‘Als je lastig bent, leveren we je aan de politie uit!’ Voor de vrouwen zelf wordt het riskanter om aangifte tegen hun handelaars te doen, laat staan tegen ze te getuigen.

Daar sta je dan met je regulering en je handhaving: doel volledig voorbijgeschoten. Maar ja, we zien het niet meer hè, niemand die dan nog klaagt…

Naar Zweeds voorbeeld overweegt Asscher ook een andere optie: niet de hoer, maar de hoerenloper aanpakken. Juridisch is dat een gedrocht: wanneer een dienst zelf legaal is, is het afnemen ervan dat ook. En het werkt amper. In Zweden worden jaarlijks zo’n vijftig mannen als prostituant veroordeeld.

Bovenal is het een ouderwets concept, gebaseerd op het romantische beeld van prostitutie waartegen Asscher zich juist zo afzet. ‘Winkelen’ – de ramen langsgaan op zoek naar een prostituee – wordt steeds zeldzamer. Tegenwoordig bestel je iemand via een website of een mobiel nummer. Vervolgens wordt er iemand uit de ‘stal’ gehaald en binnen het uur per taxi op het gewenste adres afgeleverd. Vroeger vormden escorts de top van de branche, nu zijn zij bij uitstek de meest machteloze vrouwen uit het circuit – juist omdat ze permanent buiten zicht worden gehouden.

In interviews laat Asscher zich snerend uit over ‘comfortfeministen’ die de kwaden van prostitutie bagatelliseren. Beste Lodewijk: dertig jaar geleden was ik óók tegen legalisering van prostitutie, op – naar ik dacht – feministische gronden. Pas nadat andere feministen zich beter in de kwestie verdiepten, leerde ik dat legalisering het enige is dat echt helpt om misbruik te stoppen, en dat hulpverlening alleen werkt als prostituees vindbaar en benaderbaar zijn.

Heus: dat was bepaald een oncomfortabel inzicht.

Facebook dwang

In navolging van Google+ is ook Facebook nu begonnen een real-name policy af te dwingen. Wie onder een alias post, riskeert te worden geblokkeerd – vaak zonder waarschuwing vooraf of uitleg na afloop.

Waarom zulk beleid kortzichtig is en makkelijk tot politiek wapen kan verworden, legde ik al eerder uit in een column voor Het Parool. En wat is eigenlijk iemands ‘echte’ naam? De naam die in je paspoort staat? Dan komt elke Johannes die zich sinds jaar en dag Jan of Johan noemt, elke Geertruida die voor iedereen Gerda heet, onder vuur te liggen. En hoe moet het met getrouwde, gescheiden en hertrouwde vrouwen? Heet Jacqueline Kennedy volgens Facebook Jackie Kennedy, Jacqueline Lee Bouvier of Jacqueline Onassis?

De maatregel treft – buiten mensen die hun echte naam om veiligheids- of politieke redenen liever niet willen prijsgeven – vooral artiesten. Lang niet elke musicus, zanger, schrijver, tekenaar of columnist opereert immers onder ‘eigen’ naam. Denk aan Bernlef, Prince, Zak, Yrrah, Bibeb, Junkie XL, Anna Enquist, Gummbah, Kronkel, Opheffer, A.F.Th., Andreas Burnier, Marjolijn Februari, Drs. P., Arjan Ederveen, Elton John, Kader Abdollah, Freddy Mercury, Blixa Bargeld, Erwin Olaf, Marilyn Monroe. Gerard Reve is dood, maar had-ie volgens Facebook Gerard Reve moeten heten, Gerard van het Reve, Gerard van ‘t Reve of Gerard Kornelis van het Reve?

In Nederland sloot Facebook recent een serie mensen af die daar onder hun publieke pseudoniem actief waren, oftewel juist onder de naam waarmee ze het meest bekend zijn. Het betrof – of dat toevallig was of niet laat ik aan uw verbeelding over – een duidelijk omschreven groep Facebookers: mannen die geregeld in travestie optreden en dat als politiek statement gebruiken. Exit Jennifer Hopelezz, exit Pamela Andersom.

Sommige van hen werken al bijna twintig jaar onder hun artiestennaam en hebben in die hoedanigheid een serieuze carrière opgebouwd, zoals Dolly Bellefleur. Vanzelfsprekend gebruiken zij op Facebook daarom hun artiestennaam wanneer ze over hun werk en activiteiten vertellen. (Soms hebben ze daarnaast onder hun oorspronkelijke naam een ander account, bedoeld voor contact met vrienden.)

Afgelopen week werd zodoende ook Dolly Bellefleur afgesloten. Ze kreeg pas na veel gedonder haar account terug en dat alleen op voorwaarde dat ze voortaan haar artiestennaam aan haar persoonlijke naam koppelde. Sindsdien heet Dolly op Facebook verplicht ‘Ruud Douma (Dolly Bellefleur)’. Een gewrochte en onhandige oplossing, die twee pijnlijke consequenties heeft. Enerzijds ondermijnt-ie ‘Dolly Bellefleur’ als zelfstandige entiteit en daarmee haar impact als performer. Bij alles wat Dolly voortaan op Facebook zegt of doet, wordt ze gereduceerd tot een rol, tot een ‘fictief’ persona, waarmee haar politieke dimensie onderuit wordt gehaald. Anderzijds kan Ruud Douma zich nu nooit meer persoonlijk op Facebook manifesteren: Facebook heeft hem – op straffe van verbanning – verplicht zijn privéleven volledig gelijk te stellen aan zijn werk.

Facebook wordt steeds minder leuk. Maar er is één troost: naarmate Facebook strenger wordt in wie we er mogen zijn en wat we er kunnen zeggen, wordt het minder aantrekkelijk om daar even te gaan buurten. Ik doe steeds minder met Facebook…

(Foto: Dolly Bellefleur, door Erwin Olaf.]

Ruilen

De rollen omdraaien is vaak leerzaam. Wat je eerder vanzelfsprekend vond, is nu oneerlijk of ongemakkelijk; wat normaal scheen, is verwarrend. Zodra een rolwisseling iemands beleving van de situatie anders maakt, wijst dat erop dat die rollen niet neutraal zijn. Omdraaiing maakt ongelijkheid en machtsverschil zichtbaar.

Neem zoiets onschuldigs als iemands jas ophouden. Tegenwoordig zien we dat als een hoogst innemend, zij het licht ouderwets gebaar. De geste wordt geapprecieerd, ook wanneer de uitvoering ervan tot onbeholpen gestuntel leidt. (Niet elke in-de-jas-geholpene is op de galante interventie voorbereid, niet elke in-de-jas-helper weet hoe je een jas hándig kunt ophouden.) De waardering overheerst: wat attent dat iemand me in mijn jas wil helpen!

Maar er speelt meer dan beleefdheid en egards, hoe hard iedereen die voor een ander een jas ophoudt ook roept dat hoffelijkheid het enige motief is. De geste is immers niet neutraal, preciezer, hij is niet sekseneutraal. Nooit houdt een gastheer gedienstig de jassen van de vertrekkende heren op, nooit helpt de gastvrouw de afscheid nemende dames vriendelijk in hun jassen.

Alleen vrouwen worden in hun jas geholpen, alleen mannen houden jassen op. Het gebaar is daarmee onderdeel van een gewrocht onderscheid tussen de seksen, een reliek van de gedachte dat vrouwen door mannen moeten worden geholpen of beschermd.

Maar ja. Een man die een heer wil zijn bozig voor de voeten werpen dat-ie ‘dus’ een seksist is, is bepaald contraproductief. Goede intenties moet je nooit met wapengekletter beantwoorden. Daarnaast: elke ideologie die beleefdheid aanvalt, is kortzichtig en bijt uiteindelijk in zijn eigen staart. Beter te streven naar meer beleefdheid; beter te benadrukken dat iederéén beleefd kan zijn.

Daarom praktiseer ik de omdraaiing. Ik help bijvoorbeeld alle vertrekkende gasten (m/v) in hun jas. Vrouwen zijn eventjes verrast maar hernemen zich vlot; ze herkennen de oorspronkelijke bedoeling – egards, attentie – en kunnen die ineens fris van de lever waarderen. Al het kleinerende dat iedereen altijd ontkent maar toch aanwezig weet, is plots uit het gebaar gevallen.

Mannen wiens jas ik ophoud, raken altoos van slag. Ze kijken een paar seconden lang naar hun jas, die uitnodigend in mijn handen hangt, en dan naar mij. En ze weten: ‘Wij zeiden altijd dat dit gebaar pure beleefdheid was.’ Soms proberen ze daarna mij hun jas af te pakken, soms steken ze aarzelend een arm achterwaarts in de door mij opgehouden mouw.

En dan lispel ik in hun oor: ‘Een echte feminist is óók een heer.’

Emancipatie

[Voor Lover.]

Het gaat de goede kant op met de emancipatie: eindelijk worden meisjes crimineler! Ze hebben weliswaar nog een flinke afstand in te lopen, maar hun aantallen stijgen sneller dan die van de jongens. Ook zijn de delicten die meisjes plegen door de bank genomen iets minder ernstig dan die van jongens, maar ja, je moet immers ergens beginnen. Jezelf opwerken kan nadien altijd nog. Bovendien: waarom zou men een gestolen paard in de bek willen kijken?

In 1996 werden er slechts drieduizend meisjes door de politie aangehouden, tegen zestienduizend jongens – een armzalige verhouding van grofweg 1:5. In 2007 hadden de meisjes hun aantallen liefst weten te verdubbelen tot zesduizend. De groei onder de jongens lijkt op het oog eveneens spectaculair – een stijging van zestienduizend naar vijfentwintigduizend – maar dat is nader beschouwd een toename van slechts zo’n vijftig procent. Volgens deze nieuwe statistieken is de verhouding tussen criminele meisjes en jongens een stuk gezonder: 1:4.

Het is opnieuw een bewijs dat het overheidsbeleid haar vruchten afwerpt. Meisjes zijn kennelijk minder angstig geworden, ze maken tegenwoordig duidelijker keuzes, ze hebben hun horizon verruimd en zijn evident minder geneigd zich te conformeren aan de altijd wat brave, gezapige feminiene stereotypen.

Wel is er nog heel wat werk te verrichten voordat ook op dit vlak met recht gesproken kan worden van formele gelijkheid tussen de seksen. Voorts kan bij het streven naar dit doel volumebeleid alleen niet volstaan. Immers, kwantiteit en kwaliteit zijn niet altijd hetzelfde, en waar de cijfermatige inhaalslag die meisjes hebben gemaakt een imposante prestatie genoemd mag worden, is er inhoudelijk nog veel werk te verrichten.

Zo laat de taakopvatting van de criminele meisjes nog te wensen over. Teveel van hen hebben een wat luchthartige benadering: ze beschouwen hun exercities snel als een incident, of als iets dat ze ‘overkwam’ in plaats van het gevolg van een bewuste keuze.. Zelfs meisjes die al blijk geven van een zekere bedrevenheid in deze discipline, zien hun activiteit desgevraagd eerder als een hobby dan als een serieuze carrière.

Wellicht is daarom flankerend beleid, in de vorm van bij- en nascholing, op dit punt gewenst. We denken hierbij onder meer aan het opzetten van expertisekringen waarin meisjes hun kennis onderling kunnen delen. Voordeel van deze aanpak is dat, juist vanwege hun over het algemeen hoogontwikkelde sociale vaardigheden, meisjes goed zijn in netwerken; een fenomeen waarvan we gedienstig gebruik kunnen maken nu inhechtenisneming en veroordeling nog steeds typisch mannelijke domeinen zijn waarvan meisjes makkelijk worden uitgesloten.
Ook hopen we hun ambitieniveau nog iets bij te kunnen stellen. Er wordt weinig ‘groot’ gedacht onder criminele meisjes. Te vaak stellen zij zichzelf tevreden met een luttele winkeldiefstal (waarbij cosmetica hoog scoort), terwijl dito jongens hun zinnen eerder zetten op breedbeeld-tv’s, scooters, of de inhoud van een kas of pinautomaat.

Voor geweldsgebruik geldt iets dergelijks: ook daar ontberen meisjes de meer professionele houding die jongens vaak tentoonspreiden. Meisjes denken nog te vaak een situatie met hun handen of tanden af te kunnen, waar jongens veel makkelijker geneigd zijn hun werk te verlichten met behulp van instrumenten. Dat meisjes niet snel een baksteen gebruiken, is met een beroep op hun lichamelijke ontwikkeling (spierkracht!) goed te begrijpen, maar waarom zij ook andere middelen onbenut laten is niet geheel duidelijk. Een suggestie kan zijn de markt te stimuleren instrumenten te ontwikkelen beter aansluiten op hun de behoeftes van criminele meisjes. We denken daarbij aan vuurwapens met een kleiner handvat, in een roze uitvoering, of met verwisselbare hoesjes in pastelkleuren.

Ook het taalgebruik behoeft aanpassing. De nu algemeen in zwang zijnde term ‘crimineel’ heeft een sterk mannelijke bias en is derhalve een begrip dat meisjes niet snel op zichzelf zullen betrekken, terwijl anderzijds de term ‘dievegge’ de inspanning die criminele meisjes zich getroosten, marginaliseert. Onze commissie stelt derhalve voor om vrouwelijke dieven voortaan als diva te betitelen.

Kijklust

Onderzoek wijst steevast uit dat bewakingscamera’s criminaliteit niet doen afnemen. Dat we er niettemin zo dol zijn, is te wijten aan twee kapitale, elkaar tegensprekende denkfouten: enerzijds gaan we ervan uit dat mensen volkomen rationeel zijn, anderzijds dat ze zich niet aanpassen.

Geweld op straat is bij uitstek irrationeel: geen aanvaller of hooligan die eerst zijn pakkans berekent voordat-ie los gaat. Dieven zijn wél calculerend, maar geven hun stiel heus niet op vanwege camera’s. Ze zetten een muts of capuchon op, of verleggen hun werkterrein. (De stijging van gewelddadige overvallen in woonhuizen houdt rechtstreeks verband met de betere beveiliging van drukke straten, banken en winkels.)

Cameratoezicht heeft pluspunten. Wanneer mensen weten dat ergens bewakingscamera’s zijn, voelen ze zich vaak veiliger. En soms – hoewel minder vaak dan we denken – vergemakkelijken camerabeelden de opsporing. De vraag is wel of een illusie plus gering rendement de inzet van zoveel geld en menskracht legitimeert.

Dat prangt des te meer omdat cameratoezicht principiële nadelen heeft. Ons beeld van misdaad verschuift erdoor naar lijfelijke criminaliteit, naar spektakelmisdaad. Fraude, oplichting, omkoping, chantage, belastingontduiking – kortom: witteboordencriminaliteit – vang je niet met camera’s; zulke misdaden raken letterlijk uit ons zicht.

Al dat monitoren van ieders gedrag in de publieke ruimte erodeert voorts onze notie van privacy. Stilletjes zijn we gaan geloven dat jezelf in de openbaarheid begeven voldoende reden is om van hogerhand bekeken, gevolgd en getoetst te moeten worden. We zijn gaan geloven dat je onschuldigen collectief mag volgen teneinde potentiële verdachten te vinden.

De kijkers – de instanties die ons gadeslaan – worden daarentegen juist anoniemer. We weten niet wie ons allemaal volgen, noch waarom; we weten niet hoe ons gedrag wordt geïnterpreteerd, noch op grond waarvan. De kijker hoeft nooit verantwoording af te leggen. De bekekene wél, en kan dat alleen doen door zich permanent te laten bekijken.

Ons leven wordt een panopticum. Steeds vaker vragen we ons af: ‘Gedraag ik me wel normaal?’ en zijn bang uit de massa gevist te worden.

De anonieme kijker die ons in de gaten houdt, is bovendien niet neutraal. ‘Verdachte’ bevolkingsgroepen worden vaker bekeken. Op ‘normaal uitziende’ mensen wordt amper gelet. Maar wist u dat vrouwen van nature verdacht zijn? In Korea moeten vrouwen tien maal vaker dan mannen door de bodyscan. De bewakers van Amsterdam CS bespieden met hun camera’s bij voorkeur vrouwen te en volgden graag decolletés.

Inderdaad, vrouwen zijn zelden terrorist. Maar een seksbom is toch ook een bom?

Winners or losers

Laatst werd ik geattendeerd op de Australische serie Winners & losers: vier vrouwen die op de middelbare school ieders pispaal waren en elkaar daar met moeite overeind hielden, winnen jaren later samen de loterij. Ineens hebben ze allevier 2 miljoen tot hun beschikking. De serie gaat over hun levens & liefdes, hoe die plotselinge rijkdom ze beïnvloedt, maar vooral: hoe hun onderlinge vriendschap steeds hechter wordt.

Ja, natuuurlijk zijn zulke series moralistisch. Alleen op vrienden kun je vertrouwen en ‘zo gewonnen, zo geronnen’. De charme van de serie is echter dat dit idee juist nergens tot een een plat cliche, een wondermiddel of een natuurverschijnsel wordt gereduceerd. De onderlinge vriendschappen van de dames staan centraal, plus de notie dat zo’n vriendschap vorm geven soms hard werken is, en gepaard gaat met lastige vragen. ‘Moet ik voor haar eigen bestwil mijn idee pushen, of heeft ze er meer aan als ik mijn kop houd en me bepaal tot luisteren?’ ‘Help ik haar om een wit voetje bij anderen te halen, of omdat ik echt iets voor haar wil doen?’

Maar dat is een moralisme dat ik van harte onderschrjf. Vriendschap is meer waard dan geld. Vrienden kunnen je als geen ander keihard de waarheid vertellen én je tegelijkertijd teder overeind houden terwijl je de schok van hun woorden overdenkt.

Ja, natuurlijk werkt zo’n serie met stereotypen: de romantica, de stoere, de vrijgevochtene, de ongenaakbare, de perfecte, de minder aantrekkelijke, de betrouwbare. Maar interessant wordt een serie pas wanneer de dames in kwestie buiten die kaders treden en permanent elkaars rol overnemen, op een manier die begrijpelijk en overtuigend is. (Niemand is ooit alleen maar stoer of aleen maar romantisch.)

Anders gezegd, elke serie die de onderlinge verhoudingen van vrouwen en vriendinnen gepast complex beschrijft en die ze niet reduceert tot a) man-aanhangsel, b) huisvrouw, c) Barbiepop of d) nevenverschijnsel, kan sowieso op mijn initiële sypathie rekenen. Dus ook Winners & losers.

***

In aflevering 17 blijkt de moeder van Jenny (Jenny is een van de vier lotto-winnaressen) borstkanker te hebben. Ik zag het niet aankomen, en ik raakte er onverwacht overstuur van. Als een personage in een serie die ik met plezier volg iets akeligs krijgt, raakt dat me altijd. Maar borstkanker? Op de een of andere manier kan ik juist daar niet tegen. Alsof mijn eigen vage angst dat mijn borstkanker terugkomt, pardoes de overhand neemt.

En ik weet niet eens waarom. Ik ben niet bang dat de MS ineens terugkomt. Waarom boezemt kanker me meer angst in dan MS?

Slettenmars

In mijn tuin groeit een manshoge dracunculus vulgaris. Wanneer het purperrode schutblad zich openvouwt, komt daaruit een paarse spadix die fier omhoog steekt. Na een dag of drie is de bloem over het hoogtepunt en wordt de spadix post-orgastisch slap. Je reinste tuinporno.

Dus die mocht mee. Ik sneed zaterdagochtend de laatste van de zeven bloemen af en ging kortgerokt, met mijn dracunculus als een speer aan mijn zijde, naar de Slutwalk. ‘Is dit niet té…?’ vroeg de vriendin die ik onderweg ophaalde, frunnikend aan de knoopjes van haar jurk. ‘Welnee,’ zei ik, ‘doe er nog maar een los.’

Want daar ging het nu juist over. Wanneer je er sexy, uitdagend of voor mijn part ‘hoerig’ bij loopt, is dat geen uitnodiging of vrijbrief voor handtastelijkheden. Iemand voor slet uitmaken dient vooral om vrouwen te verdelen in ‘nette’ en ‘losse’ vrouwen, met als onuitgesproken veronderstelling dat alleen die eerste groep rechten heeft en men zich bij die laatste groep meer mag permitteren, tot aan verkrachting toe.

Het is een rare, ouderwetse opvatting. Alsof sletten geen rechten hebben. Alsof het probleem ’m zit in de kleding van vrouwen in plaats van het denken van handtastelijke mannen (immers, ook vrouwen in burqa’s worden verkracht). Alsof vrouwen zelf schuld hebben aan hun verkrachting en alsof zij verantwoordelijk zouden zijn voor het gedrag van mannen die dergelijk geweld plegen.

Toen een Canadese politieman laatst publiekelijk beweerde dat vrouwen zich niet zo sletterig moesten kleden als ze niet verkracht wilden worden, was de maat vol. Tijd om slet tot een geuzennaam te maken. Tijd voor een slettenmars.

Mijn feministisch hart sprong op toen ook Amsterdam een Slutwalk aankondigde. Dertig jaar geleden hielden we zulke marsen ook, toen heetten ze Heksennacht, of: Vrouwen eisen de straat terug. Een mooi teken van vooruitgang was dat de Slutwalk breder was opgezet: dit ging niet alleen over vrouwen. Iedereen die wegens vermeend ongepaste kleding of verschijning met repercussies te maken had, was welkom. Van frêle nichten tot sexy meisjes, van drag queens tot stoere vrouwen, van genderbenders tot punkmeiden: we waren allemaal van de partij. Een tweede teken des tijds: dit was geen boze demonstratie, het was eerder een publiek feest.

Het was nodig, en het was goed. ‘Zo zou ik anders nooit over straat durven,’ zei de vriendin na afloop, ‘ik zou bang en ongemakkelijk zijn. Maar weet je: ik voelde me ronduit machtig.’

[Foto: Spaink @ Slutwalk Amsterdam / Martin Adams]